UIT VERGEELDE PAPERASSEN. De vroolJjke kant Biographieen io een noted op (Uit de geschiedenis van Nederlandsch-Indië) XXUL door P. J. ZuRCHER. Bataviaune des plas belles Colonies De Bougainville en zijn tochtgenooten. En hoe het dezen verging. Vele buitenlanders z|Jn ln indiê, In het glorietljdperk van de Compagnie, te gast geweest en allen waren het eens over de groote schoonheid van deze, door ons be= stuurde gewesten, die dan ook de aandacht trokken van de geheele wereld. Maar aan die schoonheid kwam, wij hebben dat ln een vorig artikel reeds beschreven, tegen het einde der achttiende eeuw, een .bedenkelijk luchtje". Batavia begon te ver vuilen en de volksgezondheid werd daardoor in gevaar gebracht, hetgeen de zintuigen van de best uurderen begon te prikkelen om tot middelen te komen om aan dien toestand te ontkomen. Dit ging niet zoo gemakkelijk, want op het gebied der hygiëne stonden wij, eerlijk gezegd, een anderhalve eeuw geleden, nog op een vrij Laag plan en veelal werd naar verbetering gezooht ln een richting, waarin zij niet te vinden was. Het „onbewuste" wachten was dus op den man met het juiste inzicht, een, die zich door oen buitengewone gave boven het gewone, vers andelijke niveau verhief. Deze man was Maarschalk Daendels, die, door zijn vastberaden en vaak meedoogenloos optreden, waaraan alle respect ontbrak, den bijnaam verwierf van Toe wan besar Goentoer. De Toe wan besar ln hem v/as, uithoofde van het hoogste ambt dat hij als Gouverneur-generaal bekleedde al dra tot een verschrikking van de Inlandsche be volking aangegroeid, die dan ook spoedig uit haar vocabulaire en wereld.<van-legenden een passend adjectief opzoekt en dat vond in het eenvoudige woordje: ..Goentoer", dat donder beteekent. Dit teekent ln voldoende mate het optreden van den man, wlen, tijdens het Fransch-Keizerlijke interregnum, de teugels van het bestuur ln handen werden gege. ven. Doch voor dit geschiedde wij moeten nu even in de geschiedenis een pas terug gaan gebeurde het, dat een Fransche ontdek kingsreiziger en zeevaarder, zekere Louis Antoine de Bougainville, ons eilandenrijk met een bezoek vereerde. Geland op het eiland Boeroe, ln den Mo- lukschen Archipel, kwam hij aanstonds onder de bekoring van de schoonheid van deze dreven en ln zijn vervoering over het niet verwachte, dat hij en de zijnen te aan schouwen kregen, schreef hy: „Gedurende den naeht. kwam ons reeds, nog mijlen verwijderd van het land. het betooverend aroom tegemoet, dat op stijgt uit de aromatische gewassen, die de eilanden der Molukken bedekken, hetgeen ons eeu voorbode was van het einde der ontberingen, waaraan wij blootgesteld wa ren geweest. De aanblik van een vrij belang rijke factorij aan den ultlooper van een baal, schepen die rustig voor anker lagen en van dieren, die daar ln den omtrek werden geweid, deden een ontroering opwellen, die ik niet vermag te beschrijven". Karakteristiek is het, dat ook hij gelokt werd door denzelfden geur, -die eeuwen te voren alle koopvaarders reeds tot zich trok voren aue Koopvaarders reeas tot zien tros en die vermoedelijk den dichter Heine, het schoone gedicht. „Blnflni". In de pen had gegeven, 't Is tevens hetzelfde aroom, dat Banda zoo noodlottig geworden ls en eindelijk ten langen leste dit eiland ten zege werd. Een week lang brachten De Bougainville en de zijnen op het eiland door. Hij getuigt er van: „De resident, die daar leeft als een vorst met honderd slaven, hield op alle uren van den dag open tafel voor zijn uitgehongerde gasten, die. geheel op kracht gekomen, van daar hun tocht naar Batavia, „une des plus belles Colonies de l'Unlvers". voortzetten om er den 28en September 1768 voor anker te gaan". Daar, ln Batavia, waren de eerste indruk ken van onze Fransche naburen wel zéér gunstig. Aanvankelijk niets dan lof. In die dagen was Petrus. Albertus van der Parra (17611775) Gouverneur-generaal. Maar deze was op zijn buitenverblijf, waar hij den Franschcn zeeman ln audiëntie ontving. Dit buitenverblijf lag aan de zuidzijde van den Jacatraweg, die nog heden in zijn vrij oor- spronkelijken toestand, zij 't dan ook. dat de buitenverblijven, o.a. dat van den G.-G. Swaardecroon e.a.. verdwenen zijn, bestaat. De Bougainville laat er zijn licht over schij nen. Hij zegt er van: „Ik zou den weg. die er heen leidt, niet beter kunnen vergelijken, dan met de mooi ste boulevards van Parijs, maar dan nog schooner door de aanwezigheid van kanalen met stroomend water, aan weerszijden". Over den G.-G. van der Parra is hij goed te spreken. Hij zegt van hem: „HIJ ls een eenvoudig en voorkomend man die ons op een uitnemende wijze ontving en alle hulp aanbood, die wij noodlg hadden". Zijn beschrijving is eenvoudig cn gespeend van alle overdreven IJdelheid, die andere chroniqueurs uit dien tijd, den Gouverneur- Generaal toeschreven. Dat de tijden wel veranderen, maar de menschcn niet. moge in al zijn on-Juistheid, blijken uit het feit, dat ook al de andere hoogwaardigheidsbekleeders zich uitsloof den om het den gaston naar den zin te ma ken. Overal werden groote feestmaaltijden aan gericht; in de stad en „4 la campagne"; er werden concerten gegeven en dc gelegenheid geboden totdes promenades charman- tes". Deze maakten op de Bougainville en „z'n staf" een diepen indruk. Hij getuigt cr alweer van: „Wc werden niet moe ons in de omstreken van Batavia te laten rondvoeren. Elke Euro peaan. zelfs 7\1. die het leven ln de voor naamste hoofdsteden savoureeren, zou ver baasd staan over de pracht, die er heerschte. Niets dan huizen mét uitgestrekte tuinen, die ons door den smaak en de netheid, waar mode rij onderhouden zijn. troffen ln alle Hoünndsche nederzettingen. En ik deins er niet voor terug te constateeren. dat ze in schoonheid en rijkdom, die van de grootste Fransche steden overtreffen en ln schltte ring Parijs zelfs benaderen." Na deze loftuiting schrijnt het. t Holland- sche gemoed, dat hij later, sprekende over de grachten, die hU eerst toch zoo bewonderd bad. dezen ten laste legde, dat ze een onge zonde vochtigheid veroorzaakten, die een verblijf voor Europeanen ten eenenmale on mogelijk maakten. Dit was inderdaad het geval Hij schijnt met ziekten te kampen te heb ben gehad, want Dc Bougainville kreeg van den Gouverneur-Generaal vergunning, om zijn zieken naar het hospitaal te vervoeren. Deze goed bedoelde gestie liep evenwel op een fiasco uit. althans werden de patiënten, eenige dagen later, op advies van den dokter der Expeditie, den heer Vivès, weer naar boord cler schepen terug gebracht, naar het heette: „omdat dc zorgen, die zij in de hos pitalen ontvingen, zeer gevaarlijk waren." Van dit feit, vond ik nergens in onze kro nieken iets vermeld, maar wij kunnen dit voetstoots, ook zonder nadere vermelding onzerzijds aanvaarden. Het is een bekend feit, dat het met onzen medlschen dienst in die dagen treurig gesteld was. Reeds ln 1784 schreef Verheull daartegen een vlammend protest. Hij noemde onze „hospitalen", „regte pestwlnkels". Er waren slechts twee ziekten bekend en deze waren: galkoorten en „rot koortsen", dat vermoedelijk typhus was. Als eenige geneeswijzen werden toegepast: bra ken. purgeeren en aderlaten! Een rapport uit 1773 vermeldt vitriool als een allerheyl- zaamst" middel tegen de „rotkoojzen". Alle andere factoren, die oorzaak konden zijn van de ongesteldheid van de bemanningen der beide schepen, werden eenvoudig over het hoofd gezien. Ware dit niet het geval geweest, dan zou men. ln verband met de geleden ontberingen dier menschen en de daarop gevolgde „overvoeding" door al die feestmaaltijden veroorzaakt, vermoedehik tot een andere diagnose gekomen zijn. Wie geen scheurbuik op de langdurige reis gekre gen had een kwaal die schering en inslag bij de oude zeevaarders was kreeg nu dysenterie! De Bougainville, nu gehéél ontmoedigd zegt: „De la santé la meilleure en aonarance. on passait en trois Jours au tombeau!" Hij gaat voort: „Bijna al mijn officieren waren ziek, of voelden, dat zij het zouden worden. Een verlengd verb UI f te Batavia zou zeker meer slachtoffers hebben geëlscht, dan gedurende onze geheele reis." Onder deze omstandigheden werd een lan ger verblijf in wat De Bougainville eens ge noemd had: „une des plus belles Colonies de l'Unlvers". een onmogelijkheid. Zijn ver trek moet veel overeenkomst getoond hebben met een vlucht voor het dreigende zlekten- snook. En zoo was het Batavia was inder daad heel mooi. maar het was zeker niet minder ongezond. Onder de regeering van LodewiJk XV ver keerde De Bougainville aan diens Hof. De Koning mocht hem om zijn eenvoud. Nim mer vroeg hij gunsten voor zichzelf en hij onderhield zich mot den monarch op zeer vrijmoedige wijze, waarbij hij excelleerde ln mededeelzaamheid betreffende stadsgehei men en alle loopende nieuwtjes in de stad. Ook de favorite des Konings, mademoiselle de Pompadour, mocht hem gaarne lijden. ZJJ schonk hem den bijnaam: ..Eoubou". Wat De Bougainville betreft, hij schijnt van zijn verblijf ln het ongezonde Batavia overigens geen, voor zijn gezondheid, nadee- llge gevolgen ondervonden te hebban. Hij kwam ln 1811, op 83-jarigen leeftijd, te. over lijden. Voor zijn dood verleende Napoleon hem nog den graventitel en verhief hem tot Lid van den Senaat. Hij werd in het Pan théon bijgezet. ambtenaren daar. ZIJ werden „met dejTT TTH ""K/ICTTD HTIPTT T TTlVtf^ flesch" groot gebracht en zij waren al spoedig JOL* aJr* v JL JLl/iL/iL/Jll n! zóó tam dat, toen zij wat grooter waren ge- - worden, een Jongen van tien jaar. die her. dagelijks verzorgde, op hun rug reed alsof zij honden waren. Maar ook de volwassen leeuw, die nog nooit met menschen in aanraking is geweest, ls niet werkelijk wild. Dr. Lamborn, insectenkundige te Nyasaland (Afrika) verhaalt dat, terwijl hij eens met zijn vrouw en zijn zoontje per auto reisde, hem de weg op een nauw boschpad versperd werd door drie leeuwen. Gedurende wel een kwartier stonden de koninklijke dieren daar. als 't ware betooverd door den aanblik van den auto. Toen verwijderden zij zich, zonder één blijk van vijandigheid gegeven te heb ben. (Nadruk verboden; auteursrecht voorbe houden). Mundus vult decipi... Door HANS VAN ZUL. WEER IETS NIEUWS OP FILM- GEBIED. In Amerika is weer een nieuwe uitvinding gedaan, waardoor het mogelijk is bij ce filmscènes ook de er bij behoorende geuren ln het leven te roepen. Wanneer dus op het witte doek het beeld van een maaltijd verschijnt, wordt het thea ter vervuld van de geuren, die de heerlijke spijzen in het dagelijksch leven plegen te verspreiden. Wanneer dan daarop een tuln- scéne volgt, zullen bloemengeuren de cine ma vullen. Bij een zlekenhuistooneel ruiken de bezoekers de lucht van chloroform en bij een tijgerjacht die van wilde dieren. Het klinkt allemaal heel aardig maar men vraagt zich toch af hoe het zal gaan als er een ..nieuwe" geur verelscht wordt en de „oude" nog in het theater hangt. Of moeten die verschillende geuren zich maar vermen gen? De atmospheer zal dan tegen het ein de van de voorstelling „niet om te harden' zijn! Wij gelooven niet dat vooralsnog toepas sing van deze ongetwijfeld vernuftige uitvin ding het bicscoon-be^oek zal aanmoedigen Dokter tot patiënt: Een zeereis zou u op-- knappen. Kunt u zooiets niet doen? Patiënt: Zeker dokter, ik ben kapitein van een Transatlantische mailboot. schoolt' N"' *'rlte' he" J® Veel ïrien<ien OP Frits': Niet een. Vader: Hoe komt dat zoo? Eat I? hJel eenvoudig. De Jongens, die mtj op mijn baaitje geven, kan ik niet uitstaan en de Jongens die Ik op hun talie geet moeten van mij niets hebben ..Die dotter heeft mUn zoon het leven se- red Ik meende al aan hem te zien. dat 't een knappe man moet zijn. „Ja, maar hij deed het door hem voor een tram weg te trekken". Mijn vriend Ernest, u weet wel, dezelfde, waar ik laatst van gedroomd heb, is schilder. En omdat hij jong is. schildert hij ijzing wekkend modern. Het ls overigens een oeste vent, hoor, doet geen vlieg kwaad, maar misschien wel juist daardoor (wordt het goede op dit ondermaansche met goed ver golden?) heeft hij vele vijanden. Daar heb je, bijvoorbeeld, Pietersen, kunst criticus van Het Meest Gelezen Dagblad In Nederland, die schijnt een ergen hekel aan mijn goeden vriend Ernest te hebben. Als ei bij ongeluk een schilderij van hem gehan gen wordt op de tentoonstelling van een of andere schilderkunstige vereeniging, dan, alsof sinjeur de duvel ermee speelt, pikt Pieterse voornoemd, juist dat schilderij uit, om er de fiolen van zijn gloeienden toorn, tot overstroomens toe gevuld om de heele tentoonstelling, om de heele moderne schilderkunst over uit te storten. Vervolgens is er een mijnheer Bos, kunst handelaar a costi, ook een gemoedelijke vent om zoo te zien loopen; maar praat hem niet over mijn vriend. Alsof een onaangename storm zijn binnenste doorwoelt, zet hij uit. Het hoofd wordt rood en puilend de hoofd haren groeien en stijgen en opdeszelfs toppen het zwart velourhoedje in golvende beweging meevoerend. De armen rekken zich, de han den reiken met gestrekte vingers naar West en naar Oost of naar Noord en naar Zuid, de mond (welk een donkere gapende tunnel) opent zich en laat een woord los, zoo ver nielend, zoo verderfbrengend en ontzettend, dat mensch en dier, die zich in de naaste omgeving bevinden ademloos ineen zijgen en grassen, gewassen en boomloover dreigen te verschroeien. Dat alles is zeer treurig, mijn vriend Er- nest kwijnde weg, van gemis aan belangstel ling en geld. Hij werd dagelijks bleeker cn artistieker, vertoonde rembrandtieke lichten ln zijn oogen en fluisterde dagelijks drin gender, dat kunst toch een levensbehoefte is voor ieder weldenkend mensch. De wel denkende menschen (met geld) echter ver stonden hem niet (bestaan zij wel?) en wie hem wel verstond was eilacie slechts onze kleine vriendenkring. Wat konden wij nog voor hem doen? Wij zijn allen van zijn genre: arme slokkers. Ik bijvoorbeeld (het is wel leuk, dat ge schrijf) verdien net genoeg om de slanke lijn te bewaren. Eersten Kerstdag en op mijn verjaardag zit ik van 's morgens zes tot des avonds twaalf, frisch gewasschen en goed geborsteld, voor mijn raam om cadeaux in ontvangst te nemen van goed gesitueerde belangstellenden. Zonder resultaat, dat snapt w MAARTEN VAN HEEMSKERK. (1498—1574). Een dokter heeft verkondigd, dat de stijve boord dient te verdwijnen om nooit meer terug te komen. Onze wasenbaas is blijkbaar precies de zelfde meening toegedaan. „JËnlï Batav,a werd steeds ongezonder als f V00I\,Europeanen. Om aan dien toe stand te ontkomen waren ingrijpende ver- anderingen noodlg. Batavia had behoefte aan expansie, waardoor het Europeesche element zich verplaatsen kon. Dit b^?Sp TOnafr/ S v.I?a m D a e n d e 1 s en de wijze, waarop hy, wel vastberaden, maar zónder respect, zich van deze taak kweet, zullen we ta een der volgende opstellen onder de aan dacht brengen. Naar gemeld wordt heeft een Schotsche Hooglander, die eiken dag trouw een uur achter elkaar zijn doedelzak bespeeld heeft, zijn 95en geboortedag gevierd. Dat hij zoo oud wordt moet een gevolg zijn van het feit dat zijn naaste buurman bijna een MUI verderop woont. Wy braken ons het hoofd. Stel Je voor. dat hy doodhongerde; hy zag er al uit als de verstgevorderde leerling van Wally, den hon gerkunstenaar. Maar op zekeren morgen stond een onzer PP. «en soed idee. Hy stapte naar een bekena ryx adres en ziedaar, vrouwe Fortu ne was hem gunstig, even later was hij f 25 rijker. Van dit kostbare papiertje wist hy' na veel ge mazzel een zaal te huren voor een week in een bekend tentoonstellingsgebouw onzer stad. Daar brachten we gezamenlijk een twintig tal van Ernest's doeken heen en de tentoonstelling werd geopend. „Waar biyft het goede idéé?" vraagt gil uzelve af. y U hebt geiyk, dit was slechts zeer alle- daagsch, maar 't rare komt nog. Aan de deur van het gebouw kwam een bord te hangen, waarop met vette en goed-leesbare letters stond ZIJN LEEUWEN NIET WILD? Zijn leeuwen werkelijk „wilde" dieren? Wanneer ze op de juiste manier behandeld worden, schUnen ze, in plaats van „wild", den mensch juist goed gezind te zijn. Eenlgen tyd geleden, byvoorbeeld, stak een Jonge leeuw den Atlantischen Oceaan over van Afrika naar Amerika, niet in een kooi. maar in de hut van een hofmeester. En de jonge leeuw gedroeg zich gedurende de ge heele reis uitstekend. Hy was gevonden, toen hy nog héél jong en zoo groot als een konijn was, door eenige wetenschappeiyke onderzoekers, na een gras- brand In Tanganyika. Hy was biykbaar van zyn moeder af ge-, raakt. De mannen der wetenschap namen het dier dadeiyk mede naar hun kamp, maar een geit zyn voedster werd. Deze leeuw is altyd den menschen goed ge zind geweest, omdat de menschen hem goed behandelden. Hy bevindt zich nu e-gens in een Amerlkaanschen dierentuin en mag zich in de byzondere gunst cn dc vriendschap van het publiek verheugen. Twee andere Jonge leeuwtjes werden door Inboorlingen in do Belgische Congo gevonden en kwamen zoo in het bezit van Belgische Vrouwen zullen binnenkort een zeer voor name plaa s bekleeden in alle openbare aam gelegenheden, heeft een groot tydgenoot ge zegd. Waarmee hy dus gezegd heeft, dat de openbaarheid van deze aangelegenheden gTOOter zal zyn dan ooit te voren. wy hebben gelezen, dat een Fransch vlieger kort geleden vyftig uur ln de lucht is ge= bleven. Er zijn twee mogelijkheden, die hem daartoe braohten. Of zyn vrouw was bezig met de schoonmaak, of haar moeder kwam een week-end over. De uitvinding van de harp berust puur op een toeval, zei de muziekgeleerde. De uitvin ding van de saxophoon zal dan wel op een catastrophe berusten. Mijn man. zei de Amerikaansche tooneel* speelster, staat klaar om myn kleinsten wensch te vervullen. Wy moeten toch opmerken, dat zy niets gezegd heeft over de groote. Elsje, die voor het eerst een worm ziet. .„Mammie kom gauw. Hier is een staart zonder hond". Bovenzaal TENTOONSTELLING ERNEST CHTMEL. Geen Toegang Boven 31 Jaar. Begrypt u? Het stroomde belangstellenden. Adver tenties in de dagbladen waren niet noodlg. Ophitsende Ingezonden stukken van veront waardigde kwaadgezinden en grappige goed- gezlnden deden het veel beter. De burgemeester kwam incognito, met golfbroek, een petje op en een boek van Karl May onder den arm. Een zeer ryk ingezetene der stad, by ons allen bekend wegens zyn hardheid, had voor deze gelegenheid zijn grijzen baard laten afscheren en kwam in groen truitje, korte broek en sportkousen. Wy barstten van het lachen by 'ederen nieuwen bezoeker of bezoekster, maar wei gerden niemand toegang. Er werd grandioos gekocht, vooral door de dames, om later le gen haar vriendinnen te pochen, dat ze voor beneden 21 jaar aangezien werden. Toen Ernest zelve, per ongeluk eens op zyn tentoonstelling verscheen, vreesden we dat hy het besterven zou van den lach. Het liep echter goed af en het eenige ge volg was. dat het hem inspireerde tot het beste schlldery, dat hy tot nu toe maakte, genaamd: Tentoonstelllngsbezoek in Hol land. Hij zond het in op de tentoonstelling des Indépeadants te Parys en het trekt daar dageiyks duizenden bezoekers. Gaat het zien! Amerika ..viert" het tienjarig bestaan der enti-dlcohoinetten met de uitvinding van een machine die flesch en inhoud gelijktijdig vernietigt. En intusschcn voorspellen anderen een burgeroorlog in Amerika, wanneer dc drooglegging niet wordt opgeheven. don omgang de schutters te zien voorby trekken, vrezende anderzins voor hun schie ten uiet veilig te zullen wezen. Bekommerd, dat hy in zijn ouderdom toi armoede mogte geraken, droeg hy altyd tot zUn dood een goed getal gouden kroonen in zijne klede ren verborgen, bij zich." Vele zyner werken zyn by den Beelden storm en na het beleg van Haarlem door de Spanjaarden vernield. Hy was ln het laatst van zyn leven een vermogend man. Op het graf van zyn vader te Heemskerk liet hy een gedenkteeken oprichten, zelf is hy begraven ln de kapel aan de Noordzyde van de Groote Kerk te Haarlem, in welke stad hy den eersten van wynmaand 1574 overleed. Heemskerk was een naarstig werker. Het Franc Halsmuseum bezit niet minder- dan een vyfhonderdtal van zijn stukben. Naar dit museum is ook overgebracht een triptiek, waarvan de zijluiken zyn van Maarten van Heemskerk en het middenstuk, voorstellen de den Kindennoord te Betlehem van Cor nells Cornellszoon van Haarlem. Het. paneel heeft vroeger het Prinsenhof gesierd. Ook he'. Maurit&huls en verscheidene bultenlandsche musea bezit-ten stukken van hem. VeJe graveurs, onder wie Coornhert werken naar zyn teekeningen. Te Haarlem is een straat naar hem genoemd. De volledigste en betrouwbaarste by zon derheden over Maarten van Heemskerk, den Haarlemschen schilder vinden wij wederom by Carel van Mander in het onvolprezen „Schilderboek". „In welken hoek der meest bekende Wereld", vraagt deze. ..is het dorp Heemskerk in Holland, niet berucht" (be roemd) „om dat er de Kunstrijke Schilder Marten Heemskerk zyn naam en oorsprong van had, en daar in de jare 1498 geboren ls? Zyn Vader, geheten Jacob Willemsz. van Veen, was een Huls- of Bouwman. Marten, van jongs af tot de Schilderlcimst genëgen, genoot daarin allereerst het onderwys van Kornelis Willemsz. te Haarlem, Vader van Lucas en Floris, die beide redeiyk goede schilders geweest zyn, en Italië, Rome en andere plaatsen, bezocht hebben." De oude Jacob Wlllemsz. moet niet veel verwachting gehad hebben van het talent zyns zoons, want hU, „vermoedelyk denken de, dat het schilderen niet veel om 't lijf had, nam Marlen weder thuis, om in den Land bouw en het Boeren-werk te gebruiken, tot geen gering verdriet van dezen, dien het smertte, in zyn begonnen werk niet te mo gen voortgaan, waarom hy op eenen zekeren tyd, gemelijk van het koemeiken en soort gelijken arbeid terug komende, met een melkemmer op het hoofd denzelven genoeg zaam moedwillig tegen den tak van et.i boom stootte, zulks de melk er uit stortte, waarover zijn vader zich zoo zeer verstoor de, dat hy hem met een stuk houts naliep." De miskende kunstenaar scheen hierop minder gesteld en nam maatregelen om er aan te ontkomen, hetgeen hierin bestond, dat hy "s nachts in een hooiberg ging sla* pen. zyn moeder bezorgde hem bovendien, volgens het verhaal van Van Mander een knapzak en eenlg reisgeld, waarmee b.y nog denzelfden dag naar Haarlem en Delft reis de. „zich aangaf bij zekeren Jan Lucas, bij wien hij zo groot eene vlijt met tekenen en schilderen aanwendde, dat hy welhaast in. de Kunst kenlijk toenam; doch nadien te dien tijde Jan Schoorl, ter ooi-zake van de nieuwe schilder-manier, door hem uit Italië gebracht, en waarin Marten veel behagen schepte, zeer berucht was, begaf hij zich naar Haarlem". Maarten van Heemskerk heeft zyn mees ter zoodanig geëvenaard, dat de werken van den leerling niet meer van die van den laat- sten te onderscheiden waren, hetgeen Jan van Scorel lang niet aangenaam was, waar om hy den leerling zyn afscheid gaf. „Van daar ging Marten wonen ten huize van Pieter Jan Fopsen, weleer bewoond door Kornelis van Beren6tein, en schilderde iri hetzelve verscheiden dingen, onder anderen een Sol en Luna en in een ander vertrek een Adam en Eva." Dan valt Maarten van Heemskerk ook eerbetoon ten deel, want „De Vrouw van den gemelden Pieter Jan Fopsen, onzen Marten niet ongelegen, wilde niet, dat men hem slechts Marten noemde, maar zeide tot die naar hem vraagden, dat men hem, om zijne verdiensten Meester Marten moest r.oemen. Van hier ging hij tc huis by eenen Joost Kornelisz., Goudsmit. mede te Haarlem." Van Mander vervolgt: „Marten, lang belust geweest zynde, cm de Antieken en de groote Meesters in Italië te zien, begaf zich met brieven van aanbe veling naar Rome, alwaar hij door dien weg zyn bestaan by een Kardinaal vond." Maarten schynt een viytig schilder ge weest te zijn. „Wel verre van zijn tyd met de Nederlanders in ongebondenheid te ver spillen, bestudeerde hij de Antieken en de Werken van Michel Angelo, en teekende vlytlg naar kunstige voorbeelden." Bepaald dapper was Van Heemskerk niet. Hy ontliep liever de mogelijkheid om ruzie te krijgen, want zijn vlucht in een hooiberg In zUn jeugd bewyst bet reeds. Zoo is hy uit Rome vertrokken, omdat hij de wraak vreesde van een Italiaan, dien hy betrapt had op diefstal van twee zijner schilderijen uit zyn atelier. Er is een duidelijk voor-Itallaansche en na-Italiaansche periode bij Heemskerk. Hy koerde ..met vele goede teekeningen en een buidel overgewonnen geld naar Neder land". „Heemskerk in zyn Vaderland terug: ge komen zynde, had zijn vorige schilder wijze, die naar den trant van Schoprl was, nu veranderd, doch naar het begrip der besto schilders niet verbeterd, behalve dat hij de dagingen thans meer rondde en minder schraal en kantig afsneed." Zyn zinspreuk was Een yder Schilder, die wil bedljen Vermyde Cleraten en metselarijen. „Eenlgen tyd nadat Marten uit Rome terug gekomen was. trouwde hy een be jaarde vriler wezende. met een schoone jonge dochter, geheten Maria. Jacob Konlng's dochter, ter eere van welk huwelijk c!e Rhe- torijkers eene Komedie of Klucht speelden. Deze zijne Hulsvrouw overleed, anderhalf jaar getrouwd geweest zijnde Marten beeaf zich ln een tweeden echt met een beJaarde dochter, min met schoonheid en verstand dan tijdelijke middelen begaafd, en zoo zeer t>egeerig naar eens anders voed dat zy veele dingen kocht, zonder te betalen, tot groote smerte van Marten, die de beschadigde lieden als een eerlijk en oprecht Man vol deed. Twee en twintig jaar lang en tot zyn dood toe was hy Kerkmeester te Haarlem. Van nature was hy spaarzaam en zuinig, zeer kleinhartig en zoo vreesachtig, dat hij in den top van den Kerktoren klom, om in (Zie slot hiernaast

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 18