H. D. VERTELLINGEN. FLITSEN STADSNIEUWS DE WEG ÏOT HET HART HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 15 APRIL 1930 (Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden). De Menuet door GUY DE MAUPASSANT. „Gtroofce ellende en narigheid laten mij vrij wel onverschillig", zei Jean Bridelle, die voor een scepticus doorging. „Ik heb den oorlog van. dichtbij gezien, ik heb menschen ver moord zonder dat ik medelijden met hen bad. Wij stooten kreten van verontwaardiging of afschuw bij het zien van de grove wan daden, die de natuur of de menschen soms bedrijven, maar zoo'n kleine samentrekking in je hart, zoo'n rilling, die je opeens over den rug gaat, voel je alleen bij intens zielige kleinigheden. De grootste smarten, die er op de wereld bestaan, zijn wel het verlies van een kind voor de moeder, en het verlies van zijn •moeder voor een man. D,at zijn vreeselijke dingen, die alles kapot maken en verscheuren; onaar toch komt men dergelijke dingen te boven, evenals groote bloedende wonden, ook zijn er ontmoetingen, onverwachte dingen, die v.oor ons de poort van het geestelijk Jijden ontsluiten en ons binnen laten in een wereld van smartelijke gedachten, en die in onze ziel een spoor van droefheid achter- la:en, een bitteren smaak, een ontgoocheling die wij dikwijls nooit meer kwijt raken. Ik heb steeds een stuk of twee, drie din- vcn voor oogen, die waarschijnlijk niemand anders zal hebben opgemerkt en die in mijn ziel zijn binnengedrongen als een lange, spitse naald, die een ongeneeslijke, maar bijna onzichtbare wonde achterlaat. Misschien zullen jullie zoo iets niet be grijpen. Ik zal jullie één geval vertellen. Hel is lang gelsden gebeurd, maar ik herinner het mij als de dag van gisteren. Ik ben nu. vijftig. Ik was toen jong en stu- deerde in de rechten. Ik was een d roomer, vaak met sombere gedachten, en ik hield niet van volle cafés, of schreeuwerige vrien den, of domme meisjes. Ik stond vroeg op; en ging dan, louter voor mijn plezier, in den tuin van het Luxembourg wandelen, om een uur of acht morgens. Hebben Jullie dien tuin niet gekend? Het was net een tuin uit een vorige eeuw, die door de menschen vergeten was, een tuin als de zachte glimlach van een oude vrouw. Hooge hagen sloten de smalle, rechte paden af, keurige, gesnoeide hagen, waaraan geen takje te lang was; zoo af en toe kwam men een perkje tegen, of groepen kleine boompjes, die gerangschikt waren als een troep wan delende schoolkinderen, verzamelingen prach» tlge rozenstruiken of heele regimenten vrucht boomen. Een heele hoek van dat sprookjesachtige park werd door bijen bewoond. In hun lichte strooien huizen stonden den heelen dag de deuren wijd open naar de zon, als de ope ningen van een ontelbaar aantal vingerihoa den en overal kwam men de gonzende gouden hommels tegen. Daar ging ik bijna lederen ochtend heen, Ik ging op eeft bank zitten lezen. Dikwijls liet ik het boek in mijn schoot glijden om een beetje te droomen, om om mij heen mijn geliefd Parijs te hooren leven, en te genieten van de oneindige rust in dien ouden tuin. Maar ik bemerkte al gauw, dat ik zelfs op dat uur van den dag niet alleen kon zijn In mijn tuin, en verscheidene malen kwam ik er een wonderlijken ouden man tegen. Hij droeg schoenen met zilveren gespen, een ouderwetsche korte broek, een tabaks- kleurige J.as, een kanten jabot en een vreem den hoed van grijs langharig vilt, met een reusachtlgen rand. Hij was mager, erg mager, hoekig bijna, en glimlachte altijd. Zijn kleine levendige oogjes schoten van den eenen kant naar den andere onder dé steeds knipperende oog' leden en hij had altijd een pradhtigen stok met gouden knop in de hand, waai' hij erg aan gehecht scheen te zijn. Eerst wekte hij niets dan verwondering in mij op, toen begon hij mij belangstelling in te boezemen. Ik begon naar hem uit tc kijken hem te volgen, mij achter de boschjes ver bergende om niet door hean gezien te wor den. En op een morgen, toen hij zich alleen waande, begon hij een paar zonderlinge be wegingen te maken: eerst een paar kieir.e sprongetjes, daarna een révérence, toen maakte hij met zijn magere beenen een lang niet onsierlijke luchtsprong, een stuk of wat pirouettes, hief de armen op, hief ze boven zijn hoofd, met een glimlach op zijn gezicht alsof hij een groot publiek voor zich had en boog toen dankend naai- alle zijden- Hij danste! Versteend van verbazing bleef ik staan, terwijl ik me afvroeg, wie er nu eigenlijk gek was, hij of ik. Hij deed een paar passen achteruit, kwam toen weer naar voren, en dankte nogmaals met een stralenden glimlach en een paar kushanden, die hij met zijn bevende hand aan een paar kastanjeboomen toewierp. Toen hervatte hij met een ernstig gezicht zijn wandeling. Van dien dag af verloor ik hem in den tuin nooit uit het gezicht, en lederen mor gen herhaalde hij zijn voorstelling in een afgelegen hoekje. Langzamerhand begon mij een dolle lust te bekruipen om hem aan te spreken. Ik waagde het er op, en op een morgen groette ik hem, en zei: „Heerlijk weertje vandaag, mijnheer". Hij boog. „Ja mijnheer, het Is net of we den goeden ouden tijd weer terug hebben". Acht dagen daarna waren wij vrienden en kende ik zijn geschiedenis. Hij was ballet- meester aan de Opera geweest, In den tijd van Lodewijk den vijftienden. Zijn mooie wandelstok was een cadeau van den graaf de Clermont geweest. En als men hem het woord dansen maar noemde, kwamen er alle mogelijke verhalen en herinneringen los. Op een dag vertrouwde hij me toe: „Tk ben met la Castris getrouwd, monsieur. Ik zou u wel aan haar willen voorstellen, maar zij komt hier pas over een poosje. Deze tuin Ls de vreugde van ons leven, ziet u. Het is alles, wat ons van vroeger is over gebleven. Het is net, of wij niet verder zou den kunnen leven, als wij dien tuin niet hadden. Hij is zoo oud en stil, hè? Het is net, of alles hier nog net is als toen ik Jong was. Mijn vrouw en ik zitten hier altijd den hee len middag. Ik ga's morgens ook nog, want ik sta altijd vroeg op". Zoodra ik koffie gedronken had. ging ik naar het Luxembourg terug, en weldra vond Ik mijn vriend, die vol zorg en eerbied aan ziln arm een heel klein oud dametje leidde. !n het zwart gekleed. Hij stelde mij aan haar voor. Het was la Castris, de beroemde dan seres. die door koningen en prinsen bemind was en verafgood door een bewonderend pu bliek. Wij gingen on een bank zitten. Het was in de maand Mei. In de keurige paadjes hing een zachte bloemengeur: de warme zonne stralen gleden tusschen het gebladerte door en wierpen lichtvlekken on onze kleeren. De 1anon van la Castris leek als doordrenkt met licht te zijn. De tuin was leeg. In de verte hoorde men de rij tui ven rol'en. „Vertelt u mij eens", zei ik te^en den ouden danser, ..hoe de menuet was?" Ik zag een lichte rilling door hem heen gaan. „De menuet, mons'eur. dat is de koningin der dansen, en de dans der koninginnen, begrijpt u? En nu er geen koningen meer zijn, is er ook geen menuet meer". En hij begon een lange lofzang op de oude menuet te zingen, waar ik niet veel van be greep. Ik vroeg hem mij de verschillende passen uit te leggen, de standen en bewegin gen. Maar hij raakte in de war, en werd ze nuwachtig van zijn eigen machteloosheid. En plotseling wendde hij zich tot zijn oude gezellin, die al dien tijd zwijgend en ernstig geluisterd had: „Elise, wil je, willen wij monsieur even la ten z'en. hoe het was?" Zij keek onrustig naar alle kanten om zich heen, stond toen zonder "een woord te zeggen op en ging tegenover hem staan. Toen zag ik iets, dat ik nooit vergeten zal. Zij dansten, bogen elkaar toe, deinden van elkaar weg als twee oude poppen op een muziekdoos, twee oude, veel gebruikte pop pen, die eens, lang geleden, met zorg in elkaar gezet waren door een geduldig knut selaar. Terwijl ik naar hen keek voelde ik een wonderlijke ontroering in mijn hart. Het was mij of ik tegelijkertijd iets intens zieligs en iets bijna belachelijks zag. Ik wist niet of ik lachen of huilen zou. Plotseling bleven zij stil staan. De dans was uit. Een paar seconden bleven zij tegen over elkaar staan, met een glimlach op hun gezicht, toen omhelsden zij elkaar en snik ten. Drie dagen daarna ging ik uit Parijs weg. Ik heb ze niet weergezien. Toen ik weer te rug kwam had men den tuin afgebroken. Wat is er van hen geworden zonder hun lieven ouden tuin, met zijn smalle paadjes, zijn geur, die aan het verleden herinnerde, en zijn keurige hagen? Zijn zij dood? Of dwalen ze nog door de straten als verbannenen, die geen hoop meer hebben? Dansen zij, als een beetje potsierlijke geestjes, tusschen de donkere cypressen van een kerkhof hun fantastische menuet? De herinnering aan hen vervolgt mij steeds, doet mij pijn, martelt me. Waarom? Ik weet het niet. Jullie vinden het zeker een beetje bela chelijk? VEREENIGING VAN VRIJZINNIGE HERVORMDEN. ALGEMEENE LEDENVERGADERING. Onder leiding van den heer G. J. Kroese hield Maandagavond dé Vereeniging van Vrijzinnige Hei-vormden alhier haar alge= me ene ledenvergadering in het gebouw van den Protestantenbond. De voorzitter bracht in zijn openingswoord hulde aan de nagedachtenis van het verleden jaar overleden bestuurslid Dr. J. P. J. Goed koop. Voorts bracht spr. hulde aan de groote werkkracht van het wegens vertrek afgetre den bestuurslid Mr. Dr. Tom Kruijff. Aan het jaarverslag van den secretaris, den heer J. N. Mazée, is het volgende ontleend: Dank werd gebracht aan Dr. Weener, predi kant bij de Ned. Herv. Gemeente alhier, voor de medewerking die hij den Vrijzinnigen Hervormden altijd verleent, os. door het af staan van drie predikbeurten. Ook dit verslag memoreerde het verschel den van Dr. Goedkoop en den heer Marsman en het vertrek van Mr. Dr. Tom Kruijff. Het aantal leden is 256. Het verslag van den penningmeester, den heer J. D. De Bruyn, maakte melding van een nadeelig saldo van f 29.09. In de plaats van Dr. J. P. J. Goedkoop, Mr Dr. Tom Kruijff en Dr. J. Steenhuis (die niet herkiesbaar was) wérden gekozen: Mr. L. V Hoog en de heeren P. Jongbloed en J. D. Rutgers van der Loeff. Besloten werd de Kerkelijke Commissie en de Commissie voor de Propaganda op te heffen. Naar de provinciale vergadering werden afgevaardigd mevrouw Verwey, Ds. Trouw en dê heer De Bruyn. Als afgevaardigde naar de algemeene ver gadering werd aangewezen ds. Trouw en als diens plaatsvervanger Dr. Steenhuis. Na rondvraag werd de vergadering geslo- tén. HYPOTHECAIRE BELEGGINGSBANK. Wij ontvingen het verslag over het jaar 1929 (het 13e boekjaar) van de N.V. Hypo- thecaire Beleggingsbank alhier, waaraan het volgende is ontleend. In het jaar 1929 zijn bevredigende resul taten verkregen. Voorgesteld wordt, van de winst a f 7.627,31 als extra bijdrage aan het Reservefonds 1000 toe te voegen en verder te reservee ren voor diverse belangen, waaronder be lastingen, 600. Van de dan overblijvende winst van f 6.027.31 kan worden uitgekeerd: 4 1/2 pet. over het bedrag der onverplichte stortingen a f 28.800, dus: f 1.296; aan dividend 7 pet., aan tantièmes f 1.046.20, aan het Reserve fonds f 523.09 en aan het Uitlotlngsfonds voor oprichtersbewijzen f 959.01, terwijl f 74.46 overblijft alé onverdeeld dividend. Het reservefonds bedroeg op 31 December 1929: f 16.529,34 en zal door de thans voor gestelde stortingen dan bedragen f 18.052.43. De jaarlijksche algemeene vergadering van aandeelhouders wordt gehouden op 25 April aanstaande. VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1574 Baby wacht tot moeder hem heeft ingestopt en de kamer is uitgegaan aha, zij heeft hem vastge speld BOUWVAKBOND „ONS BELANG" FEESTAVOND IN „BLOEMHOF". Ter gelegenheid van haar éénjarig bestaan gaf de afdeeling Haarlem en Omstreken van den Bouwvakbond „Ons Belang" Zaterdag avond een feestavond in het gebouw „Bloem hof". Den voorzitter, de heer A. C. J. de Wit, sprak een openingswoord waarin hij aan den harden strijd herinnerde die aan de oprich ting vooraf is gegaan en die nog steeds voortduurt. De afdeeling groeit evenwel ge stadig: het aantal leden bedraagt na één jaar reeds 300- Voorts sprak de voorzitter der afdeeling Velsen, de heer W. de Wit een kort opwekkend woord tot de aanwezigen Hij bood de afdeeling een fraaie mand bloe men aan. Daarna had de vqprzltter nog een kleine bloemenhulde in ontvangst te nemen voor het vele werk, dat hij voor de vereeniging heeft gedaan. Onder leiding van den conférencier Jan Brink, nam vervolgens de feestavond een be gin. Behalve de heer Brink zelf, die. zich in den loop van den avond als een veelzijdig artist ontpopte, werkten hieraan mede de buikspreker prof. Lagatos, de zanger Henk Stroqïwen en,de clown Francois Lecomte. Deze laatste leverde met zijn equillbristische hoogstanden .eenige knappe staaltjes acro batiek. Bovendien zorgde een pittig strijkje voor de muzikale intermezzo's. Veel succes had eveneens hst Trio Brink in de schets: „Een half uurtje radio bil de Strijd'bergers". Het feest werd besloten met een bal, waar aan verschillende attracties, zooals een bal lonnen jacht, prijsdansen, enz. verbonden wa ren. GER. GEM. KOOR „DOOR ZANG VRIENDSCHAP". Woensdag 16 April as. hoopt het Ger. Gem. Koor „Door Zang Vriendschap" een uitvoe ring te geven va-n gewijde muziek in de Wiihelminakerk (Ged, Oude Gracht), met medewerking va.n mevr. J. De KoeyerWyland sopraan, de heer H. Pijlman, orgel, en he Haarl. Geref. Kinderkoor. DE DEKEN het gaat niet zoo gemakke lijk als anders .als hij het eens met i jn .rug probeerde zoodat Je tenslotte to oh nog behagelijk naar je eigen zin kimt gaan slapen. (Nadruk verboden.) INGEZONDEN MEDEDEEI.INGEN a 60 Cts. per regeL STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJORISSTRAAT 16 TELEFOON 10756 VAMPYR STOFZUIGERS f98.— EEN NIEUWE REVUE VAN „ONS GENOEGEN" Ook dit jaar geeft de Ontspanningsvereeni- ging „Ons Genoegen" te Haarlem weer een opvoering van een revue, die evenals ver leden jaar vervaardigd is door den secre» taris, den heer Mart, van Delden en thans den naam draagt van .,Doe je ook Mee?" Gezien het succefc van „Nou wat zag je daarvan?", van velleden jaar mag dit geen gewaagde onderneming' heeten. De revue gaat Zaterdag 26 April in den Schouwburg Jansweg en wij mogen ver= onderstellen, dat zf| evenals de vorige wel reprises zal beleven. Hij bestaat uit een proloog en twee bedrijven met 20 tafereelen. De muzikale illustratie is weer van den heer Jo Krab, spelleider is de auteur. De heeren Pgent en Sernée hebben de décors ontworpen en vervaardigd. De da mes- v commissie, bestaande uit de dames C. Stok man, M. Matla en T. Vlugt, vervaardigde de costuums, verder werkten nog velen mede aan het samenstellen en instudeeren van het groote werk, dat 7 maanden in beslag nam. Het tafereel „Voorbsreidingen voor een reis naar Zandvoort", is op veelvuldig verzoek overgenomen uit de vorige revue. KINDERVOEDING. De vereeniging „Kindervoeding" reikte in de afgeloopen week uit in hare af deelingen Zoetestraat: Maandag 165, Dinsdag 149, Woensdag 151, Donderdag 138, Vrijdag 147, Zaterdag 127 porties. Gen. Cronjéstraat: Mbandag 72, Dinsdag 83, Woensdag 78. Dondemdag 75, Vrijdag 78, Zaterdag 71 porties. NEDERL. REISVEREENTGÏNG. De afdeeling Haarlem der Ned. Ra is ver* eenlging houdt Woensdagavond 8 uur in de bovenzaal van Restaurant Brinkmann, haar laatste lezing in dit seizoen, waarbij als spre ker zal optreden, de heer A. v. Nynanten te Breda, met het onaerwerp-: Egypte, Syrië en Palestina. Een fraaie collectie lichtbeelden zal deze lezing verdiudiïiiken INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. BLIJFT JONG, VIEF, STERK door goede voeding. Eet SSiARR'3 fVloUTBROOD om dan als gewoqrüyk zijn deken weg te werken nou, een, twee. drie. neen het gaat nog niet enfin, dat is geen bezwaar, .dan glij je er gewoon uit FEUILLETON Naar het Engelsch, door J. VAN DER SLUYS. 17) „Antonia's vader was een man met een harde eigenzinnige natuur", vertelde do minee Thompson, cn zoo koppig als een muilezel. Als hij zich eenmaal iets ln zijn hoofd had gehaald, kon geen macht tor we reld hem van gedachten doen veranderen. Zijn vrouw en kinderen waren doodsbang voor hem. En ik voor mij schrijf Antonia's tragische misstap nog altijd toegaan haar angst voor haar vader, aan het feit. dat ze hem niet durfde vertellen van het bestaan van dien meneer Donaldson, laat staan van haar gevoelens voor den jongeman. Herring was een zonderling, een achterdochtige menschenhater, die altijd de bedoelingen van anderen wantrouwde. Hij moest er niets van hebben als jongelui notitie namen van zijn dochters; hij wilde ze n!et in huls hebben en ik herinner me een heftige scène tusschen hem en Antonia, omdat een Jonge man haar op een buitenpartij op oen aller onschuldigste manier het hof had gemaakt! Hij maakte het cr zelf naar, dat zijs kin deren hem bedrogen en verweet ze nog op den koop toe. dat ze niet vertrouwelijk met hem waren. Zooals lk u al zei, hij heeft An tonla nooit kunnen vergeven. Toen ze het huls verlaten had, bestond ze eenvoudig niet meer voor hem. Hij had haar, om zoo te zeg gen uit zijn levensboek geschrapt:" „En dus heeft hij niet eens de moeite ge nomen om te onderzoeken of het huwelijk van zijn dochter wettig was?" „Ja. dat heeft hij ten slotte wel gedaan. Maar het heeft heel wat moeite gekost om jiem zoo ver té krijgen! Ik heb gepraat als Brugman en eindelijk heeft hij Antonia ge schreven om een copie van haar trouw- acte. Ik hem hem er niet toe kunnen bewe gen om vriendelijk te schrijven, maar ln elk geval, hij deed het en er bleek geen en kele reden te zijn om aan de wettigheid van het huwelijk te twijfelen." „En de man? Bent u over hem nooit Iets gewaar geworden?" De oude dominee haalde, de schouders op. „Niets. Die koppige oude gek u moet me niet. kwalijk nemen, dat ik me op deze wijze uitdruk, maar een anderen naam weet ik niet voor hem die koppige oude gek, wei gerde pertinent nog verder op onderzoek uit te gaan. Hij stelde zich op het standpunt, dat Antonia getrouwd was; dat was gebeurd en dat kan niet. meer ongedaan worden ge maakt. Ze had haar weg gekozen en moest er nu maar verder op loopen en verder trok h ij zijn handen eens en vooral van zijn dochter en haar man af". „Dan vrees ik dat lk er niet achter zal ko men waar Donaldson en zijn vrouw na hun huwelijk woonden." „Ik geloof, dat ze een tijdlang reisden en geen vasts woonplaats hadden. Na een poos vertelde die arme mevrouw Merring me. dat er telkens brieven van Antonia kwamen met poststempels van verschillende plaat sen, maar dat* haar tyran van een man niet veroorloofde ze open te maken, nadat hij de eerste gelezen had. Als ooit een vrouw aan een gebroken hart gestorven is, is het mevrouw Merring. Ze ls het verlies van haar dochter nooit te boven gekomen en tobde cn treurde tot haar gezondheid volkomen on dermijnd was. En toen ze longontsteking kreeg, had ze geen greintje weerstandsver mogen meer en stierf ze ln een paar dagen." ,.U kunt me absoluut geen sleutel geven met betrekking tot do familie van dien Do naldson?" „Absoluut niet. Ik ontmoette hem wel eens, toen hij ln de herberg logeerde, maar ik wist niet meer van hom dan van andere kun stenaars die hier wel eens een paar weken komen schilderen. Onze kennismaking was hoogst oppervlakkig. Hij was een knappe Jonge man, dat weet Ik nog heel goed, met buitengewoon innemende manieren; in elk opzicht een aantrekkelijke persoonlijkheid! Het was volstrekt niet vreemd, dat een jong meisje, dat. hier in de eenzaamheid was opgegroeid, zich door zoo iemand liet inpal men. En nu bent u de voogd van haar doch ter? Wat merkwaardig!" „Ik geloof niet dat er redelijke twijfel aan kan bestaan dat Hilary Donaldson, het meis je waarvan ik op de meest-vreemde njanier de voogd ben geworden, de dochter is van die Antonia Merring, die u gekend hebt-Maar ik wil wel eerlijk bekennen, dat ik erg teleur gesteld ben, dat ik niet meer omtrent haar vader heb kunnen gewaar worden. Hij moet toch familie-leden hebben; haar moeder trouwens ook en de familie komt toch In de eerste plaats in aanmerking om het meisje onder haar hoede te nemen." „Ik wilde dat ik u kon helpen" antwoordde de domineg vriendelijk, „maar ik weet al even weinig van als u. Het doet me leed dat Marion de jongste van de meisjes Mer ring, in zoo'n ellendigen toestand is, zcoals u vertelt. Lieve hemel, wat was dat een vroolijk, knap meisje!" Dominee Thomp son bleef een oogenblik in gepeins voor zich uitstaren en ging toen voort: „Uit uw mededeelingen krijg ik den In druk dat het jonge meisje heelemaal onver zorgd is achtergebleven. Of vergis ik me daarin?" „Niet he etmaal onverzorgd. Sir Luke Framley, wiens auto haar moeder overreden heeft, heeft zich heel edelmoedig betoond. Hij stond er op om duizend pond op het meisje vast te zetten, zoodat ze in elk geval voor gebrek gevrijwaard was. Hij heeft zich buitengewoon gentleman-like gedragen." „Buitengewoon! buitengewoon!", gaf de dominee op een toon van verbazing toe. „Ee.n volkomen vreemd© zegt u? Hij heeft Antonia heelemaal niet gekend?" „Neen; zjj was een volkomen vreemde voor hem. Het huurrijtuig, waarin mevrouw Donaldson zat» 'kwam ln botsing met zijn auto door onvoorzichtigheid van den koet sier nog wel. Maar Sir Luke was geweldig onder den indruk van het ongeluk en hield vol, dat hij aansprakelijk was voor den dood van de dame en daarom verplicht haar dochter te steunen. Ik moet zeggen, dat 'k zooveel edelmoedigheid niet bij hem veron dersteld had. En Hilary had niet het min ste recht op deze tegemoetkoming van zijn kant, want het was puur toeval dat het ongeluk met z ij n auto en voor de poort van z ij n buiten is gebeurd," „Ik vermoed dat u geadverteerd hebt om bloedverwanten van meneer Donaldson te ontdekken?" „Ik heb links en rechts advertenties ge plaatst, maar zonder eenig succes. Het lijkt wel of die familie Donaldson van den aard bodem is weggevaagd! Ik kan nergens een spoor van ze ontdekken." „U vergeet één mogelijkheid", zei de do minee langzaam en nadenkend. „Dat de man, die Antonia Merring trouwde, dat on der een valschcn naam kan hebben ge daan, opdat zijn spoor later niet terugge vonden zou worden. Hoe meer ik er over na denk, hoe meer ik geloof, dat dit niet alleen een mogelijke, maar zelfs een heel waar schijnlijke oplossing van het raadsel is. Een man, die er niet tegen opziet een onwetend, Jong meisje van haar familie weg te troonen op een tmanier zooals hij het Antonia heeft gedaan, is niet iemand die veel last van zijn geweten heeft. Tien tegen een, dat hij haar onder een valschen naam getrouwd heef tl" HOOFDSTUK XII. „ZONNESCHIJN!" .Mevrouw Derfleld vraagt of ik bij haar kom", riep Hilary, terwijl ze van den brief, dien zij in haar band hield, opkeek naar juffrouw Dunbar, die aan het eind van de tafel koffie stond te schenken en daarop naar Tony die ham aan het snijden was; „ze schrijft dat haar broer heelemaal niet goed is en hij zijn kamers moet houden. En ze schrijft verder enfin lesst u zelf maar" en Hilary gaf den brief aan juffrouw Dunbar, die hem met de grootste aandacht las: „The Hall", Grantley. September 30. Lieve Hilary, Ik weet mij geen raad van verveling en. het huis hier werkt vreeselijk <pp mijn ze nuwen. Ik kan hier niet vandaan, omdat mijn broer ër op staat, dat ik hier blijf, en het mooiste' ervan is, dat ik hem haast niét zie. Hij is erg afgetrokken en blijijt haast den heelen dag op zijn kamers, dus moet Ik mijn heil maar in mijn eentje zoeken, iets wat ik ontzettend saai vind. Ik zou het erg gezellig vinden als je zoo gauw mogelijk bij me kon komen. Ik zou je al eerder gevraagd hebben, maar mijn broer wilde absoluut geen vreem den om zich heen hebben. Nu blijft hij ech ter vrijwel voortdurend in een zijvleugel van het huis, zoodat hij er niet den minsten last van heeft, als er logé's zijn. Ik reken er op, dat je zoo gauw mogelijk komt om mij uit mijn eenzaamheid te verlossen. Doe mijn hartelijke groeten aan juffrouw en meneer Dunbar en bedank hen vast dat je zoolang hun gast hebt mogen zijn. Bin nenkort hoop ik dat persoonlijk te doen. Je zeer toegenegen, ANSTICE DERFEKLD. „Het spijt me dat je gaan moet. Hilary". Juffrouw Dunbar keerde zich naar het meis je toe. „We zullen je vreeselijk missen e» de arme mevrouw Gardener ook, om van kleine Bags niet te spreken." .(Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 6