BRIEVEN UIT BELGIë.
DE GENEEFSCHE TARIEVENCONFERENTIE.
VIJF SPANNENDE WEKEN.
Spoor's gestampte Muisjes
IN- EN UITVALLEN
SPOOR's MOSTERD
PROFESSOR AUGUST VERMEYLEN SPREEKT.
AGENDA
HAARLEM'S DAGBLAD
WOENSDAG 2 APRIL 1930
TWEEDE BLAD
DE BETEEKENIS VAN DE HANDELSCONVENTIE VAN
24 MAART 1930".
VERDIENDE KULDE AAN COLIJN.
H. Colijn.
Nadat de Geneefsche tarievenconferentie
binnen den tijd van een week, ondanks de
Italiaansche bom in den vorm van Bottai's
ondubbelzinnige weigering, om aan een ta
riefwapenstilstand mede te doen, desniet
tegenstaande gelukkig de klip der algemee-
ne discussies had gepasseerd en tot een be
spreking der verschillende artikelen van het
door het economische Volkenbondscomité
uitgewerkte ontwerp-conventie was overge
gaan, zijn vier weken van grcote spanning
en onzekerheid omtrent het lot der confe
rentie gevolgd. Bijna iedere week bracht
nieuwe moeilijkheden. Nauwelijks was de
ééne opgelost, of een nieuw bezwaar deed
zich voor. Als in deze vier weken niet een
man als Colijn de geheele leiding der be
sprekingen in handen had gehad, dan zou
de conferentie uit vertwijfeling met een vol
ledig échec zijn geëindigd en wellicht aan
alle bemoeiingen van den Volkenbond, om
tot economische ontwapening te komen, voor
onbepaalden tijd een einde zijn gekomen,
gelijk het Volkenbondswerk voor de militaire
ontwapening nu reeds sinds April 1927 vrij
wel geheel stil ligt. Colijn heeft met bewon
derenswaardige volharding en helderziend
heid dag in, dag uit tegen de telkens nieuwe
moeilijkheden gestreden, om een rampzalig
falen van den Volkenbond op economisch
terrein te voorkomen. Eindelijk, na vijf lange
conferentie-weken is het hem gelukt de
„handelsconventie van 24 Maart 1930" en een
protocol voor de toekomstige economische
volkenbondswerkzaamheden te hebben tot
stand gebracht, welke documenten, ondanks
alle onvermijdelijke compromissen aan die
delegaties, die slechts een zeer soepele ver
bintenis wilden aanvaarden, toch voldoende
vooruitgang en vooral toekomstbeloften in
zich hielden, dat Colijn de verantwoorde
lijkheid durfde op zich nemen aan onze re
geering de onderteekening van conventie en
protocol aan te bevelen.
Wat Colijn in de laatste drie weken vooral
volbracht heeft, als helderziend, onvermoeid
leider der vergaderingen van de beide groote
commissies, waarin de conferentie zich ge-
splitst'had, en van de vele redactie-commis
sies en subcommissies, die uit haar midden
gevormd werden en alle door Co
lijn zelf werden gepresideerd met een onuit
puttelijk geduld en een nimmer falende on
partijdigheid, al verzweeg Colijn daarbij ook
zijn eigen oordeel niet. grenst waarlijk aan
het bovenmenschelijke. Niemand zal het dan
ook betreurd hebben, dat op voorstel van
den Italiaanschen gedelegeerde De Michelis
zelf. die het meer dan iemand anders aan
Colijn heel moeilijk heeft gemaakt, onder
een zeldzaam warm en algemeen applaus van
alle gedelegeerden, besloten is aan Colijn
een hulde te geven, die tot dusverre eenig is
in de geschiedenis van den Volkenbond: de
uitdrukkelijke vermelding in de anders
steeds strikt zakelijke slotacte, waarin nim
mer eenig oordeel over de verdiensten van
den voorzitter of een gedelegeerde wordt uit
gesproken, van Colijn's meesterlijken arbeid
met deze woorden: „dat Colijn de zware taak
van de leiding der twee commissies vervuld
heeft met de grootst mogelijke toewijding en
takt en met een zeldzame mate van helder
ziendheid".
Twee documenten zijn, zooals gezegd aan
de goedkeuring der regeeringen voorgelegd:
de „handelsconventie van 24 Maart 1930" en
het aan 't initiatief der Belgische en Neder-
landsche delegaties te danken protocol voor
de toekomstige economische onderhandelin
gen tusschen de regeeringen. De strijd om
de ..handelsconventie", die voor de aanvan
kelijk bedeelde tarief wapenstilstandconventie
in de plaats is getreden, is het moeilijkst ge
weest, terwijl ook de oordeelvellingen over
haar waarde v/aarschijnlijk het meest zullen
uiteenloopen.
De ..handelsconventie" is gebaseerd op de
denkbeelden, die de verdienstelijke oud-voor
zitter van het economische Volkenbonds
comité Serruys verdedigd heeft in zijn sen-
sationeele rede aan het einde van de tweede
week der conferentie, toen hij aan een der
ondercommissies der eerste commissie plot
seling mededeelde, dat de Fransche regee
ring evenmin als de Italiaansche bereid was
tot een algemeenen tariefwapenstilstand toe
te treden. Ofschoon om niet geheel opge
helderde redenen Serruys onmiddellijk hier
na bij de Fransche regeering in ongenade ls
gevallen en deze man. die op alle vorige eco
nomische volkenbondsconferenties een zoo
vooraanstaande en nuttige rol heeft ge-
sneeld, weldra Genève verlaten moest en hier
niet meer terugkeerde. zijn_het toen de door
hem in die rede. die de doodsklok over het
plan van een tariefwapenstilstand luidde,
verdediede opbouwende denkbeelden ge
weest, die later ook werden neergelegd ifi
het door den Franschen minister van han
del Flandin ingediende ontwerp-conventie,
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regeL
dat de basis voor de hande'sconventie van
24 Maart 1930 gevormd heeft.
De handelsconventie verdeelt de Euro.
peesche staten die aan de tarief wapenstil
standsconferentie hebben deelgenomen
(waaronder alleen Albanië) ontbrak), in
twee groepen. Een eerste groep, gevormd ioor
de sta en, die een min of meer belangrijk
gedeelte hunner tariefposten in tweezijdige
handelsverdragen hebben vastgelegd of ge
consolideerd; een tweede groep, wier tarief
posten generlei of vrijwel geenerlei onder
werp van een handelsverdrag vormen, zoo
dat deze staten tegenover de andere staten
de volle vrijheid bezitten hun tariefposten
geheel naar eigen inzicht te verhoog en. Tot
de staten dezer tweede groep behooren de
vrijhandelsstaten Nederland, Engeland, Dene
marken en Noorwegen, alsmede het protec
tionistische Portugal, dat echter waarschijn
lijk niet tot de con ven: ie toetreden zal. Alle
andere staten behooren tot de eerste
groep.
De enkele staten der tweede groep, dus
Nederland en de andere vrijhandelslanden,
die de hoogte hunner tarieven van invoer
rechten niet in handelsverdragen hebben
vastgelegd, aanvaarden nu door hun toe=
treding tot de conventie de verplichting, om
gedurende een jaar hun bestaande bescher
mende rechten, die zeer weinige in aantal
zijn, niet te verhoogen en geen nieuwe be
schermende rechten in te voeren. Zij nemen
dus als het ware een 100 pot-verplichting
tot een tarief wapensilstand aan. Daartegen-
over staan de verplichtingen der andere
staten, die vrijwel alle min of meer sterke
protectionistische recAten hebben. Zij ver
binden zich, om de bestaande handelsverdra
gen minstens tot 1 April 1931 te doen voort
duren.
Daar verschillende der voor het interna
tionale ruilverkeer belangrijkste landen, zoo
als België, Duitschland, Frankrijk, Italië en
Zwitserland een vrij hoog percentage van hun
tariefposten (in doorsnede wel 50 pet.) ge.
consolideerd hebben, kan men ten aanzien
van deze protectionistische landen verklaren,
dat zij door toetreding tot de conventie voor
ongeveer 50 pet. de verplichtingen van een
tarief wapenstilstand aanvaarden. Men ziet
hieruit, dat het idee van een tariefwapen,
stilstand dus volstrekt niet in die mate is
opgegeven, als menigeen het wel voor
stelt.
Wat nu betreft de niet in tweezijdige
handelsverdragen geconsolideerde tariefpos
ten dezer protectionistische landen, de zoo
genaamde „autonome" posten, hieromtrent
laat de handelsconventie van 24 Maart 1930
toe, dat zij verhoogd worden. Doch over.
eenkomstig het denkbeeld van Serruys, dat-
ook voor deze autonome tariefposten zekere
internationale waarborgen moeten gegeven
worden tegen overijlde en bovenmatige ver-
hooglng van de invoerrechten, bepalen de
artikelen 2 en 3 der handelsconventie 1930,
dat, behalve in geval van een uitdrukkelijk
voorschrift eener bestaande wet of in buiten
gewone dringende omstandigheden, zulk een
tariefsverhooging niet zal mogen geschie
den dan nadat de regeering twintig dagen
tevoren mededeeling van haar voornemen ge
daan heeft aan alle andere tot de handels,
conventie 1930 toegetreden staten. Boven,
dien is, ondanks het feit, dat de staten dezer
eerste groep volkenrechtelijk het recht be
houden hebben hun autonome tariefposten
te verhoogen, dezen landen toch de verplich
ting opgelegd, om in vriendschappelijke
besprekingen tot herstel van het door die
tarief verhooging verbroken evenwicht te
treden met die regeeringen, die door die
tariefverhooging benadeeld zijn en zulke
compensatie-besprekingen binnen twee
maanden verlangen. Leiden die onderbande
lingen dan niet tot een bevredigend res ut
taat, dan heeft de benadeelde staat het recht
de geheele conventie op te zeggen, of. als hij
daaraan de voorkeur geeft, zichzelf alleen te
bevrijden van de verplichtingen der con
ventie tegenover het land, dat tot die tarief
verhooging is overgegaan.
Dit opzeggingsrecht maakt natuurlijk, dat
het zeer de vraag is, of de handelsconventie
1930 zelfs wel het ééne jaar in stand zal
blijven, waarvoor deze conventie voorloopig
is aangegaan. Blijven de protectionistische
regeeringen voortgaan op den weg der tarief-
verhoogingen, dan zal de conventie wellicht
niet eens den dag beleven van 1 November
waarop de ratificaties moeten zijn binnen,
gekomen! Doch terwijl deze opzeggingsbe»
bevoegdheid eenerzijds den duur der conven.
tie hoogst onzeker maakt, gaat er ander»
zijds toch waarschijnlijk een preventieve
werking ten goede van uit. die het mogelijk
kan maken, dat heel wat voorgenomen en
onder de conventie geoorloofde tarief ver
hoogingen toch achterwege blijven! Want
welke protectionistische staat zal zich licht
vaardig bloot stellen aan het gevaar, dat
Engeland of Nederland of de Scandinavi
sche landen de conventie opzeggen gaat?
Engeland. Nederland en de Scandinavische
staten hebben bij de conventie de grootste
verplichtingen inzake nietitariefverhoogir.g
aanvaard, doch juist daardoor is de positie
dezer landen tegenover de protectionis
tische mogendheden zooveel sterker gewor
den. Want geen enkele staat der eerste groep
kan verlangen ons en de andere staten van
die tweede groep van die omvangrijke ver»
plichtïngen te ontslaan.
Mr. B. DE JONG VAN BEEK EN DONK
TWEEMAAL ACHTEREEN EEN
NOODLANDING.
BELGISCH VLIEGTUIG VERONGELUKT
Een Belgisch particulier vliegtuig heeft na
bij Nijmegen tot tweemaal toe een noodlan
ding moeten doer.. Bij de laatste landing
werd het zoo ernstig beschadigd, dat het. ge
demonteerd moest worden. Het vliegtuig was
op weg van Hamburg naar Antwerpen. De
beide inzittende Antwerpenaren kregen geen
letsel.
OVER LIJFSTRAFFEN EN DE
DOODSTRAF.
Telkens wanneer een afschuwelijke mis
daad wordt begaan, hoort men verontwaar
digde menschen ln hun begrijpelijken toorn
zeggen: „de kerel moest gekielhaald worden
.of geradbraakt of opgehangen". Nu heeft
"kielhaken in vroeger tijd bestaan; het was
de straf voor zeevarenden, die een ernstig
misdrijf hadden begaan en daarvoor met
een touw een paar maal onder het schip
door werden gehaald, zoodat zij gewond en
bijna verdronken weer aan boord terugkwa
men. Radbraken bestond hierin, dat de mis
dadiger op een rad werd gelegd, waarna de
beul hem één voor één de beenderen stuk
sloeg. Natuurlijk eindigde dit radbraken al
tijd met den dood en wanneer men dergelijke
straffen, ook de doodstraf door hangen of
guillotineeren, aanprijst, dan is dat altijd in
de hoop, dat dit zulk een afschrikwekken-
den Invloed zal hebben, dat ernstige mis
drijven ln de toekomst zullen worden voor
komen.
Dit is nu juist de fout. in de redeneering.
In de dagen, dat deze straffen en nog vele
andere, die de pijnbank tot haar beschik
king had, toegepast werden was het aantal
ernstige misdrijven in verhouding niet ge
ringer dan tegenwoordig. De reden daarvan
is eenvoudig deze, dat de misdadiger zijn
misdrijf öf in opgewondenheid begaat en
zich dus geen rekenschap geeft van de ge
volgen, die daaruit voor hem kunnen voort
vloeien, öf na het misdrijf de sporen zoo
tracht uit te wisschen. dat hij meent voor
ontdekking veilig te zijn. Daartegen helpt
dus geen ernstige lijfstraf, noch de dood
straf. Naturlijk zijn er nog vele andere mo
tieven tegen de doodstraf aan te voeren,
maar deze zijn voldoende om den wensch
te weerleggen voor wie meenen, dat een
weerwraak, in dezelfde lijn als het gepleegde
misdrijf zelf, voldoende wezen zou als af
schrikwekkend middel tegen herhaling.
HET EEUWFEEST VAN
„ZANG EN VRIENDSCHAP".
CONCERT MET „EUTERPE" UIT
UTRECHT.
Het Eeuwfeestioomite van „Zang en Vriend
schap" zit niet stil. Ook directeur en zangers
werken gestadig door, om zich voor te be
reiden voor de volgende concertgn en dat. is
noodig, wil men niet steeds met dezelfde
werken op het podium verschijnen.
Het eerstvolgend concert, dat plaats zal
hebben op Zondag 6 April, in den vorm van
een matinée, wordt gegeven met. medewer
king van het Utrechtsch Mannenkoor
„Euterpe", dat zooals Haarlemsche zangers
wel weten, mede onder directie staat van
den heer Lieven Duvosel.
„Euterpe" werd opgericht in 1896. Het
stond achtereenvolgens onder de leiding van
de heeren: L. C. Keereweer, Alphons Vrancken
en Lieven Duvosel, nam aan verschillende
wedstrijden deel en keerde nooit onbekroond
huiswaarts, vaak met een eersten prijs en
eereprijs. Het heeft zich dus Ln Utrecht en
in Nederland een gevestigde reputatie vér»
worven.
Het feit, dat beide koren „Zang en Vriend
schap" en „Euterpe" denzelfden talentvollen
leider hebben, maakt het verklaarbaar, dat er
tusschen beide een hechte vriendschaps
band bestaat en het uitgenoodigd werd met
„Zang en Vriendschap" te Haarlem te coa-
certeeren.
Beide koren zullen om beurten optreden,
maar ook eenige nummers gezamenlijk uit
voeren. Voor liefhebbers van mannenzang
een gelegenheid om te genieten (pijn. 300
zangers)
Nadere bijzonderheden zullen per adver
tentie bekend gemaakt worden.
IS EEN TANKWAGENTJE EEN
BEWAARINRICHTING VOOR
BENZINE?
EEN HINDERNISKWESTIE VOOR
DEN HOOGEN RAAD.
Eenigen tijd geleden diende voor den kan
tonrechter te Haarlem de zaak van een in
woner van Santpoort, die een benzinetank
wagentje van de AP.C. geplaatst had aan
den openbaren weg, zonder dat hij een ver
gunning had voor het opslaan van benzine.
De vraag deed zich nu voor of die vergun
ning voor zulk een wagentje noodig is.
De Hooge Raad heeft een soortgelijk geval
behandeld van een door de Rechtbank te
Middelburg in hooger beroep vrijgesproken
verdachte, die door den kantonrechter al
daar wegens het niet hebben van een hin
derwetvergunning voor een bewaarinrich-
ting van benzine veroordeeld was. De officier
van Justitie had cassatie aangeteekend, hij
voerde in zijn cassatiemiddel aan. dat de ge
geven vrijspraak zou zijn een bedekt ontslag
van rechtsvervolging, met welke opvatting ie
advocaat-generaal bij den Hoogen Raad mr.
Besier. zich vereenigie.
Mr. Besier concludeerde tot vernietiging
van het vonnis der rechtbank en tot verwij
zing der zaak naar het Haagsche Gerechts
hof.
Uitspraak 5 Mei.
DE SLAPTE IN DE INDUSTRIE.
DAKPANNENFABRIEK WORDT STOPGEZET
De berichten betreffende slapte in de in
dustrie blijven aanhouden. Naar de N. R. Ct.
meldt, zal de dakpannenfabrlek van de firma
J. K. van Leeuwen te Alphen aan den Rijn
geheel worden stopgezet wegens slapte in
het bedrijf.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
EEN DEFTIG SENAATSDEBAT.
(Van onzen oorrespondent).
Brussel, 27 Maart-
Het verschil tusschen Kamer en Senaat is
wéi groot! Terwijl het Lagerhuis héél een
voudig en sober ls, bij het armoedige af. ls
het Hoogerhuls weelderig en toch met eer.
onmiskenbaren smaak Ingericht. Ik houd
niet bijzonder van dien pompeuzen off idealen
stijl, met vooral heel veel purper en gouc
Maar ik moet bekennen, dat in zijn soort
de Belgische Senaat een fraaie oenheid is.
Bovendien is er iets in dat wcidsche inte
rieur, dat altijd weer een zekeren indruk op
mij maakt. Ik denk er namelijk telkenmale
aan, dat in dezen halve-clrkel de Duitsche
bezetters rechtspraken over de Be'gische
civiele beschuldigden, en dat daar Edith
Caveli zich ter dood heeft hooren veroor-
deelen. Ik weet waar zU tijdens het proses
gezeten heeft en er is niet veel verbeelding
voor noodig om deze geheele scène voor den
geest te reconslrueeren. Het tragische brok
geschiedenis, dat voor eeuwig met deze se
naatszaal verbonden ls. geeft er iets buiten
gewoon indrukwekkends aan.
Op dit oogenblik voert men er vreedzamer
debatten. Men debatteert er n.L. gelijk ik
reeds vermeldde over de vernederlandsching
van de Gentsche Universiteit en de uitsla-
Ls van te voren vrijwel met zekerheid vast
te stellen. Toch ben ik er eens heen gegaan.
Niet om te hooren wat de heer De Kerchove
de Denterghem te vertellen had! Hij verde
digde het standpunt der liberale Gentsche
„katoenbarons", d. w. z de groote industrlec-
len der textielbranche. Men kent dat liedje:
„natuurlijk moet er een Vlaamsche Univer
siteit komen, maar waarom moet deswege
de Fransche vernield worden? Maak een
Vlaamsche elders of verdubbel de bestaande
consequenter dan thans het geval ls". Dit
standpunt kan door geen der Vlaamsche
groepen aanvaard worden En graaf de
Kerchove sprak dan ook ln het ijle-nlets.
Er was niemand die eenige notitie van zijn
woorden nam.
Maar na hem kwam prof. dr. August Ver-
meylen aan het woord en om hèm te hooren
waren velen opgekomen. Behalve dat Ver-
meylen een groote reputatie heeft als pro
zaschrijver en kunsthistoricus, werd hij
lange Jaren beschouwd als een der voorman
nen van de jong-Vlaamsche intellectueelen.
Zijn studie: „Kritiek der Vlaamsche bewe
ging", een jeugdgeschrift vol gloed en over
tuiging, is een klassiek monument in de
Vlaamsche letterkunde en een merkpaal in
de geschiedenis der Vlaamsche beweging. Hij
bracht daarin de Vlaamsche beweging op
een veel breeder basis. Hij maakte van een
klein taalparticularistisch streven een groo
te geestelijke en economische strooming on
hij legt het verband met de ontwikkeling
der nationale ideeën ln geheel Europa. „WIJ
moeten Vlamingen zijn, om goede Euro-
peeërs te kunnen wezen". Ik moet zeggen,
dat na den oorlog de openbare positie van
Vermeylen in actieve Vlaamsche kringen
sterk gedaald ls. Niet omdat hij zich positief
legen de extremisten keerde, maar omdat
hij, uit reactie daartegen, wel wat al to vol
ledig de theses van het Belgicistlsch unita
risme aanvaardde. Desondanks ls en blijft
Vermeylen tn de geschiedenis van Vlaande
ren een curieuze en boeiende figuur; en zon
der twijfel is hij een van de sierlijkste en
mooist-gestoffeerde geesten van ons zuide
lijk taalgebied. Een redenaar ls hij niet.
Maar toch weet hij te boeien. En doo*
gansch zijn markante aristocratische ver
schijning, èn door de qualitelt van zijn geest
en van zijn betoog. Het is toch wel merk
waardig, dat men zich in de waarde van de
menschen moeilijk bedriegen kan! Wanneer
iemand, die niets afwist van heel de zaak en
die niemand kende, de redevoeringen van
De Kerchove en Vermeylen na elkaar had
aangehoord, en men zou daarna vragen: wi?
is nu de belangrijkste man van dat tweetal,
dan zou ieder zonder een zweem van aarze
ling Vermeylens naam noemen. Zijn rede
was, ondanks de moeilijke voordracht be
langrijk, maar zij gaf ook nu weer aan des
redenaars vijanden gelegenheid te over om
hem van onvervalscht „belgicisme" te be
schuldigen. En wel voornamelijk toen hij be
gon om de quaestie der bestuurlijke schei
ding aan te roeren. De Vlaamse h- gezinden
zijn, zooals ik heb betoogd in vorige artike
len, op dit oogenblik lang niet eenparig ver
zot op een geheele of gedeeltelijke schelding,
omdat zij ailen weten, wat Vermeylen rond
uit uitsprak, ni dat. gezien de stijgende
economische en politieke macht der Vla
mingen, gezien hun toenemende geboortecij
fer tegenover de Waalsche daling, binnen
afzienbaren tijd, in een geünificeerd België,
door de eenvoudige werking van het alge
meen kiesrecht, het Vlaamsche element zal
overheerschen. In stede van dat toe te Jui
chen, in stede van dat te bevorderen, wil
Vermeylen. door gepaste maatregelen, de
Walen helpen zich tegen den machtig aan
zwellenden Vlaamschen stroom te verdedi
gen. En zie hier wat hem door vele Vla
mingen ernstig kwalijk genomen wordt. Wij
onzerzijds hebben hierover geen oordeel uit
te spreken. Wij geven niet anders dan de
feiten-
Verder meent Vermeylen, dat met de ver-
nederlandsching van de Universiteit van
Gent het begin van het einde van den taal
strijd nabij is. Want zelde hU. er mo;t nu
eindelijk een limiet gesteld worden aan die
onderlinge ruzie welke zooveel energie eischt
om het Vlaamsche volk de handen vrij te'
geven voor den socialen strijd. Dus ook van
puur socialistisch standpunt is het ge-
wenscht om vóór het regeeringsontwerp te
stemmen. Ik geloof dat Vermeylen in dit op-
acht zich toch bepaald al te optimistisch
heeft getoond. De vernederlandsching van
Gent beteekent in geen geval een einde van
den taalstrijd. In zekeren zin zou men zelfs
kunnen zeggen: het is het begin van een
fe.lere hervatting ervan. Immers indien de
Gentsche Universiteit zijn taak naar behoo
ren volbrengt, dan zal zij aan Vlaanderen
de mannen en vrouwen leveren, welke beter
dan tot nu toe het geval was, uitgerust zUn
om den strijd met k-acht en kennis te voe
ren. Wat aan Vlaanderen langen tUd ont
broken heeft was een uitgebreide lntellec-
tueele middenstand. Welnu, wanneer door
middel van het nieuwe Gent. deze gevormd
ls, zal Vlaanderen, eindelijk volwaardig, zich
tot het laatste toe doen gelden. Sprak Van
Cauwelaert nu niet reeds van „de verovering
van Brussel"? Neen, men mag prof. Vermey
len niet gelooven, wanneer hij beweert, dat
de stemming van het voorliggende wetsont
werp den zoo vurig begeerden taalvrede zal
brengen.
Overigens somde Vermeylen, niet zonder
een soort bijtende humor, de argumenten
der tegenstanders op en hU toonde, met en
kele definitieve woorden aan dat zij op mis
verstanden berusten. Maar die misverstan
den zijn onuitroeibaar. Het ls voor Iemand
die. als ik, alle debatten over dit onderwerp
gevolgd heeft, een bittere les ln menschen-
kennis, om te ervaren hoe het practisch on
mogelijk Ls om aan ecu tegenstander Iets.
hoe eenvoudig ook. duidelijk te maken en
bij te brengen. Een voorbeeld. Het is onmo
gelijk, maar onmogelijk ln den volstrekten
zin des woords, om aan een tegenstander der
vernederlandsching van Gent te doen be
grijpen, dat de verandering van voertaal ab
soluut niets te maken heeft met het weten
schappelijk gehalte van de instelling. Men
blijft maar praten van: .het afbreken van
een wetenschappelijk instituut" en van: „het
dooven van een fakkel". Een der senatoren
riep uit, geprikkeld door dit wanbegrip: „Wij
willen gas door electricitelt vervangen!" Alle
opponenten gelooven dat het alléén maar
mogelijk ls om een wetenschappelijk onder
richt te geven ln het alleenzaligmakende
Fransch. En of Vlaamsche sprekers nu al
wijzen op Leiden. Utrecht en Groningen, op
den Europeeschen roem en beteekenis van 't
Hooger Onderwijs in Nederland, op het
groote aantal Nederlandsche nobelprijzen,
op de universe ele positie der Neder landsche
geleerden, niets kan baten en zij krijgen ten
antwoord: „Dat komt omdat de Nelerland-
sche geleerden ln het Dultsch sch 'ven en
doceeren!". Zelfs onder hen die nu, om po
litieke redenen, vóór stemmen, zijn er tien
tallen en nog eens tientallen, die diep in hun
hart. betreuren, dat die „fakkel der Fransche
cultuur" wordt ultgebluscht.
Er ls een punt, in den Senaat even aan
geroerd. waarover ik nog niet gesproken heb.
Da*, is het vraagstuk der competenties. Zijn
er op dit oogenblik in België voldoende
Vlaamsche geleerden van superieuren kwali
teit om de hoogleeraarsplaatsen aan een Ne-
derlandsche Universiteit met eere te vervul
len? Er zijn er velen dit dat betwijfelen. En
onder hen is prof. Vermeylen. zelf een der
sieraden van Gent. HIJ wil daarom vooral
langzaam aan benoemen. Want dat staat
vast: met haastige en onwaardige benoe
mingen schaadt men den goeden naam der
school. En dat moet, juist ln dit stadium,
tot eiken prijs voorkomen worden. Dr. Vos
zei ln de Kamer (en Van Cauwelaert is de
zelfde meening toegedaan), dat er geen en
kele reden bestaat om geen beroep ue doen
op Noord-Nederlandsche geleerden. Tot nu
toe zijn bijna alle universiteiten Internatio
naal geweest. In Nederland doceeren Dult-
schers, Belgen, Franschen, Denen, wanneer
het pas geeft en wanneer zij de ware man
nen voor een bepaalden leerstoel zijn. In.
Gent bestaat trouwens een precedent. De
heer Logeman was lange Jaren een der ge-
eerde cn geliefde hoogleeraren en hij was
pur sang Nederlander. Trouwens toen men
na 1830 het Fransche Hooger onderwijs or-
ganlseercn moest, deed men ook een beroep
op het buitenland en meer dan 50 pCt. der
hoogleeraren was toon niet-Belglsch. Mon
moet niot vergeten, dat wij voor een over
gangsperiode staan. Er is maar één genera
tie voor noodig. Daarna heeft natuurlijk de
hoogeschool gezorgd voor krachten om de
eigen rangen aan te vullen. Een ander ding
echter, waarover nog niet gesproken werd, is
dit vindt men Nederlandsche geleerden van
quallteit voor de Belgische salarissen? Ik
weet het niet uit mijn hoofd, maar ik denk
toch niet. dat men een professor in Gent
méér zal kunnen aanbieden dan zestig dui
zend frank, dJ. vierduizend tweehonderd
gulden. Men kan buitenlanders toch moeilijk
méér geven dan de eigen menschen! En wie
heeft er plezier om voor 4200.naar Gent
te trekken? De quaestie der nieuwe leer
krachten is inderdaad moeilijk. Maar een
oplossing ls toch wel te vinden, wanneer de
regeering maar nfet al te zeer volhardt bij
haar vreemdelingenhaat, die nog te dikwijls
hier om den hoek komt gluren.
De rede van Vermeylen had ln het Hee
renhuis, waar men graag gematigde woor
den hoort, veel succes. En voor ons, die den
schrijver kennen en eeren, was het een cu
rieus schouwspel om hem hier als politicus
bezig te zien.
J. GRESHOFF.
WOENSDAG 2 APRIL
Stadsschouwburg. „Hedda Gabler". 8 uur.
Gom. Concertzaal. Ledenconcert H. O. V.
8 15 uur.
Palace. .Atlantic". Tooneel: Tummere.
2.30 er. 8.15 uur.
Luxor Theater. .De Zonde" en ..Sammy tn
de Harem". Tooneel: Arens and Prince.
2.30 en 8.15 uur.
Rembrandt Theater. „Raohel". Tooneel:
Dickson's acht Jorosz Girls. 2.30, 7 cn 9.15 u.
Prinsenhof. Gemeenteraad 1.30 uur.
Nieuw Vredenhof: The Cruci
fixion, 8 uur.
DONDERDAG 3 APRIL
Stadsschouwburg. „Veel leven om niets."
8 uur.
Schouwburg Jansweg. ..De Jordaan".
B ioscoop voorstel:ln gen.
HaarL Bankvereeniging- Alg. vergadering
Maatschappij tot Expl. van Staalwaterbron-
nen. 5 uur.
Gebouw de Nijverheid. Verg. Ver. van
School- en Werk tuinen. 8 uur.
Gem. Concertgebouw. Orgelconcert 3 uur.
Teyler's Museum, Spaamc 16 Geopend op
werkdagen van 11—3 uur, behalve 's Maan
dags, toegang vrij.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
SpOOr'SZwItV.rU hl*K