FEMINA HUMOR IN HUIS. jm wm DRIE Het woord is aan... ///Jk m wm. W/ RECEPT. HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 13 FEBR. 1930 No. 437. Bruine crêpe Javanais diende als stof voor dit elegante model, waarvan de voornaam ste bijzonderheid een uit twee strooken bestaande rok dadelijk in het oog springt. De onderste en langste dezer strooken be staat weer uit vier paneelen, eigenlijk zeer breed uitloopende godets die den rok in een groot aantal plooien doet vallen. De strooken zijn van achteren eenigszins langer dan van voren en de zoomen zijn omboord met bruine fluweel. Van het zelfde bruine fluweel zien we geschulpte strookjes over de mouwen en langs den zoom der halsopening. De ceintuur heeft een gesp van bruine ga- lalith. No. 438. Dit model is gemaakt van goudbruine crêpe de chine met een toevoeging van beige voor de voering van de kleine cape, die de schouders en het bovendeel der armen be dekt, en de gedrapeerde strooken van den rok. De dwarse plooitjes in het midden der taille zijn een veel gezien motief om den overgang van het plat gehouden voorpand naar den met ruimte voorzienen rug te be werkstelligen. Aaan de cape is een iets rui mere strook gezet, die in het midden tot een dasje is samengevat. De binnenkant van dit dasje en de ondereinden der mouwen zijn met een beige zijden broderie versierd. Het onderste gedeelte van den rok valt door in voeging van een groot aantal godets in smalle lange plooien: over den aanzet valt een puntig toeloopende volant. No. 439. Dit laatste model is van zwarte crêpe de chine, en voor de garneerende stof is wit ge nomen. Het ondergedeelte der mouwen be staat uit een aantal over elkaar vallende dwarse strooken, die beëindigd worden door een witte manchet. De voorkant der japon kenmerkt zich door twee groote paneelen: één in het lijfje en één in den rok. De eerste heeft weder een wit binrienpaneel met een zwart omboorde split. Men houde er reke ning mee, dat het achterpand van den rok iets lager valt dan het voorpand. Een zwaluw, een tailleur en de lente. Neen, dat is nu niet zoo maar een verzin seltje, voor de vaak verteld, en zonder kern van waarheid: de „mode-menschon" spreken op het oogenblik al met verbazingwekkende zekerheid over de lente en de lente-costumes. We weten natuurlijk wel. dat één zwaluw nog geen zomer maakt en éen voorjaarstailleur nog geen lente, maar niettemin vraagt men toch al met klem onze aandacht voor de voorjaarsmode. Er zit ontegenzeggelijk iets erg opwekkends en bemoedigends in. Het mag nog gaan vriezen, en er zal nog menig regen-en-stortbuitje vallen, doch niets kan ons scheiden van het heerlijke voorjaar, dat aan den anderen kant toch al weer zoo lichtbij is gekomen. Nog enkele maanden De voorjaarscostumes dus raken meer en meer aan de orde. Het plaatje laat een twee tal ontwerpen van Fransche modehuizen zien waaruit men eenigszins kan afleiden, wat gedurende de komende warmer Jaargetijden gedragen zal worden. Links is dan een tail leur van tweed jersey chlné. Men ziet dat de rok klokt van onderen en verder gegarneerd is met knoopen van voren. De lijn is over het algemeen soepeler en sierlijker, en heeft veel van het „mannelijke" van enkele jaren terug verloren. De rok is Iets langer, namelijk ongeveer twaalf centimeter onder de knie. wat thans als de aangenomen lengte voor alle wandeltoiletten geldt. Het korte mangel tje, dat niet gesloten wordt, laat een blouse van beige jersey zien. Rechts een 'euke tailleur (trols-pièces) van blauwe stof met gouden stippen. De casaque-bloes is van goudkleurige jersey, langs den hals afgezet met dezelfde stof als waarvan het mantel- costume gemaakt is. De ceintuur met. gesp is eveneens van het- stippengood. Het wach ten is nu nog slechtsop de lente. MADELEINE. Wiener Schnitzel, Aardappelen, Spruitjes, Appelvla. De drie eerste recepten zijn welbekend, voor de appelvla nemen wij: 5 handappelen (geen goudreinetten). 25 gr. sucade. 75 gr. suiker. geraspte schil van 1/2 citroen. 8 gr. gelatine, waarbij 1 blad roode. 11/2 L. witte wijn. 25 gr. sucade. 1/10 L. room. poedersuiker. Schil de appelen, ontdoe ze van steeltje, kroontje en klokhuis en snijd ze in dunne schijfjes, kook deze even op met den wijn, het smaakje, de suiker en de gesnipperde sucade tot ze gaar zijn. Roer hierdoor de in koud water geweekte gelatine en doe de vla dan pas in de glazen schaal, als het wat be gint te binden. Garneer de vla met den stijf- geklopten room, vermengd met de poeder suiker. E. E. J.—P. Moderne handtaschjes. De handtaschjes vormen den laatsten tijd veelal een garnituur met de shawl de cein tuur en de handschoenen, passend bij den mantel of het complet, waarbij het gedragen wordt. De tasschen hebben bijna allen een flinke groote overslag, zonder sluiting. Het model leent zich uitstekend om gemakkelijk onder den arm te dragen. Sommige zijn van een moderne gestreepte of geruite stof. zijn afgewerkt met leer en hebben voor de sluiting een leeren knoop met knoopsgat. Weer anderen zijn gemaakt van aan elkaar genaaide stukjes vilt in harde en sprekende kleuren en voorzien van de bekende Amerl- kaansche sluiting. Deze sluiting wordt zeer veel toegepast, niet alleen bij de dames- taschjes, doch ook bij de sportkleeding, zoo als bij de pull-overs voor de halssluiting. Zoo'n sluiting is zeer practisch, daar we dit artikel in groote zaken per meter kunnen koopen. Bij tweed-costuums zien we dikwijls tas schen van dezelfde stof, een zeer gedistin geerd geheel vormend. En hoe is 't met onze haarmode? Vanzelf sprekend is het. dat bij de mode der langere toiletten, met golvende strooken en volants- garneering geen gladgeplakte jongenskop past. We dragen dus het haar niet meer sluik en glad, maar krullend en lager in den hals. De Kinderen: Medisch schooltoezicht. Een jongetje van 5 jaar,tJuffrouio mag ik den volgenden keer bij den dokter komen?" „Waarom?" Jk heb een timmerdoos gekregen en ik wou graag met m'n eigen hamer beklopt worden". Lettie is blijgemaakt met de mededeeling dat zij een broertje zal krijgen. Het kind heeft het iederen dag over het broertje". Eens vraagt tante: „En wat krijg jij van moeder?" Aller oogen zijn vol verwachting op Lettie gericht. Lettie denkt lang na en zegt eindelijk tot ieders verbazing: „Een kerst boom". Een lijkkoets rijdt over de straat. Achter het venster zitten Anneliesje en Henk. Henk: Moeder ivat is dat?" Moeder aarzelt. Moet ze de kinderen bang maken met een griezelig verhaal van dooden en doodendienst? Henk dringt aan. En moeder bezwijkt en vertelt in sobere beiooordingen wat een lijkkoets is. Anneliesje en Henk gaan dan verder me hun spel. Zij spelen trammetje. De stoel is de tram, de kamer ts de stad, de poppen zijn de passagiers. Moeder denkt nog na. „Heeft ze goed gedaan, heeft ze niet goed gedaan?" In een scherpe bocht valt Teddy bear van de tram. En Anneliesje gilt„Nou is 'ie dood Henk!" Waarop Henk zegt: „Goed, smijt 'm dan maar op de kar". Moeder slaakt een zucht van verlichting. IIIIIUIIIIIICIIIIIUIIIIIIÜIII Hoe men de kleuters bezig houdt. EEN OPSCHRIJFBOEKJE. '5 WÊÊmj, 7 i® IÉ !t a Tm SÜH Vandaag zullen wij ons weer op een aardig knutselwerkje toeleggen en daarom wil ik eens met U een opschrijfboekje maken van vouwreepen. U kunt niet gelooven hoeveel pleizier de kleuters hebben in vouwen en knippen met reepen of vouwblaadjes en hoe graag die kleine vingertjes alles zelf willen doen. Het is voor de kleintjes een vreugde een paar simpele vouwreepen omgetooverd te zien in een opschrijfboekje, dat hij zelf kan gebruiken of als geschenk aan Vader of Moe der kan geven. Waarschijnlijk zal de boeken legger van vouwreepen wel bekend zijn. Ook voor het opschrijfboekje beginnen we met den boekenlegger. Twee breede gele reepen worden hiervoor dubbelgevouwen. Beide ree pen leggen wij voor ons; de rechtsche met den open kant boven en de linksche met de dubbelgevouwen zijde naar boven gekeerd. Men vlecht nu door met smalle roode ree pen. Ook deze reepen, waarvan men acht noodig heeft worden allen dubbelgevouwen. Men begint van rechts naar links door te vlechten; d.w.z. men neemt met het roode reepje den rechter reep op en haalt bij den linker reep het roode reepje er door. Het tweede roode reepje wordt nu van links naar rechts doorgehaald op dezelfde manier. Zóo vlecht men dus 8 reepjes door en trekt daar na de breede, gele reepen aan. Voor den bladwijzer zou dit voldoende zijn, maar het opschrijfboekje moet natuurlijk breeder wor den. Daarom haalt men eerst aan den rech ter kant dc roode smalle reepjes eenigszins uit en vlecht op de bekende manier twee smalle gele en daarna twee smalle roode reepjes door. Hetzelfde doet men aan den linkerkant. Vervolgens trekt men alle reepjes aan. Er is dus nu een langwerpig kleedje ontstaan. Men werkt het kleedje af door de reepen tot op 1 c.M. af te knippen, daarna om te vouwen en vast te plakken. Een geel papier tje van 8 bij 12 c.M wordt er tegen aan ge plakt, zoodat de binnenkant van het boekje ook netjes is afgewerkt. Vouw het kleedje dus dubbel en het boekje is ontstaan. Nu nog witte papiertjes geknipt van 8 bij 12 c.M-, even in het midden vastgenaaid, het kaftje ook met een paar steken er aan bevestigd en het opschrijfboekje is gereed. Het. modelletje is in. de Tijdingzaal van ons blad tc vinden. W. R. Heeft u er weieens over gedacht, met hoe veel humoristische voorvalletjes een huis vrouw in contact komt, waaraan zij soms zelf debet is, en die toch voor velen verloren gaan, omdat zij er óf het ware gevoel niet voor hebben, óf teveel opgaan in de dage- Ujksche beslommeringen om het grappige in te zien van allerlei kleine gebeurtenisjes. Natuurlijk zijn er allereerst de grappige ge zegden der kinderen, die daarbij een groote plaats innemen, maar heel dikwijls zijn die der groote menschen niet minder humoris tisch. Twee zusters, waarvan de eene een kleine twee uur loopens verwijderd woonde van de andere, deelden eikaars dagelijksche beslom meringen volkomen, per telefoon. De eene had een piano en daar het Instru ment toch weinig werd gebruikt, zou zij haar een half jaar leenen aan haar zuster, zoodat het dochtertje van de laatste er eventueel haar muzikaliteit op kon openbaren. Op zekeren morgen, dat beider huisvrouwe lij ke zorgen weer door de telefoon werden gelucht, onderbrak de pianobezitster haar verhaal door aan te kondigen: „en daar zijn ze ook om de piano te halen." Stel u dus voor: de piano werd aangewezen, de zeelen werden erom gelegd, het instru ment werd met veel „pas op'"s, en „ja, voor uit maar" naar buiten gedragen met evenveel zorg in de vrachtauto gezet, de auto reed weg en zal op dien afstand nog flink lang onderweg zijn geweest. De zusters praten verder over haar huis houdelijke aangelegenheden „en toen we nog even gepraat hadden", vertelde de eene zuster, want 't geval is historisch, „zeg ik opeens door de telefoon: „daar komen ze al met de piano bij ons binnen!" En pas toen de vriendenkring dit verhaal met schaterend gelach begroette, drong het komische ervan tot haar door. Kleine Dolf heeft op zijn vijfden verjaar dag van grootvader een gulden voor zijn spaarpot gekregen. Hij is erg trotsch op het mooie, blinkende geldstuk en moet er iederen keer naar kijken. Totdat moeder hem mee naar het postkantoor wil nemen, om het geld op de spaarbank te doen. Wat dat is de spaarbank. Moeder probeert hem uit te leggen, dat het zoo gemakkelijk is, dat de meneer daar het geld voor je bewaart, en dat het dan nooit kan wegraken. Daarover moet Dolf je eens nadenken: een vreemde meneer die geld voor je bewaart! Maar hij komt toch tot de slotsom dat het heel wat veiliger is, wanneer moeder die blinkende gulden voor hem bewaart. Het eind is natuurlijk, dat hij met moeder naar het postkantoor stapt en noode zijn mooie gulden aan den meneer achter het loket afstaat. „Zul je er goed op passen" vraagt hij nog en de meneer belooft het vast en zeker. Eenige weken later is moeder weer met hem in hetzelfde postkantoor en terwijl zij aan een loket bezig is, mist ze opeens Dolf je. Ze kijkt rond en ziet hem op de uiterste pun ten van zijn teenen bij een ander loket staan, in ernstig gesprek met den beambte, die hem blijkbaar niet begrijpt. Als moeder hem roept komt hij aanhollen en zegt verontwaardigd: „Zie je wel moeder, die meneer heeft mijn gulden niet meer, hij weet er niets van, zegt hij!" Wim is een ondeugd, de onmogelijkste dingen komen op in zijn vindirgrijk brein van negen jaar en al menigmaal heeft hij kleine of groote verwondingen opgeloopen. Moeder is een dag uit geweest, en ziet bij het binnenkomen in den tuin van hun bui tenhuis al Wïm's goed op een drooglijntje wapperen, van zijn wolletje tot zijn kieltje toe- Met bange-voorgevoelens stapt ze naar binnen: ja hoor, Wim heeft in de sloot ge legen, kopje onder is hij geweest, en zijn zusje trouwe comparant in al zijn waaghalze rijen heeft hem op 't droge getrokken. Een maand later gaat moeder weer een Het is het groote voordeel van een com plet, dat men het zoo gemakkelijk van huis- Japon kan transformeeren tot kleeding voor dag uit, roept Wim tevoren n bij zich, en laat hem stuk voor stuk beloven geen er.kel zijner waaghalze: n uit te halen: niet in boomen kl'" men, niet achter vrachtauto's hangen, niet na donker het bosch ingaan, en nog meer moois. Want moeder weet wel: als hij het beloofd heeft, doet hij het niet. Maar als zij tenslotte tot het laatste gekomen is: niet weer in de sloot vallen, zooals de vorige keer, protesteert hij hevig, dat hij dat niet wil beloven! Alsof het een pretje gold! De familie gaat de stad uit en laat de zorg voor het huis aan een jongeren broer over, die er alleen komt slapen. Op een avond laat komt hij in het huis, zet zijn fiets in de gang en gaat naar boven, naar zijn slaapkamer. Nauwelijks ligt hij in bed, of met luid gerinkel valt zijn fiets om. Daarna doodsche stilte. Op den tast zoekt de jonge man naar een wapen, niet anders denkende, dan dat er in brekers zijn. Hij vindt een paraplu en begint zijn tocht. Licht maken is te bewerkelijk, want er is overal gas en voor hij dat aange stoken heeft, kan de dief hem allang te lijf zijn gegaan. i] Hij hoopt den rustverstoorder bij verras sing te nemen, doet daartoe iederen keer een deur open enrrrang, mept er met de paraplu op los. Als eindelijk alle vertrekken zoo Jbewerkt" zijn en er niemand om genade smeekend op zijn knieën is gevallen, gaat de jongeman het licht aansteken en ontdekt. de poes, die in een kamertje opgesloten zat. Tegen de deur daarvan stond de fiets, de deur week door het gewicht van de fiets, poes ontsnapte en gooide de heele fiets on dersteboven. Natuurlijk zal het allesbehalve plezierig zijn, wanneer men tot de ontdekking komt, dat er werkelijk inbrekers in huis zijn, of zijn geweest. Sommigen nemen daartegen heel wat voorzorgen: de eene sluit zijn slaap kamerdeur af, een tweede slaapt met een revolver op zijn nachttafeltje, een derde heeft de telefoon naast zijn bed, terwijl een vierde een stok aan den knop van het ledi kant heeft hangen. Humoristisch zou een dergelijk geval aller minst zijn, als 't ernst was, maar wanneer het enkel loos alarm is, kan het oer-komisch zijn. Midden in den nacht bons, daar valt iets. De vrouw des huizes vliegt overeind in bed daar gebeurt wat. „Ga toch slapen, bromt meneer, „er viel een pan van het dak". ,Dat kan niet", beslist zijn vrouw, „het is bladstil buiten". Er gebeurt verder niets, en zij slapen weer in. Een uur later schrikt mevrouw weer op van een geluid, en om haar te kalmeeren trekt meneer aan den bedschakelaar om licht te maken het licht weigert. Dat is toch raar, misschien is de lamp kapot. De vrouw des huizes staat op en probeert een ander licht in de slaapkamer, maar ook dat weigert. Zij drukt op een belknop stilte. Nu wordt het ernst. Allerlei verhalen over inbrekers die de hoofdschakelaar omdraai den, spelen hun door het hoofd, en meneer begeeft zich voorzichtig naar beneden om er het zijne van te hebben. Nergens wil het licht branden, maar oofe nergens is een inbreker te vinden. Den volgenden morgen blijkt het een sa menloop van omstandigheden te zijn: er is midden in den nacht aan de centrale iets niet in orde geweest, en als het echtpaar dien harden slag niet had gehoord, waarvan de herkomst intusschen nooit werd ontdekt, zouden zij van licht of donker niets hebben bemerkt. Voor iemand die er gevoel voor heeft, is er bijna dagelijks humor te ontdekken, en is het niet direct een grap, dan is ons leven toch vol van „Flitsen", die grappige gebeur tenissen, welke dagelijks in ons blad voor komen en die uit ieders leven gegrepen zijn, E. E. J.—P, de straat. Men heeft slechts een mantel aan te trekken en men is klaar om de deur uit te gaan; men kan hem desgewenscht elders, op visitie, opnieuw aan den kapstok hangen, om in een volkomen „fashionable" robe onder de andere gasten te verschijnen Ons model is van donker groene fluweel, voor wat betreft den mantel en den rok, ter wijl de tuniek van zilverlamee is met goud en. groen dessin. De mantel is gegarneerd met grijs astrakanbont; men lette op hoe aardig het staat, dat dit bont overal een paar cen timeters van den zoom af gehouden is. De tuniek heeft strooken plissee over vrijwel de geheele lengte van het midden van het voor pand, benevens in de zijden van het onder gedeelte. Het aardige van een dergelijke japon is, dat men de lange tuniek zoo nu en dan eens kan vervangen door een zijden tricotblouse. Een heerlijke sinaasappel saus voor puddingen. Men mengt dooreen 2/3 van een kopje sui ker. een snuifje zout, 2 eetlepels maizena. Men roert hier langzaam bij 1 kopje sokend water, de geraspte schil van een sinaasappel en kookt het mengsel tot het glad en dik .s. Dan voegt men er een goed geklopte eier dooier bij en 1 theelepel boter, en vervolgens het stijfgeklopte wit van het ei. Ten slotte voegt men er een half kopje sinaasappelsap bij. Een stevige winterpot: Kool met rijst en aardappelen. Op 2 niet al te groote witte of savoye kooien neemt men 1 KG. aardappe len, 3 ons rijst, een klein ons reuzel of vet, benevens wat zout. De schoongemaakte koo ien (in stukken gesneden en van stronken en nerven ontdaan) wascht men een paar maal en zet ze op met zooveel kokend water, dat ze voor ongeveer driekwart onder staan. Een half uur zachtjes koken laten en er dan het vet en de gewasschen rijst bij doen, doch zorgen, dat deze natuurlijk heelemaal in liet water ligt. Vervolgens legt men er de ln vier de parten gesneden, geschilde aardappelen op en laat alles samen op een zacht vuur gaarkoken en tegelijkertijd droog worden. Dat zal een goed half uur in beslag nemen. Om te voorkomen dat de pot aanbrandt, moet er van tijd tot tijd geroerd worden, en zoo noodig wat water bijgevoegd. Zorgen dat het gerecht niet te nat wordt. Ten slotte alies dooreen stampen, liefj^ne* te-" houten lepel.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 14