'AAN DE ©EVERS VAN DE SEINE. HAARLEMMER HALLETJES DOOR ANDRé ADORJAN. Herleving der romantiek? Lange rokken en slepende walsen. La Vie de Bohème. En de werkelijkheid. De litteratuur als modeplaat. (Bijzondere correspondentie). (Dienst van de United Telegraph). Parijs. April. Men heeft over de eeuwfeesten als een willekeurige manifestatie, die uitsluitend op uiterlijk vertoon is gericht, gespot. Maar zou het met de mode gaan als met de me teorologische verschijnselen, wier honderd jarige terugkeer onze boeren en kalender makers al lang kennen (en die de weten schap tegenwoordig met de zonnevlekken verklaart) Het jaar 1930 openbaart een on miskenbare nabootsingsdrift voor het jaar der romantiek; zonder in te grijpen in den letterkundigen strijd, dien tientallen mon daine conférenciers te Parijs behandelen, of de jonge generatie op haar manier een mo derne romantiek huldigt, dan wel of zij uit gesproken onromantisch is georiënteerd willen wij ons hier b9t>alen tot het uiterlijk silhouet van onze tijdgenooten. Wij geloo- ven niet, dat de kleermakers er druk over hebben nagedacht, of de „Hernani"-première een zuivere woordenparade in een verbur gerlijkt tijdperk „par excellence" is geweest en de ware bevrijding van het gevoel uit den tijd van de groote revolutie en van Na poleon afkomstig is, gelijk Giraudoux het proclameert, wel echter moet het aan hun offensief worden toegeschreven, dat in het rijk der mode plotseling een terugkeer naar vrouwelijke gracie, naar meisjesachtige be koring, naar de harmonische verschijning der vrouw merkbaar heeft gemaakt-, welke wij in verband brengen met de begrippen van een bijzonder gevoelrijke en zedige pe riode. Dit is te verbazingwekkender, daar men ons nog een jaar geleden met daveren de argumenten heeft bewezen, dat korte rokken, korte haren, kleine hoeden pasten bij onzen tijd. die aan het automobiel ver keer. de sport en de emancipatie van de vrouw is overgeleverd. Zonder veel tegen stand schijnt het schoone geslacht zich aan de tegenovergestelde lrrationeele wet te heb ben onderworpen, die wil, dat de vrouwen de grillen van de mode volgen, sommigen om de mannen te behagen, anderen om hen niet te mishagen! De rokken worden van week tot week langer. Wel doen zij het nog huichelend, ge lijk Abel Hermant in de „Figaro" heeft ge schreven; zij doen, alsof zij kort gebleven zijn en alleen met enkele slippen den grond willen raken. Zij zijn ieder oogenblik bereid, te onthullen, hetgeen zij voorgeven te ver bergen. De hardnekkigen. die in een bal zaal nog haar zijden kousen tot aan de knieën laten zien hebben plotseling het as pect van opgeschoten meisjes gekregen, met wie een bezadigd man zich vreest te compro- mitteeren. De .souffle romantique" in de creaties der modekunstenaars valt niet te loochenen: uit de doorzichtige den telles- japonnen groeien geleidelijk volumineuzer structuren, waarvan de rondheid opstijgt tot de taille. Zal dat gaan tot de crinoline? Zal ook deze ketterij gepleegd worden en de tot ..dusver bij alle schoonheidswedstrijden als eerste eisch gestelde slanke lijn van het vrouwensilhouet worden verloochend? Bij verschillende gecóstumeerde bals kon men een voorliefde voor de précieuzen, de griset- ten, de figuranten op de schilderijen uit het second Empire waarnemen, wier stofrijke fantastische japonnen haar draagsters een gracieuze houding gaven. Met de prachtja- pon keert ook de groote, breed-gerande hoed terug en in de haardracht zint men op middelen, de „coupe fatale" door lokken te corrigeeren en de klassieke haarkluwen weer tct haar recht te brengen. Het cabaret en de revue helpen naarstig mee, de atmosfeer van den Biedermeiertijd, te scheppen en tooneelen uit Paul de Koek, uit de romans van Balzac, uit Murgers „Vie de Bohème" le ven op. In Frankrijk zijn deze reconstruc ties altijd bijzonder bekoorlijk, omdat de meisjes zich maar in de kleeren van haar grootmoeders en overgrootmoeders behoe ven te steken, om op haar als druppels water te gelijken en dezelfde gracie te ontdooien. Zullen ook de mannen tot de Musset-baard, de redingote en de „haut-de-forme" terug- keeren? De hoepelrok en de redingote hebben de maatschappij van de dertiger jaren en die van het second empire niet in haar bewege lijkheid gehinderd, immers men ziet on oude gravures, die het vermaarde „Bal Mabllle" vertoonen, cavaliers met hoogen hoed en dames met bandhoeden en Biedermeiersjaals dansen. Mabllle had dit oord des vermaaks in 1840 in de Champs Elvsées geopend niet ver van de Rue de Matignon. waar Henrich Heine van zijn ziekbed uit in den heider- verlichten tuin kon zien. Reeds in die da gen gingen de vreemde'ingen in grooten ge tale na^r het Bal-Mabille, gelijk later naar den Moulin Rouge. Alle litteratoren van dien tijd hebben het bal gefrequenteerd, dat de componist Olivier Metra door zijn walsen een bijzonder karakter wist te geven. Zijn „Polka des Volontaires", zijn „Valse des Roses" zijn als getuigen van een generatie bewaard ge bleven en toen Métra in 1889 vrijwel verge ten, stierf, strooiden vroegere bewonderaar sters rozen op zijn graf. Niet minder furore maakte het Bal du Chateau-Rouge, waar aan tegenwoordig nog een bescheiden sta tion van de ondergrondsche herinnert en waar de dirigent Lamotte vroeger zijn triom fen vierde. Zien wij in velband met den terugkeer der mode zich niet ook een toenadering tot die dansgébruiken voltrekken? De jazz schijnt zijn zenith gepasseerd te zijn, fox-trot en charleston passen niet bij de nieuwe lijn van de vrouw, tango en boston met hun glijden de, afgemeten passen zijn overheerschend geworden, de wals als rhythmlsche sport komt weer tot zijn recht en levert met de zwaaiende rokken een alleraardigst dans- asoect op. Reeds heeft men bij het laatste internationale toumooi te Parijs bij de dan sers de keuze van den rok geconstateerd, die een nakomeling van de redingote is. Dat ook het ceremonieel op den duur niet de rudi mentaire vormen zal behouden, dat de ge neraties van na den oorlog aanstond en be leefdheid en respect van de mannen met de verhoogde vrouwelijkheid van het schoone geslacht hand aan hand zullen gaan, schijnt niet twijfelachtig. Zal dat be teekenen, dat onze steno-typis tes terugkeeren tot de romantiek der griset- ten, in plaats des Zondags per auto aan de zijde van haar vriend zich een roes te drin ken aan wind en ruimte, vredig den weg naar Robinson nemen en zich on den schom mel laten wiegelen? Stellig niet, evenmin als de tegenwoordige studenten hun Cité Universitaire en hun sportgenoegens zullen ruilen voor de modderige straten van het Quartier Latin en de drinkavonden ln roo- kerlee cafétjes. Het lidmaatschap van de „Club der waterdrinkers" is in onze dagen geen teeken van Bohème, noch een sociale Ironie. Parijs zelf is veranderd en laat zijn oude behagelïjkheid ternauwernood meer herkennen. De verschillende stadsgedeelten bezaten gelijk provincies haar bijzonder ka rakter en geestelijk klimaat, tegenwoordig is alles gelijk geworden en het heeft dezelfde haast on het gelaat. De Metropolitain heeft de omnibusmaatschappijen met de poëti sche namen Les Hirondelles, Les Favorites. Les Gazelles, vervangen. Het land van de Bohème de uitdrukking ontstond om streeks 1820 en zou door Murger. die haar van Balzac overnam, haar romantisch en klank verkrijgen reikte destijds van het Quartier Latin tot de onderste deelen van Montmartre: Rue des Martyrs. Rue St. Geor ges, Rue de Rochefoucauld, waar zich tuinen en landhuizen bevonden op de plaatsen van de tegenwoordige oorden des vermaaks. Henry Monnler, Fromentin, Gustave Moreau hadden hier hun ateliers: Gaverni schiep naar de onheilige bezoeksters van Notre Dame de Lorette het type Lorette. Baude laire heeft haar in de „Curiosités esthéti- ques" als volgt gedefinieerd: „De Lorette is niet het uitgediende meisje van het second empire, dat veroordeeld is, aan de zijde van een ouden bankier of eeneraal te leven, ziJ Is een vrije persoon die komt en gaat. ge lijk het haar belieft. Zij frequenteert de kunstenaars en de journalisten en streeft er naar. geest te hebben. Gavami, door zijn litteraire fantasie geïnspireerd, heeft haar gelaatstrekken voltooid en daardoor grooten Invloed gehad op de zeden. „Een moderne navolger zou zijn studies on Montiarnasse moeten maken, waar de schilderende vrouw van voor den oorlog het veld heeft- geruimd voor een nieuw tvoe elegante geëmanclneerr de of on den Boul' „Mlch". waar de studente van 1930 domineert en alle overige vrouwe- lilke soecies on de vlucht heeft gejaagd Wil zijn ver afgedwaald van Mimi en Mu sette, deze sentlmenteele liefjes der studen ten en artisten van vroeger, die hen met haar vroolijkheid een eindweegs vergezelden en zonder veel verdriet van hen scheidden, wanneer het leven dit eischte. ZIJ waren de lichtzinnige tegehhangsters van de zorge- looze, boemelende, romantische' jeugd, die onze tijd niet meer wil kennen en wier voor stelling huift over het Musset-graf op Pére Lachaise. Men bekijkt dien zorgelootzen tijd der Bo hème. waarin de verklaring der romantiek ligt, tegenwoordig in ieder geval sceptischer. Men heeft zelfs van de leugens van het „Vle de Bohème" gesproken, die een valsche cul tus van Murger heeft gehandhaafd tot den dremnel van onze generatie. De critleken van Veulllot en de Goncourts zijn bij het eeuwfeest van den dichter weer op het tapijt gebracht, maar dit staat in leder geval vast: dat de tegenwoordige jeugd voor de levens opvatting. die van den eenen dag in den an deren leefde, met hongerige maag naar bed ging. geen veilig dak boven zich had. ln het koffiehuis filosofeerde, met eenvoudig meis jes gelukkig was, weinig voelt. Met 80 a 100 francs per maand was schraa'hans keuken meester, het leenlngbedrlif moest de noo- dige bronnen aanboren. Het is waar, ln het Quartier Latin waren in dien tijd pensions, die studenten en kunstenaars op hun toe komstige aanstelling, het verwachte mees terwerk of het burgerlijk huwelijk crediet verleenden! De arme schrijver, die in zijn zolderkamer feuilletons voor de boulevard bladen schreef, vond in zijn roem een sur rogaat voor de ontbrekende duiten en wist gelijk Baudelaire, ondanks alle misère, per soonlijke waardigheid te bewaren. Van de kameraden van Murger valt dat niet steeds te beweren, want zij maakten van niet-be- taling van hun huisbaas en het beetnemen van goedhartige geldgevers een systeem. Ook hun vrooüjke vriendinnen geleken in werkelijkheid maar heel in de verte op hun letterkundige nabootsingen. Marius Boisson Is in het oniansrs verschenen boek .Des com pagnons de la Vie de Bohème" (Edit. Tallan- dier) de levensomstandigheden van deze meisjes nagegaan, die evenals de schrijvers maar al te vaak eindigen in het ziekenhuis. Musette ontpopt zich als een model. Marle Roux genaamd, dat zich van het Quartier Latin zeer snel weet te dringen in de lucra tiever gebieden van de aristocratie des ver maaks. Mimi, de ontroerende, langlijdende vriendin van Rodolphe. vereenïgt de karak tertrekken van niet minder dan vier ver schillende vriendinnen van Murger, die de gewoonte had. zijn- roerselen des harten voor de weekkroniek tegênL&7 francs te gelde te maken. Ook het hotel Merciol. waar zich de feesten der Bohème afspeelden, maakt je een illusie armer, wanneer ee de bouwval lige huizen van de sombere Rue de Cannet- tes gadeslaat. De vereering van de Bohème in den ro man was een reactie op de convention eel e vooroordeelen en de materialistische verza digdheid van de burgerij omstreeks 1840 Tegenwoordig zien wij deze rooskleurige voorstellingen in de eerste plaats als een tegenstelling met de harde feiten des levens. Dat verhindert niet, dat de romantiek een karakteristiek voorbeeld is, dat de littera tuur van een bepaald tijdperk de menschen in hun denken en voelen kan beïnvloeden ge lijk de modeplaten de jongelieden in hun kleeding. (Nadruk verboden). De Indiër Gandhi heeft, voor hij sifn beken de tocht begon ook de voorzorg genomen een opvolger aan te mijzen, voor het geval hijzelf gearresteerd mocht worden. Dit is Abbas Tyabji (witte baard) hier afgebeeld. EEN GEHARNASTE SCHILDPAD. Schildpadden zijn wonderlijke dieren. Dat zij heel oud kunnen worden Is bekend. Er zijn sommige soorten, die zich onderschei den van de rest van hun geslacht door meer in het oog loopende afwijkingen van wat we kunnen noemen: de overleveringen van het geslacht. De uitgestorven reuzenschild- pad MTolanla, is één van de2e dieren. In de eerste plaats was het een geharnaste schild pad en wel één der verschrikkelijkste onder deze dieren, daar alle schildpadden gewa pend zijn. Maar bij de Miolania nam de bij zondere bewapening den vorm aan van groo te uitsteeksels en verhevenheden van been op den schedel en van reusachtige van door nen voorziene beenringen op de staart. Was deze bijzondere bewapening noodig voor de omgeving van het dier of moeten we haar beschouwen als een soort versiering? Het is moeilijk op deze vragen te antwoorden. Men beschouwt de Mlolananla als een van die schildpadden, die den kop niet onder het schild verbergen door den nek terug te trekken, zonale dat bij de gewone schildpad den gebeurt, maar den kop zijwaarts draaien. Hoewel er nu eenlge anatomische ver schijnselen zijn, die deze beschouwing aan nemelijk maken, is hier nog één bezwaar bij, dat onoverkomelijk schijnt. Het is het feit, dat de groote kraag en uitsteeksels, die er achter aan den kop van Miolania zitten, elke zijwaartsche beweging zouden verhinderen. Niet het minst merkwaardige van wat we omtrent dit zonderlinge dier weten is het feit, dat zijn fossiele overblijfselen gevonden zijn in streken, die ver van elkaar verwij derd zijn. Australië en Pat agonie. Men kan deze eigenaardige verspreiding alleen ver klaren door aan te nemen dat deze nu van elkaar gescheiden deelen der aarde eens één geheel uitmaakten. HET NIEUWSTE PORTRET VAN DEN PRINS VAN WALES. De „hang-commlsste" van de Roval Aca demy Is bezig met de keuze van schilderstuk ken en teekenlngen, die deel zullen uitma ken van de Zomer-Tentoonstelling. Niet minder dan 10.009 stukken zijn ingezonden. En het is de moeilijke en ondankbare taak van deze commissie, die uitsluitend uit le den van de officieelste kunstinstelling van het land bestaat, er 1500 voor de tentoon stelling uit te pikken. Veel werk wordt zon der verwijl afgekeurd. Maar niettemin blijft het een vervelende teak. Er zijn 40 leden van de Royal Academy wier werk het eerst moet worden beschouwd. Elk lid is gerechtigd zes stukken in te zenden. Alleen in buitenge wone gevallen durft het .hang-comité" ze te verwerpen. Dit is wel eens gebeurd. En werk van bekende schilders, die niet den titel van R. A. (Royal Academician) dragen, is zoo nu en dan niet toegelaten. Hieruit is de gewoonte voortgekomen bij een aantal kunstenaars van naam om de Academy te bovcotton. Reeds bij voorbaat is bekend ge worden wat dtt jaar het be'angwekk»ndete (n'et alti'd het beste) werk zal zijn. De schilder Howard Robinson heeft een teo- neel van enn kunstijsbaan uitgebeeld. Een onvallende figuur er in is de Prins van Wales, zittend aan een tafel met etensresten en een wljnflesch, en nonchalant de asch van een sigaret wegtikkend. Verder zijn er meer dan honderd figuren, voorstellend menschen die in de .Bocietv"- wereld van Londen bekend zijn. De meesten 7-ijn gecostumeerd. Na de photo's er van in de pers is het stuk al hevig afgekeurd. De voorstelling van den Prins wordt door velen oneerbiedig geacht. Maar twee heeren uit 's Prinsen gevolg hebben geen bezwaar tegen de voorstelling, zoodat het publiek deze pic turale tractatie wel niet zal behoeven te missen. Eens in de 10 jaar worden te Oberavimergau in Beieren de beroemde Passiespelen gehou den, die reeds eeuwen oud zijn. De rollen der hoofdpersonen worden alle vervuld door be woners van het dorp. Binnenkort beginnen de Passiespelen 1930. Van l. n. r. Peter Rendel (Petrus), Hansi Preisinger (Maria Magdalena) Alois Lang (Christus), Guldo Mayr (Judas), snni Rutz (Maria) en Bans Lang (Johannes). EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE Dit is het lange verhaal van een gesprek, dat tegelijk wel en met gehouden is. Men zou zoo zeggen, dat zoo'n verhaal heel kort kan zijn. Waarom is het dan lang geworden? Ook dat zal te zijner tijd uitgelegd worden. Natuurlijk klinkt dit allemaal heel geheim zinnig, maar griezelig is het niet. Dat beloof ik plechtig, nadat Ik van mijn leven ik weet niet hoeveel dozijn verhalen gelezen heb, die heel eenvoudig beginnen: over een cfgaret, of een mooien lentemorgen of een ritje in een auto en die eindigen in Iets heel spookachtigs en afschuwelijks en griezeligs, waar je den heelen nacht niet van slapen kunt. Dus zooals gezegd; Je kunt. dit verhaaltje gerust lezen op Zaterdagavond tegen midder nacht, terwijl de regen tegen de ruiten klet tert (was het maar waar, want de natuur heeft het broodnoodig) en het voor mijn part bovexftiien ook nog wat waalt. Nu heb ik u dus door iets te zeggen en te gelijk niets te zeggen, nieuwsgierig gemaakt en het gevolg ervan zal wezen, dat het u te genvalt. Ik waarschuw voorn'f Wie dus niet temin toch gaat lezen, doet dat op zijn eigen risico en moet mij niet opbellen om mij een verwijt te maken. Het zou hem ook niet hel pen, want ik zet bij wijze van veiligheidsmaat regel Zaterdagsavonds altijd de telefoon al. De andere man. met wlen Ik het gesprek hield dat eigenlijk niet gehouden is, heette Je~n Mteenaamd Ja"'® Ne*'—-lijk had zijn vader hem oorspronkelijk den naam Jacob gegeven, maar daar had nooit remand zich aan ges.toord. Men zei Jaap of Japie. Na melijk de menschen die intiem met hem wa ren, de anderen zeiden meneer Meier, want zoo heette hij. Eerlijk gezegd waren dat ver reweg de meesten, want veel Intimi had hij niet. Dit had ook ziln goeie reden, maar ik ben er nog niet aan toe om u die te vertellen Het komt alles op zijn ti1d en zij die n<-+ gelooven haasten wel. Zij die beloven na tuurlijk niet, want dan moeten zij hun be lofte nakomen en ik heb u al f"°ad dat dit allemaal voor u op een tel-stelling uitlooot. U wilt dat nu weer niet gelo«v"»n. anders was u niet blijven doorlezen en dat doet u wel. Dus. Maar misschien denkt u, dat ik Jaap of Ja pie vergeet. Of eigenlijk moet ik zeggen: me neer Meier, want zoo zou u hem noemen, als y hein kende, maar u kent hein niet, dat weet ik zeker. Ik vergeet hem evenwel volstrekt niet. Daar heb ïk reden genoeg voor. Dat weet de conducteur. Welke conducteur? Natuurlijk die van de tram naar Zandvoort. Het is die blonde, zoo tusschen de dertig en veertig, zon der baard of knevel. Kent u hem niet? Dat kan ik toch niet helpen en bovendien doet het er heelemaal niet toe of u juist dezen con ducteur zoudt kennen of herkennen. Maar terwijl fk dit schrijf voel Ik een vreeselijke verdenking bij mij opkomen, die ik geen oogenblik langer op u mag laten rusten. Het Is mogelijk, dat u bezig is on dit o*"-*nblik een kopje thee naar uw mond te brengen, zet dat dan even neer. De verd^'-'ng mag geen seconde langer on u blMven r"rten. kan 't ook we2en, dat u uw steaar wilt aan steken onr1"* de is u'f~°"aan, wacht daa- even mee. Vóór oltes moet deze verdenking opgehelderd worden. Mijn verdenking name lijk, dat u bezig is te meenen d-»* ik u met mijn verhaal voor den n.«v Dit is niet waar, dat kan ik u zoowaar als dit een lang verhaal is. plechtig verzekeren. Het is niet waar. Wat wel waar is. is dit: ik houd u bezig. Bezig, met de bedoeling dat u nfet zult wegloopen, want in weerwil van mijn .visr- schuwing dat het u teleur stellen zal, wilt u weten hoe het afloopt. Want al is het verhaal lang, het loopt natuurlijk af. Alles loopt af. Aan het einde van het vijfde kolommetje is het afgeloopen. Kük nu, in uw belang, uw eigen welbegrepen belane niet dadelijk naar het slot, want dan begrïjot u er toch nog r.iets van, daar ben ik bezig om voor te zor gen- Wanneer u, geachte lezer, vermoeid wordt, troost u, ik ben het al lang. Laat ons als u het goed vindt, samen even rusten. De beste manier om onze gedachten even rust te eeven is, zooals u ook wel weet. om 2e maar op een ander onderwerp te vestigen. Weet u, hoe lang de rit naar Zandvoort duurt? Ik bedoel: hoe lang die duurt van de Temoeliersjtraat af tot het eindpunt te Zandvoort toe. U kunt het nazien in het tramgidsje, maar die moeite wil ik u graag besparen. De rit naar Zandvoort duurt twintig minuten, en er zijn, de Tempeliers straat zelf n'et meegerekend, o.a. vier halten in: Schouwtjesbrug. Aerdenhout. Bentveld en Zandvoort zelf en om het nog precleser te zeggen: Koninginneweg. Kwakel. Ensche- déweg. Kost verlor en. Hoeveel dat nu samen is. mag u zelf uitrekenen. Maar het was ver schrikkelijk. Wat er verschrikkelijk was. zal Ik in den loop van dit wch werkelijk t§ lange ycrli&al netjes en behoorlijk uitleggen, want dat is mijn vak, mijn taak, mijn roeping, en mijn plicht. In weerwil van alles. En nu neem lk een tienmijlssprong neen, niet vooruit, maar achteruit, want. wij keeren nu samen terug tot meneer Meier. Maar al ben ik bezig dit verhaal te ont wikkelen, dat mag zeker niet gebeuren voor dat de omstandigheden behoorlijk zijn uit eengezet. Uw meneer Meier is namelijk ook mijn meneer Meier, waarmee ik natuurlijk zeggen wil, dat ik niet familiaar genoeg met hem was (of ben) om, Jaap tegen hem te zeggen. Nog veel minder dus Japie. Als dit wel het geval was geweest, zou dit heele ver haal nooit zijn voorgevallen. Waarom niet, zal te zijner tijd worden opgehelderd. Wij gaan verder. Dat is te zeggen: wij gaan beginnen, want ik ben er mij wel van bewust, dat ik u niet langer in afwachting laten mag. Het kan zijn, dat gij op het punt 7-ijt om wat kregelig te worden, maar bedenk dan, b i d ik u, dat ik nu al meer dan veertig jaar lang elke week deze Haarlemmer Halletjes voor u geschreven heb; waar mee ik maar zeggen wil. dat gil van mij geen onvriendelijkheid verwachten kunt en dat ik wederkeerig een klein beetje aan spraak op uwe welwillendheid maken mag. AI is mijn verhaal, ik moet het toegeven, ook wel bijzonder lang. Voor alles komen wij dus weer tot meneer Meier terug, van wien, dat verzeker ik u, onze redding moet komen, uw en mijn red ding uit dit verhaal, waarvan gij langzamer hand wel denken zoudt, dat er in weerwil van mijn verzekering, geen eind aan komt. Meneer Meier is een goeie kerel. Ik die hem ken, al is het dan ook niet intiem, durf u dat verzekeren en in dit opzicht kunt u mij veilig vertrouwen. Je voelt zooiets aan je hart. Die man, zeg je, als je hem spreekt neen, pardon, daar vergis ik me, niet als Je hem spreekt, maar als je hem ontmoet. Deze man, zeg je tot je zelf. zal mij niet beliegen, niet bedriegen, niet schaden, of verraden, veel minder smaden. Dat is het gevoel van sympathie dat uitgaat van den een tot den ander, terwijl het tusschen iemand anöer3 en Je zelf nooit verder komt dan onverschil ligheid, soms (wat erger is) bepaalde anti pathie of onvriendschappelijkheid. Hoe dat zoo komt kan niemand uitleggen of verkla ren, maar het is zco. En toch. toen ik daar zoo stond te wachten aan de halte Tempeliersstraat en hem tien pas van mij af zag staan, eveneens wachten de op de tram naar Amsterdam, ook met de bedoeling blijkbaar om naar Zandvoort. te Kuau, tcea verschool lk mij, opdat hij mij niet zien zou. U weet, hoe Jo dat doet. Je gaat naast een dikke Juffrouw s'aan of naast een corpulenten meneer en kijkt alle kanten uit, behalve den kant waar hij staat en hoopt, dat hij je niet zien zal, De tram kwam en ik schoot, nog altijd zijn richting niet uit kijkende, den laatsten wagen in. U merkt nu wel, dat mijn verhaal opschiet. Ik zocht naar een plaatsje tuschen andere menschen in. zoodat hij niet naast mij zou kunnen zitten (meneer Meier bedoel ik) maar ieder ander zat al naast een ander, zoodat ik wel moest gaan zitten op een bankje alleen en in vrees en beven afwachtte, of hij misschien naast mij zou komen zitten. Want als het ncodlot het eenmaal op Je voorzien heeft, dan kim je dit niet ontloopen. Stijf uit het raampje kijkende, negeerde ik den man die naast mij kwam zitten, maar 't baatte niet: lk kreeg een vriendelijk klopje op mijn schouder en een stem die zei: ..Gr. groebrrr broe.wrrr.... wroe". „Hoe gaat het, meneer Meier?" vroeg ik en reikte hem de hand, die hij vriendschappelijk drukte. Hij zei iets. Ik weet niet wat hij zei. Ik heb het nooit geweten. Wat bij doer, met zijn kilnkers en zijn medeklinkers kan ik niet zeggen: mijn indruk is dat hij er op kauwt, ze dan van rechts en links door zijn mond rolt, er daarna zijn mond mee spoelt (met permissie) en ze dan uitspuwt (alwoer met permissie) Hij noemt dat. spreken, geloof ik, maar ik kan cr geen redelijke beteekenls in booren. Ik versta er niets van, ik begrijp er niets van. Het vreemdste is, dat hij altijd verhalen wil doen. Nu ook weer. Hij begon al dadelijk en ik wist uit ervaring dat het tot Zand voort zou duren. Als ik familiaar genoeg met hem was geweest om hem Jaap of japie te noemen, zou ik natuurlijk gezegd hebben: ,,'t Spijt me, Jaap, maar ik kan je niet ver staan." Maar zooiets zeg je niet tegen meneer Meier. Hij kauwde dus op zijn medeklinkers, zoog op zijn klinkers, rolde ze samen door zijn mond en glimlachte. Wat doe je dan tegen Iemand, die Je overigens sympathiek is? Dan glimlach Je ook maar. Hij zatte het gesprek voort, als je zooiets tenminste een gesprek kunt noemen, 't Is meer een mono loog. Ik hield zijn gelaatsuitdrukking goed ln 't oog. Soms keek hij verontwaardigd. Dan schudde ik bedenkelijk miln hoofd. Dan weer keek hij neutraal, natuurlijk keek ik ook neutraal. We kwamen bij het viaduct. De conducteur kwam onze kaartjes controleeren. Gelukkig stak hij hem een tienrittenkaart tee. zoodat de conducteur alleen maar hoefde te knip pen. Anders had hij zich nooit verstaanbaar Jjuanen maken. Toen we Aerdenhout voorbij waren, werd hij opgewonden. Hij borg alle klinkers en medeklinkers om beurten achter zijn tanden, achter zijn kiezen, ln zijn bovenkaak, Ln zijn benedenkaak, liet ze in zijn strottenhoofd zakken, waar ze haasje over met elkaar speelden. De conducteur die van zijn rond gang terug was gekomen, die blonde zonder snor, tusschen de 30 en 40 jaar. keek hem verwonderd aan, staarde naar mij en ging toen hoofdschuddend verder. Intusschen had. ik op het voorbeeld van meneer Meier drie keer geglimlacht, tweemaal boos en ander» half maal neutraal gokeken en nog aitljd niets begrepen van wat hij gezegd had. We stopten in Bentveld. Het leed was bijna geleden. Nooit hebben twintig minuten zóó lang geduurd Ik was er warm van geworden. Wij naderden het eindpunt. Nog voor den laat* sten keer rolde hij alle klinkers en mede klinkers van de Ncderlandschc taal door el kaar, stampte ze, mengde ze, knauwde ze, kauwde ze, beet er op toen was ons ge sprek. z ij n gesprek, uit. Hij kan het over den keizer vau China gehad hebben, over het. weer op IJsland, over de Kamerontbin ding in Finland, of over onze eigen hooge belastingen. Ik weet het niet. Ik was dood op. Ik had meer geglimlacht, boos gekeken, bedenkelijk gekeken, dan anders in een hoeic week. Nu weet. u alles. Behalve waarom dit var haal zoolang moest duren. Mijn antwoord is: Ik kon mijn gewaarwordingen ln twintig minuten, die wel zestig duurden, niet gauwer vertellen. Het zou geen juist beeld hebben gegeven van wat ik gevoelde. Ik vraag u vriendelijk verschooning. Ik zal het nooit weer doen. Maar lk hoop, dat meneer Meier het ook niet weer doen zal. Tegelijk met mij naar Zandvoort gaan, bedoel ik. want Ik zal hem ook ln de toekomst niet kunnen verstaan. Als ik hem ooit weer aan de Tem^'Iers- straat tref, dan ga lk naar Zandvoort loopen. Of met de volgende tram. En nu nog ten slotte: als iemand denkt dat dit een bedacht verhaaltje is, dan ver» gist hU zich zeer- Hot ls historisch. Alleen heet hij niet Meier.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 19