SCHILDERWERK
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 3 APRIL 1930
perl behoorlijk vast te houden, E. H. en V. E.
G. nu zongen vlak en kleurloos en waren
daarbij zoo onfortuinlijk, den diapason niet
te bewaren. In een tweetal strofentiederen
zakte het, in weerwil van de harmonium-
begeleiding, bij elke strofe meer cn meer-
Waarom in zoo'n geval niet liever het bege
leiden te staken; laat ons verder gaan en
vragen; waarvoor toch harmonium begelei
ding? Een groep zangers, die het loonpeil
met weet te bewaren in muziek van zeer
simpele structuur, mag nog geen koor hee-
ten. Wij vernemen uit een begeleidend schrij
ven, ons bij de ultnoodiglng toegezonden,
dat het koor niet op wedstrijden "uitkomt.
Maar toch zou ik willen aanraden, dat de
directeur zich een enkele maal opmaakt, op
een wedstrijd eens een onderscheiding te
willen behalen. De voorbereidende repetition
zullen stellig haar nut afwerpen en van dit
nut zullen dan ton leste ook weer de ge
vangenen profiteeren
De heer F. Moolonaar had op zich genomen
den gemeentezang en de solisten te begelei
den aan het orgel. Na een zeer In den breeds
uitgemeten Inleiding, die langs de stemming
van Ps. 68 heen ging. gebruikte hij ter bege
leiding van den Psalm enkele malen eigen
aardige versieringen als dalende toonladders
enz. Dit moet hij niet doen. En voorts was
bij de vioolsoii het aanwenden van de sub-
lias in zijn diepste diepten en schier einde-
looz-en duur, in strijd met het zeer onschul
dig karakter dor gespeelde vioolstukken, door
den heer H. Ree naar best vermogen voor
gedragen.
De begeleiding der Bachliederen, die mij
toescheen van Robert Franz te zijn, was min
der storend, schoon niet feilloos. Mej, D.
Vermeer heeft een goede natuurstem, doch
moet, om Bach te kunnen zingen, ademha
ling studeeren. De overige soli waren van den
heer Spaan, van wlen we enkele deelen uit
een fluitsonate van Loeillet hoorden in al
te groote toongeving.
Het kerkgebouw was geheel bezet.
NED. ÏIERV. KERKKOOR HEEMSTEDE:
TIIE CRUCIFIXION.
„The Crucifixion" is een in Engeland zeer
bekende en gewaardeerde compositie van
John Stainer, gcb. 1840 te Londen, overleden
1601 te Verona. Stainer begon zijn muzikale
carrière als koorknaap der St. Paulkerk en
was reeds op zijn veertiende jaar organist
en koordirigent in een der Londensche ker
ken. Vijf en twintig jaar oud promoveerde
hij tot Doctor in de Muziek en klom nadien
tot allerlei hooge waardigheden op; hij werd
In den adelstand verheven en talrijke an
dere onderscheidingen vielen hem ten deel.
Wie nu van zulk een geleerd musicus een
zeer geleerde compositie zou verwachten zou
zich vergissen; „The Crucifixion" althans is
de eenvoudigheid zolve. Geen spoor van ge
leerde contrapünWék, geen polyphonie zelfs:
het werkje bestaat uit een reeks liedachtige
strofen, waarvan sommige met refreinen en
eenige eenvoudige recitatieven. Het geheel
heeft een zeer populair karakter; wellicht
heeft de componist bewust den vorm der
oudste passies gevolgd, die ook op volks
melodieën waren gebouwd. Stainer noemde
zijn Crucifixion niet „Passion", doch „Medi
tation on the Sacred Passion of the Holy
Redeemer". De partij van dén Evangelise is
grootendeels aarr den tenor, soms echter ook
aan den bas-solist toevertrouwd; die van
Christus wordt deels door een solostem, deels
door mannenkoor vertolkt.
Tot de best geslaagde gedeelten schenen
me de tenorsolo „How sweet is the grace",
een Innige melodie; voorts het moment in
no. 16, dat de duisternis schildert, het koor
no. 18, dat in het derde couplet tot dramati
sche kracht van uitdrukking stijgt en waar
van ook de laatste drie strofen zich onder
scheiden en het recitatief no. 19, mooi be
rustend in het E gr. t.
Het koortje zong onder leiding van den
heer Wagenaar schoon van klank en over 't
geheel zuiver; aan het slot van no. 18 waren
de unisonl wat minder goed. Van de beide
solisten bleek de basstem welluidender en
expressiever dan de tenor.
Namen van uitvoerenden kwamen op het
programma niet voor, Een talrijk gehoor
woonde deze geslaagde uitvoering, waarvan
de stemming door het interieur der Vreden-
hofkapel verhoogd werd, bij-
K. DE JONG.
MANNENKOOR „CAECILIA".
Dit concert vond plaats in het gebouw van
den Protestantenbond. Door het opschrift
zou men den lezer ln den waan brengen, dat
het enorm groote mannenkoor van dien
naam zijn prachtig kunnen zou „verschwen-
dsn" door in deze ontoereikende ruimte zich
te doen hooren. Men zij gerust: de concert
gever was het jongenskoor „klein Caccilia".
en het werd daartoe bijgestaan door het uit
„Caecilia"-leden geformeerde solokwartet
„Euphonia" en door „Inter Nos" dat even
eens enkele leden telt uit het groote man
nenkoor. De vocaalsolist was eveneens een
der meest verdienstelijke leden van het koor,
ril. de heer G. Drogtrop. Het concert had dus
alle recht, te worden aangekondigd onder
den naam „Caecilia".
Daar het concert der H.O.V. ditmaal een
groot gedeelte van onzen tijd in beslag nam
kon ik alleen het tweede programmadeel der
uitvoering hooren. De indeeling was geheel
gelijkvormig vóór en na de pauze, zoodat ik,
door mijn ervaringen pree te deelen, wel een
zuiver idee zal kunnen geven hoe de voor
avond verliep.
Daar was dan het jongenskoor, dat al
sinds eenlgen tijd stoat onder leiding van
Nico Hoogerwerf, maar waarvan ik nog niet
eer een uitvoering bijwoonde. Mijn Indruk
ken zijn gauw weergegeven: zoo het een
meisjeekoor was geweest zouden die indruk
ken zeker alleszins gunstig zijn geworden.
Want het koor zong met goede voordracht.;
het had, waar het Hollandsch zong. een goede
uitspraak, en de uitvoering liep vlot van sta
pel. Nu het echter knapenzang' geldt, moet
ik constateeren. dat de heer Hoogerwerf er
nog niet geheel in is geslaagd, het ideaal
van dit onvolprezen kunstgenre te bereiken.
De stemmen zitten nog te veel vast in het
borstregisteral was er dan ook gelegenheid
tc over. om te merken hoe ln de goede rich
ting ijverig wordt gewerkt. En hier zij her
innerd aan hot stuk „Martijntjcs danspartij",
waar al dadelijk ln de tweede strofe tc voor
schijn kwam. wat ongetwijfeld den directeur
a's Ideaal heeft voorgezweefd. Wordt dit
Ideaal n'et volkomen bereikt, dan is een stuk
In den mineurtoonaard als „Poppengedoe",
van Cath. van Rcnnes een onmogelijkheid
voor een Jongenskoor. Het toonpeil blijft dan
ge'rukt, eenvoudig omdat- de jongens door
on luiste registreering de juiste intonatie niet
aanvoe'on. Elk onderwijzer weet dat. op kri
tieke plaatsen het aanwenden van het kop-
rcglslèv <v ;n idellljk 't gewonschte resultaat
brengt. U'. v ii meteen bij onze kinderko
ren oc j.-i i.oae aan dé kaak gesteld, de
jongens (meestal een onmogelijk kleine groep
in verhouding tot die der meisjes) maar een
voudig bij de tweede stem te duwen. Of dit
volslagen onkunde is, dan wel niet genoeg te
laken gemakzucht, mag Ieder voor zich uit
maken.
Dat de heer Hoogerwerf ook niet het genre
vergat, dat door de jongens het liefst wordt
gezongen, bleek uit de pittige weergave van
„Spookgeschiedenis" van Hendrika v. Tus
senbroek, hetwelk bij de aanwezigen bui
tengewoon in den smaak viel en waar het
aanwenden der meest geschikte registreering
ook het best tot uiting kwam.
Van den heer Drogtrop kunnen we vol
staan met te zeggen dat het prachtig timbre
zijner uitnemend gevormde tenorstom ons
ook nu weer zeer bekoorde. Hij werd echter
in niet geringe mate gehandicapt door den
bespeler van het orgel, die met de regis ter
keu ze geen weg wist; ja midden in een mu
zikale frase mir nicht dir nichts tot een an
der register overging; meermalen onze
ker in. de toetsen greep; een enkele maal
willekeurig bij Franck het notenbeeld wij
zigde en evenzoo met de maat willekeurig
omsprong. Ik kan het dan ook niet betreu
ren, dat ik van den heer Gé Michels de or-
gel soli van Bach en César Franck (van den
laatste nog wel Prelude, fugue et variation)
niet heb gehoord.
Over het aandeel dat de beide kwartet
ensembles hadden ln deze uitvoering mag
Ik. ook met 't oog op de plaatsruimte, kort
zijn. Mijn meening. die ik nog bij den laat
stelijk gehouden kwartetwedstrijd formuleer
de („Euphonia" en „Infcei# Nos" maten zich
toen, buiten mededinging, met. de beste bin
nen- cn buitenlandsche kwartetten) heeft
zich ook door dit laatste concert weer bewe
zen, de juiste te zijn. Ook nu weer erlangden
de kwartetten warmen bijval.
G. J. KALT.
H.O.V. LEDENCONCERT.
Van het bestaan van een vioolconcert van
Boccherini heb ik nooit afgeweten. Ik kan
dit niet betreuren, nu ik er kennis mee
maakte. Het is van a tot z je reinste chablone.
Begrijpelijk is echter dat een bepaald genre
van violisten deze muziek gaarne speelt.
Zonder brille in de voordracht is haar, de
doodgeborene, zelfs geen zweem van schijn-
leven in te brengen. Dc violist Alexander
Moskowsky verstaat de kunst, de stereotype
vormenkunst van Boccherini doorgaans zóó
te spelen, dat kunstmatigheid van het ver
band tusschen de hoofdmotieven, althans
zoolang hij speelt, niet zeer hindert. Even
wel vermag ook hij niet, dc inwerking dezer
muziek op den hoorder langer te doen duren
dan het moment der uitvoering zelve. Ik
durf zonder schaamte bekennen, dat ik, toen
't concert was beëindigd, mij niet meer wist
te herinneren, wat ik eigenlijk had gehoord.
En zelfs het rondothema van dc finale, dat
ons toch drie en meermalen werd geëxpo
seerd, ben ik op dit moment totaal kwijt.
Deze salonmassige muziek werd door den
solist met veel bravour, en altijd met mooie
glanzingen in zijn spel, voorgedragen. Toch
was hij niet overal even gelukkig, en in het
Andante, dat in zeer donker gehouden tin
ten opzet, speelde de zucht om het karakter
van dit door 't orkest geïntroduceerde stuk
vol te houden, den solist parten, als hij op
de G-snaar het cantilene in al te groote
toongeving uitvoerde. De cadens in 't eerste
deel daarentegen was weer een staal van uit
nemend beheerscht vioolspel
Over de samenwerking met het orkest kan
Alex. Moskowsky alleszins tevreden zijn, en
hij toonde dit ook op ondubbelzinnige wijze.
Want Van Belnum ên de zijnen waren uit
stekend ingespeeld. Er was ook een zeer
mooie uitvoering voorafgegaan van Mendels
sohn's ouverture „Fingalshöhle"; hoe pracht
vol klonken bij de houtblazers die verdub
belingen, hoe subliem paste zich het koper
aan. Behalve door het feit, dat Mendelssohn
op een jeugdreis door Schotland werd ge-
inspireerd tot het scheppen dezer muziek,
dacht ik op dit concert nog door een ander
feit aan Mendelssohn's reizen. Het was te
Parijs (dat hem inmiddels niet erg bewon
derde en waar hij nooit meer is terugge
keerd) dat hij aan zijn zuster schreef „Den
Anfang machte eine Muslk von Boccherini
eine Perrucke". Met de betiteling „pruik"
kan hij allicht hebben bedoeld de muziek
die wil heden hoorden, of een zusje ervan.
De liefhebbers van de beroemde „menuet"
zullen me inmiddels verguizen. Maar de
auteur van een goed geslaagd menuet be
hoeft nog niet te zijn een goed symphonist,
ook al kent hij als Boccharini de werking
van het (toenmalige) orkest tot in de punt
jes. Een kennis, die hij, zooals kortelings is
uitgewezen, heeft opgedaan bij den beroem
den Johann Stamitz, te zamen met Canna-
bick en Johann Christoph Bach. Hoe Sta
mitz het Mannheimer orkest maakte tot het
beroemdste van heel de wereld, en hoe uit
de Mannheimer school ons huidige sympho-
nie-orkest is geboren, mag als genoegzaam
bekend worden verondersteld. Maar alleen
de allergrootsten, zooals Mozart, door hem
ook papa Haydn, en middellijk ook weer
Bc-ethoven, hebben die kennis gesteld in
dienst van het innerlijk der muziek. En
Boccharini zag alleen den buitenkant. Zoo
als ook wij heden van zijn vioolconcert
zagen het salonmassige. Dat ons zeer koel
laat.
Tot mijn spijt kon ik de uitvoering van
Tschaikowsky's vijfde symphonie, wegens
een concert elders, niet meer bijwonen.
G. J. KALT.
SONATEN-AVOND.
Het concertbureau Vernout verzoekt ons
mede te deelen, dat op Dinsdag 8 April a.s.
ln den schouwburg Jansweg een Sonaten-
avond zal plaats vinden, waarbij medewer
king verleenen: Thomas Canivez, cello, Marie
Jannette Walen, piano, H. Andriessen. piano.
Het programma bevat werken van Beetho
ven, Hindemith, H. Andriessen en C Franck.
MEVR. BüDERMAX—VAN DIJK ERNSTIG
ZIEK.
Naar wij vernemen is de bejaarde tooneel-
speelster mevr. Bu derm anVan Dijk zeer
ernstig ziek.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
a 60 C*c «er r°eel.
VRAAGT VOOR UW BINNEN- EN BUITEN
FIRMA J. HEYDANUS Zn
KONINGSTRAAT 25 PARKLAAN 60 rd
11361 ran 812 «n 1H~5. Zst»rd. 81
Zooals u\\j dezer clagen meldden, is Coslma Wagner, de dochter van Franz Liszt en de echtgenoote van Richard Wagner op 93-
jarigen leeftijd in Bayreuth gestorven. Hierboven, naast het portret van Frau Costma Wagner, gezicht op de villa Wahnfried in
Bayreuth, het wereldberoemde tehuis, van waaruit Cosima Wagner het geestelijk bezit van haar gestorven man gedurende 47
jaren bestierde.
HET TOONEEL.
VEREENIGD TOONEEL.
HEDDA GABLER.
In heel het oeuvre van Ibsen zouden wij
geen drama kunnen noemen, dat rijker aan
handeling,scherper van karaktertoekening en
geserreerder van structuur is dan Hedda
Gabler. In dit drama geen vermoeiende sym
boliek, geen opwerpen van problemen, maar
louter een objectief weergeven van karak
ters en menschen. Ibsen zelf schreef inder
tijd aan den heer C„ Honigh, die Hedda Ga
bler voor het eerst in het Hollandsch had
vertaald; „Ik heb er naar gestreefd men
schen te schilderen, zoo exact en zoo gede
tailleerd mogelijk, anders niet. Het kan best
zijn, dat men in mijn drama iets revolutio
nairs wil vinden, maar dat staat toch in
alle geval op den achtergrondalleen de
personen van het stuk spreken, niet ik!
Dat die personen niet sympathiek zijn,
sommige vooral de hoofdpersoon zelfs
tot verzet prikkelen, moge waar zijn, men
zal moeten bekennen, dat Ibsen zelden
scherper menschen heeft geschapen dan in
dit drama. Hedda is gegroeid tot een per
verse figuur van verschillende koelheid en
harteloosheid, de incarnatie van het egois
me, maar zij is hoe „onmenschelijk" som
migen haar dan ook mogen vinden een
prachtig levend mensch geworden.
Deze demonische vrouw is een van Ibsen's
geniaalste scheppingen geworden.
Van die demonische vrouw hebben wij
gisteren in de voorstelling van Het Ver-
eenlgd Tooneel al heel weinig gezien. Nel
Slants gaf ons wel een erg matte, kleurloo-
zc Hedda Gabler! Wij zouden eigenlijk al
leen van deze Hedda Kunnen zeggen, dat zij
tragisch was. Het verveelde, het loome gaf
Nel Stonts goed weer, maar dat was ook
zoowat alles. Men kreeg nu en dan medelij
den met deze Hedda Gabler. nooit echter
weerzin en afschuw. Deze Hedda werd in het
spel van Nel Stents een min of meer pas
sieve figuur, zij onderging meer de dingen
dan dat zij zelf handelde. Deze Hedda was
zoo onbelangrijk, dat men haar soms bij
voorbeeld wanneer zij met een sterkeren
speler, zooals Paul HufBrack op het
tooneel was, bijna over het hoofd zag. Zij
beheerschte niet zooals inderijd Tilla Du-
rieux en Alida Tartaud de voorstelling.
Reeds dadelijk bij haar opkomst stelde Nel
Stants teleur! Een moede, loome vrouw, maar
niet de hartelooze, koude, wreede, Hedda,
die tante Jule en Tesman onzettelijk wondt,
wanneer zij tante's hoed op den stoel ont
dekt. Was dat Hedda Gabler, die als een
society-dame daar zoo rustig met Thea in I
te praten zat? Nog zie ik weer in mijn her
innering Tilla Durieux, die als een vampier
achter Thea stond, een spin in haar web,
die haar slachtoffer harteloos vasthoudt en
niet meer los laat! Hebben wij één oogenblik
een rilling over ons heen voelen gaan, toen
Hedda in het tweede bedrijf tegen Thea zei:
,Ik geloof, dat ik je haren toch nog af
brand?"
Het verbranden van Lovborg's manuscript
werd een felle daad, met een langzame, bijna
perverse handeling, zooals Ibsen het voor
schrijft! Het tragische slot wist zij niet voor
te bereiden! Wij merkten niets van de af
schuw, de walging van Brack; eigenlijk ging
alles zonder eenig relief ons voorbij.
Ik heb herhaaldelijk over het talent van
Nel Stants in warme bewoordingen mogen
schrijven, maar een tragedienne is zij niet!
Hedda Gabler is een rol voor een Elsa Mauhs,
niet voor een Nel Stants! Dit is gisteren wel
duidelijk gebleken.
Ook Mies Elout kon tegen de rol van Thea
Elvsted niet op. Het was alles veel te klein en
te voorzichtig, men voelde aldoor, dat zij
zich niet durfde laten gaan. En het bleef
als van Hedda heel den avond kleurloos
en mat!
Het zwakke spel der actrices viel te sterker
op naast het markante spel van een Paul
Huf. Huf gaf ons een uitstekenden Brack, in
al zijn manieren fijn uitgespeeld! Misschien
had hij tegen het slot zijn vermeenden
triomf over Hedda nog scherper kunnen
geven, maar het was overigens een wel over
wogen mooie creatie.
Hans van Meerten wist de figuur van
Jörgen Tesman te doen leven. Hij gaf het na
ïeve van dezen goedigen boekenwurm, die
zoo ver van het leven staat, heel knap weer,
zonder één oogenblik in de caricatuur te ver
vallen. Toch stel ik den Tesman van Tartaud
den mooisten, en vooral den meest innigen
Tesman, dien ik mij herinner boven dien
van Van Meerten.
Verkade had voor zich zelf de rol van
Ejlert Lövborg gekozen. Hij brengt uiterlijk
voor deze rol veel mee en zijn spel maakte
ook indruk; vooral in het groote tooneel in
III, waarin vooral zijn opkomst prachtig was.
Een man, wiens leven in één nacht vernie
tigd is! Jammer, dat Verkade altijd nog in
de dramatische scènes den Indruk door on
verwachte en onbeheerschte explosies ver
stoort! Toch als geheel 'n knappe creatie!
Een voldoende tante Juliana zagen wij
van Nelly Oorthout en iets heel goeds gat
Froukje de Waard als Bertha, de oude dienst
bode! Ook in zoo'n kleine rol kan een actrice
sfeer en stemming op het tooneel brengen en
dat deed Froukje de Waard. Zij gaf teeke-
ning het milieu der Tesman's!
Er was maar heel weinig publiek opgeko-
Rvvn! De tijd van Ibsen schijnt voor goed
voorbij te zijn.
J. B. SCHUIL.
GELOOF EN WETENSCHAP.
ALBERT VOGEL.
Albert Vogel vertolkte gisterenavond voor
„Geloof en Wetenschap" het door den schrij
ver aan hem opgedragen werk vara Cyrel,
Verschaeve (priester en letterkundige)
„Passieverhaal van onzen Heer Jezus Chris
tus".
Dit verhaal bestaat uit zeven deelen; Op weg
naar den Olijfberg; Gethsemanie; San
hedrin; Voor Pilatus; Kruisiging en Dood
Begrafenis; Verrijzenis.
Over Vogel's interpretatie valt niet veel te
zeggen. De voordrachtkunstenaar dwong
zich zelf tot groote soberheid, lofwaardige
soberheid wanneer het de .vertolking van de
Christusfiguur betrof, het moet ons echter
van het hart, dat de eenvoud hier veelal
vlakheid en kleurloosheid werd, en dat het
gemis aan clymax min of meer enerveerend
werkte.
Albert Vogel bereikte echter dank zij
zijn onbetwist kunstenaarschap ontegen-
zeeeeb'k enkele zeer schoone momenten,
die een stille maar diepe ontroering wekten.
Met vreugde namen wij intusschen ken
nis van de statige en mooie taal van Ver
schaeve.
L. A.
Van Kunst en Kunstenaars.
No. 201.
FREDERIK VAN EEDEN.
Een groot Nederlander die zeventig jaar
wordt en allerlei herinnering van iemand,
die hem nooit geheel begrepen heeft. Dat is
een zonderlinge aanloop voor een notatie
in deze reeks, ik geef het grif toe.
Zoo ge in eentgen vorm iets publiceert,
dan is het gebruikelijk, althans het air aan
te nemen van de zaak of de persoon waar
over ge praat, niet alleen 'begrepen, maar
zelfs onder de knie te hebben. Waarom trekt
mij nu de' naam Van Eeden, en zijn ver
jaardag, waar omheen nog al muziek ge
maakt wordt, onweerstaanbaar naar mijn
bloc-note, terwijl ik me bewust ben, dat de
grootheid van den mensch, die ik graag er=
kennen wil, me toch eigenlijk niet veel
„doet". Het zijn geloof ik, de herinneringen
die boven komen; herinneringen aan eigen
jeugd, aan latere levensdingetjes, aan alles
en nog wat, dat met de grootheid van Van
Eeden niet het minst heeft uit te staan, en
eigenlijk alleen voor mezelf van belang is,
maar waar toch misschien een ander ook
wat van hooren wil. Als u vindt dat ik me
zelf ophijsen aan den feestmast, vandaag
voor Van Eeden geplant, moet u het vol
gende maar overslaan. Misschien is het best,
maar dadelijk te zeggen, dat ik dit voor
mijn eigen plezier schrijf, en niet aan het
obligaat-hulde ^artikel gedacht heb. Des om
danks komt allicht de reëele beteekenis van
zulk een jubilaris om het hoekje kijken. Want
welk een invloed heeft deze man, de jaren
door, uitgeoefend!
Mijn gedachten gaan terug naar de eerste
der negentiger jaren; uw verslaggever was
toen Amsterdamsch gymnasiast van middel-
matigen aanleg en uiterst geringen ijver,
maar met een ongeoorloofd groote belang
stelling voor alles wat kunst en kunstenaar
betrof. We hadden een krantje, de Vox
Gymnasii, prachtig gedrukt en op moei
papier, waarin de nieuwste literatuur door
de „keien" onder ons, op onnavolgbaar
serieuse wijze aangekondigd en meestal ver
heerlijkt werd- Wij hadden een reusachtig
respect voor die keien, die met Keats op=
stonden en met Shelley naar bed gingen,
en die van de toen rijk bloeiende Hollandsche
literatuur verslagen schreven die, volmaakt
van vorm, alleen niet met de achttien jareiï
der auteurs steeds in overeenstemming waren
Maar, schoon was het! En nu brengt die
verjaardag mij ineens zulke artikels voor
den geest: over Van Eedens tragedie van
het- Recht: de Broeders, en over de Koele
meren des Doods. Keurig gedrukt waren
die stukken. Met initialen gesigneerd. Maar
dat waren voor ons geen geheimen, natuurlijk
niet. De Vox-redactie, die kende men im
mers. Zij schreven zelf gedichten en zouden
later, door een heibeltje met den Leidschen
professor Knappert, die toen nog dominé in
Assen was, berucht worden. Nu na bijna
veertig jaar, leeft die redactie van de eerste
kranten waarin ik later schrijven mocht,
weer op, nu ik aan het verschijnen van Van
Eeden's boeken ga denken. Wat is er van die
keien geworden?
Dat is dan toch wel aardig dat één van hen
een waarachtig kunstenaar geworden is. al
is hij nu ook niet meer bij ons: ik meen den
dichter Carel Adema van Scheltema, die op
het Gym in de B-afdeeling zat, en dan ook
inderdaad medicijnen gestudeerd heeft.
Zijn mede-redacteuren H. E. van Gelder en
G. Bolkestein hebben keurige posities in het
burgerlijk leven verworven: de eerste is de
tegenwoordige museumleider der gemeente
Den Haag, de tweede werd historie-professor
en bekleeder van daarbij behoorende func
ties. De loopbaan van het vierde lid heb ik
in den mist der tijden niet kunnen volgen.
Hij. August Mesritz. was de meest met lite
ratuur overgotene dezer jongelingen; en toen
ik hem het laatst ontmoette, in 1910 onge-
veer, denk ik. was hij advocaat en Kamer
overzichtschrijver van het Vaderland. Bij
die gelegenheid vertelde hij mij dat een goed
Kameroverzicht meer litteraire waarde kon
hebben dan een sonnet van Kloos. Waarom
ook niét?
De geheeJe sfeer was toen, in die Vox-ja
ren, der literatuur gunstig gestemd. Wij
hadden altemaal les van den lateren Leid
schen Prof. Kalff, den man van het Lied in
de Middeleeuwen, en de literatuurgeschiede
nis en dat was, in zijn soort, een artist. In
den heel goeden zin; niet zelfscheppend kun
stenaar, doch fijnzinnig en aristocratisch be
middelaar. Prof. Stoett was zijn collega voor
Nederlandsch, de filosoof D. G. Jelgersma gaf
oude talen (met een dozijn anderen). Prof.
Franteen gaf er met den nog steeds arbei
denden E. de Jong Duitsch. cn artistieke lie
den als Sunier en Bourquin leidden ons bin
nen in de schoonheid der Fransche letteren.
Ik ben er zeker van, nooit voldoende ge
waardeerd te hebben hoeveel eminente lie
den aan onze opvoeding bezig waren en er
mij van bewust, aan hunne resultaten wei
nig luister bij te zetten, doch ik dien erken
telijk te zijn voor de sfeer die een aantal
dier docenten vermocht te scheppen, voor
dien tamelijk luien, droomenden, altijd met
wat anders bezig zijnden leerling, die ik
was. Van een groot aantal van hen ging iets
uit, dat kleur en klank gaf aan onze artis
tieke droomerijen, .en daar heb je altijd
weer weet van. Toen verslond ik ook Van
Eeden. Later zag ik weer anders. Daar over
een volgend maal.
J. H. DE BOIS.
DR. FREDERIK VAN EEDEN GEHULDIGD.
Dinsdag avond is dr. Frederik van Eeden
te Buss urn gehuldigd met de opvoering van
de „Heks van Haarlem", door de Geselden der
Cons'te onder .leiding van den heer A. Saai-
born. De schrijver zelf was met zijn vrouw
aanwezig. De heer Saatborn deelde namens
het comité mede, dat de hulde uitsluitend
zou bestaan in het aan het woord laten
van den schrijver en dat er geen toespraken
zouden worden gehouden.
Mededeeling werd gedaan van de toe
kenning van een jaargeld van f 100 door da
gemeente Bussum.
DE POES OP DEN TOREN.
DOOR DE BRANDWEER ER AF
GEHAALD.
Arnhem is Woensdagmorgen getuige ge
weest van het drama van den hond en de
kat vertelt de Tel. Een hond .zat een poes
achterna op den openbaren weg. De kat was
voor de overmacht gaan wijken nam de
beenen, eerst over den beganen grond en ten
slotte tegen den muur van de Groote Kerk
op. Binnen weinige tellen zat poes op een
richeltje hoog in de nok, waar zij niet meer
af durfde. Publiek verzamelde zich en keek
meewarig naar het slachtoffer.
Zooals ook in Amsterdam gebeurt, wan
neer men geen uitkomst meer weet, geschied
de ditmaal in Gelderlands hoofdstad: men
belde de brandweer op. De groote roode
brandweerauto met de lange ladder moest
er aan te pas komen om de kat uit den to
ren te bevrijden. De demonstratie gelukte
schitterend. De ladder stond weldra tegen
Arnhem's hoogste gebouw en poes rustte kort
daarna veilig in de armen van een stoeren
brandweerman.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
Wanneer wij Pepermunt
koopen, willen wij geen
scherp of bitter goedje,
maar wenschen eenvoudig
KING
PEPERMUNT
WorJh W a crown.
Voor cogro» bij: Fa C. H. S. HEILKER, Haarlem