DR. P. C. BOUTENS.
TWEEDE KAMER
BINNENLAND.
LETTEREN EN KUNST
HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 19 FEBRUARI 1930
TWEEDE BLAD
18 Februari.
De Indische begrooting voortgezet. Na de rede
vai. Mr. Joekes communistische klanken. Daarna
sprak de heer Albarda.
Joekes beeft vandaag de discussies over
m^e ingezet met een welgebouwde degelijke
redevoering. Bondig en krachtig, uitnemend
doorwerkt. Ieder zal dit moeten erkennen
hij moge tegenover de meeningen van den
keer Joekes staan, zooals hij wil. Sterk op
positioneel was de heer Joekes niet maar
critiek ontbrak toch evenmin.
De heer Joekes begon te pletten voor een
beter, meer leesbaar minder ambtelijke be
werking van het koloniaal verslag. Voorts be
ioogde hij in het woord consolidatie toch
steeds ie.s van verstarring te gevoelen.
De v.d,-woord voerder heeft daarna uiteen
gezet, wat hij onder de „inwendige" aange
legenheden verstaat, die door Indië zelf
i moeten en kunnen geregeld worden. Inter-
nationale aangelegenheden voor het heeie
Rijk, wetten als die op het Nederlanderschap,
octrooi wetten enz., behoor en bij de Staten-
Generaal. Maar de bestuurshervorming, dat
is 'n aangelegenheid die om beslissing vraagt
door den G. G- en den Volksraad. Daarom
kan de heer Joekes het niet waardeeren, dat
ce vier sprekers van Donderdag gezamenlijk
hebben aangedrongen op het niet-aanvaarden
van een algemeen plan voor de bestuuraher-
vorming, zonder dat de Tweede Kamer de
gelegenheid heeft gehad zich daarover uit te
spreken.
Wat den financieelen toestand aangaat de
heer Joekes zag dien als kerngezond. Tekorten
zijn er niet op den gewonen dienst, de ra
mingen zelfs worden overschreden. Ook heeft
Mr. Trip, de afgetreden directeur van de
Javasche Bank een optimistisohen kijk op
ten toestand. Men wijst wel op de groove be-
teekenis voor de financiën van een achteruit
gang in de cultures, maar wat uit de pro-
d-uc.en komt, maakt slechts 1/10 deel uit van
de totale landsmiddelen. Ook ziet de heer
Joekes de verhouding tusschen gewoon en
buitengewoon niet als verkeerd, men kan toch
zei hij ook leenen voor doeleinden, die
de middelen bieden om de economische kracht
van de bevolking te verstevigen, voor wegen
enz.
De heer Joekes wil de belastingen zoodanig
wijzigen, dat de ondernemingen met zeer
hooge winsten zwaarder dan thans belast
worden en de ondernemingen, die aam de
grens leven van hun bestaansmogelijkheid,
in belasting verlagen. Voorts pleitte de heer
Joekes ervoor, het militaire budget buiten
gewoon te beperken, waardoor geld vrij komt
voor de hygiënische verzorging.
Mr. Joekes, sprekende dan over de politieke
positie in Indië, betoogde de noodzakelijkheid
van een steeds rustig doorgaan met de ont
wikkelingspolitiek ook wanneer er eens
©en tekort zou zijn. Die politiek vraagt niet
alleen een goed financieel beheer, ook be
hoorlijke politieke verhoudingen. De Indische
bevolking heeft recht op de ontwikkeling
en 011 tploofing van haar maatschappelijke
krachten.
Scherp critiseerde de heer Joekes het op
treden van de Vaderlandsche club welke
z.i alleen reactie kan opwekken en de regel
matige ontwikkeling zal storen. Aansluiting
en samenwerking moet gezocht worden en
dat wordt beoogd door een andere groep
door de nieuwe groep-van Asbeck, welke
samenwerking zoekt.
De heer Joekes critiseerde even scherp de
communistische bedoelingen, maar waar
schuwde de regeerimg toch de Indische na
tionale stroomingen niet te vereenzelvigen
met de communistische strevingen. Ook waar
schuwde hij de regeering, voorzichtig te zijn
met het politietoezicht op de naticna!is"sn
dit. mag niet in een spionnendienst ont
aarden en met het weigeren van een plaais
in het leger, zelfs wanneer kinderen of ouders
of hui houdsters lid van de P. N. S. zijn.
Krachtig drong Mr. JoQkes er on aan. dat
de receering aan den Volksraad nadere me
dedeel ingen zal doen over het gebeurde bij
de huiszoekingen en de arrestaties, om daar
mede de gelegenheid te geven de maatrege
len der regeering te toetsen, wat op het
ooeenblik nog niet mogelijk is. Wanneer de
bedoeling van de eerste mot-ie-Cramar is. om
de regeering te dringen tot meerdere mede
deelineen aan den Volksraad, dan zal de
V. D.-fract-ie met d ie motie medegaan. Maar
dan moet de heer Cramer zijn motie ook wij
zigen. Mr. Joekes critiseerde 't zeer sterk, dat
de heeren van Kempen, v. Boet-zelaer en Co-
lijn niet op meerdere mededeelingen hebben
aangedrongen t.a.v. de huiszoekingen.
Voor afschaffing van de exhorbitante rech
ten zou Mr. Joekes zeer veel gevoelen, wan
ner er maar geen communisten waren. Maar
hy" bepleit nu. dat de uitvoering van die
rechten met eenlge meerdere waarborgen
wordt omgeven. Zoo ook b.v. wat de stakin
gen betreft De heer Joekes begrijpt, dat de
Indische regeering de gelegenheid moet heb
ben om b.v. stakingen bij de spoorwegen te
verbieden, maar dan wil de v.-d. Indische
specialiteit ook de regeering mede verant
woordelijkheid doen hebben voor de arbeids
voorwaarden van het spoorwegpersoneel.
Weinig tijd bleef, bij de begrenzing van
den spreektijd den heer Joekes over voor zijn
uiteenzetting van het standpunt, dat hij
inneemt tegenover de plannen ten opzichte
van Sumatra. De heer Joekes was zeer be
vreesd voor een te ambtelijke organisatie van
de bestuurshervorming hij was bevreesd,
dat de inlandsche rechtsgemeenschappen in
het gedrang zouden komen. En tenslotte ziet
de heer Joekes gevaren van het scheppen
van één provincie Sumatra, hij staat een ver
deeling in drieën voor.
De tweede spreker van den middag was
de communist Wijnkoop. Oude klanken in
Indië viert het kapitalisme en het reaction-
nairendom hoogtij. Wanneer de heer Mar-
chant hem interrumpeerde o, wat heeft
de heer Marchant een hekel aan het com
munisme!! dan noemde de communist
den v.-d. leider een vooruitstrevend licht, een
lilliput-politicus! De heer Wijnkoop deelde
mede, dat de heele tactiek van liberalen en
rechtschen er heen werkt om den heer Co-
lijn gouverneur-generaal te maken. En acht
te het Nederlandsche bewind een rooversbe-
wind, de regeering een misleidende politiek
te voeren. En wat dies meer zij.
De slotsom: twee moties.
Een, om alle troepen terug te roepen uit
Indië.
De ander, om oogenblikkelijk elke gedwon
gen arbeid af te schaffen.
Beide moties ondervonden niet de minste
ondersteuning.
Na den heer Cramer heeft ook als S.D.
spreker de heer Albarda het woord gevoerd.
Men begrijpt, dat de heer Albarda vooral de
algemeene kanten der Indische politiek heeft
belicht en niet op de onderdeelen inging.
De heer Alberda heeft betoogd, dat de In
dische politiek thans wordt omschreven door
de vraag: „behoud of afstand der koloniën".
De koloniën zoo zei hij zijn betwiste ge
bieden geworden, de Oostersche volken heeft
de begeerte naar vrijheid aangebracht, zij
hebben besef gekregen van de mogelijkheid
van geloof in de toekomst. Dat besef van
vrijheid is van diepe herkomst, hun zelf
standigheid zal groeien en zal komen, zooals
de sociaal-democratie groeien zal, onweer
staanbaar. Hiervan uitgaande begreep de
heer Albarda niet, dat de heeren van Kem
pen. Colijn, Feber en van Boetzelaer het. Ne-
derlandsch koloniaal bewind zoo lang moge
lijk willen doen voortduren, en den band wil
len doen behouden. Oplossing van dien band
vervult hen met zorg en vrees aldus Ir. Al
barda, die opmerkte, dat de evengenoemde
heeren geen goed woord over hebben gehad
voor de inlandsche volksbeweging, voor de in
landsche intellectueelen. Hij verwees naar
Nederland's vrijmaking van Spanje en ver
weet den vier heeren geen eerbied te bezit
ten voor het vrijheidsverlangen en het ver
langen naar zelfstandigheid van de inland
sche bevolking. Betoogde daarna, dat het
soc.-dem. nationaal gevoel de erkenning in
houdt van het recht van anderen op na
tionale vrijheid.
Maar vervolgde de heer Albarda er is
verschil tusschen de erkenning van een
recht en de verwezenlijking van een recht,
Voor de verwezenlijking van een recht moe
ten subjectieve en objectieve voorwaarden
aanwezig zijn. Subjectieve voorwaarden: de
goede wil of de onwil. Welnu, bij de regee
ring en bij de regeeringsgroepen zag hij on
wil. Objectieve voorwaarden: de mogelijk
heid van verwezenlijking der vrijheid
thans. Die mogelijkheid ziet de heer Al
barda niet bestaan, oogenblikkelijke vrijheid
brengt een catastrofe voor alle Inlandsche
volken. Maar dat neemt niet weg, dat de ba
nen moeten open zijn voor de politieke ont
wikkeling van den inlander. Die banen zijn
thans niet open, de vrijheid van spreken is
beperkt, de vrijheid van drukpers, het brief
geheim is niet ongelimiteerd. Er wordt- ge-
sionneerd. Dat alles leidde er den heer Al
barda toe om te spreken van een onder
drukkingspolitiek, onderdrukking van de na
tionale inlandsche beweging. Het Indische
volk kan zich politiek niet uitspreken, wat
de heer Albarda zeer betreurde-
Morgen gaat de Indische begrooting door.
INTIMUS.
DE PAPEGAAIENZIEKTE.
De verwekker door drie
Engelsche geleerden gevonden.
DE ZIEKTEGF.VAT.T FN IN DEN HAAG
EN BREDA.
De directeur van den Haaeschen G. G. D.?
dr G W. Boiand. deelt het volgende mede:
Eenige weken geleden heeft de G. G. D te
's-Gravenhage kennis gekregen van drie ziek-
teeeval'en, welke waren ontstaan korten tiid
nadat in het betreffende huis een parkietje
was gestorven. Onderzocht is daarop, of en
in hoeverre er verband zou kunnen bestaan
tusschen den dood van het parkietje en de
drie gevallen van longontsteking, waarvan
hier snrake was en waarvan er twee met
doodelljken afloop waren. Overleden waren
nl. de bewoonster van het huis en haar vrien
din. De üeTde patiënt was de huisknecht, die
de vcre's steeds verzorgde en die inmiddels
geheel is hersteld.
Wat het gestorven parkietje betreft, dit
was toen reeds verwijderd en niet meer terug
te vinden. Er was toen nog geen geval van
papegaaienziekte Ln ons land bekend en men
bad nog geen aanleiding om het overlijden
van het parkietje daarmee in veth&nd te
brengen. Eerst nadat de hier bedoelde perso
nen ziek waren geworden, kwamen de publi
caties, die aan deze mogelijkheid deden den
ken.
Intusschen had het overgebleven parkietje,
dat volkomen gezond was. een anderen le
vensgezel gekregen Zekerheidshalve is dit
park'.etenpaar aanvankelijk dor den heer des
huizes teruggebracht naar den vogelhande
laar, bij wien later deze beide vogels met nog
een aantal andere gezonde parketen, waar
mee zij in één kooi te zamen waren, in beslag
zijn genomen ter observatie. Geen van deze
dieren vertoont evenwel eenlg ziektever
schijnsel.
Vanwege den G. G. D. zijn alle maatrege
len genomen om de z.g. papegaaienziekte te
weeren; o^. wordt geregeld contact gezocht
met alle vogelhande'aren wier aandacht wel
degelijk wordt gevestigd op mogelijk gevaar-
Geen gevallen in Breda.
Naar aanleiding van het door dr. Heljer-
mans, directeur van den G. G. D. te Amster
dam. gelanceerd bericht dat zich te Breda
enkele gevallen van de z.g. papegaa'.enziekte
hebben voorgedaan, heeft de Tel. een onder
houd gehad met den directeur van den G.
G. D.. aldaar.
Deze deelde mede, dat zich in Breda enkele
gevallen hebben voorgedaan, die den indruk
wekten, alsof zich hier inderdaad gevallen
van papegaaienziekte voordeden. Echter, na
een zeer uitgebreid, minutieus onderzoek,
waarbij zeer uitgebreide maatregelen zijn
genomen, zijn de bevoegde autoriteiten in
Breda van oordeel, dat zij zich niet gerech
tigd achten, om hier van papegaaienziekte te
spreken.
Prof. dr. J. G. Sleeswijk schrijft in de Tele
graaf:
.Kr begint nu eenig licht te schijnen in de
duisternis. Wel was het duidelijk, dat wij hier
te doen hebben met een infectieziekte der pa
pegaaien. waarvoor ook de mensch vatbaar
is. Een der vele voorbeelden van ziekten, die
mensch en dier gelijkelijk kunnen treffen.
De vergelijkende ziekteleer gaat dan ook in
de medische wetenschap een steeds belang
rijker rol spelen. Maar met dat al kon men
op de vraag naar de oorzaak dezer aandoe
ning nog geen antwoord geven.
„De ziekte is al sedert een halve eeuw in
Europa bekend en beschreven. Maar toch
waren het telkens slechts enkele gevallen, nu
eens hier en dan weer elders, terwijl men er
in den tusschen tijd jarenlang niet van hoor
de. Daarom wisten ook de meeste bacterio
logen er niet meer van dan het weinige dat
er ln hunne handboeken over dit onderwerp
vermeld wordt".
„Natuurlijk had men obk reeds vroeger
naar de oorzaak gezocht, echter zonder veel
succes. Wel waren er in den loop der jaren
sommige bacteriën als verwekkers aange
wezen (o.a. een paratyphusachtige bacil door
Nocard en streptococcen door anderen)
Maar het waren geen constante uitkomsten
en alles was onzeker. Dit bleek ook dezen
winter, toen het bij nauwkeurig onderzoek in
bijna alle gevallen niet mogelijk was, in het
bloed of in de organen van zieke en overle
den menschen en papegaaien een microbe,
welke ook, aan te toonen.
„Dit leidde tot de opvatting, dat de enkele
bovenbedoelde positieve vondsten berustten
op toevallige verontreinigingen of op compli
caties, maar dat de werkelijke oorzaak ons
verborgen bleef. En zoo zijn er, in de medi
sche literatuur der laatste weken stemmen
opgegaan die pleitten voor het aannemen
van een zoogenaamd ultravirus, een smetstof
dus van zulk een aard, dat ze met behulp
onze gebruikelijke microscopen niet zicht
baar gemaakt kan worden en dat ze dan ock
kan passeeren door filters met poriën, die
ge e n gewone bacteriën doorlaten. Zulke
smetstoffen kennen wij als veroorzakers van
pokken, mond- en klauwzeer en andere ziek
ten. Het bewijs voor deze veronderstelling is
thans door drie samenwerkende onderzoe
kers in Londen, Bedson, Western en Levy
Simpson, gebracht.
„Zij konden uit bloed en weefsels van
zieke papegaaien als ook van menschelijke
lijders die daarmee in aanraking waren ge
weest, extracten bereiden, waarin geen zicht
bare microbe aanwezig was, maar die na
passage van fijne filters hun besmettend
vermogen hadden behouden, hetgeen hierui!
bleek dat zij proefdieren ziek bonden ma
ken, door ze ermee in te spuiten. Zoo hebben
zij de ziekte al in een reeks van gevallen van
dier op dier en van mensch op dier kunnen
voortplanten en telkens met hetzelfde re
sultaat.
„Het staat thans wel vast, dat ook men
schen elkander onderling met de papegaaien
ziekte, die dus ook een menschenziekte is.
kunnen besmetten. Personen, die lijders heb
ben verpleegd, zijn daarvan het slachtoffer
geworden, al zijn zij niet allen zoo dom en
zoo vies geweest, gelijk in een der Engelsche
gevallen, met den patiënt één zakdoek te ge
bruiken. Vermoedelijk is ook hier de keel
weer de toegangspoort voor de smetstof.
„Zijn er smetstof dragers onder de pape
gaaien, d.w.z. dieren, die hoewel zelf niet of
niet meer ziek zijnde, het levend virus bij
zich dragen, het op andere individuen kun
nen overbrengen en deze ziek maken? Dit
is niet onwaarschijnlijk. De bovengenoemde
Engelsche onderzoekers rapporteeren een
geval van een papegaai uit Afrika ingevoerd
die eerst ziek was geweest, doch later her
steld. Dit dier had iemand in de tong gebe
ten die daarna aan psittacose was gaan lij
den. Het is tevens een illustratie van de on
hygiënische liefhebberijen, die sommige
menschen in him omgang met dieren er op
na houden."
Heden:
WOENSDAG 19 FEBRUARI.
Stadsschouwburg. M. T S.-revue „Je
Maakt wat Mee", 7.45 uur.
Schouwburg Jansweg. Sonny Boy". 8 15 u.
Kellenbach's Sprookjes Poppenspel, 2.30 u.
Gebouw H. K. B. Openbare voordracht en
filmvertoonlng. „Doelmatige voeding met be
trekking tot de Magfi's producten", 8 uur.
Gem. Concertzaal. Repetitie Zang
Vriendschap. 7.45 uur-
Gebouw Protestantenbond. Evangelische
Maatschappij. Ds. P. Eldering; ..Hoe bestrij
den wij de macht van de Roomsche kerk?"
8.15 uur.
Groote Gasthuis, Groot Heiligland. Leden
vergadering Ned. Bond voor Ziekenverple
ging, 8 uur.
Causerie dr. P. H- G. van Gilse, 8.30 uur.
Palace. ..De Straatvlinder", Tooneel Bart
Elfrink, 2.30 en 8.15 uur.
Luxor-Theater: „Heut' war ich bei der Fri
da". Tooneel: Les Ta veniers en The Jack
sons. 2 30 en 8.15 uur.
Rembrandt-Theater: „William Fox' Movie
tone Follies". Tooneel: Mac Carthy and Kha-
didja. 2.30, 7 en 9.15 uur.
Statenzaal. Prinsenhof. Gemeenteraad. 1.30
en zoo noodig 8 uur.
Zandvoort: Geref. Kerk. Brederodestraat.
Ds. Crommelin: „Oost-Java als Zendings-
veld", 8 uur.
DONDERDAG 20 FEBRUARI.
Stadsschouwburg. Het Nederl. Indisch
Tooneel (Cor Rufs), „Grand Hotel", 8 uur.
Schouwburg Jansweg: „Sonny Boy", 8.15 u.
Gem. Concertgebouw. Eeuwfeestconcert
Kon. Liedertafel „Zang en Vriendschap", o.
1. v. Lieven Duvosel, 7.45 uur.
Bioscoopvoorstellingen.
Dagelijks: Waag. „Kunst zij ons Doel". Ten
toonstelling Limburgsche Kunstkring.
Tevler's Museum. Spaarne 16. Geopend op
werkdagen van 113 uur. behalve 's Maan
dags, toegang vrij.
Overveen. Raadhuis. Gemeenteraad van
Bloemen daal, 2 uur.
Heemstede, Raadhuis, Gemeenteraad, 8
BIJ ZIJN ZESTIGSTEN VERJAARDAG.
-
r L
„Het is Boutens geweest, die in de
Nederlandsche poëzie de zielskracht
herschiep".
J. W. F. Werumeus Buning in
het voorwoord tot de Bloemle
zing 1930.
„Een nieuwe dichter in Holland", zóó noem
de Lodewijk van Deyssel hem, toen hij P. C.
Boutens bij het Nederlandsch publiek intro
duceerde in de „Voorreden", die hij schreef
bij diens eerste publicatie, den bundel „Ver
zen".
Dat was in 1898.
En nu, aan den vooravond van den zestig
sten verjaardag van dr. P. C Boutens, mo
gen wij getuigen, dat de nieuwe dichter voor
velen de grootste is geworden in de heden-
daagsche Nederlandsche literatuur en zelfs
in de wereldletterkunde.
De grootste levende dichter.
Een volstrekt eenige positie nam hij in, en
is hij blijven innemen onder de Nederland
sche letterkundigen, hij is niet nagevolgd en
hij behoort tot geenerlei school.
„De bezigheid van dezen dichter is het af
beelden van zijn gevoel", gaat Lodewijk van
Deyssel voort in de „Voorreden". „Dit doen
alle dichters en kenschetst hem dus alleen in
't algemeen; maar in het bijzonder geldt
deze uitdrukking nauwkeurig voor hèm, om
dat hij niet de natuur afbeeldt met gevoel,
maar zijn gevoel afbeeldt met de natuur".
Deze bijzondere, verfijnde plastiek moge
met eenige strofen uit den eersten bundel
geïllustreerd worden:
„Mijn bleeke denken dwaalt tot u door diepe
nachten
Als moede schapen naar haar eindelijken
stal;
Zij maken wit den nacht met schemerblanke
vachten.
Weidend de duisternis van t weligdonkre
dal".
De voorbeelden, ook in de latere bundels
zijn ontelbaar. Dr. S. Eringa. die een studie
schreef over Boutens als lyrisch dichter,
meent in diens natuur-weergeving de remi-
nescent-ie op te merken aan de streek, waar
de dichter leefde en impressies ontving in
zijn jeugd, aan Walcheren's „groote zee, de
schepen-vele" en „alzijds open Zeeuwsche
stroomen", „onder de elpene welving van den
wolkendag".
Want Peter Comelis Boutens is Zeeuw, is
Middelburger. Hij ontving een klassieke op
voeding, studeerde te Utrecht en is d'aar ge
promoveerd tot doctor in de oude letteren.
Hij, die zich verdiepte In Plato's wijsbe
geerte. die de vertaler is van dezen dichter.van
Sophocles. („Phaidon". „Symposion", „Phaid-
ros"), Alschylos, die al de gedichten van Sap
pho in het Nederlandsch heeft overgebracht,
is onze klassieke litterator bij uitnemend
heid.
Meer dan eenig ander heeft hij in deze
vertalingen het oorspronkelijke benaderd en
er is in de geschiedenis van onze letteren
niemand aan te wijzen, die zóó den geest
van de Grleksche kunst heeft doorvoeld, die
zóó de essentie van den Griekschen stijl
heeft geproefd en weergegeven als deze min
naar van klassieke schoonheid.
„Nu zullan wij wellicht later eens nagaan,
of hij een groot of klein, een hartstochtelijk
of een kalm dichter is", vervolgd» Lodewijk
van Deyssel in zijn „Voorreden".
Dit laatste nu is een veel omstreden vraag
geweest.
Er zijn er. die in Boutens bewonderen zijn
allerhoogste woordtechniek, zijn taalmuziek,
het meesterschap in versbouw, maar die in
de kunst van dezen zeer individualistischep
dichter ook niet méér vonden dan dat. ZtJ
misten er. en dit in toenemende mate, het
waarachtig gevoel in.
Carel Scharten zei van hem ln een critiek;
„Er zijn verzen, waarin het mij voorkomt,
dat hij, bekoord door eigen blanke klank mee
de glijding der woorden speelt in een geestes-
spel. waaraan de ziel niet genoeg deel meer
heeft".
En de dichter P. N. van Eyck gaf een scherp
oordeel over den bundel „Carmlna" en klaag
de, dat daarin „bijna nimmer menschelijke
teederheid. Innigheid, onstuimigheid" is. „Er
ontbreekt gistende ontroering, menschelijk-
heid, hart in deze verzen".
Doch hoe anders klinkt het oordeel van
Querido, waneer hij in het licht stelt, hoe
elk woord zelf met groote liefde is gekozen
door Boutens, hoe het rythme van eiken
versregel reeds een groote ontroering ver
bergt-.
En wij herinneren er aan. hoe het immers
de groote muzikaliteit van Boutens' woord
kunst was, die Alexander Voormolen inspi
reerde tot het op muziek zetten van een deel
zijner lyrische poëzie.
Wat Boutens' hartstochtelijkheid betreft
geeft Querido een zeer positief antwoord:
„Hoe teer het droomvisioen zich ook uitspint
er blijft diepe en bedwongen hartstochtelijk
heid in zijn woord".
En de Commissie uit de Maatschappij der
Nederlandsche Letterkunde, die in 1925 zijn
bundel „Zomerwolken" met den prijs voor
Meesterschap bekroonde, voegde aan haar
motiveering o.a. toe, dat „deze verstechni
cus, deze souvereine heerscher over maat en
strophen op de hoogtepunten zijner bezie
ling zich tevens een mensch heeft- getoond
van de meest innerlijke bewogenheid".
En Lodewijk van Deyssel heeft na 32 jaar
geen aanleiding gevonden om zijn oordeel
over P C. Boutens te wijzigen.
Wie zich kan inleven Ln het zieleleven van
den dichter en wie zijn ontwikkelingsgang
door al zijn bundels heen, nauwkeurig volgt-,
kan het zich ook moeilijk anders voorstellen.
In „Verzen" is het zich afsluiten van de
wereld, het zich terugtrekken van den mysti
cus voor wien geen aardsche liefde in sta at
is om zijn verlangen naar de onaardsche
liefde te stillen. „Ga nu van mij. en vraag
mij niet. want mijn liefde is niet voor u".
In 1902 verschijnt dan „Praeludlën", het
boek, waarin het zielsverlangen verpuurt tot
liefde tot den alom-aanwezige: God.
„Nimmer, nimmermeer en
Kunt gij mij ontgaan".
Hoogst belangrijk is „Stemmen" bij de be
paling van de richting, waarin Boutens*
dichtkunst zich ontwikkelde. De dichter is
nu tot die mystieke bevrediging gekomen,
waarnaar hij heel zijn bestaan verlangd
heeft, waarvan Dirk Coster, die zegt. (wolk
een tegenstelling met Van Eyck) dat van
hem „de vreeselijkste liefdesliederen onzer
litteratuur" zijn, geschreven hoeft. „En dan.
juist gebeurde het, dat deze niet meer dra
gelijke innerlijke honger, een nooit vermoe
de, bijna schrikwekkende bevrediging vindt.
Geen die dit beslissende moment extatisch er
heeft uitgezongen dan Boutens in zijn „Mor
gennachtegaal". En een eindeloosheid van
melodieën ontspringt aan de herinnering van
dit oogenblik. Vers op vers volgt. Jubeling
stort zich over jubeling".
„Sonnetten", verschenen in 1907, bevat su
blieme uitingen van het religieus© ln Bou
tens: „Zijt gij daar weer, mijn oogerijk Ge
loof?"
Maar niet elke lust is gedoofd in den Pla
tonisch denkenden dichter, niet alle contact
met het aardsche is verbroken. In 1909 ver
schijnen de „Vergeten Liedjes" en er zijn ge
dichten als „Kussen", waaruit een nauwere
verwantschap tot het aardsche spreekt, een
groote re overgave, dan toen hij sloot „de
bllnke venstren van de ziel".
In „Carmlna" (1912) veredelt de lust zich
weer tot Ideale schoonheidsllefde alleen, zoo
diep, zoo abstract, dat Boutens heel moeilijk
te volgen wordt, en dikwijls onbegrepen blilft.
In 1910 is verschenen „Alianora", in 1919
„Liederen van Isoudc", in 1922 „Zomerwol
ken".
En nu. het vorige jaar heeft andermaal
een belangrijk werk het licht gezien: „Acht
tien gedichten bU teckeningen en schilde
rijen van W. A. van Konijnenburg ulfc de
verzameling van G. F. H. van Kooten Kok
te "s-Gravenhage". Een wondere verwant
schap bestaat er in dit boek tusschen Bou
tens' woordkunst, en Van Konljnenburg's
schilderkunst, beide van sublieme fijnheid.
Het is daarom zoo toe te juichen, dat een
luxe-uitgave van dit groote plaatwerk ver
schenen is in het Duitsch en ln het Engelsch.
En het is voor ons. Haarlemmers van bij
zondere beteekenis, dat een stadgenoot, do
heer Henry Raymund Wildermuth de ge-
dlchten in Engelsche poëzie heeft over-e-
Ieder jaar vindt in Sofia de zoogenaamde „wijding der Czaren" eert oud gébruik
plaats. Op deze foto ziet men koning Boris bij de plechtigheid, die door de hoogste ker
kelijke waardigheidsbekleders wordt verricht, aanwezig