DR. P. C. BOUTENS. TWEEDE KAMER BINNENLAND. LETTEREN EN KUNST HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 19 FEBRUARI 1930 TWEEDE BLAD 18 Februari. De Indische begrooting voortgezet. Na de rede vai. Mr. Joekes communistische klanken. Daarna sprak de heer Albarda. Joekes beeft vandaag de discussies over m^e ingezet met een welgebouwde degelijke redevoering. Bondig en krachtig, uitnemend doorwerkt. Ieder zal dit moeten erkennen hij moge tegenover de meeningen van den keer Joekes staan, zooals hij wil. Sterk op positioneel was de heer Joekes niet maar critiek ontbrak toch evenmin. De heer Joekes begon te pletten voor een beter, meer leesbaar minder ambtelijke be werking van het koloniaal verslag. Voorts be ioogde hij in het woord consolidatie toch steeds ie.s van verstarring te gevoelen. De v.d,-woord voerder heeft daarna uiteen gezet, wat hij onder de „inwendige" aange legenheden verstaat, die door Indië zelf i moeten en kunnen geregeld worden. Inter- nationale aangelegenheden voor het heeie Rijk, wetten als die op het Nederlanderschap, octrooi wetten enz., behoor en bij de Staten- Generaal. Maar de bestuurshervorming, dat is 'n aangelegenheid die om beslissing vraagt door den G. G- en den Volksraad. Daarom kan de heer Joekes het niet waardeeren, dat ce vier sprekers van Donderdag gezamenlijk hebben aangedrongen op het niet-aanvaarden van een algemeen plan voor de bestuuraher- vorming, zonder dat de Tweede Kamer de gelegenheid heeft gehad zich daarover uit te spreken. Wat den financieelen toestand aangaat de heer Joekes zag dien als kerngezond. Tekorten zijn er niet op den gewonen dienst, de ra mingen zelfs worden overschreden. Ook heeft Mr. Trip, de afgetreden directeur van de Javasche Bank een optimistisohen kijk op ten toestand. Men wijst wel op de groove be- teekenis voor de financiën van een achteruit gang in de cultures, maar wat uit de pro- d-uc.en komt, maakt slechts 1/10 deel uit van de totale landsmiddelen. Ook ziet de heer Joekes de verhouding tusschen gewoon en buitengewoon niet als verkeerd, men kan toch zei hij ook leenen voor doeleinden, die de middelen bieden om de economische kracht van de bevolking te verstevigen, voor wegen enz. De heer Joekes wil de belastingen zoodanig wijzigen, dat de ondernemingen met zeer hooge winsten zwaarder dan thans belast worden en de ondernemingen, die aam de grens leven van hun bestaansmogelijkheid, in belasting verlagen. Voorts pleitte de heer Joekes ervoor, het militaire budget buiten gewoon te beperken, waardoor geld vrij komt voor de hygiënische verzorging. Mr. Joekes, sprekende dan over de politieke positie in Indië, betoogde de noodzakelijkheid van een steeds rustig doorgaan met de ont wikkelingspolitiek ook wanneer er eens ©en tekort zou zijn. Die politiek vraagt niet alleen een goed financieel beheer, ook be hoorlijke politieke verhoudingen. De Indische bevolking heeft recht op de ontwikkeling en 011 tploofing van haar maatschappelijke krachten. Scherp critiseerde de heer Joekes het op treden van de Vaderlandsche club welke z.i alleen reactie kan opwekken en de regel matige ontwikkeling zal storen. Aansluiting en samenwerking moet gezocht worden en dat wordt beoogd door een andere groep door de nieuwe groep-van Asbeck, welke samenwerking zoekt. De heer Joekes critiseerde even scherp de communistische bedoelingen, maar waar schuwde de regeerimg toch de Indische na tionale stroomingen niet te vereenzelvigen met de communistische strevingen. Ook waar schuwde hij de regeering, voorzichtig te zijn met het politietoezicht op de naticna!is"sn dit. mag niet in een spionnendienst ont aarden en met het weigeren van een plaais in het leger, zelfs wanneer kinderen of ouders of hui houdsters lid van de P. N. S. zijn. Krachtig drong Mr. JoQkes er on aan. dat de receering aan den Volksraad nadere me dedeel ingen zal doen over het gebeurde bij de huiszoekingen en de arrestaties, om daar mede de gelegenheid te geven de maatrege len der regeering te toetsen, wat op het ooeenblik nog niet mogelijk is. Wanneer de bedoeling van de eerste mot-ie-Cramar is. om de regeering te dringen tot meerdere mede deelineen aan den Volksraad, dan zal de V. D.-fract-ie met d ie motie medegaan. Maar dan moet de heer Cramer zijn motie ook wij zigen. Mr. Joekes critiseerde 't zeer sterk, dat de heeren van Kempen, v. Boet-zelaer en Co- lijn niet op meerdere mededeelingen hebben aangedrongen t.a.v. de huiszoekingen. Voor afschaffing van de exhorbitante rech ten zou Mr. Joekes zeer veel gevoelen, wan ner er maar geen communisten waren. Maar hy" bepleit nu. dat de uitvoering van die rechten met eenlge meerdere waarborgen wordt omgeven. Zoo ook b.v. wat de stakin gen betreft De heer Joekes begrijpt, dat de Indische regeering de gelegenheid moet heb ben om b.v. stakingen bij de spoorwegen te verbieden, maar dan wil de v.-d. Indische specialiteit ook de regeering mede verant woordelijkheid doen hebben voor de arbeids voorwaarden van het spoorwegpersoneel. Weinig tijd bleef, bij de begrenzing van den spreektijd den heer Joekes over voor zijn uiteenzetting van het standpunt, dat hij inneemt tegenover de plannen ten opzichte van Sumatra. De heer Joekes was zeer be vreesd voor een te ambtelijke organisatie van de bestuurshervorming hij was bevreesd, dat de inlandsche rechtsgemeenschappen in het gedrang zouden komen. En tenslotte ziet de heer Joekes gevaren van het scheppen van één provincie Sumatra, hij staat een ver deeling in drieën voor. De tweede spreker van den middag was de communist Wijnkoop. Oude klanken in Indië viert het kapitalisme en het reaction- nairendom hoogtij. Wanneer de heer Mar- chant hem interrumpeerde o, wat heeft de heer Marchant een hekel aan het com munisme!! dan noemde de communist den v.-d. leider een vooruitstrevend licht, een lilliput-politicus! De heer Wijnkoop deelde mede, dat de heele tactiek van liberalen en rechtschen er heen werkt om den heer Co- lijn gouverneur-generaal te maken. En acht te het Nederlandsche bewind een rooversbe- wind, de regeering een misleidende politiek te voeren. En wat dies meer zij. De slotsom: twee moties. Een, om alle troepen terug te roepen uit Indië. De ander, om oogenblikkelijk elke gedwon gen arbeid af te schaffen. Beide moties ondervonden niet de minste ondersteuning. Na den heer Cramer heeft ook als S.D. spreker de heer Albarda het woord gevoerd. Men begrijpt, dat de heer Albarda vooral de algemeene kanten der Indische politiek heeft belicht en niet op de onderdeelen inging. De heer Alberda heeft betoogd, dat de In dische politiek thans wordt omschreven door de vraag: „behoud of afstand der koloniën". De koloniën zoo zei hij zijn betwiste ge bieden geworden, de Oostersche volken heeft de begeerte naar vrijheid aangebracht, zij hebben besef gekregen van de mogelijkheid van geloof in de toekomst. Dat besef van vrijheid is van diepe herkomst, hun zelf standigheid zal groeien en zal komen, zooals de sociaal-democratie groeien zal, onweer staanbaar. Hiervan uitgaande begreep de heer Albarda niet, dat de heeren van Kem pen. Colijn, Feber en van Boetzelaer het. Ne- derlandsch koloniaal bewind zoo lang moge lijk willen doen voortduren, en den band wil len doen behouden. Oplossing van dien band vervult hen met zorg en vrees aldus Ir. Al barda, die opmerkte, dat de evengenoemde heeren geen goed woord over hebben gehad voor de inlandsche volksbeweging, voor de in landsche intellectueelen. Hij verwees naar Nederland's vrijmaking van Spanje en ver weet den vier heeren geen eerbied te bezit ten voor het vrijheidsverlangen en het ver langen naar zelfstandigheid van de inland sche bevolking. Betoogde daarna, dat het soc.-dem. nationaal gevoel de erkenning in houdt van het recht van anderen op na tionale vrijheid. Maar vervolgde de heer Albarda er is verschil tusschen de erkenning van een recht en de verwezenlijking van een recht, Voor de verwezenlijking van een recht moe ten subjectieve en objectieve voorwaarden aanwezig zijn. Subjectieve voorwaarden: de goede wil of de onwil. Welnu, bij de regee ring en bij de regeeringsgroepen zag hij on wil. Objectieve voorwaarden: de mogelijk heid van verwezenlijking der vrijheid thans. Die mogelijkheid ziet de heer Al barda niet bestaan, oogenblikkelijke vrijheid brengt een catastrofe voor alle Inlandsche volken. Maar dat neemt niet weg, dat de ba nen moeten open zijn voor de politieke ont wikkeling van den inlander. Die banen zijn thans niet open, de vrijheid van spreken is beperkt, de vrijheid van drukpers, het brief geheim is niet ongelimiteerd. Er wordt- ge- sionneerd. Dat alles leidde er den heer Al barda toe om te spreken van een onder drukkingspolitiek, onderdrukking van de na tionale inlandsche beweging. Het Indische volk kan zich politiek niet uitspreken, wat de heer Albarda zeer betreurde- Morgen gaat de Indische begrooting door. INTIMUS. DE PAPEGAAIENZIEKTE. De verwekker door drie Engelsche geleerden gevonden. DE ZIEKTEGF.VAT.T FN IN DEN HAAG EN BREDA. De directeur van den Haaeschen G. G. D.? dr G W. Boiand. deelt het volgende mede: Eenige weken geleden heeft de G. G. D te 's-Gravenhage kennis gekregen van drie ziek- teeeval'en, welke waren ontstaan korten tiid nadat in het betreffende huis een parkietje was gestorven. Onderzocht is daarop, of en in hoeverre er verband zou kunnen bestaan tusschen den dood van het parkietje en de drie gevallen van longontsteking, waarvan hier snrake was en waarvan er twee met doodelljken afloop waren. Overleden waren nl. de bewoonster van het huis en haar vrien din. De üeTde patiënt was de huisknecht, die de vcre's steeds verzorgde en die inmiddels geheel is hersteld. Wat het gestorven parkietje betreft, dit was toen reeds verwijderd en niet meer terug te vinden. Er was toen nog geen geval van papegaaienziekte Ln ons land bekend en men bad nog geen aanleiding om het overlijden van het parkietje daarmee in veth&nd te brengen. Eerst nadat de hier bedoelde perso nen ziek waren geworden, kwamen de publi caties, die aan deze mogelijkheid deden den ken. Intusschen had het overgebleven parkietje, dat volkomen gezond was. een anderen le vensgezel gekregen Zekerheidshalve is dit park'.etenpaar aanvankelijk dor den heer des huizes teruggebracht naar den vogelhande laar, bij wien later deze beide vogels met nog een aantal andere gezonde parketen, waar mee zij in één kooi te zamen waren, in beslag zijn genomen ter observatie. Geen van deze dieren vertoont evenwel eenlg ziektever schijnsel. Vanwege den G. G. D. zijn alle maatrege len genomen om de z.g. papegaaienziekte te weeren; o^. wordt geregeld contact gezocht met alle vogelhande'aren wier aandacht wel degelijk wordt gevestigd op mogelijk gevaar- Geen gevallen in Breda. Naar aanleiding van het door dr. Heljer- mans, directeur van den G. G. D. te Amster dam. gelanceerd bericht dat zich te Breda enkele gevallen van de z.g. papegaa'.enziekte hebben voorgedaan, heeft de Tel. een onder houd gehad met den directeur van den G. G. D.. aldaar. Deze deelde mede, dat zich in Breda enkele gevallen hebben voorgedaan, die den indruk wekten, alsof zich hier inderdaad gevallen van papegaaienziekte voordeden. Echter, na een zeer uitgebreid, minutieus onderzoek, waarbij zeer uitgebreide maatregelen zijn genomen, zijn de bevoegde autoriteiten in Breda van oordeel, dat zij zich niet gerech tigd achten, om hier van papegaaienziekte te spreken. Prof. dr. J. G. Sleeswijk schrijft in de Tele graaf: .Kr begint nu eenig licht te schijnen in de duisternis. Wel was het duidelijk, dat wij hier te doen hebben met een infectieziekte der pa pegaaien. waarvoor ook de mensch vatbaar is. Een der vele voorbeelden van ziekten, die mensch en dier gelijkelijk kunnen treffen. De vergelijkende ziekteleer gaat dan ook in de medische wetenschap een steeds belang rijker rol spelen. Maar met dat al kon men op de vraag naar de oorzaak dezer aandoe ning nog geen antwoord geven. „De ziekte is al sedert een halve eeuw in Europa bekend en beschreven. Maar toch waren het telkens slechts enkele gevallen, nu eens hier en dan weer elders, terwijl men er in den tusschen tijd jarenlang niet van hoor de. Daarom wisten ook de meeste bacterio logen er niet meer van dan het weinige dat er ln hunne handboeken over dit onderwerp vermeld wordt". „Natuurlijk had men obk reeds vroeger naar de oorzaak gezocht, echter zonder veel succes. Wel waren er in den loop der jaren sommige bacteriën als verwekkers aange wezen (o.a. een paratyphusachtige bacil door Nocard en streptococcen door anderen) Maar het waren geen constante uitkomsten en alles was onzeker. Dit bleek ook dezen winter, toen het bij nauwkeurig onderzoek in bijna alle gevallen niet mogelijk was, in het bloed of in de organen van zieke en overle den menschen en papegaaien een microbe, welke ook, aan te toonen. „Dit leidde tot de opvatting, dat de enkele bovenbedoelde positieve vondsten berustten op toevallige verontreinigingen of op compli caties, maar dat de werkelijke oorzaak ons verborgen bleef. En zoo zijn er, in de medi sche literatuur der laatste weken stemmen opgegaan die pleitten voor het aannemen van een zoogenaamd ultravirus, een smetstof dus van zulk een aard, dat ze met behulp onze gebruikelijke microscopen niet zicht baar gemaakt kan worden en dat ze dan ock kan passeeren door filters met poriën, die ge e n gewone bacteriën doorlaten. Zulke smetstoffen kennen wij als veroorzakers van pokken, mond- en klauwzeer en andere ziek ten. Het bewijs voor deze veronderstelling is thans door drie samenwerkende onderzoe kers in Londen, Bedson, Western en Levy Simpson, gebracht. „Zij konden uit bloed en weefsels van zieke papegaaien als ook van menschelijke lijders die daarmee in aanraking waren ge weest, extracten bereiden, waarin geen zicht bare microbe aanwezig was, maar die na passage van fijne filters hun besmettend vermogen hadden behouden, hetgeen hierui! bleek dat zij proefdieren ziek bonden ma ken, door ze ermee in te spuiten. Zoo hebben zij de ziekte al in een reeks van gevallen van dier op dier en van mensch op dier kunnen voortplanten en telkens met hetzelfde re sultaat. „Het staat thans wel vast, dat ook men schen elkander onderling met de papegaaien ziekte, die dus ook een menschenziekte is. kunnen besmetten. Personen, die lijders heb ben verpleegd, zijn daarvan het slachtoffer geworden, al zijn zij niet allen zoo dom en zoo vies geweest, gelijk in een der Engelsche gevallen, met den patiënt één zakdoek te ge bruiken. Vermoedelijk is ook hier de keel weer de toegangspoort voor de smetstof. „Zijn er smetstof dragers onder de pape gaaien, d.w.z. dieren, die hoewel zelf niet of niet meer ziek zijnde, het levend virus bij zich dragen, het op andere individuen kun nen overbrengen en deze ziek maken? Dit is niet onwaarschijnlijk. De bovengenoemde Engelsche onderzoekers rapporteeren een geval van een papegaai uit Afrika ingevoerd die eerst ziek was geweest, doch later her steld. Dit dier had iemand in de tong gebe ten die daarna aan psittacose was gaan lij den. Het is tevens een illustratie van de on hygiënische liefhebberijen, die sommige menschen in him omgang met dieren er op na houden." Heden: WOENSDAG 19 FEBRUARI. Stadsschouwburg. M. T S.-revue „Je Maakt wat Mee", 7.45 uur. Schouwburg Jansweg. Sonny Boy". 8 15 u. Kellenbach's Sprookjes Poppenspel, 2.30 u. Gebouw H. K. B. Openbare voordracht en filmvertoonlng. „Doelmatige voeding met be trekking tot de Magfi's producten", 8 uur. Gem. Concertzaal. Repetitie Zang Vriendschap. 7.45 uur- Gebouw Protestantenbond. Evangelische Maatschappij. Ds. P. Eldering; ..Hoe bestrij den wij de macht van de Roomsche kerk?" 8.15 uur. Groote Gasthuis, Groot Heiligland. Leden vergadering Ned. Bond voor Ziekenverple ging, 8 uur. Causerie dr. P. H- G. van Gilse, 8.30 uur. Palace. ..De Straatvlinder", Tooneel Bart Elfrink, 2.30 en 8.15 uur. Luxor-Theater: „Heut' war ich bei der Fri da". Tooneel: Les Ta veniers en The Jack sons. 2 30 en 8.15 uur. Rembrandt-Theater: „William Fox' Movie tone Follies". Tooneel: Mac Carthy and Kha- didja. 2.30, 7 en 9.15 uur. Statenzaal. Prinsenhof. Gemeenteraad. 1.30 en zoo noodig 8 uur. Zandvoort: Geref. Kerk. Brederodestraat. Ds. Crommelin: „Oost-Java als Zendings- veld", 8 uur. DONDERDAG 20 FEBRUARI. Stadsschouwburg. Het Nederl. Indisch Tooneel (Cor Rufs), „Grand Hotel", 8 uur. Schouwburg Jansweg: „Sonny Boy", 8.15 u. Gem. Concertgebouw. Eeuwfeestconcert Kon. Liedertafel „Zang en Vriendschap", o. 1. v. Lieven Duvosel, 7.45 uur. Bioscoopvoorstellingen. Dagelijks: Waag. „Kunst zij ons Doel". Ten toonstelling Limburgsche Kunstkring. Tevler's Museum. Spaarne 16. Geopend op werkdagen van 113 uur. behalve 's Maan dags, toegang vrij. Overveen. Raadhuis. Gemeenteraad van Bloemen daal, 2 uur. Heemstede, Raadhuis, Gemeenteraad, 8 BIJ ZIJN ZESTIGSTEN VERJAARDAG. - r L „Het is Boutens geweest, die in de Nederlandsche poëzie de zielskracht herschiep". J. W. F. Werumeus Buning in het voorwoord tot de Bloemle zing 1930. „Een nieuwe dichter in Holland", zóó noem de Lodewijk van Deyssel hem, toen hij P. C. Boutens bij het Nederlandsch publiek intro duceerde in de „Voorreden", die hij schreef bij diens eerste publicatie, den bundel „Ver zen". Dat was in 1898. En nu, aan den vooravond van den zestig sten verjaardag van dr. P. C Boutens, mo gen wij getuigen, dat de nieuwe dichter voor velen de grootste is geworden in de heden- daagsche Nederlandsche literatuur en zelfs in de wereldletterkunde. De grootste levende dichter. Een volstrekt eenige positie nam hij in, en is hij blijven innemen onder de Nederland sche letterkundigen, hij is niet nagevolgd en hij behoort tot geenerlei school. „De bezigheid van dezen dichter is het af beelden van zijn gevoel", gaat Lodewijk van Deyssel voort in de „Voorreden". „Dit doen alle dichters en kenschetst hem dus alleen in 't algemeen; maar in het bijzonder geldt deze uitdrukking nauwkeurig voor hèm, om dat hij niet de natuur afbeeldt met gevoel, maar zijn gevoel afbeeldt met de natuur". Deze bijzondere, verfijnde plastiek moge met eenige strofen uit den eersten bundel geïllustreerd worden: „Mijn bleeke denken dwaalt tot u door diepe nachten Als moede schapen naar haar eindelijken stal; Zij maken wit den nacht met schemerblanke vachten. Weidend de duisternis van t weligdonkre dal". De voorbeelden, ook in de latere bundels zijn ontelbaar. Dr. S. Eringa. die een studie schreef over Boutens als lyrisch dichter, meent in diens natuur-weergeving de remi- nescent-ie op te merken aan de streek, waar de dichter leefde en impressies ontving in zijn jeugd, aan Walcheren's „groote zee, de schepen-vele" en „alzijds open Zeeuwsche stroomen", „onder de elpene welving van den wolkendag". Want Peter Comelis Boutens is Zeeuw, is Middelburger. Hij ontving een klassieke op voeding, studeerde te Utrecht en is d'aar ge promoveerd tot doctor in de oude letteren. Hij, die zich verdiepte In Plato's wijsbe geerte. die de vertaler is van dezen dichter.van Sophocles. („Phaidon". „Symposion", „Phaid- ros"), Alschylos, die al de gedichten van Sap pho in het Nederlandsch heeft overgebracht, is onze klassieke litterator bij uitnemend heid. Meer dan eenig ander heeft hij in deze vertalingen het oorspronkelijke benaderd en er is in de geschiedenis van onze letteren niemand aan te wijzen, die zóó den geest van de Grleksche kunst heeft doorvoeld, die zóó de essentie van den Griekschen stijl heeft geproefd en weergegeven als deze min naar van klassieke schoonheid. „Nu zullan wij wellicht later eens nagaan, of hij een groot of klein, een hartstochtelijk of een kalm dichter is", vervolgd» Lodewijk van Deyssel in zijn „Voorreden". Dit laatste nu is een veel omstreden vraag geweest. Er zijn er. die in Boutens bewonderen zijn allerhoogste woordtechniek, zijn taalmuziek, het meesterschap in versbouw, maar die in de kunst van dezen zeer individualistischep dichter ook niet méér vonden dan dat. ZtJ misten er. en dit in toenemende mate, het waarachtig gevoel in. Carel Scharten zei van hem ln een critiek; „Er zijn verzen, waarin het mij voorkomt, dat hij, bekoord door eigen blanke klank mee de glijding der woorden speelt in een geestes- spel. waaraan de ziel niet genoeg deel meer heeft". En de dichter P. N. van Eyck gaf een scherp oordeel over den bundel „Carmlna" en klaag de, dat daarin „bijna nimmer menschelijke teederheid. Innigheid, onstuimigheid" is. „Er ontbreekt gistende ontroering, menschelijk- heid, hart in deze verzen". Doch hoe anders klinkt het oordeel van Querido, waneer hij in het licht stelt, hoe elk woord zelf met groote liefde is gekozen door Boutens, hoe het rythme van eiken versregel reeds een groote ontroering ver bergt-. En wij herinneren er aan. hoe het immers de groote muzikaliteit van Boutens' woord kunst was, die Alexander Voormolen inspi reerde tot het op muziek zetten van een deel zijner lyrische poëzie. Wat Boutens' hartstochtelijkheid betreft geeft Querido een zeer positief antwoord: „Hoe teer het droomvisioen zich ook uitspint er blijft diepe en bedwongen hartstochtelijk heid in zijn woord". En de Commissie uit de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, die in 1925 zijn bundel „Zomerwolken" met den prijs voor Meesterschap bekroonde, voegde aan haar motiveering o.a. toe, dat „deze verstechni cus, deze souvereine heerscher over maat en strophen op de hoogtepunten zijner bezie ling zich tevens een mensch heeft- getoond van de meest innerlijke bewogenheid". En Lodewijk van Deyssel heeft na 32 jaar geen aanleiding gevonden om zijn oordeel over P C. Boutens te wijzigen. Wie zich kan inleven Ln het zieleleven van den dichter en wie zijn ontwikkelingsgang door al zijn bundels heen, nauwkeurig volgt-, kan het zich ook moeilijk anders voorstellen. In „Verzen" is het zich afsluiten van de wereld, het zich terugtrekken van den mysti cus voor wien geen aardsche liefde in sta at is om zijn verlangen naar de onaardsche liefde te stillen. „Ga nu van mij. en vraag mij niet. want mijn liefde is niet voor u". In 1902 verschijnt dan „Praeludlën", het boek, waarin het zielsverlangen verpuurt tot liefde tot den alom-aanwezige: God. „Nimmer, nimmermeer en Kunt gij mij ontgaan". Hoogst belangrijk is „Stemmen" bij de be paling van de richting, waarin Boutens* dichtkunst zich ontwikkelde. De dichter is nu tot die mystieke bevrediging gekomen, waarnaar hij heel zijn bestaan verlangd heeft, waarvan Dirk Coster, die zegt. (wolk een tegenstelling met Van Eyck) dat van hem „de vreeselijkste liefdesliederen onzer litteratuur" zijn, geschreven hoeft. „En dan. juist gebeurde het, dat deze niet meer dra gelijke innerlijke honger, een nooit vermoe de, bijna schrikwekkende bevrediging vindt. Geen die dit beslissende moment extatisch er heeft uitgezongen dan Boutens in zijn „Mor gennachtegaal". En een eindeloosheid van melodieën ontspringt aan de herinnering van dit oogenblik. Vers op vers volgt. Jubeling stort zich over jubeling". „Sonnetten", verschenen in 1907, bevat su blieme uitingen van het religieus© ln Bou tens: „Zijt gij daar weer, mijn oogerijk Ge loof?" Maar niet elke lust is gedoofd in den Pla tonisch denkenden dichter, niet alle contact met het aardsche is verbroken. In 1909 ver schijnen de „Vergeten Liedjes" en er zijn ge dichten als „Kussen", waaruit een nauwere verwantschap tot het aardsche spreekt, een groote re overgave, dan toen hij sloot „de bllnke venstren van de ziel". In „Carmlna" (1912) veredelt de lust zich weer tot Ideale schoonheidsllefde alleen, zoo diep, zoo abstract, dat Boutens heel moeilijk te volgen wordt, en dikwijls onbegrepen blilft. In 1910 is verschenen „Alianora", in 1919 „Liederen van Isoudc", in 1922 „Zomerwol ken". En nu. het vorige jaar heeft andermaal een belangrijk werk het licht gezien: „Acht tien gedichten bU teckeningen en schilde rijen van W. A. van Konijnenburg ulfc de verzameling van G. F. H. van Kooten Kok te "s-Gravenhage". Een wondere verwant schap bestaat er in dit boek tusschen Bou tens' woordkunst, en Van Konljnenburg's schilderkunst, beide van sublieme fijnheid. Het is daarom zoo toe te juichen, dat een luxe-uitgave van dit groote plaatwerk ver schenen is in het Duitsch en ln het Engelsch. En het is voor ons. Haarlemmers van bij zondere beteekenis, dat een stadgenoot, do heer Henry Raymund Wildermuth de ge- dlchten in Engelsche poëzie heeft over-e- Ieder jaar vindt in Sofia de zoogenaamde „wijding der Czaren" eert oud gébruik plaats. Op deze foto ziet men koning Boris bij de plechtigheid, die door de hoogste ker kelijke waardigheidsbekleders wordt verricht, aanwezig

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 5