DOOR ELF HOOFDSTEDEN.
LETTEREN EN KUNST
MUZIEK
IN- EN UITVALLEN
HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 15 APRIL 1930
TWEEDE BLAD
Nog eenige korte aanteekeningen.
De tooverlantaarn van Staphorst.
Eere wien eere toekomt:
DE MOTORRIJDERS.
Hoe de „Steyr" eerbiedwekkend werd.
Deze tocht zal ons door menig oogen-
schijnlijk onbelangrijk détail in het geheu
gen blijven.
Als ik op het oogenblik bijvoorbeeld mijn
gedachten raadpleeg, dan is het allereerst
een vage geheugenflits die zich op den
voorgrond dringt: plotseling ligt daar weer
de donkere weg. De groote lampen spreiden
een wiek van fel wit licht over grond, ber.
men en boomstronken, die met een snelheid
van 80 a 90 K.M. onder en langs ons ver.
glijden. Af en toe verschijnt een huisje uit
een blokkendoos in het lichtveld en springt
weer weg in de duisternis die zich achter
ons weer toesluit. O, er is heel weinig ven
beelding voor noodig om nu te geloovern
dat men in het land der sprookjes ver
zeild is geraakt.
Het licht, dat zoo overdadig uit onze lam
pen straalt, onsteelt teere, in bonte kleeren
gehulde vrouwenfiguurtjes aan de duister
nis en onthult door zijn allesomvattende
helderheid in een onderdeel van een secon
de de pittige schoonheid van meisjes van
Rouveen en Staphorst! Een seconde maar
zien wij haar ultgeteekend op den fluweel-
zwarten achtergrond. Zij springen roetej
scherpe gilletjes slakend, weg achter hoo
rnen en bermen en worden opgeslokt door
den nacht. Maar als wij achter ons kijken,
zien wij in de verte nog kleine blinkende
glimplekjes van het goudgele metaal der
oorijzers.
Rouveen en Staphorst. DLe het midder
nachtelijk uur hadden afgewacht om de
stoet te zien passeeren! Stille dorpjes, die
men nimmer ziet, en die nu, als door een
groote tooverlantaarn geprojecteerd wer
den op den achtergrond van den nacht.
Even onwezenlijk als een droom, als een
zotte gedachte. Maar ik hoor tusschen het
gonzen van den motor door. nog die hooge,
schelle stemmetjes van de Staphorster meis-
kes. 1
Een ander tafereel. De eerste dag. Vrijdag
middag. Een Noord-Brabantsch dorpje in
veel zon. in de holle dorpsstraat de fameuze
„kinderkopjes"; de hulzen degelijk, van
ouden roocen baksteen, de boomen naakt
nog, zonder blad, de blinden voor de ramen,
alles o zoo netjes, o zoo hecht en degelijk en
onverslijtbaar. Maar daar nadert, om den
hoek van de oude stnaat een lange stoet
vrouwen en mannen, zij zijn^met velen en
gaan één voor één al ganzen achter elkander.
Maar met gebogen hoofden, sprakeloos-sjok-
kend, één twee. één twee. heel langzaam, en
toch doelbewust. Het wordt ons spoedig dui
delijk wat dit is en een schaduw trekt over
onze zorgeloosheidVoorop gaan vier
boerenjongens, wat witjes in hun Zon-
dagsche pakken, zij zijn niet ouder dan 13
of 14 jaar en dragen een lichte baar. waarop
een kleine kist rust. die bedekt is met een
licht bruinen doek met een wit kruis
Een kinderlijkje! Het is een beroerd gezicht,
dat ze'fbewuste. zekere schrijden van deze
oude stille menschep, achter de vier jongens
met de baar.
Dror het geheete land was de belangstel
ling voor de elfsteden tocht heel groot. In
Maastricht, waar wij tusschen half een en
half twee passeerden en waar wij het eerste
uur rust mochten doorbrengen, hadden zich
vele menschen verzameld. Zoowel hier als
elders werd het verkeer door de politie en de
marechaussees geregeld. Voroal in Eindhoven
en Groningen had men uitgebreide maatre
gelen genomen om ons zoo vlot mogelijk weer
kwijt te raken en gedurende den nacht, wer
den de vele onbewaakte overwegen in ons
be'ang. die op ons traject lagen, door rijks
veldwachters of marechaussées bewaakt.
Zeer zonderling reageerde de Jeugd van
Anektoorn op hst verschijnen van de motor
rijders en auto's. Wij snorden in pijlsnell;
va.a-f. o-ver landwegen (^e nollMe leidde
ons buiten den kom der gemeente) en overal
st: r n Mcopjes jongens en meisjes die
als er een wagen met een wedstrljdnum
-.'c cr^i-v-en te teer srlne^n. over
den grond rolden en ons ,uit puur enthou
siasme?) expresselijk verkeerd den weg
trachten te wijzen.
Trouwens de belangstelling van de jeugd
was overal heel groot. In Limburg stonden
op lederen hoek van een hellenden of klim-
menden dorpsweg jongens en meisjes die
richting aangaven; geen overbodige weelde!
Wij maakten graag gebruik van die kleine
diensten, want men had het ons in het
Limburgsche bergland lang niet gemakkelijk
gemaakt.
In het eerste artikel zei Ik u wellicht wat
Ironisch mijn opinie over de moderne mo-
tormenschen. Maar toen had lk die nog niet
ln den wedstrijd zien rijden Sindsdien lk
moet het eerlijk bekennen heeft mijn mee-
ning zich gewijzigd. Zij zijn een apart ras.
en zij zijn log en lomp dikwijls, deze motor -
menschen in de har-de ongenaakbaarheid van
hun lederen harnassen, bekroond door
den ronden lederen helm.
Maar het zijn dappere kerels, die 35 uren
lang, dag cn nacht, onder afmattende om
standigheden met de ratelende, stinkende
motors onder zich, alle vermoeienissen en
alle gevaren trotseeren, en als kleine duivels
door den zwarten nacht schieten over natte
wegen, door een vuilen dikken mist, die
Iedere animo doodt, en langzaam verkillen
doet. U moet ze gezien hebben, bedekt met
vuil en zweet en helaas een keer, één van
hen aan den kant van den weg, ln het hate
lijke licht van een electrlsche lamp onher
kenbaar door het bloed en deerlijk geha
vend.
Zij hielden vol. En ln de pauzes rookten zij
een clgaret of staken de koppen in een teil
met water. En dan sprongen zij weer op
die kleine jakkerdingen (die een lawaai ma
ken als een machinegeweer) den kop voor
uit, de stekelige oogen star ln de verte ge
richt, het lichaam onbewegelijk
Er waren ook duo-berijdstersEr was
er één die huilde van akeligheid, Vrijdag
avond, toen zij 12 uur op het zadel had geze
ten en de kille mistige nacht nog voor haar
lag.
De wedstrijd werd zeer snortief gestreden.
Men stond elkaar met raad en daad terzijde.
In den res-el zag men drie of vier auto's dicht
bil elkander rijden. In de buurt van de vaste
tijdcontroles gaf men elkander advies, en
niemand die aan den kant van den weg
stond werd gepasseerd, zonder dat hem de
vraag gesteld werd: „kunnen wij iets voor u
doen?" Onderling had men elkaar ai bijna
men gegeven. Is dat niet echt Hollandsch? De
dames in onzen wagen spraken van de
..kleintjes". Dat waren onze voorrijders.
Twee pootïee zwaar-gebouwde kerels in
een open F. N. Sport. En daar had je „het
echtpaar". De burgemeester van Hattum met
zijn vrouw, die uitnemend reden en het tra
ject ook met nul strafounte naflegden. Ach
ter ons zat ,,de Zeeuw". Een leuke kerel uit
Goes, die ons met raad en daad bijstond op de
Zeenwsche wegen en met wien wij de laatste
geheime controle vlak voor Breda (de finish)
precies geliik namen. Die controle overrom-
r-elde ons. Wi1 hadden er zóó dicht bij het
einde, niet meer op gerekend. „De Zeeuw"
en wij hadden een behoorlijken voorsprong
genomen, en daar wapperde plotseling op
honderd meter afstand de roode vlag. Op
hetzelfde oogenblik reden we langzamer dan
stapvoets, om nog een minuut te winnen. En
zoo kropen de Chevrolet en de Steyr. precies
naast elkaar, als slakken over den weg; en
wij liepen geen van beiden strafpunten op.
Dat waren aardige dingen.
De elfstedentocht is dus ook ditmaal weer
een groot succes geworden voor de Bre
da'sche motorclub „de Baronie", die een
woord van dank en hulde verdient, voor de
uitnemende wijze, waarop zij deze moeilijke
onderneming had georganiseerd.
Wij zullen steeds met veel plezier terug
denken aan deze interessante race door elf
Nederlandsche hoofdsteden; de „Steyr"
bracht ons Zondagavond weer thuis. Hij zag
er eerbiedwekkend uit, n'et-waar. bedekt als
hij was, met het stof van elf provincies!
L. A.
KUNST ZIJ ONS DOEL.
Een aantal der leden houdt- thans in het
Waaggebouw een tentoonstelling; een onder
onsje, buiten clubverband. Daardoor missen
wij een reeks van vaste comparanten dit:
maal soms tot onze vreugd, soms tot een
gevoel van gemis. Het goede aan het geval
is voorzeker dat een eenigszins homogene
coTectie met inzicht gerangschikt, ontstaan
is die zich prettig laat overzien. De samen-
ste'lers dezer collectie keeren zich mis
schien terecht in deze lokaliteit tegen
schilderijen van groote afmetingen en plaat
sen als motto boven hun geschreven catalo
gus een citaat uit Roland Hoist's Maukes-
artikol. waarin over kleine kamers en groote
schilderijen gesproken wordt. De geleerde
schrijver heeft natuurlijk nimmer willen
zeggen dat kleine schilderijen wèl. en groote
geen scheppingen van kunst zijnhet
ging over maatgevoel en verhouding, en dan
is dat in deze omstandigheden misschien
wel een handig citaat van de exposeerende
Doelisten.
Wordt door de inzending van Mevr. Wou-
tersenvan Doesburg dit inzicht gedemon«
streerd? Of is het louter toeval dat deze
schilderes, die slechts zelden en dan met
portret-miniaturen hier exposeert, thans éen
enkel klein, zeer klein schilderijtje stuurde,
doch welk stilleventje vol is van kleine en
fijne qualitelten, die door charme en kundig
heid van doen, hare verwantschap met de
Amsterdamsche Allcbé-dames vertoonen.
Grootens' schilderij „Ons Tuintje" kreeg
aan den langen wand een eereplaats. Over
den veelkantigen schilder, die Grootens is,
schreven wij vroeger uitvoerig. Uit dit tuin
tje waait een rustieke vroolijkheid, als uit
de Beyersche bergen. Het zou een blad uit
den goeden tijd van de Münchener „Jugend"
kunnen zijn en dat dan op een savante wijs
geschilderd, ln een émail-glanzende, zuivere
techniek. Hoe ingetogen daarnaast is het
„Crucifix met bakje" dat als een souvenir in
den schemer van verlaten dingen aandoet.
Heuff bleef zich zelf gelijk en dus ongelijk
van waarde. Mij is hier het liefst het schilde
rijtje van Haamstee in den morgen. Laat
het dan zijn in de visie der Haagsche School,
het is die visie waarmee onze jeugd ver
trouwd was en waarmee een schilder als
Heuff zijn liefste betrekkingen bleef onder
houden, Want al zit het nieuwste werk.
zooals het „Scheepsjournaal" ook vol toe
neiging voor de jongste bedoelingen eener
nieuwe zakelijkheid, de Hagenaars liggen
Heuff nader aan het hart dan een Jongere
als Dirk Nijland. Nijland schildert zoo'n ge
val inderdaad zakelijk, zoo'n scheepsmodel-
let je tegen een fond van bedrukt papier uit
atlas en journaal, knap, maar nuchter.
Nuchterheid is bij Heuff gedwongen
fraaiigheid, hij houdt het ook niet consequent
vol: zie de neerhangende vlag van het
soheepje, dat in een anderen toonaard staat
dan de rest. Smaak heeft Heuff, zijn Hout
haven in Amsterdam, minder geschilderd
dan wel een met kleur Ingevulde teekenlne,
trekt onmiddellijk aan door een fljnstemmig
accent in de grijs-groene kleuren, waardoor
een aarzeling in den vorm van een stuk hier
en daar, gemasqueerd blijfi
Geert Huyser is een schilder van duidelijk
zichbare kundigheid en algemeene eruditie.
Daarbij een vlug waarnemer en misschien
van een te onrustigen aard om zonder moeite
tot concentratie te komen. Gemakkelijk
heeft zoo iemand het niet. Hun vlotte no
tities zijn het geslaagds te deel van den ar
beid, daarbij heeft hun geest soms zelfs
hun geestigheid vrij baan. De overwegin
gen voor een voldragen schilderij zijn hun
vaak knellende banden. Toch overwint
Huyser in de schilderij Sidi-Bou-Saïd (een
Afrikaansch landschap met stad» zich zeil,
en vertoont er de fijne qualite.n van zijn
geest in gebonden vorm. Of dit schilderij nu,
bij het raam aan den langen wand, (de ca
talogus vermeldt twee gelijknamige werken,
beide nr. 35 gemerkt) zooveel gunstiger te
zien is, dan toen het indertijd bij mij op den
Kruisweg hing en de schilder over de plaat
sing ontevreden was, betwijfel is.
Mejuffrouw Marcus heeft schlldersquall-
teiten. Zij roert zich, grijpt nu hier dan daar
en verrast ons nu en dan. Nu weer een wel
doordacht stilleven in een korrelige factuur
en met een warme kleur Ook in een zelf
portretje zit muziek. De houtsneden zijn nog
probeersels en voor uitgesproken dingen, van
te goedkoop effect. Gerbrands laat eenige
kleine, decoratief opgevatte en zorgvuldig
uitgevoerde paneeltjes zien: een Merel, een
Hortensia, een Spiegelpauw, die de charme
van een oua-Vlaamsch behang benaderen.
Van de jongeren vindt ge hier thans Jan
Veringa, die technisch veel in zijn vingers en
het hoofd vol herinneringen heeft, die een
fijne neus bezit voor de mogelijkheden van
zijn verschillend materiaal en een geest die
vaardig is om ze toe te passen. Zijn twee
duiven op zijde geschilderd, zijn aanlokkelijk
en gracieus. Dan is er Jan Dik die in een tee-
kening van de Tochtsloot van Knollendam
een mooie belofte voor heel zuiver en klaar
werk aflegt en een mejuftr. Giesberts die
voorloopig tevreden moet zijn met de ver
melding van een Ekster die de bekoring van
een vroeg-Japansch riet-teekeningetje heeft.
Of het procédé (gombatik) daartoe heeft
bijgedragen laat ik in het midden. De por-
tretteekeningen zijn misschien beloften, al
zou lk ze dan in hun tekortkomingen minder
gedecideerd, in hun verdienste meer beschei
den wenschen.
13-4-"30.
J. H. DE BOIS.
PIERRE MONTEUX ET L'ORCIÏESTRE
SYMPHONIQUE DE PARIS.
Het mocht een waagstuk schijnen om met
een vreemd orkest in het Concertgebouw te
Amsterdam een concert te komen geven,
welks programma niets dan zeer bekende
werken vermeldde de uitkomst heeft be
wezen dat het geen waagstuk was. Of de be
wondering en sympathie die de dirigent
Pierre Monteux in de Amsterdamsche (en
ook Haarlemsche) muzikale kringen heeft
verworven, of wel de nieuwsgierigheid om
trent het orkestrale peil der Seinestad de
grootste aantrekkingskracht hadden ge
vormd, moge in 't midden blijven: de groote
zaal was uitverkocht, het podium ook, en
zelfs de z.g. blauwe zaal, achter het balcon,
die rood ziet. had men moeten openen om
de massa der bezoekers te bergen. Een half
uur vóór den aanvang werd reeds queue ge
maakt en zóó groot was de voorverkoop ge
weest dat ik alleen door de zeer gewaardeer
de welwillendheid van den administrateur,
den heer Pierik, nog een paar plaatsen voor
ons blad bekwam. Onder de aanwezigen
merkten we o.a. den Franschen gezant, den
Commissaris der Koningin en meer Haar
lemsche muziekliefhebbers op.
Monteux werd bij zijn verschijnen door een
allerhartelijkste ovatie begroet. Alle aanwe
zigen stonden op en'minuten lang scheen het
applaus te duren. Onmiddellijk daarna werd
een aanvang gemaakt met de vertolking van
het zeer omvangrijke programma. Dit be
vatte: Ouverture „Le Carnaval romain" van
Berlioz, Symphonle van César Franck. In
troduction de „Fervaal" van Vlncant d'Indy,
„Deux Nocturnes" en „Prélude h l'Après-
mldl d'un Faune" van Debussy en de Suite
„Daphnls et Chloé" van Ravel.
Zooals men kan zien een zeer uitgebreid
programma. Met uitzondering van het voor
spel van „Fervaal" kenden we al bovenge
noemde werken in de interpretatie van Mon
teux en onze aandacht was dus allermeest op
de praestatie van het Parijsche orkest ge
richt. Dit door Monteux gevormde en ge
leide ensemble bestaat nog niet lang: nog
geen twee jaren. Het strijkorkest bestaat uit
14 eerste, 12 tweede violen. 10 alten, 10 colli
en 8 contrabassen, en is dus, wat de violen
betreft minder sterk bezet dan het Concert
gebouworkest Dit verschil in relatieve sterkte
was bemerkbaar; daar ik evenwel aan de
zijde der 2de violen zat. is het mogelijk dat
daardoor de klank der eerste violen mij be
trekkelijk zwak leek. Ook schijnt mij de
vioolklank nog niet zoo geheel tot een sonore
eenheid opgevoerd als dit bij het Amster
damsche orkest het geval is. Maar het en
semble bezit zeer virtuoze kwaliteiten, het
bestaat uit voortreffelijke instrumentalisten
en zal dus bij langere samenwerking vermoe
delijk die hoogere eenheid ook verkrijgen.
Het blazerscorps is zonder uitzondering uit
muntend. Techniek, timbre, intonatie, alles
is perfect.
Na de brillante vertolking van Berlioz'
Ouverture toonde reeds een uitbundig ap
plaus de bewondering der hoorders; na de
vurig en vol stuwende kracht gespeelde Sym-
phonit werd het applaus een ovatie en toen
Monteux zich ostentatief tot het frontbalcon
richtte en zelf hulde scheen te betuigen,
merkten we daar Willem Mengelberg op, die
naast Mevr. Monteux en José Iturbl gezeten
was. Maar nu stonden beide kunstenaars,
en Mengelberg klapte en klapte en huldigde
zijn collega Monteux op grootschere wijze
dan een der overige aanwezigen vermocht.
Wie is er die als hij de techniek en de moei
lijkheden kent. de hoedanigheden kan be-
oordeelen? Een krans van het Concertge-
bouwbestuur werd toen „aan het orkest en
zijn eminenten leider" aangeboden.
De klanbsonoriteit viel in het tweede pro-
grammadeel nog meer te bewonderen, voor
al ln de zachtere tinten. Mooi werk leverden
de strijker* in d'Indy's voorspel; het aller
mooiste echter gewerd ons ln de werken van
Debussv. Daar was een vage. sprookjesach
tige, immaterieele sfeer, zooals we dat zeer
zelden genieten. Dat was Debussy zooals hij
gespeeld moet wurcien; wonderen van teer
heid en fijnheid.
Monteux dirigeerde alles uit het hoofd en
gaf met verbazingwekkende vaardigheid en
kennis alles aan. Het werk van Ravel kon
ik niet meer blijven hooren met het oog op
het late uur, maar we hebben dit op een
Bachconcert van hem genoten, en ik twijfel
niet of de slotovatle zal nog grooter geweest
zijn dan die vóór de pauze.
Het programma was een beetje te lang en
ondanks dit niet vrij van eenzijdigheid. Hoe
het Parijsche orkest de klassieken kan ver
tolken hebben we nog niet gehoord. Maar
de Fransche muziek, en speciaal de nieuwere
speelt het met een verve, een élan en een
raffinement en noblesse van klank, die het
tot een eerste-rangs-ensemble stempelt. We
zijn blij en dankbaar dit gehoord te hebben
Onder zijn eminenten leider zal het zeker
nog groote triomfen behalen.
KAR EL DE JONG.
KUNSTAVOND INSTITUUT VOOR
ARBEIDERSONTWIKKELING.
Het gelukte het bestuur van het L V. A.
voor dezen avond bijeen te brengen een
zangkoor, een strijkkwartet, twee klaver-
spelers: vogels van diverse pluimage welis
waar, maar die een schoon woudconcert
aanstemden, waarnaar met aandacht viel te
luisteren.
Haydn, Mozart. Debussy waarlijk niet
zoo'n slechte combinatie; Debussy vertegen
woordigd door een werk dat ook voor den
oningewijde licht is te verstaan, n.l. zijn
Suite voor vier handen. Hier vonden zich
bijeen de heeren Mart. J. Lürsen en Jac. Zwaan
een combinatie die mij aanvankelijk ietwat
bevreemdde, maar die, na de uitvoering
welke ik hoorde van Debussy's werk, geen
teleurstelling bracht. In den stroom van he:
sterk stuwende spel van Mart. J. Lürsen vond
de meer koel berekende na uur van Jac. Zwaan
wel schier overal gereede aanleiding, zijn
eigen opvatting te modelleeren naar die van
zijn partner, die de eerste klavierpartij ver
vulde. En dat er uit zulk een combinatie
iets goeds kan geboren worden, beleefden wij
Ln dit weinig gespeelde werk nog eens, toen
Willem en Hendrik Andriessen het uitvoer
den in den Stadsschouwburg en de Laatste
nog stond in het midden van zijn pianistl-
schen groei- De muzikale intelligentie doet
Ln zulke oogenbllkken alles, en de spontaneï
teit van het musioeeren brengt verrassing
op verrassing.
Zoo was het ook nu bij Lürsen en Zwaan
een zuivere twee-eenheid, die vooral in het
slotdeel leidde tot verrassende hoogtepunten
Vreemd overigens, deze Suite. Twaalf Jaren
na 't bekende „Prélude h I'Après-Midi d'un
Faune" gecomponeerd, ln den tijd van de
eerste serie der Images, en nog na de vol
tooiing van „Pelléas et Mellsande", komt zij
o.4s voor, veel ouder te zijn dan een van ge
noemde werken, die alle zoo sterk den
kleurenfantast verraden. Met bijzondere mid
delen werkt Dobussy hier niet, al hebben
in 't slo deel de harmonieën der groote sep-
timen een frappante uitwerking. De Suite
was dan wel voor eikeen naar den Inhoud te
verstaan, en de bijval die den spelers gewerd
kon er slechts te hartelijker om zijn.
Want de waardeering voor de uitvoering
(we merkten het weer bij die van het koor
werk van Orlando di Lasso), vindt nagenoeg
geen weerklank in het applaus, zoo de zin
van het werk. hier daarenboven op Oud-
Duitschen tekst, niet wordt verstaan. Anton
Krelage met zijn „Stem des Volks" deed hier
buitengewoon mooie dingen, maar dit werk
(„Die fette Gans") maakt blijkbaar geen in
druk, ging als onbegrepen voorbij. Met het
stukje waarin Hendrik Altink ln het zog
WiertsOlman vaart, beleefde hij daaren
tegen een uitbundig succes. Zeer mooi, want
uitstekend geregistreerd, zong het koor Men
delssohn's „Die NachtigaU", en de uitvoe
ring van het immer machtige „Morgenrood-
van Otto de Nobel was Indrukwekkend. .,De
Stem" had wel een zeer goeden avond.
Dan werden voorts op dit concert nog
Haydn en Mozart naar den geest juist aange
voeld door het strijkkwartet, dat zich rond
den Haagschen architect J. B. Lürsen groep
te tot een geheel, dat ln staat zal blijken,
nog veel mooie dingen te doen. Vooralsnog
was het meeste te waardeeren ln de beide
langzame mlddendeelen van Mozart's kwar
tet no. 5 en Haydn's no. 13. En ook hef, hoofd
allegro bij Mozart was een voorbeeld niet
alleen van mooi gevoelig samenspel, maar
had ook technisch bijzondere verdiensten.
De slotdeelen van beide werken kwamen het
minst tot hun recht; bij Haydn voornamelijk
hierom, wijl in de hoogste liggingen de vecl-
eischende party der eerste viool niet die
zuiverheid van intonatie had, die een schoon
klankgeheel mogelijk maakt. De viool van
den heer F. Eb en lijkt mij daarbij op de
e-snaar niet ,,dlk" genoeg, om zich ook ln
uiterste gevallen aan te passen aan tweede
viool, alt en cello, resp. bespeeld door de
heeren L. J. Wolthers, J. B. Lürsen en MeJ.
RSeki de Visser. In tusschen is deze Haydn-
finale meer een vioolconcert dan wel een
kwartetdeel en het stelt aan de uitvoering de
allerhoogste eischen. Ook in deze uitersten
nog te geven blijven den geest der muziek,
houdt voor dit Jonge gezelschap waarlijk
geen geringen lof ln.
De heer H. Lindeman had als voorzitter
van het I.V.A. den avond met een toepasse
lijk woord geopend.
G. J. KALT.
DANS-AVOND TILLY SYLON.
Het Is op zich zelf merkwaardig dat de be
langstelling van het publiek zóó groot bleek,
dat Tilly Sylon zich de weelde kon veroor
loven een reprise te geven van haar jongste
optreden met haar leerlingen. Wederom was
de schouwburg aan den Jansweg gevuld met
een uitermate geestdriftig publiek, dat der
danseres en haar leerlingen zeer gezind was.
Het programma was zoo goed als ongewij
zigd en wij kunnen dus naar de vorige re
censie van den heer K. de Jong verwijzen.
Wederom verleende de H.O.V. onder lei
ding van Marinus Adam, medewerking. De
Suite ..Casse Noisette" (Tsc-haikowsky) cn
het Sprookje van Moeder de Gans, van Ravel
vormden ook nu weer het belangrijkste dee!
van het programma. Tilly Sylon zagen wij
voorts in S. Rachmaninoff's Prelude <De
geketende) met veel overgave solo-dansen.
Voor het overige was het programma on
gewijzigd, zoodat wij met deze korte no
titie kunnen volstaan.
WEISS-QUARTET.
Onder auspiciën deT NV. Internationale
Conceridirectie Ernst Krauss za! het Wiener
Welss-Quartet, bestaande uit de dames Lily
Weiss (le viool), Lotte Sclka (2e viool), Lo:te
Hammerschlag (alt), en Beatrice Relchext
WAT MOT JIJ
Men zegt. dat er op zekeren dag ergens ln
een postkantoor in Nederland iemand kwam
aan het loket voor de postzegels en dat de
ambtenaar achter het loket een poos geen
notitie van hem nam. maar zich plotseling
tot hem wendde met de vraag: „Wat mot
jij!" Hierop zou de man gezegd hebben: „ik
mot niks. maar Jij mot me een postzegel van
vijf centen geven".
Waar dat gebeurd ls en wanneer, kan lk
niet zeggen, maar daar lk het granje mis
schien veertig Jaar geleden voor het eerst
gehoord heb. kan het wel een halve eeuw
oud rijn. Het kenschetst een bee'Je de ver
houding. waarvan men mpende. dat die be
staat tusschen "ost en publiek en ofschoon lk
niet zou willen zeggen, dat iedere post-
amKt-naar zoo optreedt teven leder publiek,
wordt er toch wel eens geklaaed over de
stroefheid van postambtenaren. Eigenaardig
genoeg Is de reputatie van die van de tele
grafie wat beter.
Er waalt evenwel a! sedert een poos een
frissche wind in de rev'onen van het hoofd
bestuur van Post. Telegrafie en Telefonie,
kort gezegd P. T. T. Dat bleek al toen de post
ons vriendelijke raadgevingen schonk, al wa
ren re dan ook vergezeld van mlsteekende
nrentjes van Ton van Tast maar het ls nu
weer opnieuw gebleken, omdat de directeur-
generaal er op gewezen heeft, dat werk
zaamheden. zooals het ootel'en van staten
en registers door de loketambtenaren, wach
ten moeten tot rustige momenten of uitge
steld tot na aflooo van den dienst.
Ja. menige Nederlander heeft zich daar
wel al eens aan geërgerd, wanneer hij voor
het loket van zijn postkantoor stond met een
girobiljet of een nostwlssel cn het moest aan
zien. dat de ambtenaar rustigjes staten in
vulde. terwijl hij. de klant zelf. stond te
stampvoeten van ongeduld om weg te ko
men. Dat mag nu niet meer, de directeur
heeft het zelf gezegd en wij mogen er toch
op rekenen, dat de ambtenaar zich daaraan
zal houden. Doet hU dat niet. dan ken ik een
oractisch middeltje: even een briefkaart
koopen aan het postzegelloket, de bijzonder
heden van de klacht met dag en uur er op
schritven en de kaart adresseeren aan het
hoofdbestuur. Dan zal het uit zijn. Men moet
niet denken, dat het hoofdbestuur een der-
gelijken ambtenaar, die het voorschrift ne-
eeert, in bescherming neemt; Integendeel,
hij zal er zeker een opmerking over krijgen
en het wel uit zijn hart laten om het weer
te doen.
Het gaat goed bij de post. Ik hoop den dag
nog te beleven, waarop de post even populair
ls als bijvoorbeeld nu de verkeerspolitie.
(cello) een tournee door Nederland maken.
Het ensemble zal Zondagmiddag 20 April (le
Paaschdag) in ..Diligentla", Den Haag; Maan
dagmiddag 20 April (2e Paaschadg) in de
Groote Nutszaal te Rotterdam en Dinsdag,
22 April in de kleine zaal van het Concert
gebouw te Amsterdam concerteeren.
DE WERKZOEKER.
HIJ VOND GEEN WERK, WEL VERF.
In Februari zocht een werklooze arbeider
te IJmulden werk. Hij nam daarbij zvjn weg
over het terrein der Ballast Maatschappij
en vond daar. zoo maar 'n beetje onder 't
zand, een waardevolle bus verf. Den volgen
den dag ging hij weer werk zoeken en daar
vond hij waarlijk alweer zoo'n bus verf! Je
moet het maar treffen! Hij vond het ten
minste een hecle „bof" cn bood de bussen
bij een schilder te koop aan voor 20.
Maar toen lekte het uit, dat er net zulke
bussen verf vermijt werden uit het machine
gebouw van de sluiswerken te IJmulden.
Zoodat er van het verhaal van het „vinden"*
van de bussen op grond van de Ballast Mij.
niet veel overbleef. De Politierechter, dio
deze zaak Maandag te behandelen kreeg,
geloofde er tenminste niet veel van.
Porceleinen zekeringen werden ook al uit
het genoemde gebouw vermist en gevonden
ln de kist bij den werkzoekenden arbeider
thuis. Deze diefstal bekende hij, de eerste
bleef hU hardnekkig ontkennen. De zeke
ringen had hij van „Waterstaat" dit de
partement van bestuur was de eigenlijke
eigenaar weggenomen, omdat hij een
motor voor zijn zagerij wilde hebben. Met
die zekeringen wilde hij dus blijkbaar den
grondslag leggen voor dezen motor.
Het O. M. gispte gestreng de hou
ding van den verdachte, die zoo tegen
alles ln bleef volhouden dat hij de bussen
verf had gevonden en eischtc twee maanden
gevangenisstraf.
Daar verdachte nog nooit veroordeeld was,
wilde de Politierechter het nog eens met
hem probeeren en legde hem een voorwaar
de'ij ke gevangenisstraf van 3 maanden op
met een proeftijd van 2 Jaar.
AGENDA
Heden:
DINSDAG 15 APRIL.
Schouwburg Jansweg: Film-avond Ken-
"emer-Vereenlging voor Jeugdherbergen.
8 uur.
Stadsschouwburg: „Elias weet het beter!"
8 uur.
Gem. Concertgebouw: Ver. Kunst aan het
Volk, Het Concertgebouw-Sextet. 8. 15 uur.
De Kroon. Vereeniging Koninginnedag,
Ledenvergadering. 9 uur.
Hotel Lion d'Or, Volksbond tegen Drank
misbruik. vergadering. 8.3 Ouur.
Rest. Brinkmann. N V. ..De Hout en Steen-
werf'. aandeelhoudersvergadering. 3 uur na
middag.
N.V. Lourens Coster, aandeelhoudersver
gadering. Groote Houtstraat 93. 3 u. n.m.
Palace: „Als New-York slaapt". Tooneel:
Rigo Amati and Sylvia. 8.15 uur.
Luxor-Theater: .JDe Piraten van de Hud
son" en ..Circusschandalen". Tooneel: El-
wino. 8.15 uur.
Rembrandl-Theater: „Dobbelsteenen van 't
Noodlot". Tooneel: 3 Worcester» 7 en 9 15 u.
Standaard-Theater. ..5000 dollar beloo-
nlng" en ..Max. de Kon'ng van het Circus".
Tooneel: Harry Hart. 8.15 uur.
WOFNSD.AG 16 APRIL.
Prinsenhof: Statenzaal, Gemeenteraads
vergadering, 1.30 uur.
Stadsschouwburg: „Flentje Beulemans",
8 uur.
Bioscoopvoorstellingen *s middags en des
avonds.
Teyler's Museum, Spaarne 16. Geopend op
werkdagen van 11—3 uur, behalve 's Maan
dags, toegang vrij.