OM ONS HEEN LETTEREN EN KUNST MUZIEK. MUZIEK HAARLEM-NOORD. Het Huis ter Kleef. AGENDA HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 6 MAART 1930 TWEEDE BLAD No. 3845 DE GESCHIEDENIS VAN HET BRONGEBOUW. Woensdagmiddag is In den Raad zonder discussie het voorstel van B. en W. om het Brongebouw voor 65000.— te koopen aan genomen. I-Iet was al lang duidelijk dat het daarop uitloopen zou; ae schijnbeweging van het gemeentebestuur met het proces kon alleen r.og dienst doen. cm de eigenares de Maatschappij tot Exploitatie van Staalwa- terbronnen. wat murw te maken ten opzichte van den prijs. De Maatschappij beantwoord de sinds lang niet meer aan art. 11 van de erfpachtsvoorwaarden: „de overeenkomst vervalt, zoodra de in erfpacht gegeven gron den niet meer gebruikt worden voor het doel, waarmede zij in erfpacht gegeven zijn". Dat doel was, redelijk uitgelegd, de exploitatie van het Staalbad Haarlem en het Staalbad Haarlem was al lang ter ziele. Overgebleven was het Brongebouw als café-restaurant met tuin, benevens de handel in staalwater. Maar ware het in ernst tot een proces gekomen, dan zou de uitslag hebben kunnen zijn, dat aan dezen zuidkant van de stad een ongewenschte toestand zou zijn ontstaan, zooals die aan den noordoost kant met het terrein de Phoenix, welke nu binnen een paar jaar tot zijn einde geraken zal. Beide belanghebbenden, de gemeente en de Maat schappij, moeten dus wel doodsbang voor een proces zijn geweest: de eerste omdat zij het ontramponeerde gebouw in het Frederikspark niet langer dan strikt noodig was in dien toestand wilde laten en de laatste, omdat verkoop aan de gemeente het eenige middel was om op een behoorlijke manier voor hare aandeelhouders nog iets uit het vuur te sle pen. Er is nti alle aanleiding om in het kort de geschiedenis van het Brongebouw nog eens na te gaan. Het eerste document, dat wij er over in ons archief tegenkomen, is het re quest van de zeven ingezetenen aan den Raad om het Frederikspark in erfpacht te mogen ontvangen tot stichting tot een Staal bad Haarlem; wel mochten zij in hunne toe lichting zeggen: „de requestranten meenen te mogen veronderstellen, dat van algemeene bekendheid is wat zij met hun verzoek be oogen". Dc vergadering tot bekendmaking van de plannen in de bovenzaal der Vereeniging was door vele belangstellenden bijgewoond. Ik zie nog vóór mij de kloeke gestalte van dr. Suardus Posthuma, de alge meen geachte huisdokter, met zijn grooten baard, de spreker van dien gedenkwaar- digen avond van 22 Juli 1889, met zijn medeleden der commissie op het podium gezeten. Het waren de arts Lodewijks, verbindingsteeken met de Haar- ïémsche doctoren, apotheker Loomeijer, een van de eerste ontdekkers van het staalwater bij de hoeve d'Yser Rinck (van de familie Dyserinck) In de Haarlemmermeer, altijd ge reed om over die Staalbron te spreken en te schrijven, onverschillig hoeveel en hoelang; de architect F. G. N. Haitsma Muiier, de scheikundige N. van der Sleen, de architect A. van der Steur Jr., die kort te voren de Wilhelminastraat ik mag wel zeggen had ge sticht* en de bankdirecteur Jhr. H. Teding van Berkhout. Geen hunner behoort meer tot de nu leven den. Alleen de architecten aan wi'e de bouw van het Brongebouw werd opgedragen, de ibeeren D. E. L. van den Arend en J. A. G. van der Steur, zien de nieuwe bestemming van hun schepping met eigen oogen aan. Bij acte van 30 Juni 1892 was de Maat schappij tot Exploitatie van Staalwaoerbron- nen opgericht. De concessie aan de aan vragers werd in den Raad met zekere bang heid toegestaan. Men Stond er tegenover particuliere ondernemers met zekere schroom valligheid, waarover wij die gewend zijn aan een heel wat milder optreden van de gemeente in zaken van algemeen belang, ons gemakkelijk kunnen verbazen. Destijds was de stemming heel anders, zelfs zoo dat de grootste zorg van het gemeentebestuur scheen te zijn dat, wanneer de Maatschappij Eoo'n mooie zaak begon, de gemeentekas toch vooral haar graantje mee pikken zou. Canou hier, recognitie daar en twintig procent van de overwinst op den koop toe. Niemand zag ver genoeg om voor de gemeente rente garantie van het noodige kapitaal voor de eerste jaren aan te durven, hetgeen het bijeenbrengen van het kapitaal aer Maat schappij van twee ton, niet weinig belem merde. Nu kostte het bijeenbrengen zelfs van die som nog vrij wat moeite en de critiek stak al gauw het hoofd op, terwijl de jonge onderneming juist de opgewekte energie die de combinatie Posthuma-Loo- meyer bezielde, noodig had gehad. Zelfs toen de 'stichting van het Brongebouw een vol dongen feit was, vroegen betweters of een pension voor de gehoopte badgasten niet praciischer ware geweest, en toen het bleek, dat men zich blijkbaar te goeder trouw in de opmetingen vergist en het gebouw één meter te veel naar voren gezet had, kon de Raad. waar op de hand, zich niet weer houden daarvoor in naam van antecedent en precedent, een boete van duizend gulden te vorderen. Het voorteeken was niet gunstig, maar het Brongebouw kwam toch tot stand en werd te zijner tijd opgeleverd en ingewijd. Het be stuur der Maatschappij, dat den heer Tra- va glino als directeur gewenscht had, kreeg zijn zin niet. De heer Vis werd door aan deelhouders gekozen. Men scheepte zich met de beste verwachtingen op de nieuwe onder neming in. Het begin was feestelijk ge noeg. Men gaf in den Brontuin vele concer ten. alles wat den toon in Haarlem aangaf Of mee wenschte aan te geven, werd lid, er werd reclame voor het nieuwe Staalbad ge maakt en ik heb nog weet van een feestmaal, gegeven aan een heel gezelschap vertegen woordigers van groote Engelsche dagbladen. Wel gaven dezen, naar het eiland terugge keerd. min of meer enthousiaste artikelen ten beste, maar voorloopïg bleven zij de cenige vreemdelingen die in Haarlem ver schenen. Zelfs de autoriteit van Prof. Stok vis. toch een geleerde van internationale reputatie, die vol lof was over de natuurlijke samenstelling van het Staalwater. kon de badgasten niet verlokken. Zij lieten Haarlem alleen. Wij in Haarlem gingen voort met ae concerten te bezoeken, nog altijd vol hoon op betere dagen en dronken ons glaasje Staalwater in de drinkhal. Ik durf niet zeggen, dat het kapitaal van de Maatschappij te klein is geweest, even- mm dat een laat ik zeggen ..vaderlijker" houding van het gemeentebestuur aan de onderneming betere kansen had geschonken. Misschien zou. ook wanneer deze omstandig heden gunstiger waren geweest, het Staal bad Haarlem toch niet geslaagd zijn en had de Belgische bankier wel gelijk, die in later tijd een speelbank als attractie noodig achtte. Maar daar dacht (en terecht) het bestuur van de Maatschappij niet aan. 's Lands wetten zouden dit paardenmiddel ook niet vergund hebben. Men maakte van den nood een deugd en besloot, nu de badgasten wegbleven, finan cieel heil te zoeken in de exploitatie van het heilzame Staalwater zelf. De heer A Kool hoven, als goed organisator vermaard, werd daarmee als directeur belast en behaalde door veel reclame ook wel succes. Later werd het water ook ontljzerd in den handel ge bracht als tafelwater. Maar in den loop van de jaren gaf men de hoop op badgasten geheel op en verdween van lieverlede ook de glans van het Brongebouw als concert-park. De leden verminderden, de omstandigheden dwongen tot zuinige exploitatie. Een con tract met de Victoriabron, waarvan de heer Koolhoven inmiddels directeur geworden was, bracht uitredding. Opvolgende pach ters deden het mogelijke om menschen te trekken. Het succes van den heer G. J. van Gaste ren met Oud Holland ligt velen onzer nog in het geheugen, maar in 't algemeen ging de onderneming achteruit, hetgeen zelfs van bu'ten zichtbaar werd. Zoo is dan nu in den aankoop van het Bron- gebouw door de gemeente een oplossing ge vonden. Merkwaardig mag het neeten, dat de gemeente nu achtereenvolgens de drie groote plaatsen van ontspanning en vermaak heeft aangekocht: eerst de Sociëteit „Trou moet Blycken" op den hóek van Groote Houtstraat en Groote Markt, daarna de Sociëteit „Vereeniging" en nu ten slotte het Brongebouw. Voor de aandeelhouders in de Maatschappij tot Exploitatie van het Staalbad Haarlem, die nog steeds op hun eerste dividend wachten, is dit zeker het meest voordeelige. Men weet, dat er ook kans is op een nieuwe combinatie, die de exploitatie van het staal water zal overnemen, want wat er in de onderneming ook veranderd is, het staal water zelf heeft nog niets van zijn goede qualiteiten verloren. Hoe staat het nu met de belangen van de burgerij? Nadat men allerlei bestemmingen aan het Brongebouw heeft toegedacht: voor de Krelagestiohting, voor Provinciaal Gou vernement, voor concertzaal, zal het gebouw, naar B. en W. verzekeren, zeer goed ge bruikt kunnen worden voor tijdelijk onder dak van eenige afdeelingen van het Raad huis en het gebouw van Publieke Werken, wanneer de verbouwing van die twee com plexer. aan de orde komt. Is het al zoover? Het publiek heeft daar van nog weinig vernomen. Maar de burgerij van Haarlem heeft een ander belang bij de plannen met het Brongebouw, namelijk de toekomst van den Brontuin. Die is het eenige pari: geworden, waar tegen betaling nog concerten kunnen worden gegeven en dat moeten wij behouden. Ik hoop, dat de burgerij in dit opzicht spoedig zal worden gerustgestelddan* blijft ons dit althans over van den schoönen droom van Haarlem Staalbad, indertijd met zooveel geestdrift begonnen en waaraan menigeen indertijd zijn geld of werkkracht heeft besteed. J. C. P. LEDENCONCERT DER H. O. V. In den laats ton tijd kwamen Wagner's naam niet zoo heel veel op de programma's der ledenconcerten voor, doch Van Beinum heeft ons Woensdagavond schadeloos gesteld met een drietal werken in grootendeels superieure vertolking. De volle sappige orkestklank en de prachtige stuwing in het voorspel van Tristan und Isolde kan men niet genoeg roemen; het was merkwaardig wat Van Beinum hier met zijn betrekkelijk kleine schaar strijkers wist te bereiken. In de lief lijke Siegfried-Idyll, waarmede Wagner in 13 zijn echtgenoote Cosima eerde, trof het. werkelijke idyllische coloriet, dat ons bijna de groote lengte en de vele herhalingen deed vergeten. Schitterend in vele opzichten was de vertolking der Tannhauser-ouverture. doch ik meen dat. de dirigent zich wat de tempi betreft, wat te veel door de hartstochtelijk heid der muziek liet medesleepen en daar door de toch al zoo moeilijke taak voor de spelers nog uitermate verzwaarde, tot on duidelijk wordens toe. Sommige figuren, als b.v. de staccato achtste triolen der celli. worden in een dergelijk tempo nagenoeg onuitvoerbaar. Zoo bleef ons meer een beeld van den glans en het élan van het geheel dan van de schittering der détails. Schittering was er ook in de vertolking van het vioolconcert van Tschaikowsky door Eduard von Zathurecsky, doch hier was, on danks het verbijsterende tempo in de snelle gedeelten, alles tot ln de kleinste bijzonder heden raak. We hoorden van dezen viool- virtuoos vroeger Mendeissohns concert met matige ingenomenheid; een werk als dat van Tschaikowsky ligt hem blijkbaar veel beter: de taïlooze zeer aanzienlijke moeilijkheden worden met een haast ongelooflijk gemak overwonnen, alsof ze niet bestaan cn de vioolklank blijft steeds mooi. De artistieke waarde van meer dan een onderdeel van dit concert is vrij twijfelachtig, doch met een zoo volkomen virtuositeit gespeeld als von Zathurecsky deed werkt het stuk zeer bril- lant. Een enorme geestdrift viel hem ten deel: alles stond, publiek, dirigent en orkest; deze beide hadden ook een zware taak ge had. maar die prachtig vervuld. En zoo gold het applaus van orkest en leider den solist, maar dat van de hoorders alle uitvoeren den KAREL DE JONG. KOEBAN-KOZAKKENKOOR. N# de zangers der Oekraine, het vermaar de koor dat op rijkskosten was uitgerust, werden de Don-kozakken de vertolkers der Zuid-Russische folklore. Tot op eenmaal een heel ernstige mededinger is opgestaan, de zanger uit het Koebar.gebied. de landstreek langs het N O. der Zwarte Zee, waar de Koe- ban het water dat zich aan den voet van N.W. Kaukasas verzamelt, afvoert naar de Zwarte Zee. De lezer die 't niet wist, kan ze nu thuis brengen, deze zangers van Zuid-Rusland; hij dient ze echter te hebben gehoord, om zich een oordeel te vormen over deze alweer geheel verschillende zangtechniek. Met onze mannen koren hebben ze al heel weinig ge meen. die Koebankozakken. Hun tenoren bc- heerschen volmaakt het falset, al staat het groote forte daarmee jammer genoeg niet in evenredigheid. Hun bassen, ze zijn van het allerbeste gehalte, en de beroemde diepe A vindt er veie representanten. Maar hun glorie schuilt in de baritons, wijl hier de oorzaak ligt dat de klank van het mannenkoor zoo prachtig-doorzichtig blijft. De baritons van onze Hollandsche koren zingen 't liefst als bassen, met als gevolg dat ze noch bariton, noch bas zijn. Bij deze Russen is de grens bariton-bas uiterst scherp geteekend. en wel in hoofdzaak hierdoor werd de uitvoering van het machtige koorwerk van Archangelsky tot een openbaring! Dit koor („verhoor, o Heer") was zóó prachtig van klank en daarbij zóó kristalhelder van lijngeving. het werd zóó virtuoos en hoogst zuiver uitgevoerd, dat men al dadelijk bij dit eerste programma-num mer zijn meening kon vaststellen, hoe bij de Koeban-kozakken een op de spits gedreven koortechniek een bezit is. dat hen maakt tot een bijkans niet te genaken mededinger on der de kozakkenkoren. Men kan oprechte be wondering hebben voor de Instrueerkunst van den leider Serge Ignatieff. En het prach tige evenwicht bij het eerst-uitgevoerde koor werd bijkans nog overtroffen in het tweede van Toertsjaninow, dat in Duitsche vertaling stond aangegeven als „Der ehrwürdige Jo seph". Maar is het. tenslotte alleen de vol maakte koortechniek, die ons zoo gespannen doet luisteren? In het „Volkslied" werden de avondklok ken zóó meesterlijk weergegeven, dat men gerust koperen en bronzen klokken kon neer hangen en ze stevig bewerken met metalen klepel, ze zouden geen andere uitwerking hebben dan de zang van dit mannenkoor. Maar ging niet veeleer de gedachte uit naar het innerlijk van dit oerkrachtige volk? dat men alles, zijn kerken, zijn kerkklokken kan ontnemen, maar niet zijn ziel, zijn hart. Ook zonder klokken zal het weten, waar het uiting heeft te geven aan zijn religieus voelen. De Koebankozakken getuigden daar van niet enkel in de genoemde schoone koor werken, of in het Kerstlied, dat heel andere, doch door ons goed begrepen stemmingen opriep van een kinderlijk gelooven; zij ge tuigden daar altijd en overal van: in het sombere zwaarmoedig „Ehj Uchnjem" zoo goed als in het blijde „koekoek en nachte gaal"; en in het lied van Dargomyschsky evenzeer als in de ton slotte afgedwongen toegift, die naar men mij van oordeelkun dige zijde inlichtte, „das ewig Weibiiche" tot onderwerp had. Die toegift volgde op een uiterst furieuze zwaarddans, waarbij het koor zich langs den wand schaarde en het tempo der muziek zich opzweepte, angstwekkend, beklemmend. Deze Russische dans was weer voorafge gaan door een drietal stukken voor bala laika-orkest, waar echter naar mijn gevoelen de dirigent bijlangena niet die buitengewo ne dingen deed. waarmee hij ons bij den koorzang verblufte. In den dans echter kwamen wij' weer in innig contact met de ziel van dit nog ten halve begrepen volk, dat in de litteratuur wij het best nog kennen uit Dostojewsky, in de muziek het meest natuurgetrouw uit Moussorgsky, in de realiteit echter het ge makkelijkst uit den dans, bovenal waar die samengaat met den koorzang, zulk een meesterlijk representant vindend in het nu al reeds beroemde Koebankozakkenkoor. G. J. KALT. HET STAALWATER. DE NIEUWE EXPLOITATIE. In aansluiting op onze medcdeelingen van Maandag deelt de nieuwe directeur der Maat schappij tot exploitatie van Staalwaterbron- r.en, de heer C. A. Visser te Bloemendaal, ons het volgende mede: Er is een nieuw bestuur benoemd, hetwelk onmiddellijk het water van de bron heeft laten onderzoeken door den bekenden Dr. W. G. N. van der Sleen te Haarlem. Het onderzoek heeft bewezen, dat de bron een buitengewoon geneeskrachtig water le vert, dat in kwaliteit boven vele van de bui- tenlandsche bronwatersoorten staat. Het water vormt volgens Dr. van der Sleen den grondslag voor een tafelwater met bui tengewone kwaliteiten. Het nieuwe bestuur heeft op grond van dit rapport besloten de installatie van de bron in de Haarlemmermeer te vernieuwen en volgens moderne principes in te richten, welke werkzaamheden reeds zeer ver gevor derd zijn, zoodat binnen enkele weken met de aflevering van Hollandia-water begonnen zal worden". Een reproductie van een oude afbeelding uit het Haarlemsche gemeente-archief. Ten Noorden van de Kleverlaan herinnert het torentje, waar nu de gemeentelijke kweekerij gevestigd is, aan het Huis ter Kleef. „Daar zang en spel klonk door de ruime zalen, Daar Bredero, zoo ront, zoo blij van geest, Den adel van ons Holland plaght tc onthalen. Nu is er op de kweekerij nog slechts een begroeide puinhoop van dit trotsche kas teel over. Hier stond voorheen het Huis ter Kleef, waar tijdens het beleg van Haarlem door de Spanjaarden in 1572'73 Don Frederik zijn intrek nam, nadat hij het door eenig krijgs volk had laten bezetten, bij welke gelegen heid de bewoners verjaagd, de molens in brand gestoken en alles vernield werd wat onder het bereik van die woeste benden viel. Na de mislukte poging tot ontzet der stad door den Heer van Batenburg, die door Don Frederik's troepen was verslagen, werden op 8 Juli 1573 oa. acht veroverde veldstukjes vervoerd naar het Huls ter Kleef, dat na de overgave der stad eerst tot een gevangenis werd bestemd voor de kapiteins en vaan drigs der overwonnen Haarlemmers. Kort daarna liet Don Frederik het, hetzij uit haat tegen den heer Van Brederode. hetzij uit vrees dat de Hollanders hun voordeel met dit huis mochten doen, als hij later soms weer een aanval op Haarlem wilde of moest on dernemen, in de lucht springen, na eerst de noodige bevelen te hebben gegeven, om er alle meubelen uit te verwijderen. Slechts een verweerde steenmassa, een puinhoop, zoo zegt een geschiedschrijver, bleef van „dien edelen huize" over, om bij den nazaat de treurige herinnering te bewaren aan het leed, dat het oorlogsgeweld ook over dit deel van Hollands schoone beemd te lijden gaf. Omtrent de oorspronkelijke grootte of ge daante van het voormalige Huis ter Kleef is wegens gebrek aan volledige afbeeldingen of andere bescheiden weinig met zekerheid te zeggen. Voor zoover bekend was Dr. Ekama de eerste, die daarvan het een en ander heeft meegedeeld. „Er zijn mij", schrijft hij, „geen afbeeldingen bekend van het Huls ter Kleef „in welstand"; verscheidene echter van de ruïne bij het langzame verval cn op onderscheidene tijden. Voor zoover men echter op de oude afbeeldingen kan afgaan, was het een vierkant gebouw, dat door een ringmuur omgeven was en aan drie zijden in het water lag. Aan de Zuidzijde, aan de Kleverlaan, was de ingang door een breede, wellicht dubbele poort.. Was men eenmaal door deze poort binnengekomen, dan kwam men op een groot plein of binnenhof, dat van het eigenlijke kasteel was afgescheiden door een gracht en een valbrug. Het front van het kasteel en de brug lagen tegen het Oosten en het slot zelf, dat rondom in het water en aan den West- of duinkant lag. be stond uit twee vierkante, hooge gebouwen of torens, door middengebouwen vereenlgd; de daken waren vierkant toeloopendc. Aan de noordzijde (naar Schoten) waren binnen den ringmuur nog eenige gebouwen aanwezig en dicht bij den noordoostelijken hoek zag men een torentje met blauw, appelvormig dak. Aan den oostelijken ringmuur zag men op den noordoosthoek een vierkant gebouw, in het midden de zoo bekende „Kaetsbaen", een eenvoudig vierkant plat gebouw, waarop een toren stond. Aan den zuidoostelij ken hoek was nog een toren met een appelvor mig dak. Daarenboven lag er tusschen het slot en den weg van het Leprozenhuis (thans het Stads Armen- en Ziekenhuis, of zooals het nu genoemd wordt het Tehuis voor Ouden van dagen) naar het kasteel een stuk grond, waarschijnlijk moestuin of boom gaard. dat ook gedeeltelijk met water was omgeven. Omtrent de stichting van het aloude Huis ter Kleef verkeert men ln het onzekere. Ampzing wist het ook niet, want hij zegt: „Wie dattet heeft gesticht, kan. niemand zeker weten". „Wanneer men", zegt Dr. Van Vloten, „de overlevering dienaangaande (d.I. aangaande de stichting) vertrouwen mag, dan werd het gebouwd of „getimmerd" door Willem Kuser, die, als hofmeester en gunsteling van hertog Albrecht, tot zijn ambachtsheer van Amstel veen was aangesteld. Dat ambacht strekte zich namelijk van Schoten, langs en over het Spaarne, toe Sloten en eerstgemelde plaats uit, cn bood dus, op de hoogte aan een zijner uiteinden, een alleszins geschikte gelegenheid tot een hofstee of s'.ot voor zijn heer. Intusschen, hoe waarschijnlijk en aannemelijk deze overlevering is. echte bescheiden bestaan daaromtrent niet. Deze reiken niet verder dan een jaar of wat later, toen Willem Ku- sers zoon, Heer Coen van Oosterwijk", door Albrecht met hetzelfde ambacht verleid werd. Heer Coen behield het echter niet lang, maar achtte het voordeeliger om het in 1403 voor geld tc verkoopen aan Al- brecht's eigen tweede ^adc. Vrouw Margriet van Clcve. De stamnaam dezer nieuwe eige nares gaf. in later tijd, aanleiding tot ver warring omtrent de beteekenis van den naam van het huis. Men ging toen namelijk beweren, dat dit zijn toenaam van „Kleef" naar dien van Vrouw Margriet zou gekregen hebben. Dit wordt echter en daardoor reeds twijfelachtig gemaakt, dat men eigenlijk niet recht wist, van welke Hollandsche gra- venvrouw van Kleefschen huize men den naam afleiden zou, en dus evenzeer van de reeds twee eeuwen vroeger levende Alcid van Kleef, Ada's welbekende moeder, repte, én voorts geheel weerlegd door het vooraf gaande „ter", dat blijkbaar op een gemeen zelfstandig naamwoord verwijst, en zooveel als „tot", „aan" of „op de" heet. Daargelaten nog, dat men de uitdrukking „te" of „tot" Kleef, ook zonder lidwoord, moeilijk in den zin van een huls verstaan kan, in eigendom aan een geboren Jonkvrouw van Kleef toe komende. Bij Margrlets overlijden ln 1410 kwam haar ambachtsheerlijkheid, met de huizing, op haar bloedverwante Xatharina van Kleef, die beide een goede twintig jaar aan zich hield en toen. in 1434 verkocht aan Heer Hendrick van Borselen. Bij zijn over lijden kwam de ambachtsheerlijkheid te Schoten aan zijn oudste dochter, jonkvrouw Margriet, die in 1492 met Walraven heer van Brederode huwde en 't Huis ter Kleef met bijbehooren aan dit geslacht bracht. Tijdens den Spaanschen oorlog werd het goed van Brederode door Alex verbeurd ver klaard. Verongelukt aviateur: Jk was een record aan 't maken", Boer: „Dat hei U nu gedaon mieneer; U bent de eerste die in dcuze streken uit een boom is gcklomme, voordat ie er eerst ingc- klomme icas", (Passing Show). De Duitsche radio dansleeraar Carlo heeft een „dansbord" geconstrueerd, waarop men de passen van bepaalde dansen kan uitzetten en volgen. Ook iict tempo kan aangegeven v ivorden; het U> op deze manier mogelijk in korten tijd moeilijke dansen tc leer en. Heden: DONDERDAG 6 MAART. Stadsschouwburg. Dirk Schafer. 8 uur. Wykgebouw, Gcti. Oude Gracht 79 Bijbel lezing K. Rozendal. „Een reproductie van Christus". 8 uur. Ned. Protestantenbond- Ds. W. Banning: „Het heilige en ons heil." 8 uur. Kennemer Lyceum. Film Olympiade 1928, 3 uur. Palace. ..Een huwelijk uit wraak". Tooneel: Marga Graf. 8.15 uur. Luxor Theater. „Het Schandaalproces". Tooneel: De Robinetto's en Professor X. 8.15 uur. Rembrandt Theater: „De Maangodin". Too neel: Kremo en Karlino. 7 en 9.15 uur. Standaard Theater. „De laatste opstand der Comanchen" en „Madame Parvenu". Too neel: Henri le Dent. 815 uur. VRIJDAG 7 MAART Stadsschouwburg. Nieuw Nederlandsch Tooneel. (Louis Saalborn.) ..Beschuit met Muisjes". 8 uur. Gem. Concertzaal. Vocaal Jubileumconcert ,Apollo" en „Zang er. Vriendschap" 8 uur. Wijkgebouw. Geö Oude Gracht 79, Bijbel lezing K. Rozendal. „Een woonplaats van God". 8 uur. Kennemer Lyceum. Olympiadefilm 1928. 8 uur. Bioscoopvoorstellingen. Nieuw programma. Teyler's Museum, Spaarne 16. Geopend op werkdagen van 11—3 uur, behalve 's Maan dags, toegang vrij.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 5