GEKLEURDE FILMS.
De vroolijke kant
HAARLEMMER HALLETJES
Hoe de feeërieke lichteffectencan Pathé
verkregen werden. Het ingewikkelde
procédé can Gaumont. De Technicolor-
methode. De kleuren van de film
„Rassenhaat",
De eerste geluidsfilms werden gemaakt in
1908 en in een oude catalogus vond ik enke
le van dergelijke films vermeld die Caruso
zingend „op" het doek brachten. Dat ging
toen ook met films èn gramofoonplaten,
maar omdat de weergave-techniek toen nog
niet zoo ontwikkeld was als thans onder den
invloed van de radio het geval is, en door
dat aan het gelijktijdig draaien van pro
jectieapparaat en gramofoon nog wel 't een
en ander haperde, heeft men weinig
van deze geluidsfilms bemerkt- Slechts in
New-York moet, naar ik meen, nog tot lang
na den oorlog een theater geweest zijn, waar
ze aan 't publiek werden voorgezet.
En toen kwam, 'n jaar of twee geleden
opeens de geluidsfilm in verbeterde editie,
slechts de filmproducenten hadden er be
hoefte aan, zij wilden het publiek wat nieuws
brengen, de Amerikaansche filmindustrie
wilde ae Duitsche den nek breken wat haar,
zooals ik onlangs al schreef niet is ge
lukt en de sprekende, zingende, musicee-
rende film werd zóó geperfectionneerd, dat
in een Engelsch filmblad reeds werd verteld,
hoe of over tien jaar de film zou zijn, name*
lijk, geluid makend, gekleurd, ruikend or
geurend, en tastbaar. Bij beelden van een
achterbuurt in een Oostersche stad zou dus
het publiek half flauw vallen van de geur
tjes en de film zou dan wel heel natuurlijk
de locale sfeer weergeven. Met dat tastbare
van een film wist de auteur van 't bedoelde
artikel geen weg en dat noemde hij dus een
verrassing voor de toekomst.
Welnu, dat geurende zou in een massa
rolprenten heusch niet ..misstaan", docu
mentaire films zouden er nog meer waarde
door krijgen, en 't is maar te hopen, dat öls
het zoover komt. men den geur-versterker
niet op maximum zet.
Gekleurde films kent een leder wel, denkt
slechts aan de. voor vrouwen misschien in
teressante, bonte modejournaals die geluk
kig meer en meer van de bioscoopprogram-
ma's verdwijnen. Men kan zich dogmatisch
vastklampen aan de stomme, zwart-wit film
en zeggen dat die de eenige ware is. Doch
een film is een technisch product, soms ver
vaardigd door kunstenaars, allereerst echter
technisch. En wanneer de techniek voort
gaat, nieuwe mogelijkheden schept, dan
moet een kunstenaar zich hierbij aan kun
nen passen,moet het mogelijk zijn ook vol
gens de niéuwe technische procédé's iets te
maken van aesthetische waarde. Dat na de
zwaar-naturalistische geluidsfilms thans
mannen als Eisenstein, Ruttmann, Dupont
zich er mee bemoeien en trachten een
nieuwe kunst, de kunst van de geluidsfilm
geboren te doen worden, bewijst dat deze
opvatting juist is.
Evenzoo staat het met de gekleurde film.
Men past momenteel kleuren alleen nog
maar toe, om een erg natuurlijk effect te
verkrijgen, om de films ,.mooier" te maken,
doch Eisenstein vertelde mij onlangs, dat hij
toen, vóór zijn reis naar Amerika, proeven
nam met een kleurenprocédé om dat „fil
misch" te gebruiken voor een volgende film.
Pathé heeft zich het eerst bezig gehouden
met het kleuren van films en deed dit reeds
toen de film nog maar pas bestond en
slechts draken cn draakjes werden vertoond.
Zoo kreeg men van die bonte, geschilderde
tafereelen te zien die dan aangeduid wer
den met „feeërieke lichteffecten", en werd
met alle toen bekende fllmtrucs vertoond,
hoe het schamele dakkamertje van een ar
men artiest plotseling veranderde in een
weidsche zaal met schitterende fonteinen,
balletdanseressen met japonnen aan in aller
lei gemeene kleuren, eiectrische lampjes die
rood, geel. groen, blauw, paars, oranje aan-
en uitfLlkkerden, en zoo meer. In de Pat-hé-
fabrieken te Parijs werd al dat fraais ver
kregen door transparante verf met fijne pen
seeltjes op de filmband, plaatje voor plaatje,
piekje voor plekje, te laten aanbrengen. Nu
is één filmbeeldje 24 bij 18 milimeter groot,
het kleuren moest zeer zorgvuldig geschie
den, daar bij een kleine afwijking dit op het
witte doek een flinke fout zou zijn en men
begrijpt dat het dus een vreeselijk peuter-
werk was, waardoor heel wat mensehen htm
oogen voor goed bedorven hebben. En de re
sultaten stonden ver beneden het peil van
de meeste briefkaarten, die van keuken naar
kazerne en omgekeerd verstuurd worden.
Lang heeft men gezocht naar een manier
om mechanisch en zoo natuurlijk mogelijk
de kleuren van het verfilmde onderwerp op
de filmband te brengen. Men wilde op de
film toepassen wat de gebroeders Lumière
met hun autochromes in de fotografie bereikt
hadden. Het scheen onmogelijk, maar en
kele jaren geleden is door Keller, Dorian en
Berthon een procédé bedacht dat er veel
overeenkomst mee heeft. Ook hier bevindt
zich op de emulsielaag een massa zetmeel-
korrels 1500 per vierkante centimeter
die óf rood, óf geel, óf blauw, getint zijn. Op
de technische bijzonderheden kan ik hier
niet ingaan, trouwens het KDH.-procédé
wordt niet zooveel toegepast.
Echter, ook in andere richting is gezocht,
en Gaumont wist een manier te vinden voor
het maken van gekleurde films, dïe nogal
voldeed. Het procédé berust hierop, dat er
drie kleuren zijn, oranje-rood, groen en
violet., die op een film in verschillende com
binaties allerlei kleuren geven, terwijl als de
drie kleuren over. elkaar vallen men op
het doek den indruk van ongekleurd, van
wit te zien krijgt- Rood en* violet samen
geven rose, rood en groen: geel, violet en
groen: blauw.
Het bleek nu slechts mogelijk gekleurde
films te maken volgens dit principe, door
telkens drie filmbeeldjes, elk voor een der
drie hoofdkleuren te gebruiken. Bij de
filmcamera en het projectietoestel waren nu
drie lenzenstelsels noodig.
Bij het opnemen gaf het bovenste objectief
op het bovenste filmbeeldje b.v., alleen de
partijen die violet waren of waarin violet
zat. Wanneer het tweede objectief diende
voor groen zouden dus op de bovenste twee
filmbeeldjes de blauwe partijen voorkomen
daar blauw gevormd wordt door groen en
violet.
Bij het afdraaien van een film werd door
elk lenzenstelsel een beeld op het doek ge
projecteerd, een violet, een groen en een
oranje-rood beeld, die doordat ze samen
vielen, vrij zuiver de natuurlijke kleuren
weergaven. Er deden zich nu echter tal van
moeilijkheden voor. Zoo móesten de drie
beelden op 't witte doek elkaar precies be
dekken om niet den indruk van onscherpte,
van slechte kleuren te geven. Een kleine fou
tieve instelling van een der lenzenstelsels
gaf op het doek reeds een groote afwijking
te zien- Daarom werd met een zeer fijn me
chaniek "het mogelijk gemaakt, vanuit de
zaal de objectieven bij te stellen.
Maar er was nog iets. Omdat men
telkens drie beeldjes tegelijk projecteerde,
moest de filmband minstens 16 keer
per seconde over een lengte van 3 beeld
jes met een rukje verder getrokken
worden, zoodat in denzelfden tijd 48 beeldjes
door het toestel gingen, waarvan de film zeer
veel te lijden had. Om dit bezwaar te onder
vangen heeft Gaumont toen films gemaakt,
waarvan de beeldjes inplaats van 18 maar
12 millimeter hoog waren, waardoor niet tel
kens 3 maal 18. doch slechts 3 x 12 milli
meter beeld noodig was. Het formaat van
de beelden op het doek was wel niet gewoon,
maar toch ook niet storend, cn men wende
er spoedig aan.
Volgens het procédé van Gaumont heeft
men in Juli 1919 in Pa-Ijs bet „Défilé de la
Victoire" gefilmd en. omdat Gaumont toen
ook reeds een vrij goed toestel voor geluids
films had geconstrueerd heeft de film van
dit défilé toentertijd nogal opzien gebaard.
Er zijn nog enkele manieren om gekleurde
films te kunnen vertoon en, zooals het pri
mitieve procédé Urbar.Smith uit 1911. en
een tijd iang hebben de z.gn. prisma-films
nogal opgang gemaakt.
Onlangs zag ik een gekleurde film die
op een nogal eenvoudige manier gemaakt
was en die veel beter is dan de gekleurde
films van vroeger. Want er ontbrak altijd
nog iets aan, de kleuren waren te flets óf ie
weinig transparant, waardoor de film Ietwat
donker werd. Doch in de bedoelde film:
„Rassenhaat", of te wel „Redskin" zijn
deze moeilijkheden overwonnen, de kleuren
zijn wonderlijk mooi. warm. levend, en waar
deze film speelt onder de Nevado-indlanen
zfjn er tal van mantels en kleeden die ge zoo
in hun echte, sterke tinten bewonderen
kunt. Het is verleidelijk om over deze rol
prent te schrijven, te wijzen op verscheidene
héél goede fragmenten, over de documentaire
waarde die „Rassenhaat" in enkele opzich
ten heeft. Maar dit- opstel is gewijd aan de
gekleurde film en daarom moet ik nog ver
tellen, hoe in deze film de kleuren zijn aan
gebracht.
Door de keuze van het onderwerp merkt
de toeschouwer niet spoedig dat in deze film
slechts twee hoofdkleuren, oranje-rood en
groenig-blauw, zijn gebruikt, geel ontbreekt
er geheel in, wordt vervangen door een
licht-oranje. En het enkele groen van som
mige boomen ls meer blauw-groen.
Op de filmband zit allereerst de gewone
emulsielaag die slechts een zwart-wit beeld
kan geven. Daaf overheen, en tevens aan den
achterkant van het celluloid is een speciale
kleur-laag aangebracht. Op de laag aan de
voorzijde bevinden zich nu de partijen van
de oranje-roode kleur, op die aan den achter
kant de partijen van de groenig-blauwe tint.
Feitelijk is dit Technicolor-procéde dus een
sterke vereenvoudiging van het K D3 -pro
cédé dat weer op de uitvinding van de ge
broeders Lumière was gebaseerd. Maar door
dat dit. procédé vrij eenvoudig is krijgt- men
er zulke schitterende resultaten mee. ziin de
kleuren in „Rassenhaat" zoo frisch en warm,
helder en diep dat ze deze rolprent tot ecu
genieting voor de oogen maken.
C. G B.
KUNSTWERKEN IN HET OVER
STROOMDE FRANSCHE GEBIED.
Voor de plaatsen van de Languedoc door
de overstroomingsramp haar treurige ver
maardheid verkregen, hadden zij voorname
lijk voor den kunsthistoricus een goede
klank. In deze streek toch bevindt zich een
groot aantal religieuze gebouwen, die als
vestingkerken bekend zijn en die voorname
lijk dateeren uit den tijd van de kruistoch
ten.
Van de uit kunsthistorisch oogpunt ver
maarde plaatsen dient in de eerste plaats
Moissac te worden genoemd, welke plaats
zooals men weet zeer ernstig is geteisterd.
Het naar het heet door Clovis gestichte,
maar vermoedelijk .aau St. Amas. bisschop
van Maastricht toe te-schrijven klooster 3t.
Pierre (12e13e eeuw) wordt beschouwd als
een van de eerste getuigen van den over
gang van de Romaansche naar de Gothische
bouwkunst in Frankrijk en het wordt voor
namelijk wegens zijn buitengewoon prach
tig beeldhouwwerk telkens weer genoemd als
monument van Romaansche bouwkunst. De
kerk, het kloostergebouw en de vestingach
tige klokkentoren zijn met uitzondering van
het portaal in de voor geheel de streek om
Toulouse karakteristieke baksteen-construc
tie opgetrokken en zij waren derhalve in het
bijzonder blootgesteld aan den vernielenden
invloed van het hooge water. Het klooster
staat gelukkig in het stadsgedeelte, dat, door
de ramp is gespaard, zoodat in dit opzicht
geen schade is te melden.
Zeer rijk aan kunstmonumenten is ook
het door de ramp geteisterde Montauban.
Maar ook hier werden de bouwwerken in het.
oude gedeelte van de stad niet door de over
strooming vernield. Men schijnt in deze
streken van oudsher rekening te hebben ge
houden met het gevaar voor overstroomin
gen en eerst den laatsten tijd, toen de gefa
voriseerde heuvels geen ruimte genoeg meer
boeien, begon men, in het bijzonder inaus-
trieele stadswijken ook in de onbeschermde
vlakte aan te leegen, hetgeen zich thans
verschrikkelijk heeft gewroken.. Zeer te ver
wonderen is het. dat de brug van zeven Go
thische bogen over den Tarn (gebouwd in
13031316) de kracht van de golven en in
het bijzonder die van aangespoelde boom
stammen heeft doorstaan terwijl de iets
hooger gelegen moderne, van gewapend be
ton ver%-aardigde brug ernstig heeft, geleden.
In de overstroomde departementen Hé-
rault en Aude was voornamelijk gevaar te
duchten voor de uit den tijd var. de kruis
tochten afkomstige kerk van Aude. Haar
uiterlijk herinnert in geen enkel opzicht aan
een religieus gebouw en laat veeleer een
vesting vermoeden; ook ls de invloed van
het Oosten frappant, in het bijzonder wan
neer men denkt aan de burchten van Sy
rische orden. Ook dit monument van Zuid-
Fransche bouwkunst is onbeschadigd ge
bleven, maar de vrees bestaat, dat de fun
damenten door het water hebben geleden.
De zere gerechtvaardigde vrees, dat ook
kunsthistorische goederen door ce overstroo
mingsramp zouden zijn vernietigd, is der
halve gelukkig ongegrond gebleken.
HET IDEALE HUIS.
Opnieuw kunnen de Londenaars vreugde
vinden in de aanschouwing van het ideale
huis. zijn ideale inrichting, zijn idealen tuin
aanleg. De korte aanduiding staat voor een
wereld van noviteit in ontwerp, machinerie,
gereedschap en inrichting der woning, on
dergebracht in het vergroote tentoonstel
lingsgebouw Olympia. waar de .-Ideal Home
Exhibition", een ouderneming van de Daily
Mail. haar 22sten verjaardag viert. De nieuwe
ruimte, die beschikbaar is geworden, is ten
goede gekomen aan het idoe van Economi
sche rijkseenheid, welks verstoffelijking in
een door het genoemde blad georganiseerde
onderneming wel niet mocht ontbreken. De
bezoekers kunnen er door leeren dat de tafel
in de ideale woonkamer ruim kan worden
voorzien met het ideale voedsel dat in ,.The
Empire" wordt geproduceerd.
Een treffend stuk is er het Paviljoen des
Lichts waarin echter de gewone burger niet
het model zal vinden voor zijn huisverlich
ting. Men moet aannemen dat er in dit
Paviljoen een kilowatt-uur electriciteit niet
meer kost dan een kilogram lucht. Indien
alle lichtbronnen er werken kost. de eiectri
sche stroom er, op den grondslag van het
Londensche lichttarief, 27.00 per uur.
Negentig percent van de bewoners van En
geland besteden dit bedrag aan electrischeu
stroom, iets meer of iets minder, niet in een
uur, niet in een dag, niet in een maand maar
ln een kwartaal. Het Paviljoen is ingericht
als een huis met kamers. Het is een trans
parant huls. De eetkamer b-v. is van glas,
dikzwart glas. De meeste vloeren heb
ben ook glazen paneelen. Vele tafels er in
zijn van glas. Het is een dier glazen huizen
van het spreekwoord, het Engelsche spreek
woord, dat zegt dat menschen die in glazen
hulzen wonen niet met steenen moeten
gooien. Aan dit woord, een wijs woord, moe
ten velen hebben gedacht toen zij dit tem
peltje tot glorificatie van Het Licht betra
den. En daarop moeten zij hebben overwo
gen dat dit een wat futiele poging was der
menschheid de schoonheid, het gerief en de
decoratieve waarde van electrisch licht bij
te brengen. Het spreekt vanzelf dat de licht
bronnen overal ln dit Paviljoen verstopper
tje spelen en haar aanwezigheid slechts ver
raden door een veelvoud van zachte maar
zeer effectieve schijnsels, die uit alle richtin
gen door de wanden naar binnen schijnen
te dringen. In de eetkamer b.v. valt het liclit
niet slechts uit mystieke bakken van het
plafond neer- Het stijgt, ook uit verborgen
llchtkraters uit den grond op en zet een
glazen bak vol goudvisschen, zich verme'end
tusschen de flora van dc zee, 'de bak ;'..iat
onder de glazen tafel) in phosphorlschcn
gloed. En de rest van het Paviljoen is nave
nant
Een •exhibit", d'e de Britten tot denken
moet zetten is die betreffende .De Kamer
onder het Dak". Ik weet niet of ge het weet
maar een Engelsch huis heef. in het alge
meen geen kamer direct onder het dak Dat
ls er oen ongemeen vuile en verwaarloosde
ruimte, zonder ramen, zonder vloerplanken,
voorzien van een luik dat men met een
trapje, een los huishoudtrapje, kan berei
ken om het op te lichten en door het aldus
gevormde gat dien afgedankten rommel op
de balken te gooien, die men om redenen
van onbegrijpelijke aanhankelijkheid niet
weg wil doen. Do inzending van de Ideal
Home Exhlb'".on wil de menschen nu leeren
wat een nuttige en prettige kamer zij kunnen
maken van dit geboycotte en schromelijk
verzaakte deel van dc woning Er kan een
vloer in worden gelegd en er is ruime keuze
van materiaal voor schotten en voor bek'.ce-
ding ran de dakspanten. Het gevolg van deze
inzending kan wel zijn dat vele Britten
die daar vroeger niet zoo aan hebben gedacht
hun hulzen met een kamer zullen ver
rijken.
Een verdere attractie is een soort galerij
van kinderkamers van verschillende natio
naliteit. De aardigste is de Nederlandsche.
al geloof ik niet dat kinderkamers van zoo
decoratieve aantrekkelijkheid en smaak in
mijn land schering en Inslag zijn. Dc BrU-
sche kinderkamer is niet typisch Brltsch
maar futuristisch, een soort laboratorium
voor de teelt der jonge menschelijkc plant*
Alles ademt er hygiënische doeltreffend
heid en de afwezigheid van chloroformlucht,
die zich b.v. in een operatiekamer opdringt,
voelt men er als een gemis. De kinderjuf
frouw in haar strakke kleedij en haar strak
gezicht schijnt wel zeer ver verwijderd van
hcj, warmhartige „nursle" dat heerschtc in
kinderkamers toen deze nog niet ideaal
waren. Maar wat „nursle" aan warmte ont
houdt verschaft de zon. die door een weg
gerold plafond ongehinderd op baby kan
schijnen.
Geleerde: „En boven ons staan wel 20
millioen sterren
Oude dame (beminnelijk cn welwillend):
„Dat zie ik".
Een Amerikaansche typiste bracht haar
vacantie in Chicago door en werd daar dooi'
een verdwaalden kogel getroffen. Zij dacht
dat zij zou sterven en fluisterde: „Schrijf
aan Johnnie. Zeg hem dat ik veel van
hem hield Geef hem mijn laatste groet
Maak „blauwtjes" voor Henk, Jimmy cd
Fred."
„Zoo. dus jij hebt een radio gekocht om Je
kinderen wat huiselijker te maken?"
„Ja nu gaan ze niet weg, voordat de
omroeper Goeden nacht, dames cn heéren
en welterusten zegt".
Dichter: ,Dat is te erg".
Vriend: „Wat"?
Dichter: „Ik stuurde de redactie van dat
blad twee gedichten en ik krijg er drie
terug".
Mijnheer (die last heeft van steken In den
rug, terwijl hij aan de radio zit): „Ik geloof
dat ik Lumbago krijg".
Zij; „Laat nou maar, je verstaat toch im
mers geen woord van wat ze daar spreken."
Hij: „Wat ls de beste maand om te
trouwen?"
Zijn getrouwde vriend: „Octembruari".
Hij: „Wat! Die maand bestaat niet."
Dc vriend: „Daarom juist".
„Twee mannen uit een Engelsch plaatsje
hebben hun geboorteplaats verlaten om een
voetreis om de wereld te beginnen."
Natuurlijk slachtoffers die de schoonmaak
al te serieus opnemen.
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
Het is mijn ervaring, dat niemand zoo wei
nig van zijn buren weet als de man, die in
de stad woont. In een dorp ken je elkaar
precies, in de stad weet je ternauwernood
van je naaste buren iets af, hoogstens of ze
getrouwd zijn en zoo ja, of ze kinderen
hebben, maar niet eens hoeveel en hoe oud
ze zijn, om van andere bijzonderheden nog
maar te zwijgen. Zoo woont er schuin tegen
over mij iemand, die gewoonlijk met dezelf
de tram naar zijn werk gaat als ik, maar hij
stapt er bij de Tempeliersstraat af, waaruit
ik heb afgeleid, dat hij forens is. Het is al
mooi, dat ik kennis met hem heb gemaakt,
en dus weet hoe hij heet en wanneer ik hem
op dien morgen in zenuwachtige haast (want
ik was laat) niet per ongeluk op zijn voet
had getrapt, zoodat ik excuses moest maken,
dan zou ik het nog niet geweten hebben.
Sinds die voetgeschiedenis kennen we dan
elkaar, ais dat tenminste kennen mag heeten
en zoo zijn we tot conversatie geraakt, zich
hiertoe bepalende, dat wij wederkeerig op
merkingen maken over den toestand van het
weer: soms zegt hij het eerst, dat het nog
al aardig weer is en een anderen keer maak
ik dc vernuftige opmerking, dat het alles
behalve prettig weer is. Het gebeurt ook wel.
dat ik het niet met hem eens ben over de
qualiteit van het weer. maar dan stem ik er
toch maar mee ln, omdat het in een wereld,
waar zooveel verschillen bestaan, niet de
moeite waard is om discussies te voeren over
de hoedanigheid van het weer, maar me:
dit onderwerp is het contact dan ook heele-
ma.nl uitgeput. Men kan dus begrijpen hoe
verwonderd ik was toen hij mij vanmorgen
met een zwaren zucht vooraf on een klein
zuchtje achterna toevertrouwde: „er is m:j
iets heel onaangenaams overkomen".
Nu houd ik niet erg van dergelijke opmer
kingen; zij zijn gewoonlijk het voorspel tot
een min of meer rechtsireeksche vraag om
een leening, zoodat ik bijna werktuigelijk
mijn hand op mijn zak hield en een neutraal
antwoord gaf, dat ik het beste kan om
schrijven als: Dit is in zulk
een geval nog de veiligste manier en zij
verplicht tot niets. Vraag je ronduit: „wal-
scheelt er dan aan?" dan ben je erbij.
Tegenover het bij mij blijkbare gebrek
aan hartelijke deelneming wist hij niets an
ders te doen dan zijn opmerking te herha
len: „ja. een heel onaangename ervaring",
waarop ik antwoordde met een weer tot niets
vemllchtend: „zoo. zoo!"
Toen nam ons gesprek een vasteren vorm
aan, daar hij zei: „ik heb namelijk uit de
lotjrij gelrokken".
Hierdoor gerustgesteld, durfde ik het ant
woord wagen: „dat lijkt ïruj toch eerder
een genoegen dan een onaangenaamheid1'.
Maar hij schudde zijn hoofd en zei: „ik
begrijp, dat U het zoo inziet, maar de prak
tijk is een beetje anders. Ik heb namelijk in
de staatsloterij een prijs gekregen van vijf
tienhonderd gulden".
„Van harte gefeliciteerd", zei ik, maar hij
ging er niet op in.
„Ja, vijftienhonderd gulden nominaal", zei
hij weer, „dat is twaalfhonderd en vijfen
zeventig gulden effectief, want U weet. dat
de staat der Nederlanden zoo vrij is 15 pCt.
af te trekken voor kosten. Wanneer je als
particuüere loterijman duizend gulden be
loofde en achthonderd en vijftig gulden uit
betaalde, dan kwam je in het gevang, maar
als de staat der Nederlanden zooiets doet,
dan moeten we dat als zoete koek opeten en
nog „dank je" zeggen op den koop toe. Maar
dat heb ik ook niet gedaan; ik heb geen
„dank je" gezegd en den debitant van de
staatsloterij, die nog een extratje van mij
scheen te verwachten, ook niemendal ge
geven, zoodat hij nauwelijks goedenmorgen
zei".
Ik maakte daarop de nuchtere opmerking,
dat twaalfhonderd en vijfenzeventig gulden
meer is dan niets. Zijn antwoord was een
zucht, die niet op den toestand scheen te
passen. Dezen keer stapte hij niet bij de
Tempeliersstraat uit, maar liep met mij mee
toen ik aan de plaats van mijn bestemming
was gekomen.
„Als ik U niet hinder, zou ik U het geval
wel even willen vertellen. U schrijft in de
krant, misschien kan iemand er nog wat
uit leeren".
Ik vroeg hem dus op mijn kantoor, gaf
hem een stoel en besloot de confidentie rustig
te ondergaan.
„Ik heb vandaag vrij", zei hij, „want de
zoon van den directeur is overleden en het
kantoor is gesloten".
Ais je niet eens weet, wie de directeur is
en dus ook niet wie zijn zoon is, dan behoef
je geen deelneming te toonen en die scheen
hij ook niet te verwachten, want hij kwam
dadelijk op het onderwerp van den dag. den
prijs uit de loterij, terug. „De les", zei hij.
„die ik hieruit getrokken heb, is deze: a's
je dan toch met alle geweid een prijs uit de
loterij wilt trekken, zorg dan, dat het geen
kleintje is, maar een groote en als je daar
in geslaagd bent, vertel het aan niemand.
Ik ben zco dom geweest het hier en daar
rond te vertellen en mijn eerste ervaring
was thuis. „Twaalfhonderd en vijfenzeventig
gulden", zei mijn vrouw, „dat is een heele
som. daar kunnen we wat voor doen
„Ja, ja," zei ik kalmeerend. „maar zoo heel
veel nu ook weer niet".
Ze luisterde niet en begon op te sommen:
..een nieuw karpet in de huiskamer is
dringend noodig. Heb je wel gezien hoe
schandelijk het eruit, ziet?"
Ik had er tot dusverre niets van gezien,
maar vroeg gelaten: „hoeveel?"
.Driehonderd gulden", zei ze, „is het minste;
ik heb een heel mooi karpet gezien van vier
honderd gulden."
„Laat ons zeggen driehonderd gulden".
„Dan een nieuw behangsel in de achter
kamer en een aardig eetservies voor gele
genheden. Dat heb ik nog no»it bezeten", zei
ze met een tikje verwijt in haar stem.
Als man hinderen zulke dingen je niet;
je eet net zoo lief van een bord met een
groen tierlantijntje als een blauw en zoo
vaak hebben wij geen „gelegenheden", maar
mijn vrouw ging aan, het opsommen. Nog
nooit heb ik geweten," hoe verbazend veel
er aan mijn huishouding ontbrak. Toen de
lijst was afgeloopen, nam ik potlood en pa
pier en rekenden wij samen uit, wat dat
allemaal bij elkaar kon kosten. We kwamen
tot drieëntwintighonderd gulden. zoowat
duizend gulden meer dan er beschikbaar was.
Het was dus noodig om te gaan schrappen,
wat veel moeilijker is dan een verlanglijst te
maken, maar eindelijk waren we dan toch
klaar en kreeg zij een crediet van duizend
gulden. Want aLs voorzichtig man van erva
ring zei ik: „de kinderen zullen ook nog wel
eer. kleinigheid willen hebben".
Dit sloeg in, want een moeder is altijd be
reid om voor haar kinderen een offer te
brengen. Dienzelfden avond kwam mijn ge
trouwde dochter vertellen, dat zij een paar
nieuwe matten zoo hoognoodig had en dan
nog het een en ander in haar jonge huis
houding ,cen aardig jurkje voor dc baby cn
een japonnetje voor haarzelf en dan een
lekkere sigaar voor haar man. Dat laatste
zag ik zoo niet in, maar daar moeder en
dochter mij blijkbaar een barbaar gevouden
zouden hebben als ik daarin niet had toe
gestemd, werden de sigaren ook opgeschre
ven. Ze wou er vijftig van vijftien cent: ik
dong af tot vijfentwintig van twaalf. Daar
mee verdween in het geheel honderd en vijf
entwintig gulden en bleven er nog honderd
en vijftig over."
Dc man zweeg en verwachtte blijkbaar, dat
ik Iets zou zeggen. Daarom zei ik: „er blijft
dus honderd en vijftig gulden over".
„Ja", zei hij. „dat zou wel zoo zijn wanneer
de buitenwereld er maar niet was. maar drie
dubbele ezel, die ik ben, ik had bet fortuin
tje in de vreugde van mijn hart aan dezen en
genen verteld en nu kunt U niet begrijpen,
hoeveel vrienden en kennissen ik er op eens
bij kreeg. Menschen ,die ik éénmaal van mijn
leven gesproken had, groeiden plotseling tot
intieme vrienden en menschen. die ik nooit
gezien had, tenminste nooit opgemerkt, wis
ten opeens te spreken over gemeenschappe
lijke kennissen. Ak je ze een beetje liet door
praten. dan liep het altijd op een geldleening
uit. Al maak ik na vandaag geen enkelen
vijand meer, dan heb ik. et toch voor minstens
honderd jaar genoeg. Het malste was, moet
U weten, dat de som hoe langer hoe grooter
werd. Ik weet zeker, dat ik nooit over meer
dan vijftienhonderd gulden heb gesproken,
maar de goede lieden, die elkaar dat cijfer
hadden oververteld, waren erin geslaagd, ik
weet niet hoe, om het altijd r.iaar te laten
groeien. Eén van mijn neven, een doeniet
eerste klas. vroeg om honderd gulden te leen
met een gezicht alsof ik nog heel dankbaar
wezen moest, dat hij niet om vijfhonderd
vroeg: de moeite van vrager, was natuurlijk
toch dezelfde en toen ik zei (wat ook waar
was)„die kan ik van het restantje niet meer
missen, Egbert", hoorde ik tot mijn verwon
dering, dat Egbert dat heel krenterig vond.
omdat je bij een prijs van vijfentwintigdui
zend gulden toch wel een lapje van honderd
kunt afschuiven. Ik schrikte ervan. „Vijfen
twintigduizend gulden? Hoe kom je erbij!"
„Hou je nu maar niet zoo arm", zei hij. „Er
zijn er, die beweren, dat het nog veel meer is".
„Och zoo", zei ik, „en hoeveel aan wel?"
Toen ik het gezegd had, begreep ik, dat het
een fout was. want toen dacht hij dadelijk,
dat het veel hooger wezen moest. Hij zei, dat
het hem ook niet verwonderen zou, want ik
was altijd zoo'n stlekumerd geweest- Die uit
lating was mij niet onwelkom, want als de
menschen geld van je willen leenen en het
dan ook nog noodig vinden om je voor lee-
lijRe dingen uit te maken, dan heb je toch
het recht om boos te worden.
Dien was ik dus kwijt, maar niet kwijt was
ik de anderen, die wat- handiger waren: de
vriendelijke, de hartelijke, de feliciteerende,
de menschen, die een mooi zaakje aan de
hand hadden en mij daarin wiiden laten dce-
len. een half part van twaalfduizend gulden
en geen risico. Niet kwijt was ik ook de ver-
zekeringsmcnschen. die vonden, dat ik op
eens veel meer waard was geworden: dus
moest ik mijn leven verzekeren op allerlei
gewone en ongewone manieren tegen hooge.
lage en middelsoort premicn en ais ik een
maal gezegd had, dat ik er geen geld voor
had, dan hielden zij mc voor een gierigaard
of gaven duidelijk te verstaan, dat ik ae
waarheid niet zei.
En dan de brieven: aandoenlijke brieven
van menschen dien het altijd tegengeloopen
was en van menschea met twaalf kinderen,
buiten werk en van oude schoolkameraden
die vroegen of ik nog wel wist, dat ze mij
indertijd voorgezegd hadden voor de aard
rijkskundeles, of mijn sommen voor me had
den gemaakt en op mijn woord van eer, ik
kon er mij niets van herinneren. Eén van
die oude schoolkameraden kwam me bezoe
ken: he: was zóó'n zielige kerel, dat ik hem
niet met minder dan vijftig eitlder. durfde
laten gaan. Saldo honderd gulden. Er kwam
er een, dien ik als jongen op .school gehaat
had .zooais je dat al op school hebben kunt:
d;cn heb ik niet willen ontvangen en hij
stuurde met het meisje dc boodschap, naai'
binnen, dat hij op de stoep zou blijven zit
ten, totdat ik hem ontvangen had. Dat was
's avonds om zeven uur. om acht- uur zat
hij er nog, om negen uur begon hij aan dc
buitendeur te tikken. Mijn vrouw werd cr
zenuwachtig van en vroeg of ik hem maar
niet ontvangen zou. Ik wachtte nog oen uur
en toen hij er nog zat, heb ik de politie op
gebeld. die hem is komen halen. Een uur
later was hij weer terug: de politic kon hem
ook niet houden. Hoelang hij daar gezeten
heeft, weet ik niet, maar den volgenden dag
was hij weg. Mijn vrouw is er zenuwachtig
van, want zij is maar bang. dat hij weer te
rug komt. En tusschen al die gebeurtenissen
door, groeide dat bedrag maar altoos: het
werd vijftigduizend gulden, zestig, vijfenze
ventig: één van mijn briefschrijvers schreef:
„ik weet, dat U dc honderdduizend heeft ge
trokken. Wat is dat nu voor U, om mij vijf
duizend gulden te geven." Een ander verzocht
mij, een associatie aan te gaan voor het aan-
koopen van grond in de Zuiderzee, als die
drooggemaakt zou zijn; bij maakte er een
kapitaal van een millioen van cn als ik In
schreef voor vijftigduizend gulden, dan kon
ik commissaris worden. Commissaris van de
Zuiderzee, dat ls je wat! Ik heb ook zoo uit
het vestzakje wel een en ander gegeven en
eergisteren heb ik dc rekening opgemaakt:
er schiet op het oogenbllk precies twee gulden
en zevenendertig en een halve cent over en
van die som ben :k van plan dc bloemetjes
buiten te zetten",
„Heb je erop gerekend", vroeg ik. „dat het
volgende jaar de fiscus je zal laten betalen
voor dat prijsje in de vermogens- en in de
Inkomstenbelasting?" Hierop had dc arme
man in het geheel niet gerekend, zoodat hij
onmiddellijk besloot de twee gulden zeven
endertig en een halve cent daarvoor maar
liever te reservecren. Toen hü van mij af
scheid nam, had ik niet gedacht, dat ik hem
een minuut later weer zou ziendat was toch
zoo. Hij zei, dat hij op de stoep van ons kan
toor een man gezien had. die hem niet met
rust wou laten, die met alle geweld geld wou
leenen en er zóó raar bij keek, dat hij cr een
ongeluk van tegemoet zag. Of ik geen achter
deur had om hem uit te laten? Dus smokkel
de ik hem door een poort in den tuin naar
bulten en herinnerde mij de laatste woorden
die hij over zijn gelukkig ongeluk of over
zijn ongelukkig geluk gezegd had: „als je ?en
appel hebt, dan moet je er niemand tets van
zeggen en hem stilletjes in een hoekje op
eten en de schillen in Je zak stoppen, anders
merken ze het nóg".
FIDELIO.