IN EEN BIOSCOOP IN DE JORDAAN.
LANGS DE STRAAT.
HAARLEMMER HALLETJES
De film maakt historie. De Neder-
landsche rolprent Donker Amsterdam
De explicateur Maurits Vigeveno.
Een kien btoscoopje herinner Ik me, 200*11
genoegehjk ding waar je op 't schellinkje zat
op banken zonder leuning. Daar werden bar-
sensationeele films gedraaid die vaak scheur
den en lichtelijk verregend waren. Daar kon
het op drukke avonden afgestampt zitten en
als November-mist hing de dikke tabaks
walm voor het doek. Als iemand boven op
t frontbalcon zich uitrekte scheerden de
schaduwen van zijn armen over de beelden
en klonk het van verschillende kanten: „Hai,
Jen, hou je arreme thuis". Daar werd, als
Piet beneden geen sigaretten meer had en 'n
vriend boven wel een piraatje in de half-
donkerte gemikt, werd geschreeuwd en ge
schopt. En wanneer de pauze begon kraakten
op de vloer de apenootjesbasten luid. Het
kwam er meer dan eens voor dat een harde
vloek of een kernachtig scheldwoord een der
minder-sympathieke menschen-op-het-doek
naar 't hoofd werd geslingerd, waarop de
halve zaal dan even karakteristiek reageer
de. Het was er écht, 't was er genoegelijk in
die ouwe tent.
Maar de zaal werd gerestaureerd, zooals
men dat noemt. Er kwamen fraaie wand
schilderingen en lampjes met beschilderde
kapjes. De directeur dacht er zelfs over zijn
zaak „Klein Tuschinski" te gaan noemen. En
nu is het er taai, nu durft het publiek geen
mond meer open te doen, zit men heel zoet
naar 't doek te kijken. Het oude is weg.
Zoo maakt de film langzamerhand his
torie.
We kijken vergenoegd in t pijpela-bios-
coopje „De Uitkijk" naar enkele heel-oude
filmpjes, we herinneren ons namen van
acteurs en actrices die al jaren niet meer
spelen, met eenigen weemoed denken we terug
aan dien toch wel gezelligen tijd toen de
fiim zoo half en half kermisvermaak was.
En om nog eens iets van dat oude terug
te zien, ben ik den Jordaan in gezworven,
naar het Edison-theater dat, met zijn „uit
verkochte rangen", avond aan avond hon
derden menschen uit deze karakteristieke
buurt het fraaie filmwerk „Donker Amster
dam" voorzette. En daar was Maurits Vige
veno, een der weinige overgebleven rasechte
explicateurs, die naai; ouden trant zong en
uitlegde en al de gesprekken voerde die men
op het doek zag voeren. De sprekende film
had men heusch niet hoeven uit te vinden,
gaat het even goed, en zonder bijgeluiden-
Tusschen den kop van een forschen Jor-
daner en het glimmende kapsel van zijn
meid door heb ik er naar het doek zitten
kijken, naar .Donker Amsterdam" een der
laatste producten van de Dutch Film, gere
gisseerd door en gemaakt naar een scenario
van den heer A. Benno, opgenomen door den
heer Metman en met Kees Pruis in de hoofd
rol.
In aanmerking genomen dat de filmin
dustrie een zeer snelle evolutie doormaakt,
tevens dat de vroeger in onze stad gevestig
de Nederlandsche speelfilmindustrie met
verschillende moeilijkheden had te kampen,
is deze film zeker belangwekkend. Er zijn
scènes in die de regisseur zeer goed in elkaar
gezet heeft de twee boeven wachtend op
de trap, bij voorbeeld maar er is ook veel
in „Donker Amsterdam" dat met film niets
te maken heeft, dat duidelijk toont hóe de
film vooruitgegaan is van aaneengelaschte
scènes gefotografeerd tooneel tot het vaak
filmisch zuivere werk van tegenwoordig. Zoo
is deze film nog uit den tijd dat men rustig
de camera liet staan waar hij stond, zoodat
men alle tafereelen in één milieu steeds van
dezelfde plaats te zien kreeg. En keurig wer
den de stoelen om een tafel zóó gezet dat
alle spelers voor de lens zaten, dat ze allen
aan één kant dicht opeen moesten kruipen,
terwijl aan den anderen kant geen enkele
stoel stond. Voorts is alles te veel atelierwerk
en de film zou even goed „Donker Parijs" of
„Donker Berlijn" kunnen heeten als niet de
pakjes der politieagenten „locale sfeer"
schiepen.
Doch nu alle critiek op een stokje.
Ge moet dat meemaken, zoo'n voorstelling
van zoo'n film in zoo'n buurt. De Jordaners,
altijd klaar met een rake opmerking, gie
chelend om een karikatuur van een ouwe,
uitgedroogde chaperonne, hoorbaar gnuivend
als Kees Pruis die voor amateur-detective
speelt de boeven in de gaten krijgt.
En daar is Vigeveno, 'n meester in het vak
van explicateur. HU zingt sentimenteele
liedjes als het te pas komt en als het be
faamde ,:Dat is maar de meid, die men ver
geet" door hem gezongen wordt, neuriet men
mee, geeft de heele zaal door een roffelend
voetengetrappel zyn instemming te kennen.
Het publiek ziet al de fouten in de film
niet, maar leeft het heele geval mee, wordt
er door geboeid, zit in spanning te kijken hoe
dat alles af moet loopen.
En dit is dan ook de beteekenis van deze
film. HU „spreekt" onmiddellijk tot dit pu
bliek. 's Is een Nederlandsche volksfilm, die
ge juist tusschen de Jordaners moet zien om
hem te kunnen waardeeren.
En de film draait, daar zijn op 't witte
doek de schimmen van die menschen, de
beelden van de dancing, de beroovlng, de
vechtpartU, het verhoor. De blauwe rook
stijgt gryzig op in den lichtbundel. En Mau
rits Vigeveno zingt en spreekt en je voelt de
spanning aan in de zaal.
En buiten tingelt de Westertoren over deze
karakteristieke Amsterdamsche buurt, waar
ge de psyche van het volk kunt leeren ken
nen.
C. G. B.
RICHTINGGEVOEL VAN
B00MEN.
Het is merkwaardig dat boomen een bijna
even fyn gevoel voor richting SchUnen te
hebben als vogels. Wanneer ergens in den
grond een lek is in een waterbuis in een park
of een tuin, zal een boom, die in de buurt
staat, zyn wortels altyd „zenden" in de rich
ting van die buis en de uitloopers van de
wortels zullen altijd precies dringen in de
opening van het lek.
Nog verwonderhjker dingen doet de rottan-
palm, een klimpalm, die in tropische streken
veel voorkomt. Wanneer deze palm tegen een
boom is opgeklommen, en den top bereikt
heeft, gaat hU over den top en langs den
anderen kant van den boom weer naar be
neden. Iedere 24 uur groeit hU ongeveer een
voet. En van den eenen boom zoekt hij den
kortsten weg naar een anderen, al staat deze
ook 50 Meter verder.
Schooiertjes.
lederen avond kun Je ze aantreffen op het
breede Damrak-trottoir, op den Nieuwendyk
en in de geasphalteerde nauwe straatjes en
steegjes tiaartusschen, de arme schooiertjes
.van oud-Amsterdam.
Op een avond zag ik ze laatst t was al
ver over „kinderbedtijd" in soorten, al-
.leen en bij tweeën en drieën.
Op den hoek van een steeg stonden twee
jongens in schilderachtig-oude plunje en een
meisje met afzakkende kousen en afgetrapte
schoenen. De kleinste van de jongens was in
t bezit van een nikkelen fluit, waaraan hU
een formidabel schel geluid wist te ontlok
ken en de grootste had een afgedankte auto
ped tot zijn beschikking. Het meisje was de
toegewijde en dankbare toeschouwster van
alles wat het den jongens behaagde te doen.
De kleinste was, zooals het meer gaat, de
leider.
„Nou geif ik 't sèn". kondigde hij op een
gegeven oogenblik aan, zich volkomen be
wust dat van een jongen-met-een-fluit wel
niet anders dan een sein kan verwacht wor
den
„Wat moet ik dan doen?" vroeg de oudste.
.Als ik fluit, neim jij je autopednou en
den moak je 'n rondje!"
Het fluitsignaal klonk en de grootste jon
gen besteeg gedwee zijn autoped en maakte
zijn rondje: de steeg uit-, het Damrak op en
de volgende steeg weer terug.
Veel fantasie zat er niet in het spelletje.
Och: wat wilt u? Het grauwe, avondlijke
asphalt van de groote stad kan moeilijk de
kinderlijke fantasie wekken, al hèb je dan
ook een fluit en een autoped!
Verder op. Voor een al lang gesloten, maar
nog verlichte, speelgoedwinkel.
In de étalage staat een groote, groen-ge
lakte speelgoed-auto. Twee kleine schooier
tjes met groote, scheeve petten op.
Eén staat geweldig op te snijden.
„Morrege koup ik soun auto", braniet hij.
„Och jong", werpt de ander tegen, „die
kèje niet krège. En binne benne d'r niet
meir!"
„Bènne d'r binne niet meir? Sou, nou moar
binne benne d'r wèl!"
Hij roept mijn hulp in:
„Benne d'r binne niet veil meir. meheir?"
Ik wil hem graag helpen en zeg dat er bin
nen nog onmeetbare en ontelbare hoeveel
heden auto's zijn.
„Ou sou!" zegt hij. „Wount u hier, meheir?"
vraagt hij verder.
Dat kan ik hem helaas niet toegeven, al
zou het feit dat die winkel de plaats van
mijn dagelijksch verblijf was, zijn vertrou
wen natuurlijk nog zeer versterkt hebben.
Weer verder op. Een nauwe steeg. Maar on
geveer midden in die steeg een winkel, die de
Heerlijkheid zelf is voor het kleine schooier
tje dat er voor staat en zijn neus tegen de
ruiten plat drukt. Hij heeft de handen in de
zakken van zijn versleten, zijn tot op de
draad versleten, winterjasje en zijn veel te
groote pet zit hem diep in de oogen. Maar hij
kan er toch nog onderuit kijken. Een heelen
tijd heb ik naast hem gestaan voor dien win
kel en zijn blikken zien dwalen van de Droste-
flikken naar de Kwattareepen, van de bon
bons naar de vruchtenborstplaten van de pe-
permuntrollen naar de doozen chocolade die
daar tentoongesteld lagen in hoeveelheden
zooals je ze in zoo'n nauw steegje niet zoudt
hebben verwacht.
Arme, kleine schooiertjes van oud-Amster
dam, wat hebben jullie toch weinig vertier cn
weinig poëzie in je leven!
J. C. E.
TE OUD?
Er wordt tegenwoordig wel eens gezegd, dat
de inspanning, die een politieke loopbaan
elscht, te groot is voor oudere mannen. Men
is zelfs zóó ver gegaan, te beweren dat man
nen van boven de 40 jaar geen zitting meer
moesten nemen in volksvertegenwoordigin
gen. Hun, die zoo spreken, moge in herinne
ring worden gebracht, dat de heer Baldwin
over de veertig was, toen hij zijn intrede
deed in het Britsche Parlement. Hetzelfde
was het geval met den tegenwoordigen En-
Bij de verhuizing: „Hè, maar en wanneer heb ik de piano laten vallen?"
gelschen Minister van Financiën: Snowden.
Gladstone was drie keer Britsch premier na
dat hy den 70-jarigen leeftijd had bereikt.
Disraeli behaalde zijn twee grootste triom-
phen op politiek terrein het verkrygen
van het recht van Groot-Brittannië op de
helft van het Suez-kanaal en zijn succes op
het Congres van Berlijn eveneens toen hij
meer dan 70 jaar was.
OVER EEN ANTI-OORLOGS
SCHILDERIJ IN FRANKRIJK.
In de Fransche Kamer is een kort, doch
scherp debat gevoerd over het lot van het
schilderij van Gaston Moreau, „Ce crime, la
guerre"getitelde welks tentoonstelling
in de Salon des Indépendants verleden jaar
door de prefectuur van politie verboden
werd. Het doek stelt den oorlog voor, niet in
den vorm van een zegevierend leger met ont
plooide vaandels, maar het toont een vam
pier, die over een slagveld strijkt, een moe
der in rouw en een stervende verminkte, als
kader voor een met goud overladen O.W.'er
De prefectuur meende dat het schilderij
aanstoot kon geven en verbood de expositie.
Het socialistische Kamerlid Rivière, zelf
oorlogsverminkte, interpelleerde den minis
ter van binnenlandsche zaken over de aan
gelegenheid. Hij betoogde dat het schilderij
juist weergeeft hoe de oorlog den een heeft
ten onder gebracht, den ander schandelijk
heeft verrijkt. Men heeft beweerd dat het
schilderij de gevoeligheid der vrouwen zou
kunnen kwetsen. Spr. meende dat het geen
kwaad kan dat de vrouwen sterk worden
doordrongen van de gruwelen van den oor
log. De vrouw ls gemaakt om het leven te ge
ven en er scherp over te waken. Door den
maatregel van den prefect van politic goed
te keuren, zou men den Indruk wekken, dat.
men alles wat schandel-k is ln den oorlog
wil doen vergeten om er alleen de schitte
ring van een soort epos van te behouden.
Een ander verminkte, de afgevaardigde
Dormann, verklaarde, dat de oorlog bij de
komende generaties een herinnering aan
bloed en tranen dient te wekken, aldus het
HblcL
Manaut, on der-staatssecretaris van bin
nenlandsche zaken, wees er ln zijn antwoord
op dat de politiemaatregel alleen maar
ten doel had gehad om een einde te maken
aan de vijandige betoogingen, die zich voer
het schilderij hadden afgespeeld. Hij was
dan ook van oordeel dat te Parijs, waar de
bevolking zoo talrijke bewijzen van koel
bloedigheid en gezond verstand heeft gege
ven tendens den oorlog, een schilderij van
den aard van dat van Gaston-Moreau best
kanu worden tentoongesteld en hij zou den
prefect Instructies geven het weer te doen
plaatsen.
Applaus by de meerderheid der Kamer.
Misdadiger: SsstDc bewaker luistert weer door het sleutelgat.
(Life).
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE.
Het vorige Zaterdagavondpraatje eindigde
hiermee, dat de Chinees Chin Po, die een
too venaar was, per Nederlandsche mailboot
te Amsterdam was aangekomen en, hoewel
hij gedurende de reis voortdurend onzicht
baar was gebleven, zich zichtbaar had ge
maakt toen hij de loopplank afging, zoodat
de gezagvoerder die aan een verstekeling
dacht, de politie riep. Zij merkte evenwel
Chin Po niet op, daar deze, als handig
toovenaar. zich dadelijk weer onzichtbaar
maakte en kalm tusschen de andere passa
giers den steiger afwandelde.
Lezers van dit verhaal hebben mij verwe
ten, dat dit niet mogelijk is, namelijk zich
onzichtbaar maken, maar in een sprookj:
kan alles. Daar is het een sprookje voor.
Chin Po wandelde dus als voorzichtig man
onzichtbaar Amsterdam in, totdat hij meen
de dat de politie wel niet gevolgd zou zijn en
stapte toen even zichtbaar als u en ik verder,
meenende dat alle gevaar voorbij was. Helaas,
hy had niet op den Amsterdamschen straat
jongen gerekend, die hem nauwelijks in 't
oog had gekregen of hij riep zijn kameraden
bij elkaar en besloot, het den varen kerel met
Zijn kleurige kleeren en zijn glimmende zwar
ten haarstaart eens flink lastig te maken.
Zoo kreeg de politie op het Damrak al gauw
een troep jongens in het oog, die al schreeu
wend en gillend achter een Chinees aanliep.
Chin Po merkte daar in het begin niet vee'
van. Die was door het toeteren van auto's,
het gonzen van trams en het bel'.en van
fietsen toch al zoo verdoofd, dat hij het
schreeuwen van het optochtje kwajongens
niet opmerkte en, al had hij het opgemerkt,
toch gedacht zou hebben, dat dit de gewone
manier van converseeren van Nederlanders
was. De politie begreep des te beter wat er
aan de hand was. Vier aaenfn trokken hun
gummistok en deelden daar klappen mee uit,
waarvan er sommige nog al raak waren. H?t
spijt mij te moeten zeggen: raak op totaal
onschuldige menschen, die heelemaal niet
schreeuwden of joelden, maar eenvoudig me:
liepen omdat er een relletje was; bovendien
is het een natuurkundige zekerheid, dat
groote volwassenen eerder kans oploopen
klappen te krijgen, dan kleine kwajongen:
omdat hun raakvlak grooter is.
Nu weet ik wel: sommige menschen zullen
zeggen dat het heel goed is, dat de grootere
de klappen opllenen. die voor de kleinen be
stemd waren. „Waarom gingen zij dan ook
niet rustig huns weegs!" Dit is gemakkelijk
gezegd. Maar als je in Amsterdam geboren
bent en van het oogenblik af dat je kunt
Staan, meegewaggeld, bent met anderen die
ergens naar keken, zonder te weten waar
naar ze keken en als er geen eend door een
Amsterdamsche gracht kan zwemmen zon
der dat er tien menschen aan den wallekant
naar staan te kijken, die op hun beurt weer
elk tien menschen verlokken om te blijven
staan kijken naar dat eene eendje, welke
tientallen op hun beurt weer elk tien men
schen er toe brengen om mee te gaan staan
turen naar dat eene eendje, dat doodverlegen
verder zwemt wanneer dit allemaal (er
moet toch een eind aan dezen volzin komen)
zoo is, dan laat het zich gemakkelijk verklaren
waarom een heele ootocht aantrok achter
Chin Po, die nog altijd niet begrex>en had
dat hij het voorwerp was van de aandacht
der Amsterdamsche jeugd.
De politie nu heeft een moeilijke taak, Als
ie een troepje ondeugende jongens uit elkaar
iaagt laat ik zeggen voor perceel Damrak
No. 20, dan is het gezelschap weer bii elkaar
voor Damrak No. 40 en voor den derden keer
voor Damrak No. 60. Je kunt evengoed duin
zand samenbinden als jongens wegjagen.
Derhalve dacht de politie er ernstig over,
om daar het relletje voortdurend aangroeide,
de onschuldige oorzaak van het opstootje te
verwijderen. Op een oogenblik stapte daar
om een hoofdagent op Chin Po af. en zei met
verheffing van stem: „Meneer, u veroorzaakt
hier een volksoploop. Zou u niet liever per
tram of met een taxi verder gaan?"
De raad was niet slecht, maar Chin Po
begreep dien niet. omdat hij geen Hollandsen
verstond. De hoofdagent zei het dus nóg een
keer wat luider, maar als u en ik in het Chi-
neesch worden toegesproken en wij verstaan
die taal niet, dan kan de Chineesche politie
ons hetzelfde toebrullen en dan verstaan wij
het nog niet. Andersom is het net zoo. Chin
Po begreep dus niet wat er van hem verlangd
werd en krachtiger maatregelen werden noo-
dig. Het was namelijk meer dan tijd. Onge
roepen door de geheimzinnige draadlooze
telegrafie. d!e aan de Amsterdammers mee
deelt. dat er een relletje is. kwamen nieuws
gierige Amsterdammers van alle kanten op
zetten. Er stroomden er van 't Stationsplein
af. van den Dam. van den Nieuwendijk. uit
^e Damstraat, uit de Palelsstraat, van de
Nieuwezijds Voorburgwal, van de Oudezijds
Voorburgwal, van het Rusland, van de Oude-
zijds Achterburgwal, kortom van heinde en
ver en overal stroomden nieuwsgierige, dus
rechtgeaarde Amsterdammers naar het Dam
rak toe. allemaal om dien eenen Chinees te
zien die dcor vijftig Amsterdamsche kwa
jongens werd achtervolgd en uitgejouwd en
door honderdvijftig nieuwsgierige Amster
damsche volwassenen alleen maar achter
volgd werd.
Men kan onmogelijk zeggen wat hiervan
het einde had kunnen Ajru Misschien een
bericht in de Amsterdamsche avondbladen:
.Hedenmiddag hebben honderdduizend Am
sterdammers uit het westen honderdduizend
Amsterdammers uit het oosten doodgedrukt
op het Damrak. De oorzaak is onbekend.
Tusschen de twee groepen werd een fijnge
malen Chinees gevonden. De politie stelt
een onderzoek in".
Zóóver kwam het evenwel niet. Een kloeke
agent van politie wenkte een taxi, nam Chin
Po vierkant op, stopte hem er in en riep tot
den chauffeur: „Rijd hem naar het bureau!"
„Naar welk?" vroeg de chauffeur.
„Komt er niet op aan".
.En wie betaalt mij de rit?" vroeg de
chauffeur, onderwijl alvast de rem los zettende
en vol gas gevende, daar de oploop alweer aan
kwam.
„De Stad Amsterdam", antwoordde de
hoofdagent majestueus.
Het spijt, mij, te moeten zeggen dat dc
chauffeur niet onder den indruk kwam van
die plechtige verzekering, want hij besloot
maar te rijden naar het naaste politiebureau.
Natuurlijk was dit zoo dicht niet bij, of Chin
Po zat er niet meer in, toen de chauffeur bij
aankomst het portier open deed. Dat wil zeg
gen: hij was er nog wel in, maar had zich on
zichtbaar gemaakt, omdat hij instinctmatig
begrepen had: laat ik maar liever niet met
die mannen in blauwe Jassen met glimmen
de knoopen in aanraking komen".
.Asjeblief:., vijf en zeventig centen", zei de
chauffeur tot den inspecteur van dienst.
„Waarvoor?"
„Voor het vervoeren van een Chinees".
„Waar is je Chinees?"
Ja, die was er niet. Ten minste: ze zagen
hem niet.
,H11 is er zeker uitgesprongen", zei de
chauffeur.
.Dat kan Iedereen wel zeggen. En al was hij
er wel. dan zou ik nog een bon moeten heb
ben van een agent, gecontrasigneerd door een
Inspecteur".
„t Is een schandaal". 2ei de chauffeur. .Als
de politie me ooit weer roept, rij lk door".
„Je zult het wel uit je lijf laten. Wat is je
nummer? Als je een gevaarlijken misdadiger
hebt laten ontsnappen, zal Je er meer van
hooren. Rij op en zanik niet meer over je
vijftien stuivers".
Mopperend reed de man weg en ging in de
rij op het Rembrandtplein staan, wachtende
op een voord eeliger vrachtje. Natuurlijk
maakte Chin Po van de gelegenheid gebruik
om uit de taxi te slippon en op avontuur Am
sterdam in te gaan. Zijn toestand was niet
heel benijdenswaardig. Zonder Hollamdsch
gold. zonder bagage, stond hij ln een vreem
de stad, met de wetenschap dat hij zoodra
hij zich vertoonde een menschenmenigie
achter zich kreeg.
Wat zou een Nederlander in zoo'n geval ln
een Chineesche stad doen?
Voor de scherpzinnigheid van mijn land-
genooten kan ik niet Instaan. Persoonlijk
zou ik in dit geval net zoolang door de stad
wandelen, tot ik een Nederlandsch uithangbord
of een Nederlaudschen naam had gevonden
en mij daar om raad en hulp aanmelden.
Dat was nu precies wat Chin Po ook deed. Hij
had dan ook binnen een paar uur een land
genoot gevonden die hem liefderijk opnam.
Naar onze opva'ting zal hem daar een ge
recht zijn voorgezet van gebraden honden-
vleesch of misschien wel het feestmaal van
een fijn vogelnestje, maar daarover kan ik
Teen bijzonderheden vertellen omdat lk er nle'
bij ben geweest en bovendien niet noodig vind.
van iederen maaltijd te vertellen, dien Chfn
Po verorberd heeft. Wij leven in den tijd
van de slanke lijn. Al die verhalen van dit
eten en dat eten, beschouw ik, met uw wel
nemen, als propaganda in ongewenschte rich
ting.
Wat ik wel weet is. dat hij een goed onder
dak getroffen had on daar naar behooren
verpleging vond mpt logies en conversatie.
Als nu iemand denken mocht dat dit zeld
zaam voorkomt, met andere woorden, dat
hy mij niet gelooft, dan wensch ik aan de
lezers van deze rubriek plechtig te vragen:
.Als U ln een Chineesche stad woonde en ik
kwam bij U om voedsel en onderdak en een
vriendelijk Hollandsch woord zou ik dat
dan van U krUgen, ja of neen
Ik weet van te voren uw antwoord. Ja. Nu
dan, lk zou in hetzelfde geval voor u het
zelfde doen.
Voor ons allen is dat wederkeerig een
groote geruststelling. Je kunt maar nooit
weten, waar je van je leven nog eens be
landt
Dat Chln Po. in Amsterdam bij landee-
nooten vriendelijk ontvangen werd, spreekt
dus van 2elf. Misschien zou hij er nog zijn.
wanneer er niet iets voorgevallen was. dat
hem onverwachts uit Amsterdam verjoeg.
U moet dan weten: de tooverij brengt ook
eigenaardige bezwaren mee. Chin Po kon zich
waar en wanneer hij verkoos, onzichtbaar
maken. Maar wanneer hy bloedde, of met
permissie zoo transpireerde dat het zweet
van zijn gezicht afdroop of wanneer het zóó
hard regende dat de stralen van zijn hoofd
afliepen, dan werden deze vochten zichtbaar,
terwijl hij zelf onzichtbaar bleef.
Natuurlijk maakte dit een vreemden in
druk. Het gaf aan menschen die zich niet
onzichtbaar maken konden, zelfs r^den tot
argwaan. Nu moet u jau niet vragen, boe
zooiets mogelijk is. Dit is een sprookje en als
er in een sprookje geen onmogelijke dingen
gebeuren, kon het evengoed een rapport
wezen aan de Tweede Kamer of een Verslag
van de Eerste, of iets anders dat zoo dor is
als dorre bladeren in den herfst.
Derhalve wij praten hierover niet verder.
Het. ls zooals het is, dat wil zeggen zooals ik
het u zeg. Als u dat niet van my wilt aan
nemen, is het maar beter dat u sprookjes
schryft en dat lk ze lees. En nu het verhaal
van de redenen, waarom hy plotseling uit
Amsterdam vertrok.
Op zekeren dag wandelde Chin Po in
Europeesche kleeren, die hy van zijn Chinee
sche vrienden geleend had, ln Amsterdam en
bekeek de groote gebouwen waarlangs zyn
weg hem bracht. Opeens werd hy door een
woesten wielrijder van achteren aangereden
en viel languit op straat.
De wlelryder deed. wat de meeste wiel-
ryders in zoo'n geval doen. Hy schold Chin
Po uit voor alles wat leehjk was. Zoo teid Jc
de aandacht af van je zelf, wanneer de po
litie er aan te pas mocht komen en wanneer
dan de man die aangereden is, minder bru
taal is, dan Je zelf bent, dan is de zaak in
orde. Dan wordt opeens het slachtoffer dc
de dader en de dader het slachtoffer. Dade
lijk kwamen er twintig Amsterdammers om
heen staan en tweehonderd anderen wa
ren onderweg naar de plaats des onheils; dc
herinnering aan wat er op het Damrak ge
beurd was bracht Chin Po aan het schrik
ken en als het ware automatisch, zonder er
by te denken, maakte hU zich onzichtbaar
en wilde wegwandelen, toen hy op eens be
speurde, dat zyn hand door den val op de
kelen bloedde.
Hy was dus zelf onzichtbaar, maar de
bloeddruppels waren zichtbaar. Het scheen
dus alsof de lucht bloedde.
Chin Po wachtte geen oogenblik. schoot
de eerste zystraat ln, de tweece uit, rende op
goed geluk de straten door, naar het station,
schoot de contróle door, de trappen op,
sorong In den eersten den besten 'rein en
hield de bloedende hand naar beneden,
dat men die niet zien zou.
Dc trein vertrok. Veertien minuten later
stond hy stil. Het bloeden had opgehouden.
Chin Po stapte uit. Hij keek naar het naam
bord van het station. Hij was tc Haarlem.