DOOR ELF HOOFDSTEDEN. LETTEREN EN KUNST MUZIEK IN- EN UITVALLEN HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 15 APRIL 1930 TWEEDE BLAD Nog eenige korte aanteekeningen. De tooverlantaarn van Staphorst. Eere wien eere toekomt: DE MOTORRIJDERS. Hoe de „Steyr" eerbiedwekkend werd. Deze tocht zal ons door menig oogen- schijnlijk onbelangrijk détail in het geheu gen blijven. Als ik op het oogenblik bijvoorbeeld mijn gedachten raadpleeg, dan is het allereerst een vage geheugenflits die zich op den voorgrond dringt: plotseling ligt daar weer de donkere weg. De groote lampen spreiden een wiek van fel wit licht over grond, ber. men en boomstronken, die met een snelheid van 80 a 90 K.M. onder en langs ons ver. glijden. Af en toe verschijnt een huisje uit een blokkendoos in het lichtveld en springt weer weg in de duisternis die zich achter ons weer toesluit. O, er is heel weinig ven beelding voor noodig om nu te geloovern dat men in het land der sprookjes ver zeild is geraakt. Het licht, dat zoo overdadig uit onze lam pen straalt, onsteelt teere, in bonte kleeren gehulde vrouwenfiguurtjes aan de duister nis en onthult door zijn allesomvattende helderheid in een onderdeel van een secon de de pittige schoonheid van meisjes van Rouveen en Staphorst! Een seconde maar zien wij haar ultgeteekend op den fluweel- zwarten achtergrond. Zij springen roetej scherpe gilletjes slakend, weg achter hoo rnen en bermen en worden opgeslokt door den nacht. Maar als wij achter ons kijken, zien wij in de verte nog kleine blinkende glimplekjes van het goudgele metaal der oorijzers. Rouveen en Staphorst. DLe het midder nachtelijk uur hadden afgewacht om de stoet te zien passeeren! Stille dorpjes, die men nimmer ziet, en die nu, als door een groote tooverlantaarn geprojecteerd wer den op den achtergrond van den nacht. Even onwezenlijk als een droom, als een zotte gedachte. Maar ik hoor tusschen het gonzen van den motor door. nog die hooge, schelle stemmetjes van de Staphorster meis- kes. 1 Een ander tafereel. De eerste dag. Vrijdag middag. Een Noord-Brabantsch dorpje in veel zon. in de holle dorpsstraat de fameuze „kinderkopjes"; de hulzen degelijk, van ouden roocen baksteen, de boomen naakt nog, zonder blad, de blinden voor de ramen, alles o zoo netjes, o zoo hecht en degelijk en onverslijtbaar. Maar daar nadert, om den hoek van de oude stnaat een lange stoet vrouwen en mannen, zij zijn^met velen en gaan één voor één al ganzen achter elkander. Maar met gebogen hoofden, sprakeloos-sjok- kend, één twee. één twee. heel langzaam, en toch doelbewust. Het wordt ons spoedig dui delijk wat dit is en een schaduw trekt over onze zorgeloosheidVoorop gaan vier boerenjongens, wat witjes in hun Zon- dagsche pakken, zij zijn niet ouder dan 13 of 14 jaar en dragen een lichte baar. waarop een kleine kist rust. die bedekt is met een licht bruinen doek met een wit kruis Een kinderlijkje! Het is een beroerd gezicht, dat ze'fbewuste. zekere schrijden van deze oude stille menschep, achter de vier jongens met de baar. Dror het geheete land was de belangstel ling voor de elfsteden tocht heel groot. In Maastricht, waar wij tusschen half een en half twee passeerden en waar wij het eerste uur rust mochten doorbrengen, hadden zich vele menschen verzameld. Zoowel hier als elders werd het verkeer door de politie en de marechaussees geregeld. Voroal in Eindhoven en Groningen had men uitgebreide maatre gelen genomen om ons zoo vlot mogelijk weer kwijt te raken en gedurende den nacht, wer den de vele onbewaakte overwegen in ons be'ang. die op ons traject lagen, door rijks veldwachters of marechaussées bewaakt. Zeer zonderling reageerde de Jeugd van Anektoorn op hst verschijnen van de motor rijders en auto's. Wij snorden in pijlsnell; va.a-f. o-ver landwegen (^e nollMe leidde ons buiten den kom der gemeente) en overal st: r n Mcopjes jongens en meisjes die als er een wagen met een wedstrljdnum -.'c cr^i-v-en te teer srlne^n. over den grond rolden en ons ,uit puur enthou siasme?) expresselijk verkeerd den weg trachten te wijzen. Trouwens de belangstelling van de jeugd was overal heel groot. In Limburg stonden op lederen hoek van een hellenden of klim- menden dorpsweg jongens en meisjes die richting aangaven; geen overbodige weelde! Wij maakten graag gebruik van die kleine diensten, want men had het ons in het Limburgsche bergland lang niet gemakkelijk gemaakt. In het eerste artikel zei Ik u wellicht wat Ironisch mijn opinie over de moderne mo- tormenschen. Maar toen had lk die nog niet ln den wedstrijd zien rijden Sindsdien lk moet het eerlijk bekennen heeft mijn mee- ning zich gewijzigd. Zij zijn een apart ras. en zij zijn log en lomp dikwijls, deze motor - menschen in de har-de ongenaakbaarheid van hun lederen harnassen, bekroond door den ronden lederen helm. Maar het zijn dappere kerels, die 35 uren lang, dag cn nacht, onder afmattende om standigheden met de ratelende, stinkende motors onder zich, alle vermoeienissen en alle gevaren trotseeren, en als kleine duivels door den zwarten nacht schieten over natte wegen, door een vuilen dikken mist, die Iedere animo doodt, en langzaam verkillen doet. U moet ze gezien hebben, bedekt met vuil en zweet en helaas een keer, één van hen aan den kant van den weg, ln het hate lijke licht van een electrlsche lamp onher kenbaar door het bloed en deerlijk geha vend. Zij hielden vol. En ln de pauzes rookten zij een clgaret of staken de koppen in een teil met water. En dan sprongen zij weer op die kleine jakkerdingen (die een lawaai ma ken als een machinegeweer) den kop voor uit, de stekelige oogen star ln de verte ge richt, het lichaam onbewegelijk Er waren ook duo-berijdstersEr was er één die huilde van akeligheid, Vrijdag avond, toen zij 12 uur op het zadel had geze ten en de kille mistige nacht nog voor haar lag. De wedstrijd werd zeer snortief gestreden. Men stond elkaar met raad en daad terzijde. In den res-el zag men drie of vier auto's dicht bil elkander rijden. In de buurt van de vaste tijdcontroles gaf men elkander advies, en niemand die aan den kant van den weg stond werd gepasseerd, zonder dat hem de vraag gesteld werd: „kunnen wij iets voor u doen?" Onderling had men elkaar ai bijna men gegeven. Is dat niet echt Hollandsch? De dames in onzen wagen spraken van de ..kleintjes". Dat waren onze voorrijders. Twee pootïee zwaar-gebouwde kerels in een open F. N. Sport. En daar had je „het echtpaar". De burgemeester van Hattum met zijn vrouw, die uitnemend reden en het tra ject ook met nul strafounte naflegden. Ach ter ons zat ,,de Zeeuw". Een leuke kerel uit Goes, die ons met raad en daad bijstond op de Zeenwsche wegen en met wien wij de laatste geheime controle vlak voor Breda (de finish) precies geliik namen. Die controle overrom- r-elde ons. Wi1 hadden er zóó dicht bij het einde, niet meer op gerekend. „De Zeeuw" en wij hadden een behoorlijken voorsprong genomen, en daar wapperde plotseling op honderd meter afstand de roode vlag. Op hetzelfde oogenblik reden we langzamer dan stapvoets, om nog een minuut te winnen. En zoo kropen de Chevrolet en de Steyr. precies naast elkaar, als slakken over den weg; en wij liepen geen van beiden strafpunten op. Dat waren aardige dingen. De elfstedentocht is dus ook ditmaal weer een groot succes geworden voor de Bre da'sche motorclub „de Baronie", die een woord van dank en hulde verdient, voor de uitnemende wijze, waarop zij deze moeilijke onderneming had georganiseerd. Wij zullen steeds met veel plezier terug denken aan deze interessante race door elf Nederlandsche hoofdsteden; de „Steyr" bracht ons Zondagavond weer thuis. Hij zag er eerbiedwekkend uit, n'et-waar. bedekt als hij was, met het stof van elf provincies! L. A. KUNST ZIJ ONS DOEL. Een aantal der leden houdt- thans in het Waaggebouw een tentoonstelling; een onder onsje, buiten clubverband. Daardoor missen wij een reeks van vaste comparanten dit: maal soms tot onze vreugd, soms tot een gevoel van gemis. Het goede aan het geval is voorzeker dat een eenigszins homogene coTectie met inzicht gerangschikt, ontstaan is die zich prettig laat overzien. De samen- ste'lers dezer collectie keeren zich mis schien terecht in deze lokaliteit tegen schilderijen van groote afmetingen en plaat sen als motto boven hun geschreven catalo gus een citaat uit Roland Hoist's Maukes- artikol. waarin over kleine kamers en groote schilderijen gesproken wordt. De geleerde schrijver heeft natuurlijk nimmer willen zeggen dat kleine schilderijen wèl. en groote geen scheppingen van kunst zijnhet ging over maatgevoel en verhouding, en dan is dat in deze omstandigheden misschien wel een handig citaat van de exposeerende Doelisten. Wordt door de inzending van Mevr. Wou- tersenvan Doesburg dit inzicht gedemon« streerd? Of is het louter toeval dat deze schilderes, die slechts zelden en dan met portret-miniaturen hier exposeert, thans éen enkel klein, zeer klein schilderijtje stuurde, doch welk stilleventje vol is van kleine en fijne qualitelten, die door charme en kundig heid van doen, hare verwantschap met de Amsterdamsche Allcbé-dames vertoonen. Grootens' schilderij „Ons Tuintje" kreeg aan den langen wand een eereplaats. Over den veelkantigen schilder, die Grootens is, schreven wij vroeger uitvoerig. Uit dit tuin tje waait een rustieke vroolijkheid, als uit de Beyersche bergen. Het zou een blad uit den goeden tijd van de Münchener „Jugend" kunnen zijn en dat dan op een savante wijs geschilderd, ln een émail-glanzende, zuivere techniek. Hoe ingetogen daarnaast is het „Crucifix met bakje" dat als een souvenir in den schemer van verlaten dingen aandoet. Heuff bleef zich zelf gelijk en dus ongelijk van waarde. Mij is hier het liefst het schilde rijtje van Haamstee in den morgen. Laat het dan zijn in de visie der Haagsche School, het is die visie waarmee onze jeugd ver trouwd was en waarmee een schilder als Heuff zijn liefste betrekkingen bleef onder houden, Want al zit het nieuwste werk. zooals het „Scheepsjournaal" ook vol toe neiging voor de jongste bedoelingen eener nieuwe zakelijkheid, de Hagenaars liggen Heuff nader aan het hart dan een Jongere als Dirk Nijland. Nijland schildert zoo'n ge val inderdaad zakelijk, zoo'n scheepsmodel- let je tegen een fond van bedrukt papier uit atlas en journaal, knap, maar nuchter. Nuchterheid is bij Heuff gedwongen fraaiigheid, hij houdt het ook niet consequent vol: zie de neerhangende vlag van het soheepje, dat in een anderen toonaard staat dan de rest. Smaak heeft Heuff, zijn Hout haven in Amsterdam, minder geschilderd dan wel een met kleur Ingevulde teekenlne, trekt onmiddellijk aan door een fljnstemmig accent in de grijs-groene kleuren, waardoor een aarzeling in den vorm van een stuk hier en daar, gemasqueerd blijfi Geert Huyser is een schilder van duidelijk zichbare kundigheid en algemeene eruditie. Daarbij een vlug waarnemer en misschien van een te onrustigen aard om zonder moeite tot concentratie te komen. Gemakkelijk heeft zoo iemand het niet. Hun vlotte no tities zijn het geslaagds te deel van den ar beid, daarbij heeft hun geest soms zelfs hun geestigheid vrij baan. De overwegin gen voor een voldragen schilderij zijn hun vaak knellende banden. Toch overwint Huyser in de schilderij Sidi-Bou-Saïd (een Afrikaansch landschap met stad» zich zeil, en vertoont er de fijne qualite.n van zijn geest in gebonden vorm. Of dit schilderij nu, bij het raam aan den langen wand, (de ca talogus vermeldt twee gelijknamige werken, beide nr. 35 gemerkt) zooveel gunstiger te zien is, dan toen het indertijd bij mij op den Kruisweg hing en de schilder over de plaat sing ontevreden was, betwijfel is. Mejuffrouw Marcus heeft schlldersquall- teiten. Zij roert zich, grijpt nu hier dan daar en verrast ons nu en dan. Nu weer een wel doordacht stilleven in een korrelige factuur en met een warme kleur Ook in een zelf portretje zit muziek. De houtsneden zijn nog probeersels en voor uitgesproken dingen, van te goedkoop effect. Gerbrands laat eenige kleine, decoratief opgevatte en zorgvuldig uitgevoerde paneeltjes zien: een Merel, een Hortensia, een Spiegelpauw, die de charme van een oua-Vlaamsch behang benaderen. Van de jongeren vindt ge hier thans Jan Veringa, die technisch veel in zijn vingers en het hoofd vol herinneringen heeft, die een fijne neus bezit voor de mogelijkheden van zijn verschillend materiaal en een geest die vaardig is om ze toe te passen. Zijn twee duiven op zijde geschilderd, zijn aanlokkelijk en gracieus. Dan is er Jan Dik die in een tee- kening van de Tochtsloot van Knollendam een mooie belofte voor heel zuiver en klaar werk aflegt en een mejuftr. Giesberts die voorloopig tevreden moet zijn met de ver melding van een Ekster die de bekoring van een vroeg-Japansch riet-teekeningetje heeft. Of het procédé (gombatik) daartoe heeft bijgedragen laat ik in het midden. De por- tretteekeningen zijn misschien beloften, al zou lk ze dan in hun tekortkomingen minder gedecideerd, in hun verdienste meer beschei den wenschen. 13-4-"30. J. H. DE BOIS. PIERRE MONTEUX ET L'ORCIÏESTRE SYMPHONIQUE DE PARIS. Het mocht een waagstuk schijnen om met een vreemd orkest in het Concertgebouw te Amsterdam een concert te komen geven, welks programma niets dan zeer bekende werken vermeldde de uitkomst heeft be wezen dat het geen waagstuk was. Of de be wondering en sympathie die de dirigent Pierre Monteux in de Amsterdamsche (en ook Haarlemsche) muzikale kringen heeft verworven, of wel de nieuwsgierigheid om trent het orkestrale peil der Seinestad de grootste aantrekkingskracht hadden ge vormd, moge in 't midden blijven: de groote zaal was uitverkocht, het podium ook, en zelfs de z.g. blauwe zaal, achter het balcon, die rood ziet. had men moeten openen om de massa der bezoekers te bergen. Een half uur vóór den aanvang werd reeds queue ge maakt en zóó groot was de voorverkoop ge weest dat ik alleen door de zeer gewaardeer de welwillendheid van den administrateur, den heer Pierik, nog een paar plaatsen voor ons blad bekwam. Onder de aanwezigen merkten we o.a. den Franschen gezant, den Commissaris der Koningin en meer Haar lemsche muziekliefhebbers op. Monteux werd bij zijn verschijnen door een allerhartelijkste ovatie begroet. Alle aanwe zigen stonden op en'minuten lang scheen het applaus te duren. Onmiddellijk daarna werd een aanvang gemaakt met de vertolking van het zeer omvangrijke programma. Dit be vatte: Ouverture „Le Carnaval romain" van Berlioz, Symphonle van César Franck. In troduction de „Fervaal" van Vlncant d'Indy, „Deux Nocturnes" en „Prélude h l'Après- mldl d'un Faune" van Debussy en de Suite „Daphnls et Chloé" van Ravel. Zooals men kan zien een zeer uitgebreid programma. Met uitzondering van het voor spel van „Fervaal" kenden we al bovenge noemde werken in de interpretatie van Mon teux en onze aandacht was dus allermeest op de praestatie van het Parijsche orkest ge richt. Dit door Monteux gevormde en ge leide ensemble bestaat nog niet lang: nog geen twee jaren. Het strijkorkest bestaat uit 14 eerste, 12 tweede violen. 10 alten, 10 colli en 8 contrabassen, en is dus, wat de violen betreft minder sterk bezet dan het Concert gebouworkest Dit verschil in relatieve sterkte was bemerkbaar; daar ik evenwel aan de zijde der 2de violen zat. is het mogelijk dat daardoor de klank der eerste violen mij be trekkelijk zwak leek. Ook schijnt mij de vioolklank nog niet zoo geheel tot een sonore eenheid opgevoerd als dit bij het Amster damsche orkest het geval is. Maar het en semble bezit zeer virtuoze kwaliteiten, het bestaat uit voortreffelijke instrumentalisten en zal dus bij langere samenwerking vermoe delijk die hoogere eenheid ook verkrijgen. Het blazerscorps is zonder uitzondering uit muntend. Techniek, timbre, intonatie, alles is perfect. Na de brillante vertolking van Berlioz' Ouverture toonde reeds een uitbundig ap plaus de bewondering der hoorders; na de vurig en vol stuwende kracht gespeelde Sym- phonit werd het applaus een ovatie en toen Monteux zich ostentatief tot het frontbalcon richtte en zelf hulde scheen te betuigen, merkten we daar Willem Mengelberg op, die naast Mevr. Monteux en José Iturbl gezeten was. Maar nu stonden beide kunstenaars, en Mengelberg klapte en klapte en huldigde zijn collega Monteux op grootschere wijze dan een der overige aanwezigen vermocht. Wie is er die als hij de techniek en de moei lijkheden kent. de hoedanigheden kan be- oordeelen? Een krans van het Concertge- bouwbestuur werd toen „aan het orkest en zijn eminenten leider" aangeboden. De klanbsonoriteit viel in het tweede pro- grammadeel nog meer te bewonderen, voor al ln de zachtere tinten. Mooi werk leverden de strijker* in d'Indy's voorspel; het aller mooiste echter gewerd ons ln de werken van Debussv. Daar was een vage. sprookjesach tige, immaterieele sfeer, zooals we dat zeer zelden genieten. Dat was Debussy zooals hij gespeeld moet wurcien; wonderen van teer heid en fijnheid. Monteux dirigeerde alles uit het hoofd en gaf met verbazingwekkende vaardigheid en kennis alles aan. Het werk van Ravel kon ik niet meer blijven hooren met het oog op het late uur, maar we hebben dit op een Bachconcert van hem genoten, en ik twijfel niet of de slotovatle zal nog grooter geweest zijn dan die vóór de pauze. Het programma was een beetje te lang en ondanks dit niet vrij van eenzijdigheid. Hoe het Parijsche orkest de klassieken kan ver tolken hebben we nog niet gehoord. Maar de Fransche muziek, en speciaal de nieuwere speelt het met een verve, een élan en een raffinement en noblesse van klank, die het tot een eerste-rangs-ensemble stempelt. We zijn blij en dankbaar dit gehoord te hebben Onder zijn eminenten leider zal het zeker nog groote triomfen behalen. KAR EL DE JONG. KUNSTAVOND INSTITUUT VOOR ARBEIDERSONTWIKKELING. Het gelukte het bestuur van het L V. A. voor dezen avond bijeen te brengen een zangkoor, een strijkkwartet, twee klaver- spelers: vogels van diverse pluimage welis waar, maar die een schoon woudconcert aanstemden, waarnaar met aandacht viel te luisteren. Haydn, Mozart. Debussy waarlijk niet zoo'n slechte combinatie; Debussy vertegen woordigd door een werk dat ook voor den oningewijde licht is te verstaan, n.l. zijn Suite voor vier handen. Hier vonden zich bijeen de heeren Mart. J. Lürsen en Jac. Zwaan een combinatie die mij aanvankelijk ietwat bevreemdde, maar die, na de uitvoering welke ik hoorde van Debussy's werk, geen teleurstelling bracht. In den stroom van he: sterk stuwende spel van Mart. J. Lürsen vond de meer koel berekende na uur van Jac. Zwaan wel schier overal gereede aanleiding, zijn eigen opvatting te modelleeren naar die van zijn partner, die de eerste klavierpartij ver vulde. En dat er uit zulk een combinatie iets goeds kan geboren worden, beleefden wij Ln dit weinig gespeelde werk nog eens, toen Willem en Hendrik Andriessen het uitvoer den in den Stadsschouwburg en de Laatste nog stond in het midden van zijn pianistl- schen groei- De muzikale intelligentie doet Ln zulke oogenbllkken alles, en de spontaneï teit van het musioeeren brengt verrassing op verrassing. Zoo was het ook nu bij Lürsen en Zwaan een zuivere twee-eenheid, die vooral in het slotdeel leidde tot verrassende hoogtepunten Vreemd overigens, deze Suite. Twaalf Jaren na 't bekende „Prélude h I'Après-Midi d'un Faune" gecomponeerd, ln den tijd van de eerste serie der Images, en nog na de vol tooiing van „Pelléas et Mellsande", komt zij o.4s voor, veel ouder te zijn dan een van ge noemde werken, die alle zoo sterk den kleurenfantast verraden. Met bijzondere mid delen werkt Dobussy hier niet, al hebben in 't slo deel de harmonieën der groote sep- timen een frappante uitwerking. De Suite was dan wel voor eikeen naar den Inhoud te verstaan, en de bijval die den spelers gewerd kon er slechts te hartelijker om zijn. Want de waardeering voor de uitvoering (we merkten het weer bij die van het koor werk van Orlando di Lasso), vindt nagenoeg geen weerklank in het applaus, zoo de zin van het werk. hier daarenboven op Oud- Duitschen tekst, niet wordt verstaan. Anton Krelage met zijn „Stem des Volks" deed hier buitengewoon mooie dingen, maar dit werk („Die fette Gans") maakt blijkbaar geen in druk, ging als onbegrepen voorbij. Met het stukje waarin Hendrik Altink ln het zog WiertsOlman vaart, beleefde hij daaren tegen een uitbundig succes. Zeer mooi, want uitstekend geregistreerd, zong het koor Men delssohn's „Die NachtigaU", en de uitvoe ring van het immer machtige „Morgenrood- van Otto de Nobel was Indrukwekkend. .,De Stem" had wel een zeer goeden avond. Dan werden voorts op dit concert nog Haydn en Mozart naar den geest juist aange voeld door het strijkkwartet, dat zich rond den Haagschen architect J. B. Lürsen groep te tot een geheel, dat ln staat zal blijken, nog veel mooie dingen te doen. Vooralsnog was het meeste te waardeeren ln de beide langzame mlddendeelen van Mozart's kwar tet no. 5 en Haydn's no. 13. En ook hef, hoofd allegro bij Mozart was een voorbeeld niet alleen van mooi gevoelig samenspel, maar had ook technisch bijzondere verdiensten. De slotdeelen van beide werken kwamen het minst tot hun recht; bij Haydn voornamelijk hierom, wijl in de hoogste liggingen de vecl- eischende party der eerste viool niet die zuiverheid van intonatie had, die een schoon klankgeheel mogelijk maakt. De viool van den heer F. Eb en lijkt mij daarbij op de e-snaar niet ,,dlk" genoeg, om zich ook ln uiterste gevallen aan te passen aan tweede viool, alt en cello, resp. bespeeld door de heeren L. J. Wolthers, J. B. Lürsen en MeJ. RSeki de Visser. In tusschen is deze Haydn- finale meer een vioolconcert dan wel een kwartetdeel en het stelt aan de uitvoering de allerhoogste eischen. Ook in deze uitersten nog te geven blijven den geest der muziek, houdt voor dit Jonge gezelschap waarlijk geen geringen lof ln. De heer H. Lindeman had als voorzitter van het I.V.A. den avond met een toepasse lijk woord geopend. G. J. KALT. DANS-AVOND TILLY SYLON. Het Is op zich zelf merkwaardig dat de be langstelling van het publiek zóó groot bleek, dat Tilly Sylon zich de weelde kon veroor loven een reprise te geven van haar jongste optreden met haar leerlingen. Wederom was de schouwburg aan den Jansweg gevuld met een uitermate geestdriftig publiek, dat der danseres en haar leerlingen zeer gezind was. Het programma was zoo goed als ongewij zigd en wij kunnen dus naar de vorige re censie van den heer K. de Jong verwijzen. Wederom verleende de H.O.V. onder lei ding van Marinus Adam, medewerking. De Suite ..Casse Noisette" (Tsc-haikowsky) cn het Sprookje van Moeder de Gans, van Ravel vormden ook nu weer het belangrijkste dee! van het programma. Tilly Sylon zagen wij voorts in S. Rachmaninoff's Prelude <De geketende) met veel overgave solo-dansen. Voor het overige was het programma on gewijzigd, zoodat wij met deze korte no titie kunnen volstaan. WEISS-QUARTET. Onder auspiciën deT NV. Internationale Conceridirectie Ernst Krauss za! het Wiener Welss-Quartet, bestaande uit de dames Lily Weiss (le viool), Lotte Sclka (2e viool), Lo:te Hammerschlag (alt), en Beatrice Relchext WAT MOT JIJ Men zegt. dat er op zekeren dag ergens ln een postkantoor in Nederland iemand kwam aan het loket voor de postzegels en dat de ambtenaar achter het loket een poos geen notitie van hem nam. maar zich plotseling tot hem wendde met de vraag: „Wat mot jij!" Hierop zou de man gezegd hebben: „ik mot niks. maar Jij mot me een postzegel van vijf centen geven". Waar dat gebeurd ls en wanneer, kan lk niet zeggen, maar daar lk het granje mis schien veertig Jaar geleden voor het eerst gehoord heb. kan het wel een halve eeuw oud rijn. Het kenschetst een bee'Je de ver houding. waarvan men mpende. dat die be staat tusschen "ost en publiek en ofschoon lk niet zou willen zeggen, dat iedere post- amKt-naar zoo optreedt teven leder publiek, wordt er toch wel eens geklaaed over de stroefheid van postambtenaren. Eigenaardig genoeg Is de reputatie van die van de tele grafie wat beter. Er waalt evenwel a! sedert een poos een frissche wind in de rev'onen van het hoofd bestuur van Post. Telegrafie en Telefonie, kort gezegd P. T. T. Dat bleek al toen de post ons vriendelijke raadgevingen schonk, al wa ren re dan ook vergezeld van mlsteekende nrentjes van Ton van Tast maar het ls nu weer opnieuw gebleken, omdat de directeur- generaal er op gewezen heeft, dat werk zaamheden. zooals het ootel'en van staten en registers door de loketambtenaren, wach ten moeten tot rustige momenten of uitge steld tot na aflooo van den dienst. Ja. menige Nederlander heeft zich daar wel al eens aan geërgerd, wanneer hij voor het loket van zijn postkantoor stond met een girobiljet of een nostwlssel cn het moest aan zien. dat de ambtenaar rustigjes staten in vulde. terwijl hij. de klant zelf. stond te stampvoeten van ongeduld om weg te ko men. Dat mag nu niet meer, de directeur heeft het zelf gezegd en wij mogen er toch op rekenen, dat de ambtenaar zich daaraan zal houden. Doet hU dat niet. dan ken ik een oractisch middeltje: even een briefkaart koopen aan het postzegelloket, de bijzonder heden van de klacht met dag en uur er op schritven en de kaart adresseeren aan het hoofdbestuur. Dan zal het uit zijn. Men moet niet denken, dat het hoofdbestuur een der- gelijken ambtenaar, die het voorschrift ne- eeert, in bescherming neemt; Integendeel, hij zal er zeker een opmerking over krijgen en het wel uit zijn hart laten om het weer te doen. Het gaat goed bij de post. Ik hoop den dag nog te beleven, waarop de post even populair ls als bijvoorbeeld nu de verkeerspolitie. (cello) een tournee door Nederland maken. Het ensemble zal Zondagmiddag 20 April (le Paaschdag) in ..Diligentla", Den Haag; Maan dagmiddag 20 April (2e Paaschadg) in de Groote Nutszaal te Rotterdam en Dinsdag, 22 April in de kleine zaal van het Concert gebouw te Amsterdam concerteeren. DE WERKZOEKER. HIJ VOND GEEN WERK, WEL VERF. In Februari zocht een werklooze arbeider te IJmulden werk. Hij nam daarbij zvjn weg over het terrein der Ballast Maatschappij en vond daar. zoo maar 'n beetje onder 't zand, een waardevolle bus verf. Den volgen den dag ging hij weer werk zoeken en daar vond hij waarlijk alweer zoo'n bus verf! Je moet het maar treffen! Hij vond het ten minste een hecle „bof" cn bood de bussen bij een schilder te koop aan voor 20. Maar toen lekte het uit, dat er net zulke bussen verf vermijt werden uit het machine gebouw van de sluiswerken te IJmulden. Zoodat er van het verhaal van het „vinden"* van de bussen op grond van de Ballast Mij. niet veel overbleef. De Politierechter, dio deze zaak Maandag te behandelen kreeg, geloofde er tenminste niet veel van. Porceleinen zekeringen werden ook al uit het genoemde gebouw vermist en gevonden ln de kist bij den werkzoekenden arbeider thuis. Deze diefstal bekende hij, de eerste bleef hU hardnekkig ontkennen. De zeke ringen had hij van „Waterstaat" dit de partement van bestuur was de eigenlijke eigenaar weggenomen, omdat hij een motor voor zijn zagerij wilde hebben. Met die zekeringen wilde hij dus blijkbaar den grondslag leggen voor dezen motor. Het O. M. gispte gestreng de hou ding van den verdachte, die zoo tegen alles ln bleef volhouden dat hij de bussen verf had gevonden en eischtc twee maanden gevangenisstraf. Daar verdachte nog nooit veroordeeld was, wilde de Politierechter het nog eens met hem probeeren en legde hem een voorwaar de'ij ke gevangenisstraf van 3 maanden op met een proeftijd van 2 Jaar. AGENDA Heden: DINSDAG 15 APRIL. Schouwburg Jansweg: Film-avond Ken- "emer-Vereenlging voor Jeugdherbergen. 8 uur. Stadsschouwburg: „Elias weet het beter!" 8 uur. Gem. Concertgebouw: Ver. Kunst aan het Volk, Het Concertgebouw-Sextet. 8. 15 uur. De Kroon. Vereeniging Koninginnedag, Ledenvergadering. 9 uur. Hotel Lion d'Or, Volksbond tegen Drank misbruik. vergadering. 8.3 Ouur. Rest. Brinkmann. N V. ..De Hout en Steen- werf'. aandeelhoudersvergadering. 3 uur na middag. N.V. Lourens Coster, aandeelhoudersver gadering. Groote Houtstraat 93. 3 u. n.m. Palace: „Als New-York slaapt". Tooneel: Rigo Amati and Sylvia. 8.15 uur. Luxor-Theater: .JDe Piraten van de Hud son" en ..Circusschandalen". Tooneel: El- wino. 8.15 uur. Rembrandl-Theater: „Dobbelsteenen van 't Noodlot". Tooneel: 3 Worcester» 7 en 9 15 u. Standaard-Theater. ..5000 dollar beloo- nlng" en ..Max. de Kon'ng van het Circus". Tooneel: Harry Hart. 8.15 uur. WOFNSD.AG 16 APRIL. Prinsenhof: Statenzaal, Gemeenteraads vergadering, 1.30 uur. Stadsschouwburg: „Flentje Beulemans", 8 uur. Bioscoopvoorstellingen *s middags en des avonds. Teyler's Museum, Spaarne 16. Geopend op werkdagen van 11—3 uur, behalve 's Maan dags, toegang vrij.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 5