'AAN DE ©EVERS VAN DE SEINE.
HAARLEMMER HALLETJES
DOOR ANDRé ADORJAN.
Herleving der romantiek? Lange rokken en
slepende walsen. La Vie de Bohème. En de
werkelijkheid. De litteratuur als modeplaat.
(Bijzondere correspondentie).
(Dienst van de United Telegraph).
Parijs. April.
Men heeft over de eeuwfeesten als een
willekeurige manifestatie, die uitsluitend op
uiterlijk vertoon is gericht, gespot. Maar
zou het met de mode gaan als met de me
teorologische verschijnselen, wier honderd
jarige terugkeer onze boeren en kalender
makers al lang kennen (en die de weten
schap tegenwoordig met de zonnevlekken
verklaart) Het jaar 1930 openbaart een on
miskenbare nabootsingsdrift voor het jaar
der romantiek; zonder in te grijpen in den
letterkundigen strijd, dien tientallen mon
daine conférenciers te Parijs behandelen, of
de jonge generatie op haar manier een mo
derne romantiek huldigt, dan wel of zij uit
gesproken onromantisch is georiënteerd
willen wij ons hier b9t>alen tot het uiterlijk
silhouet van onze tijdgenooten. Wij geloo-
ven niet, dat de kleermakers er druk over
hebben nagedacht, of de „Hernani"-première
een zuivere woordenparade in een verbur
gerlijkt tijdperk „par excellence" is geweest
en de ware bevrijding van het gevoel uit
den tijd van de groote revolutie en van Na
poleon afkomstig is, gelijk Giraudoux het
proclameert, wel echter moet het aan hun
offensief worden toegeschreven, dat in het
rijk der mode plotseling een terugkeer naar
vrouwelijke gracie, naar meisjesachtige be
koring, naar de harmonische verschijning
der vrouw merkbaar heeft gemaakt-, welke
wij in verband brengen met de begrippen
van een bijzonder gevoelrijke en zedige pe
riode. Dit is te verbazingwekkender, daar
men ons nog een jaar geleden met daveren
de argumenten heeft bewezen, dat korte
rokken, korte haren, kleine hoeden pasten
bij onzen tijd. die aan het automobiel ver
keer. de sport en de emancipatie van de
vrouw is overgeleverd. Zonder veel tegen
stand schijnt het schoone geslacht zich aan
de tegenovergestelde lrrationeele wet te heb
ben onderworpen, die wil, dat de vrouwen
de grillen van de mode volgen, sommigen om
de mannen te behagen, anderen om hen
niet te mishagen!
De rokken worden van week tot week
langer. Wel doen zij het nog huichelend, ge
lijk Abel Hermant in de „Figaro" heeft ge
schreven; zij doen, alsof zij kort gebleven
zijn en alleen met enkele slippen den grond
willen raken. Zij zijn ieder oogenblik bereid,
te onthullen, hetgeen zij voorgeven te ver
bergen. De hardnekkigen. die in een bal
zaal nog haar zijden kousen tot aan de
knieën laten zien hebben plotseling het as
pect van opgeschoten meisjes gekregen, met
wie een bezadigd man zich vreest te compro-
mitteeren. De .souffle romantique" in de
creaties der modekunstenaars valt niet te
loochenen: uit de doorzichtige den telles-
japonnen groeien geleidelijk volumineuzer
structuren, waarvan de rondheid opstijgt tot
de taille. Zal dat gaan tot de crinoline? Zal
ook deze ketterij gepleegd worden en de tot
..dusver bij alle schoonheidswedstrijden als
eerste eisch gestelde slanke lijn van het
vrouwensilhouet worden verloochend? Bij
verschillende gecóstumeerde bals kon men
een voorliefde voor de précieuzen, de griset-
ten, de figuranten op de schilderijen uit het
second Empire waarnemen, wier stofrijke
fantastische japonnen haar draagsters een
gracieuze houding gaven. Met de prachtja-
pon keert ook de groote, breed-gerande hoed
terug en in de haardracht zint men op
middelen, de „coupe fatale" door lokken te
corrigeeren en de klassieke haarkluwen weer
tct haar recht te brengen. Het cabaret en de
revue helpen naarstig mee, de atmosfeer
van den Biedermeiertijd, te scheppen en
tooneelen uit Paul de Koek, uit de romans
van Balzac, uit Murgers „Vie de Bohème" le
ven op. In Frankrijk zijn deze reconstruc
ties altijd bijzonder bekoorlijk, omdat de
meisjes zich maar in de kleeren van haar
grootmoeders en overgrootmoeders behoe
ven te steken, om op haar als druppels water
te gelijken en dezelfde gracie te ontdooien.
Zullen ook de mannen tot de Musset-baard,
de redingote en de „haut-de-forme" terug-
keeren?
De hoepelrok en de redingote hebben de
maatschappij van de dertiger jaren en die
van het second empire niet in haar bewege
lijkheid gehinderd, immers men ziet on oude
gravures, die het vermaarde „Bal Mabllle"
vertoonen, cavaliers met hoogen hoed en
dames met bandhoeden en Biedermeiersjaals
dansen. Mabllle had dit oord des vermaaks
in 1840 in de Champs Elvsées geopend niet
ver van de Rue de Matignon. waar Henrich
Heine van zijn ziekbed uit in den heider-
verlichten tuin kon zien. Reeds in die da
gen gingen de vreemde'ingen in grooten ge
tale na^r het Bal-Mabille, gelijk later naar
den Moulin Rouge. Alle litteratoren van dien
tijd hebben het bal gefrequenteerd, dat de
componist Olivier Metra door zijn walsen een
bijzonder karakter wist te geven. Zijn „Polka
des Volontaires", zijn „Valse des Roses" zijn
als getuigen van een generatie bewaard ge
bleven en toen Métra in 1889 vrijwel verge
ten, stierf, strooiden vroegere bewonderaar
sters rozen op zijn graf. Niet minder furore
maakte het Bal du Chateau-Rouge, waar
aan tegenwoordig nog een bescheiden sta
tion van de ondergrondsche herinnert en
waar de dirigent Lamotte vroeger zijn triom
fen vierde.
Zien wij in velband met den terugkeer der
mode zich niet ook een toenadering tot die
dansgébruiken voltrekken? De jazz schijnt
zijn zenith gepasseerd te zijn, fox-trot en
charleston passen niet bij de nieuwe lijn van
de vrouw, tango en boston met hun glijden
de, afgemeten passen zijn overheerschend
geworden, de wals als rhythmlsche sport
komt weer tot zijn recht en levert met de
zwaaiende rokken een alleraardigst dans-
asoect op. Reeds heeft men bij het laatste
internationale toumooi te Parijs bij de dan
sers de keuze van den rok geconstateerd, die
een nakomeling van de redingote is. Dat ook
het ceremonieel op den duur niet de rudi
mentaire vormen zal behouden, dat de ge
neraties van na den oorlog aanstond en be
leefdheid en respect van de mannen met de
verhoogde vrouwelijkheid van het schoone
geslacht hand aan hand zullen gaan, schijnt
niet twijfelachtig.
Zal dat be teekenen, dat onze steno-typis
tes terugkeeren tot de romantiek der griset-
ten, in plaats des Zondags per auto aan de
zijde van haar vriend zich een roes te drin
ken aan wind en ruimte, vredig den weg
naar Robinson nemen en zich on den schom
mel laten wiegelen? Stellig niet, evenmin
als de tegenwoordige studenten hun Cité
Universitaire en hun sportgenoegens zullen
ruilen voor de modderige straten van het
Quartier Latin en de drinkavonden ln roo-
kerlee cafétjes. Het lidmaatschap van de
„Club der waterdrinkers" is in onze dagen
geen teeken van Bohème, noch een sociale
Ironie. Parijs zelf is veranderd en laat zijn
oude behagelïjkheid ternauwernood meer
herkennen. De verschillende stadsgedeelten
bezaten gelijk provincies haar bijzonder ka
rakter en geestelijk klimaat, tegenwoordig is
alles gelijk geworden en het heeft dezelfde
haast on het gelaat. De Metropolitain heeft
de omnibusmaatschappijen met de poëti
sche namen Les Hirondelles, Les Favorites.
Les Gazelles, vervangen. Het land van de
Bohème de uitdrukking ontstond om
streeks 1820 en zou door Murger. die haar
van Balzac overnam, haar romantisch en
klank verkrijgen reikte destijds van het
Quartier Latin tot de onderste deelen van
Montmartre: Rue des Martyrs. Rue St. Geor
ges, Rue de Rochefoucauld, waar zich tuinen
en landhuizen bevonden op de plaatsen van
de tegenwoordige oorden des vermaaks.
Henry Monnler, Fromentin, Gustave Moreau
hadden hier hun ateliers: Gaverni schiep
naar de onheilige bezoeksters van Notre
Dame de Lorette het type Lorette. Baude
laire heeft haar in de „Curiosités esthéti-
ques" als volgt gedefinieerd: „De Lorette is
niet het uitgediende meisje van het second
empire, dat veroordeeld is, aan de zijde van
een ouden bankier of eeneraal te leven, ziJ
Is een vrije persoon die komt en gaat. ge
lijk het haar belieft. Zij frequenteert de
kunstenaars en de journalisten en streeft er
naar. geest te hebben. Gavami, door zijn
litteraire fantasie geïnspireerd, heeft haar
gelaatstrekken voltooid en daardoor grooten
Invloed gehad op de zeden. „Een moderne
navolger zou zijn studies on Montiarnasse
moeten maken, waar de schilderende vrouw
van voor den oorlog het veld heeft- geruimd
voor een nieuw tvoe elegante geëmanclneerr
de of on den Boul' „Mlch". waar de studente
van 1930 domineert en alle overige vrouwe-
lilke soecies on de vlucht heeft gejaagd
Wil zijn ver afgedwaald van Mimi en Mu
sette, deze sentlmenteele liefjes der studen
ten en artisten van vroeger, die hen met
haar vroolijkheid een eindweegs vergezelden
en zonder veel verdriet van hen scheidden,
wanneer het leven dit eischte. ZIJ waren de
lichtzinnige tegehhangsters van de zorge-
looze, boemelende, romantische' jeugd, die
onze tijd niet meer wil kennen en wier voor
stelling huift over het Musset-graf op Pére
Lachaise.
Men bekijkt dien zorgelootzen tijd der Bo
hème. waarin de verklaring der romantiek
ligt, tegenwoordig in ieder geval sceptischer.
Men heeft zelfs van de leugens van het „Vle
de Bohème" gesproken, die een valsche cul
tus van Murger heeft gehandhaafd tot den
dremnel van onze generatie. De critleken
van Veulllot en de Goncourts zijn bij het
eeuwfeest van den dichter weer op het tapijt
gebracht, maar dit staat in leder geval vast:
dat de tegenwoordige jeugd voor de levens
opvatting. die van den eenen dag in den an
deren leefde, met hongerige maag naar bed
ging. geen veilig dak boven zich had. ln het
koffiehuis filosofeerde, met eenvoudig meis
jes gelukkig was, weinig voelt. Met 80 a 100
francs per maand was schraa'hans keuken
meester, het leenlngbedrlif moest de noo-
dige bronnen aanboren. Het is waar, ln het
Quartier Latin waren in dien tijd pensions,
die studenten en kunstenaars op hun toe
komstige aanstelling, het verwachte mees
terwerk of het burgerlijk huwelijk crediet
verleenden! De arme schrijver, die in zijn
zolderkamer feuilletons voor de boulevard
bladen schreef, vond in zijn roem een sur
rogaat voor de ontbrekende duiten en wist
gelijk Baudelaire, ondanks alle misère, per
soonlijke waardigheid te bewaren. Van de
kameraden van Murger valt dat niet steeds
te beweren, want zij maakten van niet-be-
taling van hun huisbaas en het beetnemen
van goedhartige geldgevers een systeem.
Ook hun vrooüjke vriendinnen geleken in
werkelijkheid maar heel in de verte op hun
letterkundige nabootsingen. Marius Boisson
Is in het oniansrs verschenen boek .Des com
pagnons de la Vie de Bohème" (Edit. Tallan-
dier) de levensomstandigheden van deze
meisjes nagegaan, die evenals de schrijvers
maar al te vaak eindigen in het ziekenhuis.
Musette ontpopt zich als een model. Marle
Roux genaamd, dat zich van het Quartier
Latin zeer snel weet te dringen in de lucra
tiever gebieden van de aristocratie des ver
maaks. Mimi, de ontroerende, langlijdende
vriendin van Rodolphe. vereenïgt de karak
tertrekken van niet minder dan vier ver
schillende vriendinnen van Murger, die de
gewoonte had. zijn- roerselen des harten voor
de weekkroniek tegênL&7 francs te gelde te
maken. Ook het hotel Merciol. waar zich de
feesten der Bohème afspeelden, maakt je
een illusie armer, wanneer ee de bouwval
lige huizen van de sombere Rue de Cannet-
tes gadeslaat.
De vereering van de Bohème in den ro
man was een reactie op de convention eel e
vooroordeelen en de materialistische verza
digdheid van de burgerij omstreeks 1840
Tegenwoordig zien wij deze rooskleurige
voorstellingen in de eerste plaats als een
tegenstelling met de harde feiten des levens.
Dat verhindert niet, dat de romantiek een
karakteristiek voorbeeld is, dat de littera
tuur van een bepaald tijdperk de menschen
in hun denken en voelen kan beïnvloeden ge
lijk de modeplaten de jongelieden in hun
kleeding.
(Nadruk verboden).
De Indiër Gandhi heeft, voor hij sifn beken
de tocht begon ook de voorzorg genomen een
opvolger aan te mijzen, voor het geval hijzelf
gearresteerd mocht worden. Dit is Abbas Tyabji
(witte baard) hier afgebeeld.
EEN GEHARNASTE SCHILDPAD.
Schildpadden zijn wonderlijke dieren. Dat
zij heel oud kunnen worden Is bekend. Er
zijn sommige soorten, die zich onderschei
den van de rest van hun geslacht door meer
in het oog loopende afwijkingen van wat
we kunnen noemen: de overleveringen van
het geslacht. De uitgestorven reuzenschild-
pad MTolanla, is één van de2e dieren. In de
eerste plaats was het een geharnaste schild
pad en wel één der verschrikkelijkste onder
deze dieren, daar alle schildpadden gewa
pend zijn. Maar bij de Miolania nam de bij
zondere bewapening den vorm aan van groo
te uitsteeksels en verhevenheden van been
op den schedel en van reusachtige van door
nen voorziene beenringen op de staart. Was
deze bijzondere bewapening noodig voor de
omgeving van het dier of moeten we haar
beschouwen als een soort versiering? Het is
moeilijk op deze vragen te antwoorden.
Men beschouwt de Mlolananla als een van
die schildpadden, die den kop niet onder
het schild verbergen door den nek terug te
trekken, zonale dat bij de gewone schildpad
den gebeurt, maar den kop zijwaarts draaien.
Hoewel er nu eenlge anatomische ver
schijnselen zijn, die deze beschouwing aan
nemelijk maken, is hier nog één bezwaar bij,
dat onoverkomelijk schijnt. Het is het feit,
dat de groote kraag en uitsteeksels, die er
achter aan den kop van Miolania zitten, elke
zijwaartsche beweging zouden verhinderen.
Niet het minst merkwaardige van wat we
omtrent dit zonderlinge dier weten is het
feit, dat zijn fossiele overblijfselen gevonden
zijn in streken, die ver van elkaar verwij
derd zijn. Australië en Pat agonie. Men kan
deze eigenaardige verspreiding alleen ver
klaren door aan te nemen dat deze nu
van elkaar gescheiden deelen der aarde eens
één geheel uitmaakten.
HET NIEUWSTE PORTRET VAN
DEN PRINS VAN WALES.
De „hang-commlsste" van de Roval Aca
demy Is bezig met de keuze van schilderstuk
ken en teekenlngen, die deel zullen uitma
ken van de Zomer-Tentoonstelling. Niet
minder dan 10.009 stukken zijn ingezonden.
En het is de moeilijke en ondankbare taak
van deze commissie, die uitsluitend uit le
den van de officieelste kunstinstelling van
het land bestaat, er 1500 voor de tentoon
stelling uit te pikken. Veel werk wordt zon
der verwijl afgekeurd. Maar niettemin blijft
het een vervelende teak. Er zijn 40 leden van
de Royal Academy wier werk het eerst moet
worden beschouwd. Elk lid is gerechtigd zes
stukken in te zenden. Alleen in buitenge
wone gevallen durft het .hang-comité" ze
te verwerpen. Dit is wel eens gebeurd. En
werk van bekende schilders, die niet den
titel van R. A. (Royal Academician) dragen,
is zoo nu en dan niet toegelaten. Hieruit is
de gewoonte voortgekomen bij een aantal
kunstenaars van naam om de Academy te
bovcotton. Reeds bij voorbaat is bekend ge
worden wat dtt jaar het be'angwekk»ndete
(n'et alti'd het beste) werk zal zijn. De
schilder Howard Robinson heeft een teo-
neel van enn kunstijsbaan uitgebeeld. Een
onvallende figuur er in is de Prins van Wales,
zittend aan een tafel met etensresten en een
wljnflesch, en nonchalant de asch van een
sigaret wegtikkend.
Verder zijn er meer dan honderd figuren,
voorstellend menschen die in de .Bocietv"-
wereld van Londen bekend zijn. De meesten
7-ijn gecostumeerd. Na de photo's er van
in de pers is het stuk al hevig afgekeurd. De
voorstelling van den Prins wordt door velen
oneerbiedig geacht. Maar twee heeren uit
's Prinsen gevolg hebben geen bezwaar tegen
de voorstelling, zoodat het publiek deze pic
turale tractatie wel niet zal behoeven te
missen.
Eens in de 10 jaar worden te Oberavimergau in Beieren de beroemde Passiespelen gehou
den, die reeds eeuwen oud zijn. De rollen der hoofdpersonen worden alle vervuld door be
woners van het dorp. Binnenkort beginnen de Passiespelen 1930. Van l. n. r. Peter Rendel
(Petrus), Hansi Preisinger (Maria Magdalena) Alois Lang (Christus), Guldo Mayr (Judas),
snni Rutz (Maria) en Bans Lang (Johannes).
EEN ZATERDAGAVONDPRAATJE
Dit is het lange verhaal van een gesprek,
dat tegelijk wel en met gehouden is. Men
zou zoo zeggen, dat zoo'n verhaal heel kort
kan zijn. Waarom is het dan lang geworden?
Ook dat zal te zijner tijd uitgelegd worden.
Natuurlijk klinkt dit allemaal heel geheim
zinnig, maar griezelig is het niet. Dat beloof
ik plechtig, nadat Ik van mijn leven ik weet
niet hoeveel dozijn verhalen gelezen heb, die
heel eenvoudig beginnen: over een cfgaret, of
een mooien lentemorgen of een ritje in een
auto en die eindigen in Iets heel spookachtigs
en afschuwelijks en griezeligs, waar je den
heelen nacht niet van slapen kunt.
Dus zooals gezegd; Je kunt. dit verhaaltje
gerust lezen op Zaterdagavond tegen midder
nacht, terwijl de regen tegen de ruiten klet
tert (was het maar waar, want de natuur
heeft het broodnoodig) en het voor mijn part
bovexftiien ook nog wat waalt.
Nu heb ik u dus door iets te zeggen en te
gelijk niets te zeggen, nieuwsgierig gemaakt
en het gevolg ervan zal wezen, dat het u te
genvalt. Ik waarschuw voorn'f Wie dus niet
temin toch gaat lezen, doet dat op zijn eigen
risico en moet mij niet opbellen om mij een
verwijt te maken. Het zou hem ook niet hel
pen, want ik zet bij wijze van veiligheidsmaat
regel Zaterdagsavonds altijd de telefoon al.
De andere man. met wlen Ik het gesprek
hield dat eigenlijk niet gehouden is, heette
Je~n Mteenaamd Ja"'® Ne*'—-lijk had zijn
vader hem oorspronkelijk den naam Jacob
gegeven, maar daar had nooit remand zich
aan ges.toord. Men zei Jaap of Japie. Na
melijk de menschen die intiem met hem wa
ren, de anderen zeiden meneer Meier, want
zoo heette hij. Eerlijk gezegd waren dat ver
reweg de meesten, want veel Intimi had hij
niet. Dit had ook ziln goeie reden, maar ik
ben er nog niet aan toe om u die te vertellen
Het komt alles op zijn ti1d en zij die
n<-+ gelooven haasten wel. Zij die beloven na
tuurlijk niet, want dan moeten zij hun be
lofte nakomen en ik heb u al f"°ad dat dit
allemaal voor u op een tel-stelling uitlooot.
U wilt dat nu weer niet gelo«v"»n. anders was
u niet blijven doorlezen en dat doet u wel.
Dus.
Maar misschien denkt u, dat ik Jaap of Ja
pie vergeet. Of eigenlijk moet ik zeggen: me
neer Meier, want zoo zou u hem noemen, als
y hein kende, maar u kent hein niet, dat weet
ik zeker. Ik vergeet hem evenwel volstrekt
niet. Daar heb ïk reden genoeg voor. Dat weet
de conducteur. Welke conducteur? Natuurlijk
die van de tram naar Zandvoort. Het is die
blonde, zoo tusschen de dertig en veertig, zon
der baard of knevel. Kent u hem niet? Dat
kan ik toch niet helpen en bovendien doet het
er heelemaal niet toe of u juist dezen con
ducteur zoudt kennen of herkennen. Maar
terwijl fk dit schrijf voel Ik een vreeselijke
verdenking bij mij opkomen, die ik geen
oogenblik langer op u mag laten rusten. Het
Is mogelijk, dat u bezig is on dit o*"-*nblik
een kopje thee naar uw mond te brengen, zet
dat dan even neer. De verd^'-'ng mag geen
seconde langer on u blMven r"rten.
kan 't ook we2en, dat u uw steaar wilt aan
steken onr1"* de is u'f~°"aan, wacht daa-
even mee. Vóór oltes moet deze verdenking
opgehelderd worden. Mijn verdenking name
lijk, dat u bezig is te meenen d-»* ik u met
mijn verhaal voor den n.«v Dit is niet
waar, dat kan ik u zoowaar als dit een lang
verhaal is. plechtig verzekeren. Het is niet
waar. Wat wel waar is. is dit: ik houd u
bezig. Bezig, met de bedoeling dat u nfet zult
wegloopen, want in weerwil van mijn .visr-
schuwing dat het u teleur stellen zal, wilt u
weten hoe het afloopt. Want al is het verhaal
lang, het loopt natuurlijk af. Alles loopt af.
Aan het einde van het vijfde kolommetje is
het afgeloopen. Kük nu, in uw belang, uw
eigen welbegrepen belane niet dadelijk naar
het slot, want dan begrïjot u er toch nog
r.iets van, daar ben ik bezig om voor te zor
gen-
Wanneer u, geachte lezer, vermoeid wordt,
troost u, ik ben het al lang. Laat ons als u
het goed vindt, samen even rusten. De beste
manier om onze gedachten even rust te
eeven is, zooals u ook wel weet. om 2e maar
op een ander onderwerp te vestigen.
Weet u, hoe lang de rit naar Zandvoort
duurt? Ik bedoel: hoe lang die duurt van de
Temoeliersjtraat af tot het eindpunt te
Zandvoort toe. U kunt het nazien in het
tramgidsje, maar die moeite wil ik u graag
besparen. De rit naar Zandvoort duurt
twintig minuten, en er zijn, de Tempeliers
straat zelf n'et meegerekend, o.a. vier halten
in: Schouwtjesbrug. Aerdenhout. Bentveld
en Zandvoort zelf en om het nog precleser
te zeggen: Koninginneweg. Kwakel. Ensche-
déweg. Kost verlor en. Hoeveel dat nu samen
is. mag u zelf uitrekenen. Maar het was ver
schrikkelijk.
Wat er verschrikkelijk was. zal Ik in den
loop van dit wch werkelijk t§ lange ycrli&al
netjes en behoorlijk uitleggen, want dat is
mijn vak, mijn taak, mijn roeping, en mijn
plicht. In weerwil van alles. En nu neem lk
een tienmijlssprong neen, niet vooruit,
maar achteruit, want. wij keeren nu samen
terug tot meneer Meier.
Maar al ben ik bezig dit verhaal te ont
wikkelen, dat mag zeker niet gebeuren voor
dat de omstandigheden behoorlijk zijn uit
eengezet. Uw meneer Meier is namelijk ook
mijn meneer Meier, waarmee ik natuurlijk
zeggen wil, dat ik niet familiaar genoeg met
hem was (of ben) om, Jaap tegen hem te
zeggen. Nog veel minder dus Japie. Als dit
wel het geval was geweest, zou dit heele ver
haal nooit zijn voorgevallen. Waarom niet,
zal te zijner tijd worden opgehelderd.
Wij gaan verder. Dat is te zeggen: wij
gaan beginnen, want ik ben er mij wel van
bewust, dat ik u niet langer in afwachting
laten mag. Het kan zijn, dat gij op het punt
7-ijt om wat kregelig te worden, maar bedenk
dan, b i d ik u, dat ik nu al meer dan veertig
jaar lang elke week deze Haarlemmer
Halletjes voor u geschreven heb; waar
mee ik maar zeggen wil. dat gil van mij
geen onvriendelijkheid verwachten kunt en
dat ik wederkeerig een klein beetje aan
spraak op uwe welwillendheid maken mag.
AI is mijn verhaal, ik moet het toegeven, ook
wel bijzonder lang.
Voor alles komen wij dus weer tot meneer
Meier terug, van wien, dat verzeker ik u,
onze redding moet komen, uw en mijn red
ding uit dit verhaal, waarvan gij langzamer
hand wel denken zoudt, dat er in weerwil
van mijn verzekering, geen eind aan komt.
Meneer Meier is een goeie kerel. Ik die
hem ken, al is het dan ook niet intiem, durf
u dat verzekeren en in dit opzicht kunt u
mij veilig vertrouwen. Je voelt zooiets aan je
hart. Die man, zeg je, als je hem spreekt
neen, pardon, daar vergis ik me, niet als Je
hem spreekt, maar als je hem ontmoet. Deze
man, zeg je tot je zelf. zal mij niet beliegen,
niet bedriegen, niet schaden, of verraden,
veel minder smaden. Dat is het gevoel van
sympathie dat uitgaat van den een tot den
ander, terwijl het tusschen iemand anöer3
en Je zelf nooit verder komt dan onverschil
ligheid, soms (wat erger is) bepaalde anti
pathie of onvriendschappelijkheid. Hoe dat
zoo komt kan niemand uitleggen of verkla
ren, maar het is zco.
En toch. toen ik daar zoo stond te wachten
aan de halte Tempeliersstraat en hem tien
pas van mij af zag staan, eveneens wachten
de op de tram naar Amsterdam, ook met de
bedoeling blijkbaar om naar Zandvoort. te
Kuau, tcea verschool lk mij, opdat hij mij
niet zien zou. U weet, hoe Jo dat doet. Je
gaat naast een dikke Juffrouw s'aan of naast
een corpulenten meneer en kijkt alle kanten
uit, behalve den kant waar hij staat en
hoopt, dat hij je niet zien zal, De tram kwam
en ik schoot, nog altijd zijn richting niet uit
kijkende, den laatsten wagen in. U merkt nu
wel, dat mijn verhaal opschiet. Ik zocht naar
een plaatsje tuschen andere menschen in.
zoodat hij niet naast mij zou kunnen zitten
(meneer Meier bedoel ik) maar ieder ander
zat al naast een ander, zoodat ik wel moest
gaan zitten op een bankje alleen en in vrees
en beven afwachtte, of hij misschien naast
mij zou komen zitten.
Want als het ncodlot het eenmaal op Je
voorzien heeft, dan kim je dit niet ontloopen.
Stijf uit het raampje kijkende, negeerde ik
den man die naast mij kwam zitten, maar 't
baatte niet: lk kreeg een vriendelijk klopje
op mijn schouder en een stem die zei: ..Gr.
groebrrr broe.wrrr.... wroe".
„Hoe gaat het, meneer Meier?" vroeg ik en
reikte hem de hand, die hij vriendschappelijk
drukte.
Hij zei iets. Ik weet niet wat hij zei. Ik heb
het nooit geweten. Wat bij doer, met zijn
kilnkers en zijn medeklinkers kan ik niet
zeggen: mijn indruk is dat hij er op kauwt,
ze dan van rechts en links door zijn mond
rolt, er daarna zijn mond mee spoelt (met
permissie) en ze dan uitspuwt (alwoer met
permissie) Hij noemt dat. spreken, geloof ik,
maar ik kan cr geen redelijke beteekenls
in booren. Ik versta er niets van, ik begrijp
er niets van.
Het vreemdste is, dat hij altijd verhalen
wil doen. Nu ook weer. Hij begon al dadelijk
en ik wist uit ervaring dat het tot Zand
voort zou duren. Als ik familiaar genoeg met
hem was geweest om hem Jaap of japie te
noemen, zou ik natuurlijk gezegd hebben:
,,'t Spijt me, Jaap, maar ik kan je niet ver
staan." Maar zooiets zeg je niet tegen meneer
Meier. Hij kauwde dus op zijn medeklinkers,
zoog op zijn klinkers, rolde ze samen door
zijn mond en glimlachte. Wat doe je dan
tegen Iemand, die Je overigens sympathiek
is? Dan glimlach Je ook maar. Hij zatte het
gesprek voort, als je zooiets tenminste een
gesprek kunt noemen, 't Is meer een mono
loog. Ik hield zijn gelaatsuitdrukking goed ln
't oog. Soms keek hij verontwaardigd. Dan
schudde ik bedenkelijk miln hoofd. Dan weer
keek hij neutraal, natuurlijk keek ik ook
neutraal.
We kwamen bij het viaduct. De conducteur
kwam onze kaartjes controleeren. Gelukkig
stak hij hem een tienrittenkaart tee. zoodat
de conducteur alleen maar hoefde te knip
pen. Anders had hij zich nooit verstaanbaar
Jjuanen maken.
Toen we Aerdenhout voorbij waren, werd
hij opgewonden. Hij borg alle klinkers en
medeklinkers om beurten achter zijn tanden,
achter zijn kiezen, ln zijn bovenkaak, Ln zijn
benedenkaak, liet ze in zijn strottenhoofd
zakken, waar ze haasje over met elkaar
speelden. De conducteur die van zijn rond
gang terug was gekomen, die blonde zonder
snor, tusschen de 30 en 40 jaar. keek hem
verwonderd aan, staarde naar mij en ging
toen hoofdschuddend verder. Intusschen had.
ik op het voorbeeld van meneer Meier drie
keer geglimlacht, tweemaal boos en ander»
half maal neutraal gokeken en nog aitljd
niets begrepen van wat hij gezegd had.
We stopten in Bentveld. Het leed was bijna
geleden. Nooit hebben twintig minuten zóó
lang geduurd Ik was er warm van geworden.
Wij naderden het eindpunt. Nog voor den laat*
sten keer rolde hij alle klinkers en mede
klinkers van de Ncderlandschc taal door el
kaar, stampte ze, mengde ze, knauwde ze,
kauwde ze, beet er op toen was ons ge
sprek. z ij n gesprek, uit. Hij kan het over
den keizer vau China gehad hebben, over
het. weer op IJsland, over de Kamerontbin
ding in Finland, of over onze eigen hooge
belastingen. Ik weet het niet. Ik was dood
op. Ik had meer geglimlacht, boos gekeken,
bedenkelijk gekeken, dan anders in een hoeic
week.
Nu weet. u alles. Behalve waarom dit var
haal zoolang moest duren. Mijn antwoord is:
Ik kon mijn gewaarwordingen ln twintig
minuten, die wel zestig duurden, niet gauwer
vertellen. Het zou geen juist beeld hebben
gegeven van wat ik gevoelde.
Ik vraag u vriendelijk verschooning. Ik zal
het nooit weer doen.
Maar lk hoop, dat meneer Meier het ook
niet weer doen zal. Tegelijk met mij naar
Zandvoort gaan, bedoel ik. want Ik zal hem
ook ln de toekomst niet kunnen verstaan.
Als ik hem ooit weer aan de Tem^'Iers-
straat tref, dan ga lk naar Zandvoort loopen.
Of met de volgende tram.
En nu nog ten slotte: als iemand denkt
dat dit een bedacht verhaaltje is, dan ver»
gist hU zich zeer- Hot ls historisch. Alleen
heet hij niet Meier.