OVER GELUIDSFILMS.
Strijd tasschen Amerika en Europa.
Stomme films met geluid. Drie soorten
geluidsfilms. De geluidsfilm behoort
naast de stomme film te staan.
Het Is haast moeilijk onzen tijd bij te hou
den, te veranderen mèt de veranderde tij
den. Er ls zoo veel dat zich wijzigt en clie
wijzigingen voltrekken zich snel.
Een Jaar geleden kwamen de eerste ge
luidsfilms in de Nederlandsche bioscopen,
nu zijn we er aan gewend, staan we er n et
meer zoo vreemd tegenover, moet een ieder
wel toegeven, dat de geluidsfilm naast de
stomme film een toekomst vóór zich heeft.
En er zijn dus ook tal van problemen.
Duitschland, dat met de stomme films een
eind bij Amerika was achtergeraakt, heeft
plots, in weinige maanden zich aan den Hol-
lywoodschen geluidsfilmproducer a's een ge-
duchten concurrent doen kermen. Terwijl
Amerika steeds maar weer ballet- en revue-
en cabaretscènes er met de haren bijsleept,
heeft men in Duitschland ingezien, dat dit
totaal overbodig ls. Dat er zoo nu en dan
muzieknummers in de geluidsfilms voor
komen is logisch, denk slechts aan het sol
datenliedje uit „Melodie des Herzens", aan
de band in „Atlantic". En terwijl we zoo in
de Amerikaansche geluidsfilms een zekere
gelijkvormigheid kunnen constate eren, ver-
itoonen de Duitsche een vrij groote variatie.
Waar het in eerstgenoemde films er veel van
heeft, of de liedjes gezongen worden om het
publiek er toe te brengen die vooral met
alle coupletten uit het hoofd to leeren of
in den vorm van een gramofoonplaat aan
te schaffen, zijn in de Duitsche geluidsfilms
die wij tot nog toe zagen, de liedjes en meer
nog de melodieën ervan: leitmotiv. Een zeer
groot verschil, dat ons tot nu toe steeds
weer is opgevallen en dat eenigszms den
indruk geeft alsof de menschen in Holly
wood niet met him materiaal kunnen wer
ken. terwijl de Duitschers er boven blijken
te staan, het beheerschen.
Zoo is de strijd begonnen tusschen de Ame
rikaansche en de Duitsche geluidsfilms om
Europa. De Amerikaansche productie heeft
het continen noodig en heeft er reeds lang
vasten voet gekregen. Duitsche films daar
entegen komen maar moeilijk naar Amerika,
hst aantal is niet groot, de Amerikaan
dweept met producten van eigen land en
heeft feitelijk 'n vooroordeel tegen wat van
buiten komt. In Engeland heeft de Ameri
kaansche film de overhand, in Frankrijk
eveneens, ai probeert men zich van hooger-
hand daartegen in dien zin te verzetten, dat
op een bepaald aantal Amerikaansche films
een Fransche film in Amerika ingevoerd
moet worden. In ons land gaat het vrijwel
gelijk op. Het schijnt, echter, dat de filmpro
ducenten in Europa nauwe samenwerking
met elkaar gaan zoeken; de film „Atlantic"
die met twee groepen hoofdpersonen in twee
talen. Engelsch en Duitsch, werd opgenomen
is hiervan waarschijnlijk een precedent.
Terwijl voorloopig van den uitslag van den
wedstrijd nog weinig valt te zeggen, mag wel
geconstateerd worden, dat Europa tot nog
toe beter geluidsfilms heef gebracht dan
Amerika en dat het schijnt, dat met name
Duitschland beter toegerust, beter voorbe
reid den strijd is begonnen dan Amerika dat
tracht vóór te komen door quant! teit en zoo
verscheidene gesynchroniseerde films aan de
markt bracht, films die oorspronkelijk stom
waren maar nu begeleidende muziek hebben
gekregen, aangevuld met enkele nieuwe scè
nes waarin gezongen of gemusiceerd wordt.
Zoo'n gesynchroniseerde firn is eigenlijk
een rolprent -f nog Iets. Het mechanische ge
luid heeft dan ongeveer evenveel te maken
met de stomme film als de muziek van 't
orkest in de zaal.
HAARLEMMER HALLETJES
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE.
„Tra la la, tra la la, tra la la!" zong Hop-
ma, toen hij op den kransavond met zijn
vrouw bij de Hupstra's binnenkwam en vatte
zonder complimenten mevrouw Hupstra om
het middel, waarna hij met haar door de
kamer danste. Hupstra van zijn kant bood,
na een sierlijke buiging, de hand aan me
vrouw Hopma, van Stuiteren noodigde mijn
vrouw ten dans, ik walste met Koosje en
zoo bleef mevrouw van Stuiteren over voor
neef Wouter, die waarlijk ook in een soort
step viel, die hij toen en daar blijkbaar plot
seling uitvond, zoodat mevrouw Van Stuite
ren niet veel anders doen kon, dan een beetje
meehuppelen, precies als een zieke kanarie
op één been. Natuurlijk was het dan ook onze
altijd critische neef, die het eerst ophield en
den aanstichter van deze heele beweging-
toesnauwde: „Zouden wij nu ook mogen we
ten, wanneer het voor 't eerst bij Je uitgebro
ken is?"
„Uitgebroken?" vroeg Hopma hijgend.
„Wat bedoel je?"
„Die aanval van danseritis, bedoel ik. Die
nieuwe vorm van krankzinnigheid."
Maar Hopma was nog niet op ad?m geko
men en maakte een afwerend gebaar. Eerst
een paar minuten later kon hij met moeite
een paar volzinnen uitbrengen. „Het prachti
ge weer, die schitterende zon, letterlijk zo
mer in Februari...
Langzamerhand kwam het gezelschap tot
rust en versterkte zich na de ongewone in
spanning aan de thee van mevrouw Hupstra.
Al naar hun geaardheid waren ze er vroolijk
of geraakt over. Mijn danseuse, de goede
Koos, straalde van glimlach over onze late
uitbundigheid, maar mevrouw van Stuiteren
hield de hand op haar rechterzij (Ik denk,
dat zij zich met de juiste plaats van haar
hart vergiste) en vroeg zich stellig at, wat
haar voorvaderen van zooiets gezegd zouden
hebben, wanneer zij dat hadden moeten
beleven.
Tri ieder geval was de stijfheid, die het be
gin van lederen kransavond kenmerkt, plot
seling verdwenen.
Op dat oogsnbllk ging de telefoon. Hup
stra en zijn vrouw keken elkaar aan. Geen
van beiden verroerde een vin. Weliswaar
hadden zij geen vinnen.
„Man...." zei mevrouw uitnoodigend.
„Vrouw", zei meneer op denzelfden toon.
„De teiefoon", zei mevrouw.
„Ik hoor het wel," zei meneer.
Als er geen gezelschap was geweest zou
misschien geen van beiden raar de telefoon
zijn gegaan en zeh bepaald hebben tot
voortdurende wederzijdsche uitnoodiging Nu
er wel gezelschap was boog de mannelijke
kracht het hoofd voor de vrouwelijke zwak
heid eu ging ter telefoon. Wij hoerden In de.
Het moet evenwel mogelijk zijn een syn
chronisatie te geven die beter is, doeltreffen
der dan de directe begeleiding, een synchro
nisatie die de indrukken, gegeven door het
beeld versterkt, onderstreept., aanvult. Eén
voorbeeld: aan boord van een schip, drie
stooten op de stoomfluit, de film vertoont
dan een zwarte pijp met fluit, drie kleine
witte stoomwoikies puffen op. als geluld
komt er dan bij óf naturalistisch crie toeter-
tjes van een stoomfluit maar dat kan in 't
orkest ook gedaan worden door drie keer te
blazen in een bols-kruik waar de bodem uit
geslagen ls, óf door drie korte tonen in de
muziek van 't orkest uit de studio. Het gaat
er dus niet om, net echt te doen. hoofdzaak
is dat de indirecte muziek met gehoorindruk-
ken aanvult wat het filmbeeld ons laat zien.
Men zal drie verschillende soorten geluids
films dienen te onderscheiden: de stomme
fiims die van begeleidende muziek op 't film
band of op gramofoonplaten worden voor
zien; de films die naturalistisch zijn, waarbij
men dus een indruk krijgt alsof alles met
alle lawaai erbij zich daar voor u op het
toon eel afspeelt; en de filnis waarbij men
van den beginne af naast het beeld ook het
geluid een rol laat spelen.
Tot de eerste soort behoort een film als
„Da man met het ijzeren masker", 'n Stom
me film met muziek die het orkest vervangt
en overbodig maakt.
„The singing Fool" is van de tweede soort,
evenals „Showboat" en de duizend-en-een-
filmpjes van zangers en zangeressen, van
The Revellers, het Florentijnsch koor, Willy
Derby, enz. Ze zijn zuiver reproductie van
beeld zoowel als van geluid, en hebben in
sommige gevallen misschien documentaire
waarde. Tot dit genre zou ook behooren een
film die men in den tijd toen de geluids
film zoo plotseling opkwam wilde maken
door tussChen échte coulissen op een echt
tooneel een opera te laten opvoeren voor
lens en microfoon, hee'.emaal zooals het in
een Opera gebeurt. Later hebben we er nooit
meer iets van gehoord, men zal waarschijn
lijk tot betere gedachten gekomen zijn, t
ware je reinste verfilmde tooneel geweest. En
bij deze groep moet ook ingedeeld worden
het geluidsfilmjournaal, dat. objectief de be
langrijkste gebeurtenissen in beeld en ge
luid „conserveert".
Tot de laatste soort moet men ln de eer
ste plaats rekenen de zoo buitengewoon
goede teekenfilmpjes-met-geluid. Hier wordt
met 'n minimum aan middelen 'n maximum
aan effect verkregen en men zal goed doen
deze filmpjes eens nauwkeurig te bekijken en
te beluisteren, ze behooren tot 't beste wat
tot nu toe met geluidsfilms is bereikt. En in
zekeren zin hoort in deze groep thuis een
film als „Liebeswalzer", een operette-film
met Willy Fritsch en Lilian Harvey, 'n
Duitsch product, dat nu al voor de derde
week in Amsterdam „loopt". De opzet van
deze film is zeer goed, het is geen verfilmde
operette, totaal niet, doch een film met veel
muziek en waarin geluid en beeld samen
werken. Deze film zou niet stom en met be
geleiding van 't orkest in de zaal vertoond
kunnen worden, omdat begeleiding niet wel
mogelijk zou zijn en omdat in „Liebeswalzer"
het geluid zoo'n integrent deel van het werk
is, dat het er niet uit gemist kan worden.
Daarom slaan wij deze film. die ook a's amu
sement zijn waarde heeft, die aardig en on
derhoudend is, vrij hoog aan.
Tenslotte is er nog een kwestie waar men
zich soms erg druk over maakt, name"ijk wat
men moet kiezen, de stomme film of de ge
luidsfilm.
gang praten. Toen kwam Hupstra terug en
zei:
.Daar was Utrecht aan de telefoon."
„Wie Utrecht?" vroeg mevrouw.
..Wie Utrecht? Utrecht gewoon. De juf
frouw zei: ,Daar is Utrecht voor U".
„Heel Utrecht toch niet," zei mevrouw.
„Och kom nu," zei meneer, zijn ontstem
ming een beetje, maar met moeite verbij
tende. „Ik luisterde, maar er kwam niemand.
Na een paar seconden zei de juffrouw:
„spreekt u al?" „Nee", zei ik, ik hoor
niets." Na nog eenige seconden zei de
juffrouw op eens: „Meneer, 't is niet meer
noodig". „Niet meer noodig. juffrouw?
Dat is vreemd." „Ja", zei de juffrouw en
sloot af. Wat kan dat nu beduiden? Oom
Frederik is nogal ziek en ik dacht zoo of
zijn hulshoudster ons misschien wou op
bellen
,De huishoudster!" zei mevrouw Hupstra
en niemand van ons hoefde meer te vragen,
hoe zij over die autoriteit dacht. „De huls
houdster? Als die ons had willen opbellen,
dan zou ze het gedaan hebben ook."
„Wie kan het dan geweest zijn?" zeurde
Hupstra voort. „Ik ken anders niemand ln
Utrecht."
„Och man", zei mevrouw ongeduldig, „de
juffrouw had zich natuurlijk vergist en een
verkeerd nummer opgebeld."
Al wat ln de kamer man was, stond ver
baasd over deze spontane scherpzinnigheid.
Alleen Hupstra pruttelde nog wat <egen.
„Waarom zei ze dat dan niet?" „Een fout er
kennen? Als 't niet npodig is?" vroeg me
vrouw. En daarmee was de gedachtenwisse-
ling uit Iedereen voelde duidelijk, dat er
niets meer over te zeggen viel.
Maar het onderwerp ..telefoon" verdween
daarom nog niet dadelijk uit het gesprek. Of
het nieuwe tarief duurder zou uitkomen of
goedkooper. De een dacht goedkooper, de
tweede had uitgerekend: zoowat het zelfde
en de derde (dat was Wouter), gaf deze be
schouwing ten beste: in het begin, als ieder
een zuinig is in zijn gesprekken, wordt het
goedkooper; daarna raak je aan de nieuwe
regeling gewend en vergeet de zuinigheid.
Dan wordt het duurder. Op het laatst raak
je eraan gewend veel te telefoneeren en
wordt het hoe langer hoe kostbaarder. Daar
is het heele opzetje om begonnen. Er moet
weer meer geid in 't laadje komen. Al maar
meer geld. Ze zitten er letterlijk op te loeren."
Het gezelschap moest bij deze woorden ge
dacht hebben aan het hoofdbestuur van
Post, Telegrafie ep Telefonie, in den vorm
van vreeseüjke tijgers, loerende op Neder
land. of de onnoozele abonnés ook in dezen
strik zouden vallen, om ze daarna met huid
en haar te verslinden.
Maar Suze Hopma vroeg: „Wat doen ,'ullie
als je bezoek hebt en die vraagt: mag ik
even telefoneeren?"
„Dan zeg je natuurlijk ja", zei Koosje da-
delijk.
Nu kan men wel heele beschouwingen op
gaan zetten over aesthetische waarden en
wel gaan zitten uitzoeken of de gewone film
hooger staat dan de geluidsfilm.
We kennen nu ruim een Jaar de geluids
film, zij heeft bewezen wat anders te zijn
dan een stomme film. Men moet haar aan
vaarden als iets nieuws. Naast de stomme
film is haar plaats. En zooals de goede stom
me film met tooneel niets te maken heeft,
zoo heeft de autonome geluidsfilm evenmin
iets uitstaande met de stomme film of met
het tooneel. Als zoodanig dient men haar te
beschouwen en de practijk heeft bewezen dat
die. standpunt Juist is. want een goede leider
van tooneel óf van stomme film óf van ge
luidsfilm zal in vele gevallen de twee an
dere niet bhoorlijk kunnen leiden.
C. G B.
KENNEMER LEGENDEN.
Het slot van Egmond herve„en.
Een groot gezin van 24 kinde
ren. Ook kloosterlingen in de
familie. Een vaart naar Alk
maar. De eiber van Esmond.
Jan met de Bellen. In 's Gra-
van macht.
Jan, de 18e Heer van Egmend, trouwde
met Vrouwe van IJselstein. welke heerlijk
heid daardoor ook aan de familie kwam. Hij
liet naar zijn vermogen het kasteel wederom
„opbouwen en repareren, niet zoo schoon als
te vooren geweest hadde". Hij was in het ge
lukkig bezit van 6 zoons en 7 dochters. Zijn
zoon Arnoldus werd na hem erfgenaam van
alle heerlijkheden en trouwde Vrouwe Jo-
lenda en Simungen. Johan. de derde zoon,
trouwde met Vrouwe Henrica van Rooden-
burcht, „waarbij hij hadde vier en t.wlntich
kinderen.". Otto, de vijfde zoon trouwde Ma-
belia, dochter van Johan van Arckel. Deze
Johanna was de zuster van denyJan van Ar-
kel. Bisschop van Utrecht, dien de kennen als
het hoofd van het Beleg van het Huls te
Voorst, waarbij volgens de overlevering voor
het eerst het gebruik van z.g. donderbussen,
een soort mortieren en buskruit werd toege
past.
Albertus, de zesde zoon, werd „Canoniek
tot Utrecht en Antonia „was een clarisse tot
's-HertogenboschBerta, een der jongste
dochters kwam door 'naar huwelijk met Wal
raven van Brederode in deze streken.
De opvolger. Amoldus, maakte zich ver
dienstelijk, door het doen delven van een
gracht om het Slot aan den Hoef. „alsmede
van een vaert ora naar Alckmaar te varen
met de schuyten. Hij heeft bovendien de
Kapel, die voor het slot stond doen afbreken
en liet op eigen plaats weer een andere bou
wen, die „veel schoonder was dan het andere
geweest hadde. Hij overleed 9 April 1490 en
nu de sage van den Eiber van Egmond. Deze
is reeds vele malen verteld, maar wij nemen
hem. zooals de kroniekschrijver ze, naar de
overlevering tot hem gekomen, te boek stel
de.
In den tijd dat deze Heer Wouter van Eg-
mond en zijn Broeder Heer Lubbertus, Abat
van Egmont noch leefden Lst geschiet datter
een van de oyevaars, die op de abdije tot
Egmont nestelde, zijn been heeft gebroccken.
Dit ziende een Jongeling (die in de Abdye
veel arbeide om zijn loon) heeft den oyevaar
gegrepen ende heeft hem gebracht tót zijn
moeder hetwelk een out schamel vrouken
was.
Dit vrouken heeft den oyevaar zijn been
gespalkt en haer zoone heeft vorschen, vls-
schen ende ael gevangen ende den oyevaer
daeraf te eten gegeven dewelcke mettertljt
genezen is. Genezen zijnde, zoo hebben zij
hem laten vliegen ende hij heeft hem weder
om op 't Nest bij zijn gayken wijfje) be
geven.
Als nu den tijt quam. dat se vertrocken, ls
hij mede ter plaetsen. daer zij 's winters
onthouden, gevlogen. Nü, als den soeten tijt
weder aangecomen was, dat ze (gelijck zij
ordinaris doen) alhier overcomen, soo is
desen zelfden oyevaer oock mede overgeco-
men, en is voor 't vroutje komen staen, en
„Ja, dat is goed en wel, maar ik zou me
toch geneereu oin een ander op kost-en te
jagen", zei Suze.
„Twee en een halve cent"zei van ftul-
teren minachtend.
„Is twee en een halve cent", zei "Iopma.
Daar had je het weer. Van Stuiteren, die
naar het aleemeene gevoelen van de krans
moeite heeft om rond te komen, sprak met
geringschatting over twee en een halven
cent, terwijl Hopma die rijker is dan een
van de anderen, een halven stuiver nog zoo
onbelangrijk niet vond. Maar misschien be
gint de rijkdom al bij iemands meening
over twee en een halven cent-
Hopma gaf nuttige informatie. Vandaag
heb ik in den trein iemand hooren vertellen:
„Wij hebben thuis een spaarpotje bij d3
telephoon gezet en daar een papier op ge
plakt, waaroo staat te lezen: TELEPHOON-
GESPREKKEN".
„Wat moet dat lastig wezen!" zei Hupstra.
„Leggen ze bij die familie dan een halven
stuiver ln de spaarpot bij lederen keer dat ze
opbellen?"
„Achzei Hopma. „Je begrijpt het
niet".
„Ik dacht ook al: waar halen ze al die
plakken vandaan! Ik zie er bijna nooit".
„Och man", zei Hopma weer. „Je begrijpt
er niets van. Dat spaarpotje is juist voor de
bezoekers die vragen om te mogen opbellen.
„Zeker", zegt dan de familie beleefd. Jiet
toestel staat in de gang". Zelfs wordt de ka
merdeur voor den bezoeker of de bezoekster
opengedaan. Die gaat naar het toestel, ziet
her, spaarpotje met de kennisgeving eu de.nk'
„hier doen ze telkens als ze opbellen, geld ln
de spaarpot". Al was je het zelf, dan haal
je ook ie portemonnaie voor den dag en
stopt er wat in: een 2y: cent stuk of als je
dat. niet hebt een dubbeltje of als je dat niet
hebt een kwartje
Het gezelschap vond dat geraffineerd en
van Stuiteren was de meest verontwaardigde
Hopma liet zijn meening niet b'ijken, maa-
je voelde dat hij de t-ruc wel aardig vond. Als
het kransavond bij de Hopma's is, zal ik toch
eens opletten of er een spaarpotje staat
Maar misschien hebben ze het vóór dien tijd
weggenomen.
Een van het gezelschap (Ik weet niet meer
wie. uit bescheidenheli) vestigde de aandacht
op wat hij de eenheid der tegendeelen noem
de. ook wel genaamd het tegendeel de- een
heden. Hij zei: „dit ls toch een rare wereld.
Aan den eenen kant probesren honderd, dui
zend, honderdduizend automob:elhandelaa:s
je een wagen te verkoopen en aan den an
deren kant probeert de P. T. T. om het aan
tal abonnés van de telefoon te vergrooten.
Tegendeelen! Snappen jelui het niet? Hce
meer gesprekken ie in huis af kan. des te
minder bezoeken hoef ie buitenshuis te ma
ken. Als iedereen telefoon had, hoefde je
héélemaal je huis niet ui: Dan zou je binnen
blijven tot aan het uur van je dood. want te
lefonisch begraven gaat niet. Ik hoor zeggen
dat dc autohandel zoo slecht, gaat. Nu weten
heeft eer. steen uyt zijn Beek voor 't vroutje
laten vallen ende ls daen weder op de Abdije
gevlogen.
Hiermede heeft deze oyevaer het vrouwtje
willen betalen het goet tractement dat ze
hem van te voren bewezen haade. Gaende
hierin te boven vele ontdanckbare menschen.
Nu dit vroutjen ziende, dat den oyevaer
dezen steen uyt zijn Hals ofte Beek haade
voor haer neder laten vallen, was sij daeraf
zeer verwondert, niet wetende wat het mocht,
beduyden: derhalven heeft zij den steen op
genomen ende is daermede gecomen voor
den Abdt Lubbertus. Zij gaf hem „alle ae ge-
legenheyt te kennen, hoe zij den oyevaer 't
gebroocken been genezen hadde en hoe dat
zij nu dezen steen zoo wonderlijk ende avon-
tuurlijck van den oyevaer gekregen nadde,
ende zij heeft den steen aan Heer Lubbertus
gegeven. Heer Lubbertus heeft het vroutjen
betianckt ende gesegt: ist dat dezen steen
eenige vlrtuyt deugd, waarde) en heeft,
dat ze yet waerdich is. men zal u recompen-
seren beloonen). Heer Lubbertus nu
dezen steen aenmerekende en conde niet be-
dencken, wat het voor een steen mochte we-
sen, overmits dat ze noch ruw ende ongepur-
geert ongezuiverd) was, gelijck den Oye
vaer deselve gesocht hadde bij eenlghe Ri
vieren.
Hierom soo heeft Heer Lubbertus ontboden
een persoon, die veel ve:st3nt van costelijcke
steenen hadde ende heeft hem doen purge
ren (schoonmaken) en proberen en proberen
en bevont deselve te wesen een seer eoste-
lijcken steen en wel een carbonckelsteen.
Heer Lubbertus heeft dit sijn Broeder Heer
Wouter van Egmont te kennen gegeven, de
welcke daerom een gouae plaet heeft, doen
maacken ter eeren Gods ende alle sijne lieve
Heyligen, die 't geheele Hoogkautaar bedekte,
omtrent zoo dlck als eenen rosenobel. welcke
plaet seer uytnemend kostelick gewrocht en
gegraveerd was met de Passie ons liefs Hee-
ren Jesu Christi. Heer Wouter van Egmont
met Heer Lubbertus den Abt hebben deser.
Costelijcken Steen in 't midden van dese
Plaet doen setten ende deze voosz. steen gaf
des nachts licht cn scheen als de Maene.
welck schijnsel een weynich uyt den groenen
was. En dit vrouken met haer soon is van
Heer Wouter en Heer Lubbertus zoo rijeke-
Hjcken begaeft en beschonken, dat ze haer
leven langh genoech hadden om daervan eer-
lijck te leven.
Jan, de 20ste H°er van E<*mond de
zoon van Arnold en trouwde met Maria van
Arkel. Heer Jan was een uitnemend krijgs
man en omdat hij „soo menichmaal als hij
ten strijde trock een gordel met silverc Bellen
om zijn lijf droegh. is hij toegenaemt Jan me
de Bellen. Hij voerde veel oorlogen en be
streed ook den Heer van Wi";?nvi-. HM b">-
nam dezen „het meeste recht, dat hij hadde
in Holland binnen Leyden". Maar ook zijn
aangetrouwde familie joeg hij in het harnas
Hij hield zelfs Jan van Arkel ln jaar gevan
gen. Nu gaat de graaf er zich mee bemoeien.
„Ende also de Heer van Egmond om de nae-
rnaeghschap met Jan van Arckel. de Grave
saspec (verdacht) was, soo seyde hij den
Doorluchtlgen Heere Jan van Egmont verra-
derije aan ende socht alsoo een oorsaeck, om
dat hij hem te beter mochte krencken ende
heeft hem also ontboden ten hove te comen.
Maar Heer Jan van Egmond moest van dat
bezoek ten hove niets hebben, wel wetende
„sijnen valsche g-ont". Daarop is hij met zijn
vriend Hendrik van Rletwijk en 100 gewa
pende mannen naar IJselstein getrokken.
Daar waren Jonkheer Willem ztjn zoon met
Jan's vrouw. Klaarblijkelijk wilde dus Jan
met de Bellen het door huwelijk verkregen
IJselstein te weer stellen. Jan van Egmond
compareerde dus niet voor den Graaf van
Holland en deze „heeft al he' Goet van den
Heer van Egmond doen confisqueren (ver
beurd verklaren) ende heeft hem gedwongen
in Ballingschap uyt alle des Graven gebiet te
blijven.
Jan met de Bellen kon niet tegen den
landsheer op. Hij moest IJselstein overgeven
maar door tu«5«'*henVomst van Hoor .Ta"ob
van Gaesbeeck, Heer Hubert van Cuylenborch
en Heer Jan van Vianen, de naas.e „blcet-
vrinden", kwam IJselstein, maar nu als leen
van den Graaf, weer aan Jonker Willem.
jelui do reden. Er komen teikens meer abon
nés op de telefoon".
Van Stuiteren zei: „Ik ken ook wel zulke
eenheid der tegendeelen. Let op de hulzen
bouwerij. Vroeger, toen de huizen gestookt
werden met kachels, waren de kamers hoos
van verdieping, zoodat je ze niet warm kon
krijgen, en sedert de centrale verwarming ls
uitgevonden en Je leder hoekje van het huis,
tot gangen en portalen toe, gemakkelijk
warm krijgen kunt, hebben de architecten de
kamers verlaagd
Toen wisten ze allemaal voorbeelden: .Als
Je jong bent en vlug en lenig krijg je gym
nastiekles en leert dansen. Zonder dat zou
Je ook wel vlug blijven. Maar als Je oudet
wordt, zoo tegen de dertig en een buikje bc-
gint te krijgen en niet meer over een plasje
sprlr.gen kunt. dan doe je niet meer aan a
die lichaamsoefeningen en dan zou je ze Juist
noodig hebben om niet stijf te worden".
De dames hadden pas In Haarlem's Dag
blad een portret gezien van Marletje Braun
en wisselden van gedachten over de vraag,
hoe lang die nog zou voortgaan met zwem
men op wedstrijden en als maar records bre
ken. Zoo kwam het gesprek van zelf op re
cords en vroegen wij elkaar af, of ooit
iemand van ons een record gebroken had.
Het heele gezelschap zweeg.
Of in onze diverse familiën dan misschien
we! eens iemand een record gebroken had.
Eenparig stilzwijgen.
Of een van ons dan misschien wel Iemand
goed gekend had, wat Je noemt goed, die een
record gebroken had.
Niemand zei een woord.
Maar of dan misschien een van ons wel
eens iemand gesproken had. die eon record
gebroken had. Het was Van Stuiteren, die
deze laatste vraag deed on er lag Iets var.
wanhoop in zijn stem toen hij. nog altijd
met eenige verwachting van succes, den
kring rondkeek.
Helaas, zelfs dit geluk was geen van ons
beschoren geweest.
Er heerschte een tijd lang een benauwde
stilte in ons gezelschap en Iedereen gevoelde
wat de gedachten van de anderen moesten
zijn en leed met hen mee. Wat moesten wij,
die toch goede en rustige burgers waren,
op tijd schot en lot betalende, wat moes en
wij dan toch hopeloos ouderwetsch, ja ver
ouderd zijn. Op ons aller voorhoofden stond
als ln vlammende letters geschreven: „UIT
DEN TIJD".
Toen nam mevrouw van Stuiteren het
woord.
„Mijn overgroot-papa".zei ze en het
gezelschap schrikte bij het hooren van dit
bekende geluid.
Want wij ker.r.en dien overgrootpapa. Hij
is de man. die alles kon. die alles durfde,
die alles wist vooral! Ongelooflijk was het,
wat die al niet geweten had. Meer dan ge
zamenlijke overgrootpapa's van heele vouis-
stammen bij elkaar.
Niettemin luisterden wij vol berusting
naar heL nieuwe -heldenfeit, dat wij van hen
WAAR DIEVEN HUN BUIT
VERSTOPPEN.
Het verbergen van den geroofden buit cn
de plaats waarin zoo gauw mogelijk het ge-
stolene veilig en wel kan worden gebracht,
zijn de moeilijkste dingen voor den dief van
beroep, dikwerf moeilijker dan de diefstal
zelf.
De Juistheid ervan blijkt het duidelijkst,
wanneer men nagaat, dat de dieven slechts
heel zelden op heeterdaad worden betrapt,
doch dikwerf, wanneer zij trachten het ge
stolen goed aan den man te brengen. Toch
gelukt het niet steeds met den dader ook de
gestolen waar te vinden, wanneer het den
dief mogelijk is geweest, de waar op een
veilige plaats te verbergen.
Als de beste verborgen plaats wordt nog
altijd, naar een vakman verzekerde, een ge
graven gat ergens buiten beschouwd. Op
kerkhoven, in tuinen onder een heg, enz. Be
kend ls het geval van een man. die een groot
deel van de duizendmarkbUJeti^n, welke hij
uit dc Duitsche Rijksdrukkerij had gesto
len, dcor zijn eigen dochtertje op een kerk
hof had laten begraven.
In een ander geval voor den wereldoorlog,
maakten de dieven, onder wie een goede
zeepzieder, mooie stukken zeep. waarin zo
gestolen bankbiljetten van 3000 mark ver
borgen. Toen men de kerels te pakken kreeg,
werd van ae gestolen 170.000 mark niets meer
gevonden. Nadat ze hun straf hadden uit
gezeten. verlieten de dieven met de stuk
ken zeep, wolke door de gevangenisautori
teiten voor hen waren bewaard, het land, om
elders rustig van hun „zeep" te kunnen le
ven.
De Justitie wordt ook wel op andere wijze
door de geslepen dieven voor het lapje ge
houden of om den tuin geleld. Het komt
nl. dikwerf voor, dat een misdadiger heel
eenvoudig een testament maakt en het ver
zegeld deponeert. In het verzegelde pak heeft
hij dan bankbiljetten enz.
Vaak koopen dieven effecten, welke ze
door „hun bankier" laten beheeren, tot ze
hun straf hebben uitgezeten.
Zeer geslepen deed een kindermeisje, dat
van haar meester 10.000 gulden had gestolen.
De dievegge werd gepakt, maar het geld
werd niet bij haar gevonden. Eindelijk vond
men het. verborgen ln het speelgoed van het
kind, dat aan haar zorgen was toevertrouwd.
Ze had het geld in een teddybeer gestopt.
Een zeer cigenaardlgen plaats om het gc-
stolene te verbergen werd gebruikt door een
Amerikaanschen oplichter.
Hem waren bijna 130.000 dollars ln handen
gekomen. Om ze goed en veilig te kunnen be
waren. verborg hij het geld Ln een hol, waar
ratelslangen hulsden.
In dikke leeren kleeren gestolen, verborg
hij zijn schat ln het nest der reptielen. Kort
daarna liet hij zich rustig arresteeren,
doch men kon. met uitzondering van enkele
dollars niets op hem vinden. Nu kan het de
Amerikaansche zakenlui weinig schelen, of
de dief wordt gepakt, als ze het gestolen
geld maar terug krijgen. Gaat het niet met
behulp van detectieven en andere politie
ambtenaren. dan worden de onderhandelin
gen met den misdadiger geopend, om met
hem tot een overeenkomst tc geraken. Zooals
ook geschiedde in het hierboven gerele
veerde geval. De finaccieele inrichting, van
wie bij het geld had weten los te krijgen,
bood hem 30.000 dollars en verzekerde hem
bovendien straffeloosheid. Een formeel nota
rieel contract werd opgemaakt en de dief
bracht zijn medecontractanten naar zijn ge
vaarlijke bewaarplaats. Het geld werd eruit,
genomen, verdeeld en de zaak was gezond.
overgrootpapa weer zouden vernemen want
zoo wil het de beleefdheid.
„Mijn overgrootpapa", zei dus mevrouw
van Stuiteren, .„had een tuinman. Die had
eens een heelen dag in overgrooipapa's tuin
gewerkt en toen overgrootpapa 's avonds ging
kUken, zei de tuinman* ..Generaal
'overgrootpapa was generaal geweest), :k
ben toch zóó vermoeid Ik heb het gevoel of
ik wel een wijzertje rond zou kunnen slapen".
„Dat doe je dan maar Jacob", zei over
grootpapa vriendelijk. „Ik wou nog wat in
dit gedeelte van het park veranderd heb
ben" (de tuinen ln mevrouw van Stulteren's
familie zijn altijd parken) „maar dat heeft
geen haast. Ga Jij maar rustig slapen en
kom maar naar het Huis (mevrouw Van
Stuiteren sprak dat woord duidelijk met een
hoofdletter H uit) „dan praten wij er verder
wel over".
Dat was Dinsdag en Woensdagavond was
Jacob de tuinman nog nie* op het Huis ge
weest. Donderdagmorgen kwam hij nog niet
en Donderdagavond ook niet. Vrijdagmiddag
ging overgrootpapa eens naar de tuinmans
woning en vroeg aan de tuinmansvrouw:
„Waar is Jacob?"
„Hij slaapt nog altoos, Generaal", zei de
tuinmansvrouw. „HJj was Dinsdag zóó ver
moeid".
..Laat maar rustig slapen", zei overgroot
papa.
Eerst Vrijdagavond tegen elven kwam de
tuinman op het Huis. „Nu pa ik naar V'J,
Jacob", zei overgrootpapa En zoo", eindigde
mevrouw van Stuiteren, „had Jacob precies
driemaal vierentwintig uur onafgobroken
geslapen".
.Maar dan heeft Jacob", zol Hupstra met
een van vreugde bevende stem, „zeker het
slaap-record gebroken".
De heele krans applaudisseerde cn me
vrouw van Stuiteren boeg naar a'.le kanten.
Wij zeggen geen kwaad meer van mevrouw
van Stuiteren's overgroo'papa.
Want het is zij n tuinman geweest, die dat
record gebroken heeft. Het is bijna, of het
onze overgrootpapa geweest is en onze
tuinman Jacob. Jacob Wakker 'neet'e hij. wel
een gekke naam voor Iemand die zóó slagen
'-on. Maar dat doet minder ter zake. Dok
de krans heeft dus van nu af aan haar re
cord-held en het is, of wij verjongd zijn.
of wij weer meetellen ln de
nu de tuinman van onzen overgrootpapa, van
onzen krans-overgrootpa^a ten minste, het
slaaprecord gebroken heeft.
Driemaal 24 uur onafgebroken. Jacob
Wakker. Jammer maar, dat het niet dc-
honrlijk ingeschreven is.
Maar toen. in den tijd van onzen gezamen-
lijkan overgrootpapa werd daar nog zoo
geen bock van gehouden.
Kon Jacob Wakker bet helpen, dat de
maatschappij toen nog zoo gebrekkig was
ingericht?
fIDEUO.