OVER GELUIDSFILMS. Strijd tasschen Amerika en Europa. Stomme films met geluid. Drie soorten geluidsfilms. De geluidsfilm behoort naast de stomme film te staan. Het Is haast moeilijk onzen tijd bij te hou den, te veranderen mèt de veranderde tij den. Er ls zoo veel dat zich wijzigt en clie wijzigingen voltrekken zich snel. Een Jaar geleden kwamen de eerste ge luidsfilms in de Nederlandsche bioscopen, nu zijn we er aan gewend, staan we er n et meer zoo vreemd tegenover, moet een ieder wel toegeven, dat de geluidsfilm naast de stomme film een toekomst vóór zich heeft. En er zijn dus ook tal van problemen. Duitschland, dat met de stomme films een eind bij Amerika was achtergeraakt, heeft plots, in weinige maanden zich aan den Hol- lywoodschen geluidsfilmproducer a's een ge- duchten concurrent doen kermen. Terwijl Amerika steeds maar weer ballet- en revue- en cabaretscènes er met de haren bijsleept, heeft men in Duitschland ingezien, dat dit totaal overbodig ls. Dat er zoo nu en dan muzieknummers in de geluidsfilms voor komen is logisch, denk slechts aan het sol datenliedje uit „Melodie des Herzens", aan de band in „Atlantic". En terwijl we zoo in de Amerikaansche geluidsfilms een zekere gelijkvormigheid kunnen constate eren, ver- itoonen de Duitsche een vrij groote variatie. Waar het in eerstgenoemde films er veel van heeft, of de liedjes gezongen worden om het publiek er toe te brengen die vooral met alle coupletten uit het hoofd to leeren of in den vorm van een gramofoonplaat aan te schaffen, zijn in de Duitsche geluidsfilms die wij tot nog toe zagen, de liedjes en meer nog de melodieën ervan: leitmotiv. Een zeer groot verschil, dat ons tot nu toe steeds weer is opgevallen en dat eenigszms den indruk geeft alsof de menschen in Holly wood niet met him materiaal kunnen wer ken. terwijl de Duitschers er boven blijken te staan, het beheerschen. Zoo is de strijd begonnen tusschen de Ame rikaansche en de Duitsche geluidsfilms om Europa. De Amerikaansche productie heeft het continen noodig en heeft er reeds lang vasten voet gekregen. Duitsche films daar entegen komen maar moeilijk naar Amerika, hst aantal is niet groot, de Amerikaan dweept met producten van eigen land en heeft feitelijk 'n vooroordeel tegen wat van buiten komt. In Engeland heeft de Ameri kaansche film de overhand, in Frankrijk eveneens, ai probeert men zich van hooger- hand daartegen in dien zin te verzetten, dat op een bepaald aantal Amerikaansche films een Fransche film in Amerika ingevoerd moet worden. In ons land gaat het vrijwel gelijk op. Het schijnt, echter, dat de filmpro ducenten in Europa nauwe samenwerking met elkaar gaan zoeken; de film „Atlantic" die met twee groepen hoofdpersonen in twee talen. Engelsch en Duitsch, werd opgenomen is hiervan waarschijnlijk een precedent. Terwijl voorloopig van den uitslag van den wedstrijd nog weinig valt te zeggen, mag wel geconstateerd worden, dat Europa tot nog toe beter geluidsfilms heef gebracht dan Amerika en dat het schijnt, dat met name Duitschland beter toegerust, beter voorbe reid den strijd is begonnen dan Amerika dat tracht vóór te komen door quant! teit en zoo verscheidene gesynchroniseerde films aan de markt bracht, films die oorspronkelijk stom waren maar nu begeleidende muziek hebben gekregen, aangevuld met enkele nieuwe scè nes waarin gezongen of gemusiceerd wordt. Zoo'n gesynchroniseerde firn is eigenlijk een rolprent -f nog Iets. Het mechanische ge luid heeft dan ongeveer evenveel te maken met de stomme film als de muziek van 't orkest in de zaal. HAARLEMMER HALLETJES EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE. „Tra la la, tra la la, tra la la!" zong Hop- ma, toen hij op den kransavond met zijn vrouw bij de Hupstra's binnenkwam en vatte zonder complimenten mevrouw Hupstra om het middel, waarna hij met haar door de kamer danste. Hupstra van zijn kant bood, na een sierlijke buiging, de hand aan me vrouw Hopma, van Stuiteren noodigde mijn vrouw ten dans, ik walste met Koosje en zoo bleef mevrouw van Stuiteren over voor neef Wouter, die waarlijk ook in een soort step viel, die hij toen en daar blijkbaar plot seling uitvond, zoodat mevrouw Van Stuite ren niet veel anders doen kon, dan een beetje meehuppelen, precies als een zieke kanarie op één been. Natuurlijk was het dan ook onze altijd critische neef, die het eerst ophield en den aanstichter van deze heele beweging- toesnauwde: „Zouden wij nu ook mogen we ten, wanneer het voor 't eerst bij Je uitgebro ken is?" „Uitgebroken?" vroeg Hopma hijgend. „Wat bedoel je?" „Die aanval van danseritis, bedoel ik. Die nieuwe vorm van krankzinnigheid." Maar Hopma was nog niet op ad?m geko men en maakte een afwerend gebaar. Eerst een paar minuten later kon hij met moeite een paar volzinnen uitbrengen. „Het prachti ge weer, die schitterende zon, letterlijk zo mer in Februari... Langzamerhand kwam het gezelschap tot rust en versterkte zich na de ongewone in spanning aan de thee van mevrouw Hupstra. Al naar hun geaardheid waren ze er vroolijk of geraakt over. Mijn danseuse, de goede Koos, straalde van glimlach over onze late uitbundigheid, maar mevrouw van Stuiteren hield de hand op haar rechterzij (Ik denk, dat zij zich met de juiste plaats van haar hart vergiste) en vroeg zich stellig at, wat haar voorvaderen van zooiets gezegd zouden hebben, wanneer zij dat hadden moeten beleven. Tri ieder geval was de stijfheid, die het be gin van lederen kransavond kenmerkt, plot seling verdwenen. Op dat oogsnbllk ging de telefoon. Hup stra en zijn vrouw keken elkaar aan. Geen van beiden verroerde een vin. Weliswaar hadden zij geen vinnen. „Man...." zei mevrouw uitnoodigend. „Vrouw", zei meneer op denzelfden toon. „De teiefoon", zei mevrouw. „Ik hoor het wel," zei meneer. Als er geen gezelschap was geweest zou misschien geen van beiden raar de telefoon zijn gegaan en zeh bepaald hebben tot voortdurende wederzijdsche uitnoodiging Nu er wel gezelschap was boog de mannelijke kracht het hoofd voor de vrouwelijke zwak heid eu ging ter telefoon. Wij hoerden In de. Het moet evenwel mogelijk zijn een syn chronisatie te geven die beter is, doeltreffen der dan de directe begeleiding, een synchro nisatie die de indrukken, gegeven door het beeld versterkt, onderstreept., aanvult. Eén voorbeeld: aan boord van een schip, drie stooten op de stoomfluit, de film vertoont dan een zwarte pijp met fluit, drie kleine witte stoomwoikies puffen op. als geluld komt er dan bij óf naturalistisch crie toeter- tjes van een stoomfluit maar dat kan in 't orkest ook gedaan worden door drie keer te blazen in een bols-kruik waar de bodem uit geslagen ls, óf door drie korte tonen in de muziek van 't orkest uit de studio. Het gaat er dus niet om, net echt te doen. hoofdzaak is dat de indirecte muziek met gehoorindruk- ken aanvult wat het filmbeeld ons laat zien. Men zal drie verschillende soorten geluids films dienen te onderscheiden: de stomme fiims die van begeleidende muziek op 't film band of op gramofoonplaten worden voor zien; de films die naturalistisch zijn, waarbij men dus een indruk krijgt alsof alles met alle lawaai erbij zich daar voor u op het toon eel afspeelt; en de filnis waarbij men van den beginne af naast het beeld ook het geluid een rol laat spelen. Tot de eerste soort behoort een film als „Da man met het ijzeren masker", 'n Stom me film met muziek die het orkest vervangt en overbodig maakt. „The singing Fool" is van de tweede soort, evenals „Showboat" en de duizend-en-een- filmpjes van zangers en zangeressen, van The Revellers, het Florentijnsch koor, Willy Derby, enz. Ze zijn zuiver reproductie van beeld zoowel als van geluid, en hebben in sommige gevallen misschien documentaire waarde. Tot dit genre zou ook behooren een film die men in den tijd toen de geluids film zoo plotseling opkwam wilde maken door tussChen échte coulissen op een echt tooneel een opera te laten opvoeren voor lens en microfoon, hee'.emaal zooals het in een Opera gebeurt. Later hebben we er nooit meer iets van gehoord, men zal waarschijn lijk tot betere gedachten gekomen zijn, t ware je reinste verfilmde tooneel geweest. En bij deze groep moet ook ingedeeld worden het geluidsfilmjournaal, dat. objectief de be langrijkste gebeurtenissen in beeld en ge luid „conserveert". Tot de laatste soort moet men ln de eer ste plaats rekenen de zoo buitengewoon goede teekenfilmpjes-met-geluid. Hier wordt met 'n minimum aan middelen 'n maximum aan effect verkregen en men zal goed doen deze filmpjes eens nauwkeurig te bekijken en te beluisteren, ze behooren tot 't beste wat tot nu toe met geluidsfilms is bereikt. En in zekeren zin hoort in deze groep thuis een film als „Liebeswalzer", een operette-film met Willy Fritsch en Lilian Harvey, 'n Duitsch product, dat nu al voor de derde week in Amsterdam „loopt". De opzet van deze film is zeer goed, het is geen verfilmde operette, totaal niet, doch een film met veel muziek en waarin geluid en beeld samen werken. Deze film zou niet stom en met be geleiding van 't orkest in de zaal vertoond kunnen worden, omdat begeleiding niet wel mogelijk zou zijn en omdat in „Liebeswalzer" het geluid zoo'n integrent deel van het werk is, dat het er niet uit gemist kan worden. Daarom slaan wij deze film. die ook a's amu sement zijn waarde heeft, die aardig en on derhoudend is, vrij hoog aan. Tenslotte is er nog een kwestie waar men zich soms erg druk over maakt, name"ijk wat men moet kiezen, de stomme film of de ge luidsfilm. gang praten. Toen kwam Hupstra terug en zei: .Daar was Utrecht aan de telefoon." „Wie Utrecht?" vroeg mevrouw. ..Wie Utrecht? Utrecht gewoon. De juf frouw zei: ,Daar is Utrecht voor U". „Heel Utrecht toch niet," zei mevrouw. „Och kom nu," zei meneer, zijn ontstem ming een beetje, maar met moeite verbij tende. „Ik luisterde, maar er kwam niemand. Na een paar seconden zei de juffrouw: „spreekt u al?" „Nee", zei ik, ik hoor niets." Na nog eenige seconden zei de juffrouw op eens: „Meneer, 't is niet meer noodig". „Niet meer noodig. juffrouw? Dat is vreemd." „Ja", zei de juffrouw en sloot af. Wat kan dat nu beduiden? Oom Frederik is nogal ziek en ik dacht zoo of zijn hulshoudster ons misschien wou op bellen ,De huishoudster!" zei mevrouw Hupstra en niemand van ons hoefde meer te vragen, hoe zij over die autoriteit dacht. „De huls houdster? Als die ons had willen opbellen, dan zou ze het gedaan hebben ook." „Wie kan het dan geweest zijn?" zeurde Hupstra voort. „Ik ken anders niemand ln Utrecht." „Och man", zei mevrouw ongeduldig, „de juffrouw had zich natuurlijk vergist en een verkeerd nummer opgebeld." Al wat ln de kamer man was, stond ver baasd over deze spontane scherpzinnigheid. Alleen Hupstra pruttelde nog wat <egen. „Waarom zei ze dat dan niet?" „Een fout er kennen? Als 't niet npodig is?" vroeg me vrouw. En daarmee was de gedachtenwisse- ling uit Iedereen voelde duidelijk, dat er niets meer over te zeggen viel. Maar het onderwerp ..telefoon" verdween daarom nog niet dadelijk uit het gesprek. Of het nieuwe tarief duurder zou uitkomen of goedkooper. De een dacht goedkooper, de tweede had uitgerekend: zoowat het zelfde en de derde (dat was Wouter), gaf deze be schouwing ten beste: in het begin, als ieder een zuinig is in zijn gesprekken, wordt het goedkooper; daarna raak je aan de nieuwe regeling gewend en vergeet de zuinigheid. Dan wordt het duurder. Op het laatst raak je eraan gewend veel te telefoneeren en wordt het hoe langer hoe kostbaarder. Daar is het heele opzetje om begonnen. Er moet weer meer geid in 't laadje komen. Al maar meer geld. Ze zitten er letterlijk op te loeren." Het gezelschap moest bij deze woorden ge dacht hebben aan het hoofdbestuur van Post, Telegrafie ep Telefonie, in den vorm van vreeseüjke tijgers, loerende op Neder land. of de onnoozele abonnés ook in dezen strik zouden vallen, om ze daarna met huid en haar te verslinden. Maar Suze Hopma vroeg: „Wat doen ,'ullie als je bezoek hebt en die vraagt: mag ik even telefoneeren?" „Dan zeg je natuurlijk ja", zei Koosje da- delijk. Nu kan men wel heele beschouwingen op gaan zetten over aesthetische waarden en wel gaan zitten uitzoeken of de gewone film hooger staat dan de geluidsfilm. We kennen nu ruim een Jaar de geluids film, zij heeft bewezen wat anders te zijn dan een stomme film. Men moet haar aan vaarden als iets nieuws. Naast de stomme film is haar plaats. En zooals de goede stom me film met tooneel niets te maken heeft, zoo heeft de autonome geluidsfilm evenmin iets uitstaande met de stomme film of met het tooneel. Als zoodanig dient men haar te beschouwen en de practijk heeft bewezen dat die. standpunt Juist is. want een goede leider van tooneel óf van stomme film óf van ge luidsfilm zal in vele gevallen de twee an dere niet bhoorlijk kunnen leiden. C. G B. KENNEMER LEGENDEN. Het slot van Egmond herve„en. Een groot gezin van 24 kinde ren. Ook kloosterlingen in de familie. Een vaart naar Alk maar. De eiber van Esmond. Jan met de Bellen. In 's Gra- van macht. Jan, de 18e Heer van Egmend, trouwde met Vrouwe van IJselstein. welke heerlijk heid daardoor ook aan de familie kwam. Hij liet naar zijn vermogen het kasteel wederom „opbouwen en repareren, niet zoo schoon als te vooren geweest hadde". Hij was in het ge lukkig bezit van 6 zoons en 7 dochters. Zijn zoon Arnoldus werd na hem erfgenaam van alle heerlijkheden en trouwde Vrouwe Jo- lenda en Simungen. Johan. de derde zoon, trouwde met Vrouwe Henrica van Rooden- burcht, „waarbij hij hadde vier en t.wlntich kinderen.". Otto, de vijfde zoon trouwde Ma- belia, dochter van Johan van Arckel. Deze Johanna was de zuster van denyJan van Ar- kel. Bisschop van Utrecht, dien de kennen als het hoofd van het Beleg van het Huls te Voorst, waarbij volgens de overlevering voor het eerst het gebruik van z.g. donderbussen, een soort mortieren en buskruit werd toege past. Albertus, de zesde zoon, werd „Canoniek tot Utrecht en Antonia „was een clarisse tot 's-HertogenboschBerta, een der jongste dochters kwam door 'naar huwelijk met Wal raven van Brederode in deze streken. De opvolger. Amoldus, maakte zich ver dienstelijk, door het doen delven van een gracht om het Slot aan den Hoef. „alsmede van een vaert ora naar Alckmaar te varen met de schuyten. Hij heeft bovendien de Kapel, die voor het slot stond doen afbreken en liet op eigen plaats weer een andere bou wen, die „veel schoonder was dan het andere geweest hadde. Hij overleed 9 April 1490 en nu de sage van den Eiber van Egmond. Deze is reeds vele malen verteld, maar wij nemen hem. zooals de kroniekschrijver ze, naar de overlevering tot hem gekomen, te boek stel de. In den tijd dat deze Heer Wouter van Eg- mond en zijn Broeder Heer Lubbertus, Abat van Egmont noch leefden Lst geschiet datter een van de oyevaars, die op de abdije tot Egmont nestelde, zijn been heeft gebroccken. Dit ziende een Jongeling (die in de Abdye veel arbeide om zijn loon) heeft den oyevaar gegrepen ende heeft hem gebracht tót zijn moeder hetwelk een out schamel vrouken was. Dit vrouken heeft den oyevaar zijn been gespalkt en haer zoone heeft vorschen, vls- schen ende ael gevangen ende den oyevaer daeraf te eten gegeven dewelcke mettertljt genezen is. Genezen zijnde, zoo hebben zij hem laten vliegen ende hij heeft hem weder om op 't Nest bij zijn gayken wijfje) be geven. Als nu den tijt quam. dat se vertrocken, ls hij mede ter plaetsen. daer zij 's winters onthouden, gevlogen. Nü, als den soeten tijt weder aangecomen was, dat ze (gelijck zij ordinaris doen) alhier overcomen, soo is desen zelfden oyevaer oock mede overgeco- men, en is voor 't vroutje komen staen, en „Ja, dat is goed en wel, maar ik zou me toch geneereu oin een ander op kost-en te jagen", zei Suze. „Twee en een halve cent"zei van ftul- teren minachtend. „Is twee en een halve cent", zei "Iopma. Daar had je het weer. Van Stuiteren, die naar het aleemeene gevoelen van de krans moeite heeft om rond te komen, sprak met geringschatting over twee en een halven cent, terwijl Hopma die rijker is dan een van de anderen, een halven stuiver nog zoo onbelangrijk niet vond. Maar misschien be gint de rijkdom al bij iemands meening over twee en een halven cent- Hopma gaf nuttige informatie. Vandaag heb ik in den trein iemand hooren vertellen: „Wij hebben thuis een spaarpotje bij d3 telephoon gezet en daar een papier op ge plakt, waaroo staat te lezen: TELEPHOON- GESPREKKEN". „Wat moet dat lastig wezen!" zei Hupstra. „Leggen ze bij die familie dan een halven stuiver ln de spaarpot bij lederen keer dat ze opbellen?" „Achzei Hopma. „Je begrijpt het niet". „Ik dacht ook al: waar halen ze al die plakken vandaan! Ik zie er bijna nooit". „Och man", zei Hopma weer. „Je begrijpt er niets van. Dat spaarpotje is juist voor de bezoekers die vragen om te mogen opbellen. „Zeker", zegt dan de familie beleefd. Jiet toestel staat in de gang". Zelfs wordt de ka merdeur voor den bezoeker of de bezoekster opengedaan. Die gaat naar het toestel, ziet her, spaarpotje met de kennisgeving eu de.nk' „hier doen ze telkens als ze opbellen, geld ln de spaarpot". Al was je het zelf, dan haal je ook ie portemonnaie voor den dag en stopt er wat in: een 2y: cent stuk of als je dat. niet hebt een dubbeltje of als je dat niet hebt een kwartje Het gezelschap vond dat geraffineerd en van Stuiteren was de meest verontwaardigde Hopma liet zijn meening niet b'ijken, maa- je voelde dat hij de t-ruc wel aardig vond. Als het kransavond bij de Hopma's is, zal ik toch eens opletten of er een spaarpotje staat Maar misschien hebben ze het vóór dien tijd weggenomen. Een van het gezelschap (Ik weet niet meer wie. uit bescheidenheli) vestigde de aandacht op wat hij de eenheid der tegendeelen noem de. ook wel genaamd het tegendeel de- een heden. Hij zei: „dit ls toch een rare wereld. Aan den eenen kant probesren honderd, dui zend, honderdduizend automob:elhandelaa:s je een wagen te verkoopen en aan den an deren kant probeert de P. T. T. om het aan tal abonnés van de telefoon te vergrooten. Tegendeelen! Snappen jelui het niet? Hce meer gesprekken ie in huis af kan. des te minder bezoeken hoef ie buitenshuis te ma ken. Als iedereen telefoon had, hoefde je héélemaal je huis niet ui: Dan zou je binnen blijven tot aan het uur van je dood. want te lefonisch begraven gaat niet. Ik hoor zeggen dat dc autohandel zoo slecht, gaat. Nu weten heeft eer. steen uyt zijn Beek voor 't vroutje laten vallen ende ls daen weder op de Abdije gevlogen. Hiermede heeft deze oyevaer het vrouwtje willen betalen het goet tractement dat ze hem van te voren bewezen haade. Gaende hierin te boven vele ontdanckbare menschen. Nu dit vroutjen ziende, dat den oyevaer dezen steen uyt zijn Hals ofte Beek haade voor haer neder laten vallen, was sij daeraf zeer verwondert, niet wetende wat het mocht, beduyden: derhalven heeft zij den steen op genomen ende is daermede gecomen voor den Abdt Lubbertus. Zij gaf hem „alle ae ge- legenheyt te kennen, hoe zij den oyevaer 't gebroocken been genezen hadde en hoe dat zij nu dezen steen zoo wonderlijk ende avon- tuurlijck van den oyevaer gekregen nadde, ende zij heeft den steen aan Heer Lubbertus gegeven. Heer Lubbertus heeft het vroutjen betianckt ende gesegt: ist dat dezen steen eenige vlrtuyt deugd, waarde) en heeft, dat ze yet waerdich is. men zal u recompen- seren beloonen). Heer Lubbertus nu dezen steen aenmerekende en conde niet be- dencken, wat het voor een steen mochte we- sen, overmits dat ze noch ruw ende ongepur- geert ongezuiverd) was, gelijck den Oye vaer deselve gesocht hadde bij eenlghe Ri vieren. Hierom soo heeft Heer Lubbertus ontboden een persoon, die veel ve:st3nt van costelijcke steenen hadde ende heeft hem doen purge ren (schoonmaken) en proberen en proberen en bevont deselve te wesen een seer eoste- lijcken steen en wel een carbonckelsteen. Heer Lubbertus heeft dit sijn Broeder Heer Wouter van Egmont te kennen gegeven, de welcke daerom een gouae plaet heeft, doen maacken ter eeren Gods ende alle sijne lieve Heyligen, die 't geheele Hoogkautaar bedekte, omtrent zoo dlck als eenen rosenobel. welcke plaet seer uytnemend kostelick gewrocht en gegraveerd was met de Passie ons liefs Hee- ren Jesu Christi. Heer Wouter van Egmont met Heer Lubbertus den Abt hebben deser. Costelijcken Steen in 't midden van dese Plaet doen setten ende deze voosz. steen gaf des nachts licht cn scheen als de Maene. welck schijnsel een weynich uyt den groenen was. En dit vrouken met haer soon is van Heer Wouter en Heer Lubbertus zoo rijeke- Hjcken begaeft en beschonken, dat ze haer leven langh genoech hadden om daervan eer- lijck te leven. Jan, de 20ste H°er van E<*mond de zoon van Arnold en trouwde met Maria van Arkel. Heer Jan was een uitnemend krijgs man en omdat hij „soo menichmaal als hij ten strijde trock een gordel met silverc Bellen om zijn lijf droegh. is hij toegenaemt Jan me de Bellen. Hij voerde veel oorlogen en be streed ook den Heer van Wi";?nvi-. HM b">- nam dezen „het meeste recht, dat hij hadde in Holland binnen Leyden". Maar ook zijn aangetrouwde familie joeg hij in het harnas Hij hield zelfs Jan van Arkel ln jaar gevan gen. Nu gaat de graaf er zich mee bemoeien. „Ende also de Heer van Egmond om de nae- rnaeghschap met Jan van Arckel. de Grave saspec (verdacht) was, soo seyde hij den Doorluchtlgen Heere Jan van Egmont verra- derije aan ende socht alsoo een oorsaeck, om dat hij hem te beter mochte krencken ende heeft hem also ontboden ten hove te comen. Maar Heer Jan van Egmond moest van dat bezoek ten hove niets hebben, wel wetende „sijnen valsche g-ont". Daarop is hij met zijn vriend Hendrik van Rletwijk en 100 gewa pende mannen naar IJselstein getrokken. Daar waren Jonkheer Willem ztjn zoon met Jan's vrouw. Klaarblijkelijk wilde dus Jan met de Bellen het door huwelijk verkregen IJselstein te weer stellen. Jan van Egmond compareerde dus niet voor den Graaf van Holland en deze „heeft al he' Goet van den Heer van Egmond doen confisqueren (ver beurd verklaren) ende heeft hem gedwongen in Ballingschap uyt alle des Graven gebiet te blijven. Jan met de Bellen kon niet tegen den landsheer op. Hij moest IJselstein overgeven maar door tu«5«'*henVomst van Hoor .Ta"ob van Gaesbeeck, Heer Hubert van Cuylenborch en Heer Jan van Vianen, de naas.e „blcet- vrinden", kwam IJselstein, maar nu als leen van den Graaf, weer aan Jonker Willem. jelui do reden. Er komen teikens meer abon nés op de telefoon". Van Stuiteren zei: „Ik ken ook wel zulke eenheid der tegendeelen. Let op de hulzen bouwerij. Vroeger, toen de huizen gestookt werden met kachels, waren de kamers hoos van verdieping, zoodat je ze niet warm kon krijgen, en sedert de centrale verwarming ls uitgevonden en Je leder hoekje van het huis, tot gangen en portalen toe, gemakkelijk warm krijgen kunt, hebben de architecten de kamers verlaagd Toen wisten ze allemaal voorbeelden: .Als Je jong bent en vlug en lenig krijg je gym nastiekles en leert dansen. Zonder dat zou Je ook wel vlug blijven. Maar als Je oudet wordt, zoo tegen de dertig en een buikje bc- gint te krijgen en niet meer over een plasje sprlr.gen kunt. dan doe je niet meer aan a die lichaamsoefeningen en dan zou je ze Juist noodig hebben om niet stijf te worden". De dames hadden pas In Haarlem's Dag blad een portret gezien van Marletje Braun en wisselden van gedachten over de vraag, hoe lang die nog zou voortgaan met zwem men op wedstrijden en als maar records bre ken. Zoo kwam het gesprek van zelf op re cords en vroegen wij elkaar af, of ooit iemand van ons een record gebroken had. Het heele gezelschap zweeg. Of in onze diverse familiën dan misschien we! eens iemand een record gebroken had. Eenparig stilzwijgen. Of een van ons dan misschien wel Iemand goed gekend had, wat Je noemt goed, die een record gebroken had. Niemand zei een woord. Maar of dan misschien een van ons wel eens iemand gesproken had. die eon record gebroken had. Het was Van Stuiteren, die deze laatste vraag deed on er lag Iets var. wanhoop in zijn stem toen hij. nog altijd met eenige verwachting van succes, den kring rondkeek. Helaas, zelfs dit geluk was geen van ons beschoren geweest. Er heerschte een tijd lang een benauwde stilte in ons gezelschap en Iedereen gevoelde wat de gedachten van de anderen moesten zijn en leed met hen mee. Wat moesten wij, die toch goede en rustige burgers waren, op tijd schot en lot betalende, wat moes en wij dan toch hopeloos ouderwetsch, ja ver ouderd zijn. Op ons aller voorhoofden stond als ln vlammende letters geschreven: „UIT DEN TIJD". Toen nam mevrouw van Stuiteren het woord. „Mijn overgroot-papa".zei ze en het gezelschap schrikte bij het hooren van dit bekende geluid. Want wij ker.r.en dien overgrootpapa. Hij is de man. die alles kon. die alles durfde, die alles wist vooral! Ongelooflijk was het, wat die al niet geweten had. Meer dan ge zamenlijke overgrootpapa's van heele vouis- stammen bij elkaar. Niettemin luisterden wij vol berusting naar heL nieuwe -heldenfeit, dat wij van hen WAAR DIEVEN HUN BUIT VERSTOPPEN. Het verbergen van den geroofden buit cn de plaats waarin zoo gauw mogelijk het ge- stolene veilig en wel kan worden gebracht, zijn de moeilijkste dingen voor den dief van beroep, dikwerf moeilijker dan de diefstal zelf. De Juistheid ervan blijkt het duidelijkst, wanneer men nagaat, dat de dieven slechts heel zelden op heeterdaad worden betrapt, doch dikwerf, wanneer zij trachten het ge stolen goed aan den man te brengen. Toch gelukt het niet steeds met den dader ook de gestolen waar te vinden, wanneer het den dief mogelijk is geweest, de waar op een veilige plaats te verbergen. Als de beste verborgen plaats wordt nog altijd, naar een vakman verzekerde, een ge graven gat ergens buiten beschouwd. Op kerkhoven, in tuinen onder een heg, enz. Be kend ls het geval van een man. die een groot deel van de duizendmarkbUJeti^n, welke hij uit dc Duitsche Rijksdrukkerij had gesto len, dcor zijn eigen dochtertje op een kerk hof had laten begraven. In een ander geval voor den wereldoorlog, maakten de dieven, onder wie een goede zeepzieder, mooie stukken zeep. waarin zo gestolen bankbiljetten van 3000 mark ver borgen. Toen men de kerels te pakken kreeg, werd van ae gestolen 170.000 mark niets meer gevonden. Nadat ze hun straf hadden uit gezeten. verlieten de dieven met de stuk ken zeep, wolke door de gevangenisautori teiten voor hen waren bewaard, het land, om elders rustig van hun „zeep" te kunnen le ven. De Justitie wordt ook wel op andere wijze door de geslepen dieven voor het lapje ge houden of om den tuin geleld. Het komt nl. dikwerf voor, dat een misdadiger heel eenvoudig een testament maakt en het ver zegeld deponeert. In het verzegelde pak heeft hij dan bankbiljetten enz. Vaak koopen dieven effecten, welke ze door „hun bankier" laten beheeren, tot ze hun straf hebben uitgezeten. Zeer geslepen deed een kindermeisje, dat van haar meester 10.000 gulden had gestolen. De dievegge werd gepakt, maar het geld werd niet bij haar gevonden. Eindelijk vond men het. verborgen ln het speelgoed van het kind, dat aan haar zorgen was toevertrouwd. Ze had het geld in een teddybeer gestopt. Een zeer cigenaardlgen plaats om het gc- stolene te verbergen werd gebruikt door een Amerikaanschen oplichter. Hem waren bijna 130.000 dollars ln handen gekomen. Om ze goed en veilig te kunnen be waren. verborg hij het geld Ln een hol, waar ratelslangen hulsden. In dikke leeren kleeren gestolen, verborg hij zijn schat ln het nest der reptielen. Kort daarna liet hij zich rustig arresteeren, doch men kon. met uitzondering van enkele dollars niets op hem vinden. Nu kan het de Amerikaansche zakenlui weinig schelen, of de dief wordt gepakt, als ze het gestolen geld maar terug krijgen. Gaat het niet met behulp van detectieven en andere politie ambtenaren. dan worden de onderhandelin gen met den misdadiger geopend, om met hem tot een overeenkomst tc geraken. Zooals ook geschiedde in het hierboven gerele veerde geval. De finaccieele inrichting, van wie bij het geld had weten los te krijgen, bood hem 30.000 dollars en verzekerde hem bovendien straffeloosheid. Een formeel nota rieel contract werd opgemaakt en de dief bracht zijn medecontractanten naar zijn ge vaarlijke bewaarplaats. Het geld werd eruit, genomen, verdeeld en de zaak was gezond. overgrootpapa weer zouden vernemen want zoo wil het de beleefdheid. „Mijn overgrootpapa", zei dus mevrouw van Stuiteren, .„had een tuinman. Die had eens een heelen dag in overgrooipapa's tuin gewerkt en toen overgrootpapa 's avonds ging kUken, zei de tuinman* ..Generaal 'overgrootpapa was generaal geweest), :k ben toch zóó vermoeid Ik heb het gevoel of ik wel een wijzertje rond zou kunnen slapen". „Dat doe je dan maar Jacob", zei over grootpapa vriendelijk. „Ik wou nog wat in dit gedeelte van het park veranderd heb ben" (de tuinen ln mevrouw van Stulteren's familie zijn altijd parken) „maar dat heeft geen haast. Ga Jij maar rustig slapen en kom maar naar het Huis (mevrouw Van Stuiteren sprak dat woord duidelijk met een hoofdletter H uit) „dan praten wij er verder wel over". Dat was Dinsdag en Woensdagavond was Jacob de tuinman nog nie* op het Huis ge weest. Donderdagmorgen kwam hij nog niet en Donderdagavond ook niet. Vrijdagmiddag ging overgrootpapa eens naar de tuinmans woning en vroeg aan de tuinmansvrouw: „Waar is Jacob?" „Hij slaapt nog altoos, Generaal", zei de tuinmansvrouw. „HJj was Dinsdag zóó ver moeid". ..Laat maar rustig slapen", zei overgroot papa. Eerst Vrijdagavond tegen elven kwam de tuinman op het Huis. „Nu pa ik naar V'J, Jacob", zei overgrootpapa En zoo", eindigde mevrouw van Stuiteren, „had Jacob precies driemaal vierentwintig uur onafgobroken geslapen". .Maar dan heeft Jacob", zol Hupstra met een van vreugde bevende stem, „zeker het slaap-record gebroken". De heele krans applaudisseerde cn me vrouw van Stuiteren boeg naar a'.le kanten. Wij zeggen geen kwaad meer van mevrouw van Stuiteren's overgroo'papa. Want het is zij n tuinman geweest, die dat record gebroken heeft. Het is bijna, of het onze overgrootpapa geweest is en onze tuinman Jacob. Jacob Wakker 'neet'e hij. wel een gekke naam voor Iemand die zóó slagen '-on. Maar dat doet minder ter zake. Dok de krans heeft dus van nu af aan haar re cord-held en het is, of wij verjongd zijn. of wij weer meetellen ln de nu de tuinman van onzen overgrootpapa, van onzen krans-overgrootpa^a ten minste, het slaaprecord gebroken heeft. Driemaal 24 uur onafgebroken. Jacob Wakker. Jammer maar, dat het niet dc- honrlijk ingeschreven is. Maar toen. in den tijd van onzen gezamen- lijkan overgrootpapa werd daar nog zoo geen bock van gehouden. Kon Jacob Wakker bet helpen, dat de maatschappij toen nog zoo gebrekkig was ingericht? fIDEUO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 17