UIT VERGEELDE H. D. VERTELLING Biographieen in een notedop Uit de geschiedenis van Nederlandsch-Indië) door P. J. ZüRCIIER. XXVIII 7. E. Mr. Herman Willem. Daendels, Maar schalk van Holland; Staatsraad In Buitenge wonen Dienst; Grootkruis van - de Ko ninklijke Orde van Holland; Groot-Officier van het Legioen van Eer des Franschen Kei- zerrijks: Gouverneur-generaal van Inöië en Opperbevelhebber van 's Konings 1) Land en Zcemagt Aldus luiden naam en titels van een der machtigste Gouverneurs-generaal, die Indië gekend en geregeerd hebben Met al zijn be roemde voorgangers had hij dit gemeen,' dat hij, naast een strikte rechtvaardigheid, meedoogenloos streng was. En aan die mee- doogenlooze gestrengheid, die zelden naar billijkheid door anderen bespiegeld wordt, heeft hij den bijnaam te danken van den „donder-maarschalkof. zooals de inlander die zeer van deze strengheid „gelust" heeft, hem noemde: Toewan besar Goentoer. In 1807 door Koning Lodewijk tot Maar schalk van Holland benoemd, werd hij, met een bijna onbeperkt gezag, als Gouverneur- generaal naar Indië uitgezonden, waar hij 14 Januari 1808 het bewind aanvaardde. Hij regeerde krachtig, ruimde vele misstanden uit den weg, ontzag niets en niemand; hij voerde tal van hervormingen in den admi nistratieven dienst in en liet den grooten postweg over Java aanleggen, door vordering van gedwongen iheeren-; diensten der In- landsche bevolking. Met betrekking tot Chcribon (oorspr. Tji- rebon), voldeed Daendels ten deele aan den wensch van het volk. dat het geheele Sul- tansbestuur zou worden afgeschaft. Deze wensch was reeds vroeger, in 1768, geuit en daarna, met nadruk, in 18;>6 herhaald. Daen dels is de man, die den eersten en grootsten stoot daartoe gaf, door de macht van de Sultans te besnoeien en dezen terug te brengen tot ambtenaren van den Koning Van Holland, die in alles aan den resident Jan het gewest ondergeschikt waren. De Engelsche regeering, die tijdens het inter regnum. het bewind overnam, voltooide dien wensch door de belde Sultans in 1813 en 1815 te pensionneeren. Verder eischte de Maarschalk van zijn ambtenaren, dat zij zich volstrekt eerlijk van hun plicht zouden kwijten en om dit te bevorderen, voerde hij den uitmuntenden maatregel in wetende hoe slecht hunne bezoldigingen waren dat zij, die vaak van bijverdiensten, op niet immer eerlijke wijze verkregen, moesten leven, een verhoogde be zoldiging zouden ontvangen. Doch met zware .straffen werden evenwel de ambtenaren be dreigd, die zich desondanks aan 's lands gel den vergrepen of op andere wijze hun woord van eerlijkheid en trouw braken. Jegens de- zon was de Maarschalk dan meedoogenloos streng en zonder genade. En deze ongenadi ge gestrengheid, die beschouwd in het kader van het door hem gevoerde regiem, op haar plaats en Juist gezien was. heeft hem, vooral bij den Inlander, hardvochtig doen schij nen. Toch was in weerwil daarvan de Gouverneur-generaal Daendels in het oog van den Inlander een persona grata. Oogen- schijnlijk in strijd met de practijk, was deze opvatting verklaarbaar, want de Inlander is zeer gevoelig voor strikte rechtvaardigheid, terwijl hij onbewust gestrengheid van Bestuur eischt en alleen dan handelbaar is. Waar dus deze beido eigenschappen deel van zijn levensvoorwaarden zijn, is het aldus beschouwd allerminst vreemd, dat hij dengeen, die ze op hem toepast, een goed hart toedraagt. Doch liet Ingrijpende werk van de „ver plaatsing" der oude stad Batavia, welker on gezondheid wij in vorige opstellen, meer uit voerig reeds schetsten, bleef aaivcwezen on den Toewan Besar Goentoer Maarschalk Daendels. Vastberaden on zonder eemg respect toog li IJ aanstonds aan den slag om rondom het landgoed ,.Wel-Lc-vreden" een nieuwe, tropische stad te stichten, geschikt voor Europeanen om te wonen. Allereerst liet hij het historische, maar ongezonde Kasteel, met zijn punten en rampards, door Coen ge sticht en door latere bewindvoerders ver volmaakt, benevens alle daarbij behoorende gebouwen, zonder zich door bij-overwegingen te doen leiden, .slechten. Alles, wat zich bui ten de Amstcrdamsche Poort bevond werd met den grond gelijk gemaakt. Slechts de poort werd gespaard en zij staat er nog. Maar de Rotterdamsche Poort, die naar de Oostelijke voorstad van de Portugeesche en Inlandsche Christenen voerde, moest ver dwijnen. Zoo ook de Nieuwpoort, die tot het beroemde Vierkant toegang verleende en naar het Molenvliet, evenals de Dlestpoort. de Vierkantpoort en de Utrechtschepoort, die naar de Chineesche Wester-voorstad voer de. ondergingen alle hetzelfde lot. Verder het geheele ambnehtskwartier. de scheeps werf. die alle volslagen wijken waren, moes ten verdwijnen En zij verdwenen. Gelijktijdig verdwenen, met het Kasteel, ook de Kasteelkerk, evenals dn fraaie Kruis kerk van Van Diemen en het Maleische kerk je van 1678. De Portugeesche Binnenkerk over al deze kerken spraken wij in vorige o crzichten reeds werd, juist in 1308, door brand vernield. Wel zeer valt het te betreuren, dat bij deze groote afbraak, zoo goeod als niets ontzien werd, wat voor een latere Koloniale geschie denis van de grootste waarde zou zijn. Maar Gouverneur-generaal Daendels was er de man niet naar om zich. gelijk ik reeds eerder opmerkte, door éénige bij-overweging te la ten lelden. Overwegingen van sentimenteelen anders dar. strict znkelijken en voor het oogenbiik van noodzakelijken aard kende Daendels niet. IHj was eenvoudig de man van „de groote schoonmaak" Ware dit niet het geval geweest, dan zouden de graven v»n de groote en beroemde gouverneurs-generaal; Coen. van Diemen, Speelman, e. a. nog heden aan te wijzen zijn. In 1920 heeft men nog ge tracht het gebeente op te sporen van den gouverneur-generaal Jan Pieterszn. Coen. doch deze 'nopelooze arbeid Is niet meer dan 'n poging gebleven. Door een toeval is dat van den gouverneur-generaal Zwaardekroon. die tn de Portugeesche Buitenkerk begraven ligt. bewaard gebleven. Op het landgoed Wel te Vreeden stichtte hij con groot Kampement met een exercitieveld. Dit is het tegenwoordige Waterloopleln waar hij plannen ontwierp tot den bouw van het Groote Huis, dat evenwel niet voor 1827 zou worden voltooid. En als lokaas, om rijn landgenootcn „naar boven" te trekken, liet hij naast het oude fortje Rijswijk op den hoek van het Molenvliet, de sociëteit „de Harmonie" bouwen, waarover wij in een vorig opstel reeds spraken. Deze -soos", zooals men haar in Indië, gemoedelijk noemt, be staat nog in nagenoeg denzelfden toestand. Hot is de „deftige" Indisch deftig, volgens de salarissen-schaal van de bekend gewor den 83 standen van Batavia - - sociëteit, waar nog steeds do verloting voor de voor- Jaarsrenncn op het Koningsplein, met de noodlse feestelijkheid plaats vinden en met de ontelbare „splitjes" en champagne worden „besproeid". Maar het zou aan de eerlijkheid te kort doen om te verzwijgen, dat de Toewan Besar Goentoer geen nieuwe gebouwen heef-, opge richt. Hij heeft zélfs oude gespaard. Zoo o.a. de oude woning van Van Riemsdijk, aan het Molenvliet. Deze, werd onder zijn bestuur aangekocht en gerestaureerd, om tot ver blijf te dienen van den Gouverneur-generaal als deze te Batavia vertoefde. Ook werden er bureaux in gevestigd. En ook het oude in 1706 herbouwde Stadhuis bleef door hem be houden.Tegenwoordig doet het dienst als Re sidentiekantoor. En op de Spinhuisgracht ontkwam het Wees- en Oudelieden Huis ge lukkig eveneens aan een roekelooze af braakwoede. Maar voor het overige is het: Sic Transit Gloria, met betrekking tot veel van den arbeid van onze pioniers uit den tijd der Compagnie, helaas in „vervulling" gegaan. In Mei 1811 legde Mr. Herman Willem Da e n d e 1 s de teugels van het bewind neder. Op zijn verzoek werd hU door Keizer Napoleon van zijn ambt ontheven en keerde hij naar de Nederlanden terug. In 1812 werd hij tot bevelhebber benoemd over de Poolsche vesting Modlin; in 1815 Gouverneur-gene raal der Nederlandsche bezittingen op de kust van Guinea en te St. George del Mina, overleed hij In 1818. Met hem ging een man van ongewone be kwaamheid heen. Zijn veelzijdige gaven en zijn zucht naar avontuur, die hij grooten- deels in dienst stelde van het Pransche Keizerrijk, hebben met betrekking tot onze bezittingen, een gunstigen invloed uitge oefend. Een wel hard, maai- in zijn gevoelen, uiterst zegenrijk bewind, heeft hij. gedu rende de vijf jaren van zijn verblijf in Indië gevoerd. Hierbij moeten wij wegcijferen de hardvochtige wijze, op welke hij gemeend heeft tot zijn doel te moeten komen en hier onder is dan ook begrepen de aanleg van den grooten Postweg dwars door Java, die, alles bijeen, wel duizend K.M. lang is. Men moet, om tot de erkenning te komen, dat zulk een reuzenarbeid niet met handschoe nen aan tot stand gebracht kan worden, wijl hij dwars door de belangen van anderen heen moést, daarbij geen seconde uit het oog ver liezen, dat het Maarschalk Daendels geweest is, die iets tot stand gebracht heeft, dat niemand voor hem heeft aangedurfd. En als men dan daarbij in oogenschouw neemt, dat de Inlander een geboren „contramineur" ls en wftar hij kan obstructie zal voeren wat hem óók weer niet kwalijk te nemen ls, aangezien z ij n belangen de uitvoering van het grootsche plan veelal in den weg stonden dan verklaart zich veel van hetgeen, als „hardvochtig" op rekening gesteld ls van den man, die meende en terecht daarmede iets te bereiken, dat het latere Indië tea zegen zou strekken. Want wat zou Java, zonder dien grooten Postweg zijn?" Resumeerend moeten wij erkennen, dat Mr. Herman W11 e m Daendels, voor zijn tijd, een groot man was, wlen Indië en dus ook Holland erkentelijkheid en eerbied verschuldigd Ls. Quand même! 1) Koning Lodewijk Bonaparte (Nadruk verboden; auteursrecht voorbe houden). Schatgraven. door K. Pk. In den beginne is mijn Betere Helft er zeer van onder den indruk geweest. Ik werkte in den tuin. Het is ongetwijfeld zeer schadelijk voor mijn reputatie als Man, maar waar zooveel uit mijn particuliere leven hier moet worden prijs gegeven aan de publieke be langstelling, wil ik ook dit niet verzwijgen: Het was de eerste maal, dat ik in den tuin werkte. Wij hebben altijd den tuinman, het is vreeselijk duur en er wordt in de heele buurt over gesproken, maar er is niets aan te doen. Vroeger werd het ten deele gecom penseerd door den verbouw van spinazie op een aan de bloementeelt ontworsteld stukje grond, maar wat wil dat zeggen bij den huidisen stand van de markt'? Het is een wreed fiasco geworden. Hoe gelukkig zijn de bezitters van boven huizen met riant uitzicht op de tuinen van de benedenburen, die het voorrecht genie ten spinazie te mogen nuttigen zonder zich te bekommeren om de gevolgen van de crisis in den land- en tuinbouw. In deze omstandigheden kan het niet anders dan dat er Daden van mij als Man verwacht werden, en tot Daden ben ik overgegaan. Ik heb het mijn levensgezellin in het kort zoo "uitgelegd: „Ik graaf schat". Met den nadruk op het derde woord. Sindsdien zijn er allerlei harde woorden gevallen in de lenteweelde van onzen tuin en meer en hardere in de stilte van onze huiskamer, doch het heeft geen nut om deze te herhalen .De historie, de ervaring en de wetenschap waren op mijn hand en zij is nu enthousiast en werkt met de wichelroede. De wichelroede noemen wij het tompouce- paraplutje van mijn vrouw, dat zoo hevig gevoelig is voor water. Het- is volledig door- geloopen sinds zij meer dan eenmaal zoo onverantwoordelijk is geweest, om er mee uit te gaan terwijl het regende. De tompou- ce bewijst nu echter onschatbare diensten. Mijn vrouw trekt met de stompe zUde, dat ls de punt. cirkels in den grond om den omtrek uit te zetten, waar ik moet graven. Ik ben al een meter gevorderd en wij heb ben nog niets gevonden. Zij, die aan mijn zijde gaat was er in den beginne sceptisch door gestemd. Dat was absoluut overbodig, want ik ben er in geslaagd om haar duide lijk te maken, dat dit slechts beteekenen kan. dat wij op den goeden weg zijn. Gisteren is de Helderziende het laatst ge weest. Wij hebben het voorrecht en zij heeft het geluk, dat zU vlak bij ons in de buurt woont. Zij weet doorgaans heel goed wat wij eten en zij is voortreffelijk op de hoogte van onze garderob?. Zij heeft ons ingelicht, waarom de dienstbode op het hoekje en kele dagen geleden plotseling is weggeble ven en waarom er aan den overkant eerst nu geschilderd wordt. Wij hebben haar be loofd van deze segevens een discreet ge bruik te zullen maken. Er wordt toch al zooveel gepraat in de buurt den laatstcn tijd. Niemand twijfelt nan haar helderziendheid. Heeft zU niet nog kort geleden voorspeld, dat wij eens rijk zou den leven? Alleen dat van de spinazie heeft zij niet voorzien, want zij heeft dit Jaar ook zelf aangeplant, doch dit kan slechts in haar voordeel spreken, want het is een goede tra ditie, dat helderzienden niet zelf de profijten van haar gelukkige begaafdheid genieten. De helderziende dame komt nu 's morgens en 's middags. Zij is allerbeminnelijkst. Wij hebben thee en ik haal wat koekjes, zij loopt met ons den tuin door en bespreekt met mijn vrouw den stand van de gewassen. Plotseling zegt zU: „Ik zie Goud". Het is allermerkwaardigst. Zij heeft een andere plaats gewezen, waar ik graven moet. Het is jammer, want ik was reeds op hon derdtwintig centimeter en er waren sche delfragmenten gevonden. Mijn vrouw vond het sneu voor onze lang gestorven poes om op deze wijze aan de samenleving terugge geven te worden, doch deze opvatting is sen timenteel en ik hou niet van katten. De nieuwe plaats is Juist waar onze gouds bloemen in opkomst zijn. Het was kennelijk de bedoeling van mijn wederhelft om de schatgraving op deze plaats in elk geval te verhinderen, maar ik heb er haar eerst van in kennis gesteld, toen het een fait accompli was. Er zijn vreeselijk n^re tooneelen op ge volgd en de Helderziende heeft haar bemid deling moeten verleenen om mijn geschokte zenuwen tot kalmte te brengen. Ik zou mij echter volmaakt verantwoord gevoeld hebben indien deze dame niet den volgenden dag op haar beslissing ware te ruggekomen. Zij had zich in den geest met ons bezig gehouden en het resultaat was verrassend. Zij heeft nu het bed van de rha- barber aangewezen. Begrijpt u waarom het juist de rhabarber moet zijn en niet de spinazie? Ik heb niets tegen spinazie, wij eten het eiken dag, er bestaan allerlei manieren om het klaar te maken en mijn levensgezellin doet het voor treffelijk. Zij zegt. dat spinazie rijk is aan vitaminen en ik vind het ook heel lekker. Maar de rhabarber stond zoo overvloedig dit Jaar en binnen enkele weken zou zij rUp geweest zijn De schatgraving is nu al geruimen tijd aan den gang. I-Iet is eigenlijk een weinig huiselijk bedrijf. Het wordt overal bekend en de ingezetenen weten er allemaal van mee te praten. Het heeft zelfs in de krant ge staan en de eigenaar van het huis is er ge weest met een anderen heer. Zij waren sa men in de salon. Mijn respect voor den huis eigenaar heeft eigenlijk een beetje geleden, want ik hoorde voor het eerst, dat het zijn huis met heelemaal was. De andere heer had er een hooge hypotheek op gegeven. Hij zei, dat hieruit ook rechten emaneerden op zich in den bodem bevindende schatten. Het in teresseert mij weinig, want op den huur heeft het geen invloed, maar er is een af schuwelijke ruzie door ontstaan in de on middellijke nabijheid van mijn Sèvres-por- celein. Het wordt waarschijnlijk een proces en de helderziende heeft voorspeld, dat het dan van langen duur zal zijn. Er is ook iemand van de gemeente ge weest. Hij was zeer voorkomend en ik heb hem In vraag en antwoordvorm een beknop te levensbeschrijving meegegeven, in een gele venster-enveloppe. Het is ellendig pro zaïsch om allerlei dierbare fata in een gele vensterenveloppe te schuiven, doch tot wel ke toestanden zou het aanleiding geven in dien wij deze dingen omhulden met een geparfumeerd couvert in rose of lila? Hij heeft mij -ingelicht omtrent de Ver mogensbelasting, dc Hinderwet en de Preca- rio. Dit laatste punt was van belang omdat de gemeente zou kunnen overgaan tot rooi lij nwijzising en onteigening ten algemeenen nutte van mijn huis en erf. Ook heb ik drie aanbiedingen gehad van lieden, die den tuin wilden koopen. Er was er een, die een opvallend laag bod deed met het oog op de huidige conjunctuur in den tuinbouw, de anderen boden fabelachtige prijzen. Hangende het vermoedelijke proces tusschen den man aan wien ik huur betaal en den persoon aan wien deze hypotheek rente vergoedt, heb ik mij ad interim als de eigenaar voorgedaan. Doch het genoemde bedrag blijft geheim in verband met den Fiscus, i De laatste dagen is de belangstelling steeds groeiende. Er zijn verschillende voorwerpen gevonden en de Helderziende is vol goeden moed. Onze keuken is gelijk een museum. Er zijn allerlei gebruiksvoorwerpen bij, die ik vele jaren geleden bij de achterburen gezien heb. Onze tuin is slechts door een schutting van hun domein gescheiden. Ik heb sommige dingen terug laten brengen. Ik mag aan nemen, dat de achterburen inzake het vuil- verbrandingsvraagstuk het standpunt „culti- veeren" innemen. Wij zijn voor „verbran den". Dan is er ook veel eigen bezit bij. Ik her inner mij. dat het na de bezoeken van jeug dige neefjes als vermist werd aangegeven. Onze tuin was altijd een heerlijke speelge- legenheid en wU zijn m-gelukkig, dat de kinderen zich bij ons altijd zoo aardig heb ben weten te amuseeren. Wij hebben nu verschillende visites moeten afwijzen, want de tuin gelijkt een loopgravenfront. De helderziende dame had trouwens voor-, speld, dat er verschillende zaken gevonden zouden worden; en v/at betreft de dingen, die wij kwijt geraakt waren was zU zeer per tinent geweest. Wij hebben onbeperkt ver trouwen in haar. Er komen dagelijks berichten in de pers en den hcelen dag is het zeer levendig bij ons in de straat 's Nachts wordt er een po- llüe-agent voor ons huis geplaatst. Mijn vrouw staat om drie uur op en geeft hem koffie. De kuil is nu twee meter in middellijn en 1,85 diep. Ik ga met een laddertje naar het werk. Aan de schatopdelving is een ontijdig ein de gekomen. Men heeft ons dc huur opge zegd met inachtneming van den kortst mo- geUjkcn termijn. De herrie in de straat is ons ongeluk geworden. Het is ds schuld van een voorbarige pu blicatie. De belangstelling was enorm, toen het bericht in de stad gekomen was. dat er goud gevonden was. De hoeveelheid en de waarde had meh nog niet eens opgegeven. Er werden reeds bloemen gezonden aan de helderziende dame en er Is een foto ge maakt- van het blok huizen, waar wij wo nen. het eenige, dat nog niet gefotografeerd was. De ont-knooplng kwam eerst 's avonds. WU hadden een oude nicht over. ZU draagt een broche met een goud vUfJe, met de Ko- ningin-met-hangend-haar nog. Ik had het in den kuil gevonden. ZU moet het verloren hebben, toen zU zich belangstellend van den stand van zaken op de hoogte stelde, maar eerst onder het eten heeft zU bemerkt, dat het 't hare was. Toen was het al te laat. Er stond een ont- zaglUke volksmenigte voor ons perceel en he' verkeer moest geregeld worden. De debacle was verschrikkelijk. Wij hebben hei den lieden in alle voorzichtigheid mee gedeeld. doch het mocht niet baten, het is ons noodlot geworden. Er heeft nu een request gecirculeerd onder de straatbewoners en met het doel sym pathiseerenden in de omgeving. Het fs altijd een rustige buurt geweest en niemand wenschte daar verandering in. Er dreigde een massale huuropzegging en de huizen deprecieerden aanzienlijk. Het is een naargeestige toestand. Zelfs de helderziende had dit niet kunnen denken. Niemand wil ons meer een woning verhu ren, zelfs niet zonder tuin. Wij zijn volledig geruïneerd. Er ls een elec- trische pompinstallatie besteld in verband met de belangen der Volksgezondheid, om dat er water in de put stond en de anophe les er boven danste, en de helderziende eischt haar honorarium. Ik lees, dat de spinazie volgende week wat duurder zal zyn. „Dan kunnen wU nog juist profiteeren van de rhabarber, die gespaard gebleven is, lieve", zeg ik tegen het betere deel der echtverbintenis. Zij heeft inder daad wat opbeuring noodig en het is abso luut noodzakelijk, dat het gesprek een ande re wending neemt dan steeds over „de ver antwoordelijkheid van den man voor het welzijn en de huisvesting van het gezin". Wij zouden bijvoorbeeld kiinnen praten over „Hoe de Ouden schatten groeven". 200 MILLIOEN JAREN OUD LICHT DUIZELINGWEKKENDE AFSTANDEN. Nog eenige tientallen van jaren geleden schrokken zelfs de koenste geleerden er voor terug de grenzen van de voor ons zichtbare wereld zoo ver te trekken als wij thans kun nen, dank zij de steeds voortschrijdende we tenschap. Men kan overtuigd zijn van de naar menschelijke begrippen „oneindigheid" van het wereldruim, maar men kan van die oneindigheid alleen dat zien, wat onze beste verrekijkers ons veroorlooven. Dan komt de tweede, zeer gewichtige vraag: „hoe ver staat dan het verste object, dat wij door den verrekijker zien. van ons af?" De leek heeft nauwelijks een voorstelling van de moeilijkheid om deze vraag op een juiste wijze te beantwoorden. De sterrenwe reld in onze nabijheid kan door de meetkun de der sterrekundigen en mathematici zon der groote moeilijkheden, goed worden vast gesteld, ten slotte komt men aan afstanden, die zoo geweldig zijn dat de meetmethoden, goed voor korte afstanden, hier ongeschikt zijn. Voorzichtig zoekt de wetenschap van hier uit verder in de verre ruimte, waarvan men geen voorstelling heeft. Ze is, In het be gin, zelf vol wantrouwen of de gevonden af standen inderdaad de juiste zijn. Tot men, eindelijk, nadat vaak geheel verschillende meetmethodes zijn toegepast, steeds weer het zelfde resultaat bereikt en men zeker is, niet al te veel van de waarheid af te zijn. Wat de sterrekundigen, honderd jaar ge leden, nog als verre wereldgebieden aanzagen en beschouwden, dat beschouwen wij nu, dank zij de tegenwoordige kennis van de ster renwereld, als nabuurschap, als een zeer ver wijderd stuk van ons eigen sterrensysteem. Het is n.I. net als bij de verovering van de aarde. De oude Grieken beschouwden de om geving van de Middellandsche Zee als de ge heele wereld. Voor de Romeinen was het eilandenland Engeland, was het Noordelijke Duitschland als de uiterste einden van de wereld en aan Columbus werd voorspeld, dat hij, bij de strafbare pogingen om verre lan den te zoeken, van den rand van de aarde ln een onmetelijken afgrond zou vallen. Thans dragen ons vliegtuigen, binnen eenige dagen, van Europa naar het verre Oosten. Dat de zon met haar planeten slechts een kleine familie van hemellichamen zijn, dat evenwel de duizenden vaste sterren eveneens zulke zonnen zijn, was niet zoo gemakkelijk in te zien. Veel moeilijker was het tot het in zicht te komen, dat al die milllar&en vaste sterrenzonnen, welke wij aan den hemel aan schouwen en wier hoofdmassa's wij slechts als zacht-glanzende Melkwegwolken zien, te samen een geweldigen staat in het heelal vormen, een reusachtig eiland, dat wU Melk wegsysteem noemen. Midden ln dit eiland staat ook ons zonnesysteem en te gelijk met de andere jaagt het, met overweldigende snel heid binnen dit geweldige eiland van mllllar- den zonnen voort. Er was een arbeid van een eeuw noodig om tot een ongeveer juiste voorstelling van de grootte van dit Melkwegeiland te komen. Thans kunnen wij zeggen, dat hun hoofd massa's zich in een ruimte uitstrekken, die een lengte heeft van 60.000 lichtjaren. Men moet eens nadenken wat dit beteekent. Daarmede wordt gezegd, dat de snelste bode, de lichtstraal, die bijv. weinig meer dan een seconde noodig heeft om van de maan tot de aarde te komen, zestigduizend lichtjaren on derweg is om dwars door het sterreneiland heen te vliegen. Zooals gezegd staan we niet zoo ver van het midden van dit eiland. Nemen wij aan, dat het mogelijk was elec- trische golven van een van on-ze groote zend stations tot de verst verwijderde sterren van deze melkwegwolken te zenden en we zouden nu een signaal geven dan zou het rond dertig duizend jaren duren voor dit signaal werd gehoord. Reeds hier hebben wU het gevoel van on begrijpelijke onmetelijkheid. Een halve eeuw geleden waren er eenige fantasten, die de stoute bewering uitspraken, dat merkwaardige zacht-glanzende wolkjes die wij door den verrekijker zagen, waar schijnlijk niet meer behoorden tot ons Melk wegsysteem, ja wellicht- behoorden tot nog veel verder verwijderde Melkwegen. Maar deze meening was in die dagen zoo fantas tisch, dat men ze niet als ernstig beschouw de. Bovendien men had ook geen instrumen ten om de waarheid te toetsen. En tegen woordig? Reusachtige telescopen toonen ons thans eenige zonnen. We zijn in de gelegenheid den afstand en de grootte van deze nieuwe ster renwereld te meten en te weten, dat men werkelijk met een aparten staat van sterren te doen heeft met een Melkwegsysteem, dat aan het onze gelijk is en eveneens uit on telbare sterren bestaat. Hoe ver is nu deze Melkweg van den onze verwijderd. Acht hon derdduizend lichtjaren zijn beide Melkwegen van elkaar verwijderd. En steeds meer en meer duiken zulke staten uit de diepte van het hemelruim op. Meer dan tweehonderd duizend kennen wij thans reëds. Hoe ver ze zijn blijkt duidelijk uit het feit. dat onze grootste Instrumenten, ondanks het gebruik van zeer licht gevoelige platen, vaak veertig seconden noodig hebben om zulk een licht wolkje. welke een zon moet verbeelden, op de gevoelige plaat vast te leggen. Zouden wU op deze verre sterren staan, dan zouden wij onze aarde ook als een zacht-glanzend wolkje zien en de tien mllliarden zonnen ln ons Melkwegsysteem zouden dof schijnen. Hoe ver staan nu de meest verwU derde van deze sterren van ons af? Dat is buitengewoon moeilUk om dit vast te stellen en op groote op nauwkeurigheid bij zulke berekeningen mag men niet te veel rekenen. Maar het is niet zoo erg als we ons vergis te eu zelfs tot 20 pet. verkeerd rekenen JACOB MARIS. (1837—1899) Deze machtige colorist, stemmingskunst*, naar. Hollandsche stede-schilder is van het drietal Marissen de oudste. Hij werd geboren 25 Augustus 1837 te 's-Gravenhage, heet eigenlijk Jacobus Heil- dricus. Israëls was toen 13 jaar oud. Weis senbach was het bijna, Mauve zou eerst een jaar later geboren worden, Bosboom was reeds een jonge man. De Haagsche School zou beginnen gevormd te worden. De vader van Maris was boekdrukker en verdiende maar twaalf gulden in de week. Toch gaf hij alle drie de zoons toe in hun verlangen om schilder te worden. Jaap ging op de stadsschool, waar hij les kreeg van den hoofdonderwijzer Siepkens, die aan de beroemdheid van zijn leerling eigen bekendheid dankt. De meester ontdekte het talent in den jongen en opende den weg om het te ont wikkelen, hij bracht hem in contact ;net Stroebei, kunstschilder, waai* hij op het ate lier teekende. De studie werd vervolmaakt op de Haagsche Teeken-Academie, waar J. E. J. van den Berg de leiding had. In 1852 schaar de hij zich onder de leerlingen van Huib van Hove en het volgende jaar vergezelde hij dezen op een reis naar Antwerpen. Het is echter tot een breuk met den leermeestsr ge komen, waarschijnlijk omdat de leeraar mis bruik maakte van den leerling door hem te veel als assistent te laten optreden. Hij ver bood Maris zelfs de Academie van Antwer- pen te bezoeken. Maris deed het toch, maar verbrak dan ook het contact met Van Hove, Ook Matthijs, zijn jongere broer, bezocht later de Academie. Typeerend voor hun levensomstandigheden is, dat zij, naar Plas- schaert meedeelt, schilderijtjes maakten, die zij bij kisten vol naar Amerika stuurden. Er is niet veel werk uit dien tijd bekend. Zijn signatuur J. H. Maris heeft hij later vervangen door J. Maris. In 1857 was de schilder te 's-Gravenhage terug. Hij werkte in de omstreken en in het land. Portretten en Interieurs ontstaan, „Potje Koken", „Het Breistertje". In 1860 maakte de schilder zijn Duitsche reis, samen met Mathijs. De Duitsche roman tici hebben eenigen invloed op hem gehad. Teruggekomen schijnt Jacob Maris weer ge werkt te hebben aan de Haagsche Académie. In 1862 werd hij helper van den zeeschilder Louis Meyer, dc drie broers hadden een ge meenschappelijk atelier, Thijs Marls, de middelste in leeftijd heeft een on-miskenbaren invloed op de andere twee gehad. Jacob Maris heeft trouwens lang de invloeden van vele anderen ondergaan. In 1865 ging Jacob Maris, zoeker nog steeds, naar Parijs. Zes jaar, tot Juni 1871 heeft hij daar gearbeid. Hij werkte er samen met Kaemmerer en Hebert. Uit dien tijd zijn de portretten van Italiaansche meisjes, die wei eens den indruk gewekt hebben, dat Maris naar Italië was geweest, doch die hij naar model schilderde. Het was een bewogen tijd. tijdens welke de schilder in de Fransche hoofdstad leefde, hij woonde het beleg bij en de Commune. Ook Mathijs woonde sinds 1869 te Parijs. Bij zijn terugkomst uit Parijs heeft het Hollandsche landschap den schilder onweer staanbaar aangegrepen. En door zijn visie er op, hebben wij er de schoonheid eerst recht van leeren zien. Wij vergelijken thans en spreken van een „Maris-lucht", een land schap uit de Haagsche School. Deze schil ders hebben de Hollandsche buiten-stemmin gen klassiek gemaakt. Amsterdam grijpt den schilder, doch hij blijft wonen te Den Haag en af en toe ging hij naar Oosterbeek, waar ook Théophile :1e Bock werkte. Een andere uiting van zijn kunst zijn d? kinderstudies. In zyn verder leven heeft Maris een waar deering en een autoriteit verworven, die de critiek en het publiek hem ruimschoots ver leenden. verscheidene musea kochten zijn werk tijdens zijn leven, en zijn finajmieele omstandigheden werden er niet slechter op. Het is een onnoembare reeks die zijner stad-gezichten, „landschappen van steenen", zooals Plasschaert ze noemt, die zijner zee gezichten en landschappen met de beroemde luchten. Boomen schilderen, zooals Théophile de Bock deed. heeft Maris slechts een enke len keer gedaan, te Wolfhezfe. Jacob Maris bleef werken tot. in zijn 61ste jaar. Kort voor zijn dood vertrok hij naar Karlsbad, waar hij 7 Augustus 1899 over leden is Hij is begraven in zU'n geboortestad, waar een steen met zijn portret zijn graf dekt. Théophile de Bock heeft een boek over hem uitgegeven. want het bliiven toch geweldige afstanden, waarmede wij hebben te rekenen Men mag, op grond van onze kennis van den werf bouw zeggen, dat tusschen de wereldsyste men groote ruimten rijn waarvan de afstand rond een millloen lichtjaren bedraagt. verste sterrengroenen welke wii waarnemen moeten ongeveer 200 tot 250 millioen lichtja ren van ons verwijderd zUn. De lichtstraal, welke thans de aarde bereikt ging ongeveer 200 millioen jaren van deze sterren weg. een tyd. dat er nog geen mensch op aarde leefde, ja zelfs de zoogdieren nog onbekend waren op deze wereld. Twee millioen jaren oud licht, dat de vliegende menschheid van deze eeuw met het verre verleden verbindt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 16