SCHILDERWERK HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 3 APRIL 1930 perl behoorlijk vast te houden, E. H. en V. E. G. nu zongen vlak en kleurloos en waren daarbij zoo onfortuinlijk, den diapason niet te bewaren. In een tweetal strofentiederen zakte het, in weerwil van de harmonium- begeleiding, bij elke strofe meer cn meer- Waarom in zoo'n geval niet liever het bege leiden te staken; laat ons verder gaan en vragen; waarvoor toch harmonium begelei ding? Een groep zangers, die het loonpeil met weet te bewaren in muziek van zeer simpele structuur, mag nog geen koor hee- ten. Wij vernemen uit een begeleidend schrij ven, ons bij de ultnoodiglng toegezonden, dat het koor niet op wedstrijden "uitkomt. Maar toch zou ik willen aanraden, dat de directeur zich een enkele maal opmaakt, op een wedstrijd eens een onderscheiding te willen behalen. De voorbereidende repetition zullen stellig haar nut afwerpen en van dit nut zullen dan ton leste ook weer de ge vangenen profiteeren De heer F. Moolonaar had op zich genomen den gemeentezang en de solisten te begelei den aan het orgel. Na een zeer In den breeds uitgemeten Inleiding, die langs de stemming van Ps. 68 heen ging. gebruikte hij ter bege leiding van den Psalm enkele malen eigen aardige versieringen als dalende toonladders enz. Dit moet hij niet doen. En voorts was bij de vioolsoii het aanwenden van de sub- lias in zijn diepste diepten en schier einde- looz-en duur, in strijd met het zeer onschul dig karakter dor gespeelde vioolstukken, door den heer H. Ree naar best vermogen voor gedragen. De begeleiding der Bachliederen, die mij toescheen van Robert Franz te zijn, was min der storend, schoon niet feilloos. Mej, D. Vermeer heeft een goede natuurstem, doch moet, om Bach te kunnen zingen, ademha ling studeeren. De overige soli waren van den heer Spaan, van wlen we enkele deelen uit een fluitsonate van Loeillet hoorden in al te groote toongeving. Het kerkgebouw was geheel bezet. NED. ÏIERV. KERKKOOR HEEMSTEDE: TIIE CRUCIFIXION. „The Crucifixion" is een in Engeland zeer bekende en gewaardeerde compositie van John Stainer, gcb. 1840 te Londen, overleden 1601 te Verona. Stainer begon zijn muzikale carrière als koorknaap der St. Paulkerk en was reeds op zijn veertiende jaar organist en koordirigent in een der Londensche ker ken. Vijf en twintig jaar oud promoveerde hij tot Doctor in de Muziek en klom nadien tot allerlei hooge waardigheden op; hij werd In den adelstand verheven en talrijke an dere onderscheidingen vielen hem ten deel. Wie nu van zulk een geleerd musicus een zeer geleerde compositie zou verwachten zou zich vergissen; „The Crucifixion" althans is de eenvoudigheid zolve. Geen spoor van ge leerde contrapünWék, geen polyphonie zelfs: het werkje bestaat uit een reeks liedachtige strofen, waarvan sommige met refreinen en eenige eenvoudige recitatieven. Het geheel heeft een zeer populair karakter; wellicht heeft de componist bewust den vorm der oudste passies gevolgd, die ook op volks melodieën waren gebouwd. Stainer noemde zijn Crucifixion niet „Passion", doch „Medi tation on the Sacred Passion of the Holy Redeemer". De partij van dén Evangelise is grootendeels aarr den tenor, soms echter ook aan den bas-solist toevertrouwd; die van Christus wordt deels door een solostem, deels door mannenkoor vertolkt. Tot de best geslaagde gedeelten schenen me de tenorsolo „How sweet is the grace", een Innige melodie; voorts het moment in no. 16, dat de duisternis schildert, het koor no. 18, dat in het derde couplet tot dramati sche kracht van uitdrukking stijgt en waar van ook de laatste drie strofen zich onder scheiden en het recitatief no. 19, mooi be rustend in het E gr. t. Het koortje zong onder leiding van den heer Wagenaar schoon van klank en over 't geheel zuiver; aan het slot van no. 18 waren de unisonl wat minder goed. Van de beide solisten bleek de basstem welluidender en expressiever dan de tenor. Namen van uitvoerenden kwamen op het programma niet voor, Een talrijk gehoor woonde deze geslaagde uitvoering, waarvan de stemming door het interieur der Vreden- hofkapel verhoogd werd, bij- K. DE JONG. MANNENKOOR „CAECILIA". Dit concert vond plaats in het gebouw van den Protestantenbond. Door het opschrift zou men den lezer ln den waan brengen, dat het enorm groote mannenkoor van dien naam zijn prachtig kunnen zou „verschwen- dsn" door in deze ontoereikende ruimte zich te doen hooren. Men zij gerust: de concert gever was het jongenskoor „klein Caccilia". en het werd daartoe bijgestaan door het uit „Caecilia"-leden geformeerde solokwartet „Euphonia" en door „Inter Nos" dat even eens enkele leden telt uit het groote man nenkoor. De vocaalsolist was eveneens een der meest verdienstelijke leden van het koor, ril. de heer G. Drogtrop. Het concert had dus alle recht, te worden aangekondigd onder den naam „Caecilia". Daar het concert der H.O.V. ditmaal een groot gedeelte van onzen tijd in beslag nam kon ik alleen het tweede programmadeel der uitvoering hooren. De indeeling was geheel gelijkvormig vóór en na de pauze, zoodat ik, door mijn ervaringen pree te deelen, wel een zuiver idee zal kunnen geven hoe de voor avond verliep. Daar was dan het jongenskoor, dat al sinds eenlgen tijd stoat onder leiding van Nico Hoogerwerf, maar waarvan ik nog niet eer een uitvoering bijwoonde. Mijn Indruk ken zijn gauw weergegeven: zoo het een meisjeekoor was geweest zouden die indruk ken zeker alleszins gunstig zijn geworden. Want het koor zong met goede voordracht.; het had, waar het Hollandsch zong. een goede uitspraak, en de uitvoering liep vlot van sta pel. Nu het echter knapenzang' geldt, moet ik constateeren. dat de heer Hoogerwerf er nog niet geheel in is geslaagd, het ideaal van dit onvolprezen kunstgenre te bereiken. De stemmen zitten nog te veel vast in het borstregisteral was er dan ook gelegenheid tc over. om te merken hoe ln de goede rich ting ijverig wordt gewerkt. En hier zij her innerd aan hot stuk „Martijntjcs danspartij", waar al dadelijk ln de tweede strofe tc voor schijn kwam. wat ongetwijfeld den directeur a's Ideaal heeft voorgezweefd. Wordt dit Ideaal n'et volkomen bereikt, dan is een stuk In den mineurtoonaard als „Poppengedoe", van Cath. van Rcnnes een onmogelijkheid voor een Jongenskoor. Het toonpeil blijft dan ge'rukt, eenvoudig omdat- de jongens door on luiste registreering de juiste intonatie niet aanvoe'on. Elk onderwijzer weet dat. op kri tieke plaatsen het aanwenden van het kop- rcglslèv <v ;n idellljk 't gewonschte resultaat brengt. U'. v ii meteen bij onze kinderko ren oc j.-i i.oae aan dé kaak gesteld, de jongens (meestal een onmogelijk kleine groep in verhouding tot die der meisjes) maar een voudig bij de tweede stem te duwen. Of dit volslagen onkunde is, dan wel niet genoeg te laken gemakzucht, mag Ieder voor zich uit maken. Dat de heer Hoogerwerf ook niet het genre vergat, dat door de jongens het liefst wordt gezongen, bleek uit de pittige weergave van „Spookgeschiedenis" van Hendrika v. Tus senbroek, hetwelk bij de aanwezigen bui tengewoon in den smaak viel en waar het aanwenden der meest geschikte registreering ook het best tot uiting kwam. Van den heer Drogtrop kunnen we vol staan met te zeggen dat het prachtig timbre zijner uitnemend gevormde tenorstom ons ook nu weer zeer bekoorde. Hij werd echter in niet geringe mate gehandicapt door den bespeler van het orgel, die met de regis ter keu ze geen weg wist; ja midden in een mu zikale frase mir nicht dir nichts tot een an der register overging; meermalen onze ker in. de toetsen greep; een enkele maal willekeurig bij Franck het notenbeeld wij zigde en evenzoo met de maat willekeurig omsprong. Ik kan het dan ook niet betreu ren, dat ik van den heer Gé Michels de or- gel soli van Bach en César Franck (van den laatste nog wel Prelude, fugue et variation) niet heb gehoord. Over het aandeel dat de beide kwartet ensembles hadden ln deze uitvoering mag Ik. ook met 't oog op de plaatsruimte, kort zijn. Mijn meening. die ik nog bij den laat stelijk gehouden kwartetwedstrijd formuleer de („Euphonia" en „Infcei# Nos" maten zich toen, buiten mededinging, met. de beste bin nen- cn buitenlandsche kwartetten) heeft zich ook door dit laatste concert weer bewe zen, de juiste te zijn. Ook nu weer erlangden de kwartetten warmen bijval. G. J. KALT. H.O.V. LEDENCONCERT. Van het bestaan van een vioolconcert van Boccherini heb ik nooit afgeweten. Ik kan dit niet betreuren, nu ik er kennis mee maakte. Het is van a tot z je reinste chablone. Begrijpelijk is echter dat een bepaald genre van violisten deze muziek gaarne speelt. Zonder brille in de voordracht is haar, de doodgeborene, zelfs geen zweem van schijn- leven in te brengen. Dc violist Alexander Moskowsky verstaat de kunst, de stereotype vormenkunst van Boccherini doorgaans zóó te spelen, dat kunstmatigheid van het ver band tusschen de hoofdmotieven, althans zoolang hij speelt, niet zeer hindert. Even wel vermag ook hij niet, dc inwerking dezer muziek op den hoorder langer te doen duren dan het moment der uitvoering zelve. Ik durf zonder schaamte bekennen, dat ik, toen 't concert was beëindigd, mij niet meer wist te herinneren, wat ik eigenlijk had gehoord. En zelfs het rondothema van dc finale, dat ons toch drie en meermalen werd geëxpo seerd, ben ik op dit moment totaal kwijt. Deze salonmassige muziek werd door den solist met veel bravour, en altijd met mooie glanzingen in zijn spel, voorgedragen. Toch was hij niet overal even gelukkig, en in het Andante, dat in zeer donker gehouden tin ten opzet, speelde de zucht om het karakter van dit door 't orkest geïntroduceerde stuk vol te houden, den solist parten, als hij op de G-snaar het cantilene in al te groote toongeving uitvoerde. De cadens in 't eerste deel daarentegen was weer een staal van uit nemend beheerscht vioolspel Over de samenwerking met het orkest kan Alex. Moskowsky alleszins tevreden zijn, en hij toonde dit ook op ondubbelzinnige wijze. Want Van Belnum ên de zijnen waren uit stekend ingespeeld. Er was ook een zeer mooie uitvoering voorafgegaan van Mendels sohn's ouverture „Fingalshöhle"; hoe pracht vol klonken bij de houtblazers die verdub belingen, hoe subliem paste zich het koper aan. Behalve door het feit, dat Mendelssohn op een jeugdreis door Schotland werd ge- inspireerd tot het scheppen dezer muziek, dacht ik op dit concert nog door een ander feit aan Mendelssohn's reizen. Het was te Parijs (dat hem inmiddels niet erg bewon derde en waar hij nooit meer is terugge keerd) dat hij aan zijn zuster schreef „Den Anfang machte eine Muslk von Boccherini eine Perrucke". Met de betiteling „pruik" kan hij allicht hebben bedoeld de muziek die wil heden hoorden, of een zusje ervan. De liefhebbers van de beroemde „menuet" zullen me inmiddels verguizen. Maar de auteur van een goed geslaagd menuet be hoeft nog niet te zijn een goed symphonist, ook al kent hij als Boccharini de werking van het (toenmalige) orkest tot in de punt jes. Een kennis, die hij, zooals kortelings is uitgewezen, heeft opgedaan bij den beroem den Johann Stamitz, te zamen met Canna- bick en Johann Christoph Bach. Hoe Sta mitz het Mannheimer orkest maakte tot het beroemdste van heel de wereld, en hoe uit de Mannheimer school ons huidige sympho- nie-orkest is geboren, mag als genoegzaam bekend worden verondersteld. Maar alleen de allergrootsten, zooals Mozart, door hem ook papa Haydn, en middellijk ook weer Bc-ethoven, hebben die kennis gesteld in dienst van het innerlijk der muziek. En Boccharini zag alleen den buitenkant. Zoo als ook wij heden van zijn vioolconcert zagen het salonmassige. Dat ons zeer koel laat. Tot mijn spijt kon ik de uitvoering van Tschaikowsky's vijfde symphonie, wegens een concert elders, niet meer bijwonen. G. J. KALT. SONATEN-AVOND. Het concertbureau Vernout verzoekt ons mede te deelen, dat op Dinsdag 8 April a.s. ln den schouwburg Jansweg een Sonaten- avond zal plaats vinden, waarbij medewer king verleenen: Thomas Canivez, cello, Marie Jannette Walen, piano, H. Andriessen. piano. Het programma bevat werken van Beetho ven, Hindemith, H. Andriessen en C Franck. MEVR. BüDERMAX—VAN DIJK ERNSTIG ZIEK. Naar wij vernemen is de bejaarde tooneel- speelster mevr. Bu derm anVan Dijk zeer ernstig ziek. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. a 60 C*c «er r°eel. VRAAGT VOOR UW BINNEN- EN BUITEN FIRMA J. HEYDANUS Zn KONINGSTRAAT 25 PARKLAAN 60 rd 11361 ran 812 «n 1H~5. Zst»rd. 81 Zooals u\\j dezer clagen meldden, is Coslma Wagner, de dochter van Franz Liszt en de echtgenoote van Richard Wagner op 93- jarigen leeftijd in Bayreuth gestorven. Hierboven, naast het portret van Frau Costma Wagner, gezicht op de villa Wahnfried in Bayreuth, het wereldberoemde tehuis, van waaruit Cosima Wagner het geestelijk bezit van haar gestorven man gedurende 47 jaren bestierde. HET TOONEEL. VEREENIGD TOONEEL. HEDDA GABLER. In heel het oeuvre van Ibsen zouden wij geen drama kunnen noemen, dat rijker aan handeling,scherper van karaktertoekening en geserreerder van structuur is dan Hedda Gabler. In dit drama geen vermoeiende sym boliek, geen opwerpen van problemen, maar louter een objectief weergeven van karak ters en menschen. Ibsen zelf schreef inder tijd aan den heer C„ Honigh, die Hedda Ga bler voor het eerst in het Hollandsch had vertaald; „Ik heb er naar gestreefd men schen te schilderen, zoo exact en zoo gede tailleerd mogelijk, anders niet. Het kan best zijn, dat men in mijn drama iets revolutio nairs wil vinden, maar dat staat toch in alle geval op den achtergrondalleen de personen van het stuk spreken, niet ik! Dat die personen niet sympathiek zijn, sommige vooral de hoofdpersoon zelfs tot verzet prikkelen, moge waar zijn, men zal moeten bekennen, dat Ibsen zelden scherper menschen heeft geschapen dan in dit drama. Hedda is gegroeid tot een per verse figuur van verschillende koelheid en harteloosheid, de incarnatie van het egois me, maar zij is hoe „onmenschelijk" som migen haar dan ook mogen vinden een prachtig levend mensch geworden. Deze demonische vrouw is een van Ibsen's geniaalste scheppingen geworden. Van die demonische vrouw hebben wij gisteren in de voorstelling van Het Ver- eenlgd Tooneel al heel weinig gezien. Nel Slants gaf ons wel een erg matte, kleurloo- zc Hedda Gabler! Wij zouden eigenlijk al leen van deze Hedda Kunnen zeggen, dat zij tragisch was. Het verveelde, het loome gaf Nel Stonts goed weer, maar dat was ook zoowat alles. Men kreeg nu en dan medelij den met deze Hedda Gabler. nooit echter weerzin en afschuw. Deze Hedda werd in het spel van Nel Stents een min of meer pas sieve figuur, zij onderging meer de dingen dan dat zij zelf handelde. Deze Hedda was zoo onbelangrijk, dat men haar soms bij voorbeeld wanneer zij met een sterkeren speler, zooals Paul HufBrack op het tooneel was, bijna over het hoofd zag. Zij beheerschte niet zooals inderijd Tilla Du- rieux en Alida Tartaud de voorstelling. Reeds dadelijk bij haar opkomst stelde Nel Stants teleur! Een moede, loome vrouw, maar niet de hartelooze, koude, wreede, Hedda, die tante Jule en Tesman onzettelijk wondt, wanneer zij tante's hoed op den stoel ont dekt. Was dat Hedda Gabler, die als een society-dame daar zoo rustig met Thea in I te praten zat? Nog zie ik weer in mijn her innering Tilla Durieux, die als een vampier achter Thea stond, een spin in haar web, die haar slachtoffer harteloos vasthoudt en niet meer los laat! Hebben wij één oogenblik een rilling over ons heen voelen gaan, toen Hedda in het tweede bedrijf tegen Thea zei: ,Ik geloof, dat ik je haren toch nog af brand?" Het verbranden van Lovborg's manuscript werd een felle daad, met een langzame, bijna perverse handeling, zooals Ibsen het voor schrijft! Het tragische slot wist zij niet voor te bereiden! Wij merkten niets van de af schuw, de walging van Brack; eigenlijk ging alles zonder eenig relief ons voorbij. Ik heb herhaaldelijk over het talent van Nel Stants in warme bewoordingen mogen schrijven, maar een tragedienne is zij niet! Hedda Gabler is een rol voor een Elsa Mauhs, niet voor een Nel Stants! Dit is gisteren wel duidelijk gebleken. Ook Mies Elout kon tegen de rol van Thea Elvsted niet op. Het was alles veel te klein en te voorzichtig, men voelde aldoor, dat zij zich niet durfde laten gaan. En het bleef als van Hedda heel den avond kleurloos en mat! Het zwakke spel der actrices viel te sterker op naast het markante spel van een Paul Huf. Huf gaf ons een uitstekenden Brack, in al zijn manieren fijn uitgespeeld! Misschien had hij tegen het slot zijn vermeenden triomf over Hedda nog scherper kunnen geven, maar het was overigens een wel over wogen mooie creatie. Hans van Meerten wist de figuur van Jörgen Tesman te doen leven. Hij gaf het na ïeve van dezen goedigen boekenwurm, die zoo ver van het leven staat, heel knap weer, zonder één oogenblik in de caricatuur te ver vallen. Toch stel ik den Tesman van Tartaud den mooisten, en vooral den meest innigen Tesman, dien ik mij herinner boven dien van Van Meerten. Verkade had voor zich zelf de rol van Ejlert Lövborg gekozen. Hij brengt uiterlijk voor deze rol veel mee en zijn spel maakte ook indruk; vooral in het groote tooneel in III, waarin vooral zijn opkomst prachtig was. Een man, wiens leven in één nacht vernie tigd is! Jammer, dat Verkade altijd nog in de dramatische scènes den Indruk door on verwachte en onbeheerschte explosies ver stoort! Toch als geheel 'n knappe creatie! Een voldoende tante Juliana zagen wij van Nelly Oorthout en iets heel goeds gat Froukje de Waard als Bertha, de oude dienst bode! Ook in zoo'n kleine rol kan een actrice sfeer en stemming op het tooneel brengen en dat deed Froukje de Waard. Zij gaf teeke- ning het milieu der Tesman's! Er was maar heel weinig publiek opgeko- Rvvn! De tijd van Ibsen schijnt voor goed voorbij te zijn. J. B. SCHUIL. GELOOF EN WETENSCHAP. ALBERT VOGEL. Albert Vogel vertolkte gisterenavond voor „Geloof en Wetenschap" het door den schrij ver aan hem opgedragen werk vara Cyrel, Verschaeve (priester en letterkundige) „Passieverhaal van onzen Heer Jezus Chris tus". Dit verhaal bestaat uit zeven deelen; Op weg naar den Olijfberg; Gethsemanie; San hedrin; Voor Pilatus; Kruisiging en Dood Begrafenis; Verrijzenis. Over Vogel's interpretatie valt niet veel te zeggen. De voordrachtkunstenaar dwong zich zelf tot groote soberheid, lofwaardige soberheid wanneer het de .vertolking van de Christusfiguur betrof, het moet ons echter van het hart, dat de eenvoud hier veelal vlakheid en kleurloosheid werd, en dat het gemis aan clymax min of meer enerveerend werkte. Albert Vogel bereikte echter dank zij zijn onbetwist kunstenaarschap ontegen- zeeeeb'k enkele zeer schoone momenten, die een stille maar diepe ontroering wekten. Met vreugde namen wij intusschen ken nis van de statige en mooie taal van Ver schaeve. L. A. Van Kunst en Kunstenaars. No. 201. FREDERIK VAN EEDEN. Een groot Nederlander die zeventig jaar wordt en allerlei herinnering van iemand, die hem nooit geheel begrepen heeft. Dat is een zonderlinge aanloop voor een notatie in deze reeks, ik geef het grif toe. Zoo ge in eentgen vorm iets publiceert, dan is het gebruikelijk, althans het air aan te nemen van de zaak of de persoon waar over ge praat, niet alleen 'begrepen, maar zelfs onder de knie te hebben. Waarom trekt mij nu de' naam Van Eeden, en zijn ver jaardag, waar omheen nog al muziek ge maakt wordt, onweerstaanbaar naar mijn bloc-note, terwijl ik me bewust ben, dat de grootheid van den mensch, die ik graag er= kennen wil, me toch eigenlijk niet veel „doet". Het zijn geloof ik, de herinneringen die boven komen; herinneringen aan eigen jeugd, aan latere levensdingetjes, aan alles en nog wat, dat met de grootheid van Van Eeden niet het minst heeft uit te staan, en eigenlijk alleen voor mezelf van belang is, maar waar toch misschien een ander ook wat van hooren wil. Als u vindt dat ik me zelf ophijsen aan den feestmast, vandaag voor Van Eeden geplant, moet u het vol gende maar overslaan. Misschien is het best, maar dadelijk te zeggen, dat ik dit voor mijn eigen plezier schrijf, en niet aan het obligaat-hulde ^artikel gedacht heb. Des om danks komt allicht de reëele beteekenis van zulk een jubilaris om het hoekje kijken. Want welk een invloed heeft deze man, de jaren door, uitgeoefend! Mijn gedachten gaan terug naar de eerste der negentiger jaren; uw verslaggever was toen Amsterdamsch gymnasiast van middel- matigen aanleg en uiterst geringen ijver, maar met een ongeoorloofd groote belang stelling voor alles wat kunst en kunstenaar betrof. We hadden een krantje, de Vox Gymnasii, prachtig gedrukt en op moei papier, waarin de nieuwste literatuur door de „keien" onder ons, op onnavolgbaar serieuse wijze aangekondigd en meestal ver heerlijkt werd- Wij hadden een reusachtig respect voor die keien, die met Keats op= stonden en met Shelley naar bed gingen, en die van de toen rijk bloeiende Hollandsche literatuur verslagen schreven die, volmaakt van vorm, alleen niet met de achttien jareiï der auteurs steeds in overeenstemming waren Maar, schoon was het! En nu brengt die verjaardag mij ineens zulke artikels voor den geest: over Van Eedens tragedie van het- Recht: de Broeders, en over de Koele meren des Doods. Keurig gedrukt waren die stukken. Met initialen gesigneerd. Maar dat waren voor ons geen geheimen, natuurlijk niet. De Vox-redactie, die kende men im mers. Zij schreven zelf gedichten en zouden later, door een heibeltje met den Leidschen professor Knappert, die toen nog dominé in Assen was, berucht worden. Nu na bijna veertig jaar, leeft die redactie van de eerste kranten waarin ik later schrijven mocht, weer op, nu ik aan het verschijnen van Van Eeden's boeken ga denken. Wat is er van die keien geworden? Dat is dan toch wel aardig dat één van hen een waarachtig kunstenaar geworden is. al is hij nu ook niet meer bij ons: ik meen den dichter Carel Adema van Scheltema, die op het Gym in de B-afdeeling zat, en dan ook inderdaad medicijnen gestudeerd heeft. Zijn mede-redacteuren H. E. van Gelder en G. Bolkestein hebben keurige posities in het burgerlijk leven verworven: de eerste is de tegenwoordige museumleider der gemeente Den Haag, de tweede werd historie-professor en bekleeder van daarbij behoorende func ties. De loopbaan van het vierde lid heb ik in den mist der tijden niet kunnen volgen. Hij. August Mesritz. was de meest met lite ratuur overgotene dezer jongelingen; en toen ik hem het laatst ontmoette, in 1910 onge- veer, denk ik. was hij advocaat en Kamer overzichtschrijver van het Vaderland. Bij die gelegenheid vertelde hij mij dat een goed Kameroverzicht meer litteraire waarde kon hebben dan een sonnet van Kloos. Waarom ook niét? De geheeJe sfeer was toen, in die Vox-ja ren, der literatuur gunstig gestemd. Wij hadden altemaal les van den lateren Leid schen Prof. Kalff, den man van het Lied in de Middeleeuwen, en de literatuurgeschiede nis en dat was, in zijn soort, een artist. In den heel goeden zin; niet zelfscheppend kun stenaar, doch fijnzinnig en aristocratisch be middelaar. Prof. Stoett was zijn collega voor Nederlandsch, de filosoof D. G. Jelgersma gaf oude talen (met een dozijn anderen). Prof. Franteen gaf er met den nog steeds arbei denden E. de Jong Duitsch. cn artistieke lie den als Sunier en Bourquin leidden ons bin nen in de schoonheid der Fransche letteren. Ik ben er zeker van, nooit voldoende ge waardeerd te hebben hoeveel eminente lie den aan onze opvoeding bezig waren en er mij van bewust, aan hunne resultaten wei nig luister bij te zetten, doch ik dien erken telijk te zijn voor de sfeer die een aantal dier docenten vermocht te scheppen, voor dien tamelijk luien, droomenden, altijd met wat anders bezig zijnden leerling, die ik was. Van een groot aantal van hen ging iets uit, dat kleur en klank gaf aan onze artis tieke droomerijen, .en daar heb je altijd weer weet van. Toen verslond ik ook Van Eeden. Later zag ik weer anders. Daar over een volgend maal. J. H. DE BOIS. DR. FREDERIK VAN EEDEN GEHULDIGD. Dinsdag avond is dr. Frederik van Eeden te Buss urn gehuldigd met de opvoering van de „Heks van Haarlem", door de Geselden der Cons'te onder .leiding van den heer A. Saai- born. De schrijver zelf was met zijn vrouw aanwezig. De heer Saatborn deelde namens het comité mede, dat de hulde uitsluitend zou bestaan in het aan het woord laten van den schrijver en dat er geen toespraken zouden worden gehouden. Mededeeling werd gedaan van de toe kenning van een jaargeld van f 100 door da gemeente Bussum. DE POES OP DEN TOREN. DOOR DE BRANDWEER ER AF GEHAALD. Arnhem is Woensdagmorgen getuige ge weest van het drama van den hond en de kat vertelt de Tel. Een hond .zat een poes achterna op den openbaren weg. De kat was voor de overmacht gaan wijken nam de beenen, eerst over den beganen grond en ten slotte tegen den muur van de Groote Kerk op. Binnen weinige tellen zat poes op een richeltje hoog in de nok, waar zij niet meer af durfde. Publiek verzamelde zich en keek meewarig naar het slachtoffer. Zooals ook in Amsterdam gebeurt, wan neer men geen uitkomst meer weet, geschied de ditmaal in Gelderlands hoofdstad: men belde de brandweer op. De groote roode brandweerauto met de lange ladder moest er aan te pas komen om de kat uit den to ren te bevrijden. De demonstratie gelukte schitterend. De ladder stond weldra tegen Arnhem's hoogste gebouw en poes rustte kort daarna veilig in de armen van een stoeren brandweerman. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. Wanneer wij Pepermunt koopen, willen wij geen scherp of bitter goedje, maar wenschen eenvoudig KING PEPERMUNT WorJh W a crown. Voor cogro» bij: Fa C. H. S. HEILKER, Haarlem

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 14