OM ONS HEEN
LETTEREN EN KUNST
MUZIEK.
MUZIEK
HAARLEM-NOORD.
Het Huis ter Kleef.
AGENDA
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 6 MAART 1930
TWEEDE BLAD
No. 3845
DE GESCHIEDENIS VAN HET BRONGEBOUW.
Woensdagmiddag is In den Raad zonder
discussie het voorstel van B. en W. om het
Brongebouw voor 65000.— te koopen aan
genomen. I-Iet was al lang duidelijk dat het
daarop uitloopen zou; ae schijnbeweging
van het gemeentebestuur met het proces kon
alleen r.og dienst doen. cm de eigenares de
Maatschappij tot Exploitatie van Staalwa-
terbronnen. wat murw te maken ten opzichte
van den prijs. De Maatschappij beantwoord
de sinds lang niet meer aan art. 11 van de
erfpachtsvoorwaarden: „de overeenkomst
vervalt, zoodra de in erfpacht gegeven gron
den niet meer gebruikt worden voor het doel,
waarmede zij in erfpacht gegeven zijn". Dat
doel was, redelijk uitgelegd, de exploitatie
van het Staalbad Haarlem en het Staalbad
Haarlem was al lang ter ziele. Overgebleven
was het Brongebouw als café-restaurant met
tuin, benevens de handel in staalwater.
Maar ware het in ernst tot een proces
gekomen, dan zou de uitslag hebben kunnen
zijn, dat aan dezen zuidkant van de stad een
ongewenschte toestand zou zijn ontstaan,
zooals die aan den noordoost kant met het
terrein de Phoenix, welke nu binnen een
paar jaar tot zijn einde geraken zal. Beide
belanghebbenden, de gemeente en de Maat
schappij, moeten dus wel doodsbang voor een
proces zijn geweest: de eerste omdat zij het
ontramponeerde gebouw in het Frederikspark
niet langer dan strikt noodig was in dien
toestand wilde laten en de laatste, omdat
verkoop aan de gemeente het eenige middel
was om op een behoorlijke manier voor hare
aandeelhouders nog iets uit het vuur te sle
pen.
Er is nti alle aanleiding om in het kort de
geschiedenis van het Brongebouw nog eens
na te gaan. Het eerste document, dat wij er
over in ons archief tegenkomen, is het re
quest van de zeven ingezetenen aan den
Raad om het Frederikspark in erfpacht te
mogen ontvangen tot stichting tot een Staal
bad Haarlem; wel mochten zij in hunne toe
lichting zeggen: „de requestranten meenen
te mogen veronderstellen, dat van algemeene
bekendheid is wat zij met hun verzoek be
oogen". Dc vergadering tot bekendmaking
van de plannen in de bovenzaal der
Vereeniging was door vele belangstellenden
bijgewoond. Ik zie nog vóór mij de kloeke
gestalte van dr. Suardus Posthuma, de alge
meen geachte huisdokter, met zijn grooten
baard, de spreker van dien gedenkwaar-
digen avond van 22 Juli 1889, met
zijn medeleden der commissie op het
podium gezeten. Het waren de arts
Lodewijks, verbindingsteeken met de Haar-
ïémsche doctoren, apotheker Loomeijer, een
van de eerste ontdekkers van het staalwater
bij de hoeve d'Yser Rinck (van de familie
Dyserinck) In de Haarlemmermeer, altijd ge
reed om over die Staalbron te spreken en te
schrijven, onverschillig hoeveel en hoelang;
de architect F. G. N. Haitsma Muiier, de
scheikundige N. van der Sleen, de architect
A. van der Steur Jr., die kort te voren de
Wilhelminastraat ik mag wel zeggen had ge
sticht* en de bankdirecteur Jhr. H. Teding
van Berkhout.
Geen hunner behoort meer tot de nu leven
den. Alleen de architecten aan wi'e de bouw
van het Brongebouw werd opgedragen, de
ibeeren D. E. L. van den Arend en J. A. G.
van der Steur, zien de nieuwe bestemming
van hun schepping met eigen oogen aan.
Bij acte van 30 Juni 1892 was de Maat
schappij tot Exploitatie van Staalwaoerbron-
nen opgericht. De concessie aan de aan
vragers werd in den Raad met zekere bang
heid toegestaan. Men Stond er tegenover
particuliere ondernemers met zekere schroom
valligheid, waarover wij die gewend zijn
aan een heel wat milder optreden van
de gemeente in zaken van algemeen belang,
ons gemakkelijk kunnen verbazen. Destijds
was de stemming heel anders, zelfs zoo dat
de grootste zorg van het gemeentebestuur
scheen te zijn dat, wanneer de Maatschappij
Eoo'n mooie zaak begon, de gemeentekas toch
vooral haar graantje mee pikken zou. Canou
hier, recognitie daar en twintig procent van
de overwinst op den koop toe. Niemand zag
ver genoeg om voor de gemeente rente
garantie van het noodige kapitaal voor de
eerste jaren aan te durven, hetgeen het
bijeenbrengen van het kapitaal aer Maat
schappij van twee ton, niet weinig belem
merde. Nu kostte het bijeenbrengen zelfs
van die som nog vrij wat moeite en de
critiek stak al gauw het hoofd op, terwijl
de jonge onderneming juist de opgewekte
energie die de combinatie Posthuma-Loo-
meyer bezielde, noodig had gehad. Zelfs toen
de 'stichting van het Brongebouw een vol
dongen feit was, vroegen betweters of een
pension voor de gehoopte badgasten niet
praciischer ware geweest, en toen het bleek,
dat men zich blijkbaar te goeder trouw in
de opmetingen vergist en het gebouw één
meter te veel naar voren gezet had, kon de
Raad. waar op de hand, zich niet weer
houden daarvoor in naam van antecedent
en precedent, een boete van duizend gulden
te vorderen.
Het voorteeken was niet gunstig, maar het
Brongebouw kwam toch tot stand en werd
te zijner tijd opgeleverd en ingewijd. Het be
stuur der Maatschappij, dat den heer Tra-
va glino als directeur gewenscht had, kreeg
zijn zin niet. De heer Vis werd door aan
deelhouders gekozen. Men scheepte zich met
de beste verwachtingen op de nieuwe onder
neming in. Het begin was feestelijk ge
noeg. Men gaf in den Brontuin vele concer
ten. alles wat den toon in Haarlem aangaf
Of mee wenschte aan te geven, werd lid, er
werd reclame voor het nieuwe Staalbad ge
maakt en ik heb nog weet van een feestmaal,
gegeven aan een heel gezelschap vertegen
woordigers van groote Engelsche dagbladen.
Wel gaven dezen, naar het eiland terugge
keerd. min of meer enthousiaste artikelen
ten beste, maar voorloopïg bleven zij de
cenige vreemdelingen die in Haarlem ver
schenen. Zelfs de autoriteit van Prof. Stok
vis. toch een geleerde van internationale
reputatie, die vol lof was over de natuurlijke
samenstelling van het Staalwater. kon de
badgasten niet verlokken. Zij lieten Haarlem
alleen. Wij in Haarlem gingen voort met
ae concerten te bezoeken, nog altijd vol hoon
op betere dagen en dronken ons glaasje
Staalwater in de drinkhal.
Ik durf niet zeggen, dat het kapitaal van
de Maatschappij te klein is geweest, even-
mm dat een laat ik zeggen ..vaderlijker"
houding van het gemeentebestuur aan de
onderneming betere kansen had geschonken.
Misschien zou. ook wanneer deze omstandig
heden gunstiger waren geweest, het Staal
bad Haarlem toch niet geslaagd zijn en had
de Belgische bankier wel gelijk, die in later
tijd een speelbank als attractie noodig
achtte. Maar daar dacht (en terecht) het
bestuur van de Maatschappij niet aan.
's Lands wetten zouden dit paardenmiddel
ook niet vergund hebben.
Men maakte van den nood een deugd en
besloot, nu de badgasten wegbleven, finan
cieel heil te zoeken in de exploitatie van het
heilzame Staalwater zelf. De heer A Kool
hoven, als goed organisator vermaard, werd
daarmee als directeur belast en behaalde
door veel reclame ook wel succes. Later werd
het water ook ontljzerd in den handel ge
bracht als tafelwater. Maar in den loop
van de jaren gaf men de hoop op badgasten
geheel op en verdween van lieverlede ook de
glans van het Brongebouw als concert-park.
De leden verminderden, de omstandigheden
dwongen tot zuinige exploitatie. Een con
tract met de Victoriabron, waarvan de heer
Koolhoven inmiddels directeur geworden
was, bracht uitredding. Opvolgende pach
ters deden het mogelijke om menschen te
trekken.
Het succes van den heer G. J. van Gaste
ren met Oud Holland ligt velen onzer nog
in het geheugen, maar in 't algemeen ging
de onderneming achteruit, hetgeen zelfs van
bu'ten zichtbaar werd.
Zoo is dan nu in den aankoop van het Bron-
gebouw door de gemeente een oplossing ge
vonden. Merkwaardig mag het neeten, dat
de gemeente nu achtereenvolgens de drie
groote plaatsen van ontspanning en vermaak
heeft aangekocht: eerst de Sociëteit „Trou
moet Blycken" op den hóek van Groote
Houtstraat en Groote Markt, daarna de
Sociëteit „Vereeniging" en nu ten slotte het
Brongebouw.
Voor de aandeelhouders in de Maatschappij
tot Exploitatie van het Staalbad Haarlem,
die nog steeds op hun eerste dividend
wachten, is dit zeker het meest voordeelige.
Men weet, dat er ook kans is op een nieuwe
combinatie, die de exploitatie van het staal
water zal overnemen, want wat er in de
onderneming ook veranderd is, het staal
water zelf heeft nog niets van zijn goede
qualiteiten verloren.
Hoe staat het nu met de belangen van de
burgerij? Nadat men allerlei bestemmingen
aan het Brongebouw heeft toegedacht: voor
de Krelagestiohting, voor Provinciaal Gou
vernement, voor concertzaal, zal het gebouw,
naar B. en W. verzekeren, zeer goed ge
bruikt kunnen worden voor tijdelijk onder
dak van eenige afdeelingen van het Raad
huis en het gebouw van Publieke Werken,
wanneer de verbouwing van die twee com
plexer. aan de orde komt.
Is het al zoover? Het publiek heeft daar
van nog weinig vernomen. Maar de burgerij
van Haarlem heeft een ander belang bij de
plannen met het Brongebouw, namelijk de
toekomst van den Brontuin. Die is het eenige
pari: geworden, waar tegen betaling nog
concerten kunnen worden gegeven en dat
moeten wij behouden.
Ik hoop, dat de burgerij in dit opzicht
spoedig zal worden gerustgestelddan* blijft
ons dit althans over van den schoönen
droom van Haarlem Staalbad, indertijd met
zooveel geestdrift begonnen en waaraan
menigeen indertijd zijn geld of werkkracht
heeft besteed.
J. C. P.
LEDENCONCERT DER H. O. V.
In den laats ton tijd kwamen Wagner's naam
niet zoo heel veel op de programma's der
ledenconcerten voor, doch Van Beinum heeft
ons Woensdagavond schadeloos gesteld met
een drietal werken in grootendeels superieure
vertolking. De volle sappige orkestklank en
de prachtige stuwing in het voorspel van
Tristan und Isolde kan men niet genoeg
roemen; het was merkwaardig wat Van
Beinum hier met zijn betrekkelijk kleine
schaar strijkers wist te bereiken. In de lief
lijke Siegfried-Idyll, waarmede Wagner in
13 zijn echtgenoote Cosima eerde, trof het.
werkelijke idyllische coloriet, dat ons bijna
de groote lengte en de vele herhalingen deed
vergeten. Schitterend in vele opzichten was
de vertolking der Tannhauser-ouverture. doch
ik meen dat. de dirigent zich wat de tempi
betreft, wat te veel door de hartstochtelijk
heid der muziek liet medesleepen en daar
door de toch al zoo moeilijke taak voor de
spelers nog uitermate verzwaarde, tot on
duidelijk wordens toe. Sommige figuren, als
b.v. de staccato achtste triolen der celli.
worden in een dergelijk tempo nagenoeg
onuitvoerbaar. Zoo bleef ons meer een beeld
van den glans en het élan van het geheel
dan van de schittering der détails.
Schittering was er ook in de vertolking
van het vioolconcert van Tschaikowsky door
Eduard von Zathurecsky, doch hier was, on
danks het verbijsterende tempo in de snelle
gedeelten, alles tot ln de kleinste bijzonder
heden raak. We hoorden van dezen viool-
virtuoos vroeger Mendeissohns concert met
matige ingenomenheid; een werk als dat van
Tschaikowsky ligt hem blijkbaar veel beter:
de taïlooze zeer aanzienlijke moeilijkheden
worden met een haast ongelooflijk gemak
overwonnen, alsof ze niet bestaan cn de
vioolklank blijft steeds mooi. De artistieke
waarde van meer dan een onderdeel van dit
concert is vrij twijfelachtig, doch met een
zoo volkomen virtuositeit gespeeld als von
Zathurecsky deed werkt het stuk zeer bril-
lant. Een enorme geestdrift viel hem ten
deel: alles stond, publiek, dirigent en orkest;
deze beide hadden ook een zware taak ge
had. maar die prachtig vervuld. En zoo gold
het applaus van orkest en leider den solist,
maar dat van de hoorders alle uitvoeren
den
KAREL DE JONG.
KOEBAN-KOZAKKENKOOR.
N# de zangers der Oekraine, het vermaar
de koor dat op rijkskosten was uitgerust,
werden de Don-kozakken de vertolkers der
Zuid-Russische folklore. Tot op eenmaal een
heel ernstige mededinger is opgestaan, de
zanger uit het Koebar.gebied. de landstreek
langs het N O. der Zwarte Zee, waar de Koe-
ban het water dat zich aan den voet van
N.W. Kaukasas verzamelt, afvoert naar de
Zwarte Zee.
De lezer die 't niet wist, kan ze nu thuis
brengen, deze zangers van Zuid-Rusland;
hij dient ze echter te hebben gehoord, om
zich een oordeel te vormen over deze alweer
geheel verschillende zangtechniek. Met onze
mannen koren hebben ze al heel weinig ge
meen. die Koebankozakken. Hun tenoren bc-
heerschen volmaakt het falset, al staat het
groote forte daarmee jammer genoeg niet in
evenredigheid. Hun bassen, ze zijn van het
allerbeste gehalte, en de beroemde diepe A
vindt er veie representanten. Maar hun glorie
schuilt in de baritons, wijl hier de oorzaak
ligt dat de klank van het mannenkoor zoo
prachtig-doorzichtig blijft. De baritons van
onze Hollandsche koren zingen 't liefst als
bassen, met als gevolg dat ze noch bariton,
noch bas zijn. Bij deze Russen is de grens
bariton-bas uiterst scherp geteekend. en wel
in hoofdzaak hierdoor werd de uitvoering van
het machtige koorwerk van Archangelsky tot
een openbaring! Dit koor („verhoor, o Heer")
was zóó prachtig van klank en daarbij zóó
kristalhelder van lijngeving. het werd zóó
virtuoos en hoogst zuiver uitgevoerd, dat men
al dadelijk bij dit eerste programma-num
mer zijn meening kon vaststellen, hoe bij de
Koeban-kozakken een op de spits gedreven
koortechniek een bezit is. dat hen maakt tot
een bijkans niet te genaken mededinger on
der de kozakkenkoren. Men kan oprechte be
wondering hebben voor de Instrueerkunst
van den leider Serge Ignatieff. En het prach
tige evenwicht bij het eerst-uitgevoerde koor
werd bijkans nog overtroffen in het tweede
van Toertsjaninow, dat in Duitsche vertaling
stond aangegeven als „Der ehrwürdige Jo
seph". Maar is het. tenslotte alleen de vol
maakte koortechniek, die ons zoo gespannen
doet luisteren?
In het „Volkslied" werden de avondklok
ken zóó meesterlijk weergegeven, dat men
gerust koperen en bronzen klokken kon neer
hangen en ze stevig bewerken met metalen
klepel, ze zouden geen andere uitwerking
hebben dan de zang van dit mannenkoor.
Maar ging niet veeleer de gedachte uit naar
het innerlijk van dit oerkrachtige volk? dat
men alles, zijn kerken, zijn kerkklokken kan
ontnemen, maar niet zijn ziel, zijn hart. Ook
zonder klokken zal het weten, waar het
uiting heeft te geven aan zijn religieus
voelen. De Koebankozakken getuigden daar
van niet enkel in de genoemde schoone koor
werken, of in het Kerstlied, dat heel andere,
doch door ons goed begrepen stemmingen
opriep van een kinderlijk gelooven; zij ge
tuigden daar altijd en overal van: in het
sombere zwaarmoedig „Ehj Uchnjem" zoo
goed als in het blijde „koekoek en nachte
gaal"; en in het lied van Dargomyschsky
evenzeer als in de ton slotte afgedwongen
toegift, die naar men mij van oordeelkun
dige zijde inlichtte, „das ewig Weibiiche" tot
onderwerp had.
Die toegift volgde op een uiterst furieuze
zwaarddans, waarbij het koor zich langs den
wand schaarde en het tempo der muziek
zich opzweepte, angstwekkend, beklemmend.
Deze Russische dans was weer voorafge
gaan door een drietal stukken voor bala
laika-orkest, waar echter naar mijn gevoelen
de dirigent bijlangena niet die buitengewo
ne dingen deed. waarmee hij ons bij den
koorzang verblufte.
In den dans echter kwamen wij' weer in
innig contact met de ziel van dit nog ten
halve begrepen volk, dat in de litteratuur
wij het best nog kennen uit Dostojewsky, in
de muziek het meest natuurgetrouw uit
Moussorgsky, in de realiteit echter het ge
makkelijkst uit den dans, bovenal waar die
samengaat met den koorzang, zulk een
meesterlijk representant vindend in het nu
al reeds beroemde Koebankozakkenkoor.
G. J. KALT.
HET STAALWATER.
DE NIEUWE EXPLOITATIE.
In aansluiting op onze medcdeelingen van
Maandag deelt de nieuwe directeur der Maat
schappij tot exploitatie van Staalwaterbron-
r.en, de heer C. A. Visser te Bloemendaal, ons
het volgende mede:
Er is een nieuw bestuur benoemd, hetwelk
onmiddellijk het water van de bron heeft
laten onderzoeken door den bekenden Dr.
W. G. N. van der Sleen te Haarlem.
Het onderzoek heeft bewezen, dat de bron
een buitengewoon geneeskrachtig water le
vert, dat in kwaliteit boven vele van de bui-
tenlandsche bronwatersoorten staat.
Het water vormt volgens Dr. van der Sleen
den grondslag voor een tafelwater met bui
tengewone kwaliteiten.
Het nieuwe bestuur heeft op grond van dit
rapport besloten de installatie van de bron
in de Haarlemmermeer te vernieuwen en
volgens moderne principes in te richten,
welke werkzaamheden reeds zeer ver gevor
derd zijn, zoodat binnen enkele weken met de
aflevering van Hollandia-water begonnen zal
worden".
Een reproductie van een oude afbeelding uit het Haarlemsche gemeente-archief.
Ten Noorden van de Kleverlaan herinnert
het torentje, waar nu de gemeentelijke
kweekerij gevestigd is, aan het Huis ter
Kleef.
„Daar zang en spel klonk door de ruime
zalen,
Daar Bredero, zoo ront, zoo blij van geest,
Den adel van ons Holland plaght tc
onthalen.
Nu is er op de kweekerij nog slechts een
begroeide puinhoop van dit trotsche kas
teel over.
Hier stond voorheen het Huis ter Kleef,
waar tijdens het beleg van Haarlem door de
Spanjaarden in 1572'73 Don Frederik zijn
intrek nam, nadat hij het door eenig krijgs
volk had laten bezetten, bij welke gelegen
heid de bewoners verjaagd, de molens in
brand gestoken en alles vernield werd wat
onder het bereik van die woeste benden viel.
Na de mislukte poging tot ontzet der stad
door den Heer van Batenburg, die door Don
Frederik's troepen was verslagen, werden op
8 Juli 1573 oa. acht veroverde veldstukjes
vervoerd naar het Huls ter Kleef, dat na de
overgave der stad eerst tot een gevangenis
werd bestemd voor de kapiteins en vaan
drigs der overwonnen Haarlemmers. Kort
daarna liet Don Frederik het, hetzij uit haat
tegen den heer Van Brederode. hetzij uit
vrees dat de Hollanders hun voordeel met dit
huis mochten doen, als hij later soms weer
een aanval op Haarlem wilde of moest on
dernemen, in de lucht springen, na eerst de
noodige bevelen te hebben gegeven, om er
alle meubelen uit te verwijderen. Slechts een
verweerde steenmassa, een puinhoop, zoo
zegt een geschiedschrijver, bleef van „dien
edelen huize" over, om bij den nazaat de
treurige herinnering te bewaren aan het leed,
dat het oorlogsgeweld ook over dit deel van
Hollands schoone beemd te lijden gaf.
Omtrent de oorspronkelijke grootte of ge
daante van het voormalige Huis ter Kleef is
wegens gebrek aan volledige afbeeldingen of
andere bescheiden weinig met zekerheid te
zeggen. Voor zoover bekend was Dr. Ekama
de eerste, die daarvan het een en ander
heeft meegedeeld. „Er zijn mij", schrijft hij,
„geen afbeeldingen bekend van het Huls ter
Kleef „in welstand"; verscheidene echter
van de ruïne bij het langzame verval cn op
onderscheidene tijden. Voor zoover men
echter op de oude afbeeldingen kan afgaan,
was het een vierkant gebouw, dat door een
ringmuur omgeven was en aan drie zijden in
het water lag. Aan de Zuidzijde, aan de
Kleverlaan, was de ingang door een breede,
wellicht dubbele poort.. Was men eenmaal
door deze poort binnengekomen, dan kwam
men op een groot plein of binnenhof, dat
van het eigenlijke kasteel was afgescheiden
door een gracht en een valbrug. Het front
van het kasteel en de brug lagen tegen het
Oosten en het slot zelf, dat rondom in het
water en aan den West- of duinkant lag. be
stond uit twee vierkante, hooge gebouwen
of torens, door middengebouwen vereenlgd;
de daken waren vierkant toeloopendc. Aan
de noordzijde (naar Schoten) waren binnen
den ringmuur nog eenige gebouwen aanwezig
en dicht bij den noordoostelijken hoek zag
men een torentje met blauw, appelvormig
dak. Aan den oostelijken ringmuur zag men
op den noordoosthoek een vierkant gebouw,
in het midden de zoo bekende „Kaetsbaen",
een eenvoudig vierkant plat gebouw, waarop
een toren stond. Aan den zuidoostelij ken
hoek was nog een toren met een appelvor
mig dak. Daarenboven lag er tusschen het
slot en den weg van het Leprozenhuis (thans
het Stads Armen- en Ziekenhuis, of zooals
het nu genoemd wordt het Tehuis voor
Ouden van dagen) naar het kasteel een
stuk grond, waarschijnlijk moestuin of boom
gaard. dat ook gedeeltelijk met water was
omgeven.
Omtrent de stichting van het aloude Huis
ter Kleef verkeert men ln het onzekere.
Ampzing wist het ook niet, want hij zegt:
„Wie dattet heeft gesticht, kan. niemand
zeker weten".
„Wanneer men", zegt Dr. Van Vloten, „de
overlevering dienaangaande (d.I. aangaande
de stichting) vertrouwen mag, dan werd het
gebouwd of „getimmerd" door Willem Kuser,
die, als hofmeester en gunsteling van hertog
Albrecht, tot zijn ambachtsheer van Amstel
veen was aangesteld.
Dat ambacht strekte zich namelijk van
Schoten, langs en over het Spaarne, toe
Sloten en eerstgemelde plaats uit, cn bood
dus, op de hoogte aan een zijner uiteinden,
een alleszins geschikte gelegenheid tot een
hofstee of s'.ot voor zijn heer. Intusschen,
hoe waarschijnlijk en aannemelijk deze
overlevering is. echte bescheiden bestaan
daaromtrent niet. Deze reiken niet verder
dan een jaar of wat later, toen Willem Ku-
sers zoon, Heer Coen van Oosterwijk", door
Albrecht met hetzelfde ambacht verleid
werd. Heer Coen behield het echter niet lang,
maar achtte het voordeeliger om het in
1403 voor geld tc verkoopen aan Al-
brecht's eigen tweede ^adc. Vrouw Margriet
van Clcve. De stamnaam dezer nieuwe eige
nares gaf. in later tijd, aanleiding tot ver
warring omtrent de beteekenis van den
naam van het huis. Men ging toen namelijk
beweren, dat dit zijn toenaam van „Kleef"
naar dien van Vrouw Margriet zou gekregen
hebben. Dit wordt echter en daardoor reeds
twijfelachtig gemaakt, dat men eigenlijk
niet recht wist, van welke Hollandsche gra-
venvrouw van Kleefschen huize men den
naam afleiden zou, en dus evenzeer van de
reeds twee eeuwen vroeger levende Alcid van
Kleef, Ada's welbekende moeder, repte, én
voorts geheel weerlegd door het vooraf
gaande „ter", dat blijkbaar op een gemeen
zelfstandig naamwoord verwijst, en zooveel
als „tot", „aan" of „op de" heet. Daargelaten
nog, dat men de uitdrukking „te" of „tot"
Kleef, ook zonder lidwoord, moeilijk in den
zin van een huls verstaan kan, in eigendom
aan een geboren Jonkvrouw van Kleef toe
komende. Bij Margrlets overlijden ln 1410
kwam haar ambachtsheerlijkheid, met de
huizing, op haar bloedverwante Xatharina
van Kleef, die beide een goede twintig jaar
aan zich hield en toen. in 1434 verkocht aan
Heer Hendrick van Borselen. Bij zijn over
lijden kwam de ambachtsheerlijkheid te
Schoten aan zijn oudste dochter, jonkvrouw
Margriet, die in 1492 met Walraven heer van
Brederode huwde en 't Huis ter Kleef met
bijbehooren aan dit geslacht bracht.
Tijdens den Spaanschen oorlog werd het
goed van Brederode door Alex verbeurd ver
klaard.
Verongelukt aviateur: Jk was een record
aan 't maken",
Boer: „Dat hei U nu gedaon mieneer; U
bent de eerste die in dcuze streken uit een
boom is gcklomme, voordat ie er eerst ingc-
klomme icas",
(Passing Show).
De Duitsche radio dansleeraar Carlo heeft een „dansbord" geconstrueerd, waarop men
de passen van bepaalde dansen kan uitzetten en volgen. Ook iict tempo kan aangegeven
v ivorden; het U> op deze manier mogelijk in korten tijd moeilijke dansen tc leer en.
Heden:
DONDERDAG 6 MAART.
Stadsschouwburg. Dirk Schafer. 8 uur.
Wykgebouw, Gcti. Oude Gracht 79 Bijbel
lezing K. Rozendal. „Een reproductie van
Christus". 8 uur.
Ned. Protestantenbond- Ds. W. Banning:
„Het heilige en ons heil." 8 uur.
Kennemer Lyceum. Film Olympiade 1928,
3 uur.
Palace. ..Een huwelijk uit wraak". Tooneel:
Marga Graf. 8.15 uur.
Luxor Theater. „Het Schandaalproces".
Tooneel: De Robinetto's en Professor X. 8.15
uur.
Rembrandt Theater: „De Maangodin". Too
neel: Kremo en Karlino. 7 en 9.15 uur.
Standaard Theater. „De laatste opstand der
Comanchen" en „Madame Parvenu". Too
neel: Henri le Dent. 815 uur.
VRIJDAG 7 MAART
Stadsschouwburg. Nieuw Nederlandsch
Tooneel. (Louis Saalborn.) ..Beschuit met
Muisjes". 8 uur.
Gem. Concertzaal. Vocaal Jubileumconcert
,Apollo" en „Zang er. Vriendschap" 8 uur.
Wijkgebouw. Geö Oude Gracht 79, Bijbel
lezing K. Rozendal. „Een woonplaats van
God". 8 uur.
Kennemer Lyceum. Olympiadefilm 1928.
8 uur.
Bioscoopvoorstellingen. Nieuw programma.
Teyler's Museum, Spaarne 16. Geopend op
werkdagen van 11—3 uur, behalve 's Maan
dags, toegang vrij.