ATERDAGAVO
DE VEROVERING VAN ALGIERS.
ROMEINSCHE KALVERSTRAATJES.
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 14 JUNI 1930
VIJFDE BLAD
(JULI 1830.)
Sous Ie soleil brülant de l'Algérie. Notre étendard
sanglant et vainqueur.
fr+ë -
De generaal avn Bourmont op het vlaggeschip Provence.
Touristen, öie dezen zomer een zee
reis naar Algiers maken, zullen be
merken dat, aldaar onder het Fran
sche gedeelte van de bevolking der
„ville blanche" een feestelijke stem
ming heerscht. De reden hiervan is dat een
eeuw geleden de stad veroverd werd óp de
Turken en met het omliggend gebied tot een
Fransche kolonie gemaakt.
Reeds in vroeger eeuwen waren de Dey's,
de inlandsche vorsten, met de Christenen op
vijandelijken voet geraakt; Keizer Karei V
had in 1541 een sterke vloot, waarop lan
dingstroepen, naar Algiers gezonden, doch
ter plaatse aangekomen werden de schepen
door een hevigen storm grootendeels vernield
en moest het leger zich terugtrekken. Bij
deze gelegenheid onderscheidde zich vooral
de dappere ridder Pons de Balaguies, uit
Savignac. Een latere expeditie, door Louis
XIV tegen den Dey uitgezonden, had meer
succes; de Algerijnsche zeeroovers brachten
veel schade teweeg en de Dey had zich niet
ontzien drie Fransche consuls achtereen
volgens op gruwelijke wijze ter dood te doen
brengen. De Turksche legerafdeeling werd
verslagen en de stad Algiers voor een deel
verwoest. 1),
Doch dit alles was al zoo lang geleden, de
Indruk van de straf was uitgewischt en de
Algerijnsche zeeroovers namen weer lustig
Fransche en andere koopvaarders; zij roof
den en plunderden op de Zuid- en Westkust
van Frankrijk, hun onbeschaamdheid nam
van jaar tot jaar toe en honderden gevangen-
gemaakte Christenen zuchtten in Turksche
gevangenschap of op de galeien.
Toen onder het Directoire in Frankrijk
groot gebrek aan koren heerschte wendde
men zich tot Algiers en kocht de regeering
aanzienlijke hoeveelheden tarwe tegen
woekerprijzen, maar het verschuldigde be
drag liep ten slotte zoo hoog op dat de Fran
sche regeering met de betaling in gebreke
bleef; eerst onder de Restauratie kwam, na
lang onderhandelen een regeling tot stand.
Twee Israëlitische kooplieden, Busnach en
Bacri, die beweerden 24 millioen francs te
vorderen te hebben, namen ten slotte ge
noegen met 7 millioen.
Maar nu trad plotseling Dey Hussein van
Algiers op en beweerde dat hij een groote
vordering op Frankrijk had ter zake van
deze en andere handelsschulden en eischte
dat de millioenen aan hem zouden worden
uitbetaald. Toen de Fransche regeering dit
weigerde kwam zij met den Dey op zeer ge
spannen voet en Hussein's optreden tegen al
wat Fransch was werd met den dag brutaler
en vijandelijker. Eindelijk kwam het tot een
crisis.
Dey Hussein koesterde een bijzonderen
wrok tegen den Franschen consul Deval en
toen deze, ter gelegenheid van een Mohame-
daansch feest, op 30 April 1827 zijn opwach
ting maakte bracht de Dey opnieuw zijn
finantiëele eischen ter sprake. Deval ant
woordde hem kalm en waardig maar de drif
tige Dey wond zich meer en meer op en ein
digde met den consul met zijn vliegenklap
een slag tegen het hoofd te geven.
Deval rapporteerde het gebeurde en enkele
dagen later verscheen een Fransch smal
deel onder den kapitein-ter-zee Collet dat
de Franschen ter plaatse aan boord nam. Op
16 Juni '27 begon de blokkade en op 5 Octo
ber was de Turksche vloot binnen de haven
gedreven.
De publieke opinie te Parijs, hoewel afge
leid door de binnenlandsche politiek en het
toenemend verzet tegen koning Karei X,
drong aan op een strafexpeditie tegen
Algiers maar de minister van financiën De
Villèle was er tegen evenals zijn opvolger, de
liberaal de Martignac. Bovendien wist men
dat Engeland een expeditie tegen Algiers met
leede oogen zou aanzien. Intusschen werden
met Hussein onderhandelingen gevoerd die
echter tot niets leidden. Zelfs werd op 3 Aug.
1829 een Fransch schip, dat de parlemen
taire vlag voerde, door een Turksche batterij
beschoten.
Onder den minister de Polignac werd ein
delijk tot de onderneming besloten. Chef dei-
gezamenlijke strijdkrachten zou zijn de
minister van oorlog, Louis Auguste Victor
de Gaisne. graaf van Bourmont; deze was
toen 57 jaar oud en had bij de Chouans en
later onder Napoleon gediend. Hij had zich
in den slag bij Dresden en bij de verdediging
van Nogent onderscheiden maar verklaarde
zich in 1814 voor de Bourbons. Na den terug
keer van Napoleon kreeg hij een commando
in diens leger maar bezoedelde zijn naam
door op den avond vóór den slag bij Water
loo naar de Geallieerden over te loopen.
Minister van Marine was d'Hnussez, die
bijzonder krachtig tegen den Engelschen ge
zant optrad, toen deze bezwaar maakte tegen
de onderneming. Onder een geweldig enthou
siasme werd de vloot uitgerust; de landings
troepen bestonden uit dertigduizend man,
verdeeld in drie divisies onder de generaals
de Loverdo, Bertehazère en den hertog des
Cars; de troepen waren voorzien van ge
schut van het niéuwe model. De Bourmont
bevond zich op het vlaggeschip Provence.
Nadat het geheel te Toulon door den zoon
des Konings, den hertog van Angoulème, ge
ïnspecteerd was stak de vloot in zee en
kwam den 13den Juni 1830 voor anker in de
baai van Sidi Feeruch, 15 K.M. ten W. van
Algiers. Koning Karei X was zeer enthou
siast voor de onderneming en er geheel van
vervuld.
Den volgenden morgen had de ontscheping
plaats en opende het geschut het vuur tegen
de Turksche batterijen. De Turken stonden
onder bevel van Agha Ibrahim, den schoon
zoon van Dey Hussein, en deze beschikte, be
halve over zijn eigen troepen, over die van
de Bey's van Constantino, Oran en Titteri,
die elk 12 a 13000 man ter beschikking had
den gesteld; de Sultan van Marokko en de
Pasha van Tripoli hadden vaag hulp toege
zegd. Met inbegrip van de Janitsaren en de
militie van La Régence beschikte Hussein in
het geheel over 60000 man. Voor elk hoofd
van een Franschman dat men hem brengen
zou had de Dey een prijs uitgeloofd.
In de stad Algiers was de overmoed en
pralerij veranderd in schrik en verslagenheid
sedert de Franschen geland waren, zooals
men van een vluchteling vernam.
De brigade van den maarschalk Poret de
Morvan had intusschen Sidi Ferruch bezet
en er werd onder leiding van den generaal
der genie de Valaré een versterkt kamp in
gericht op het schiereiland. De achterhoede
der Turken schoot gedurende enkele uren
van achter de boschjes op de Franschen,
die daardoor enkele verliezen leden, doch de
hoofdmacht des vijands bevond zich te
Staouéli; deze stelde zich voor de oude
methode toe te passen: de Franschen eerst
te doen landen en daarna in zee terug te
werpen. Voorloopig bepaalden de Turken zich
tot beschieting der infanterie waardoor van
de talrijke vrouwen in de cantines zelfs een
enkele getroffen werd.
yitscheping van het Fransche leger te Sidi Ferroch (14 Juni 1830)3
Den 16den stak een zware storm op en men
vreesde reeds het ergste doch gelukkig duur
de het slechte weer niet lang. De comman
dant van de vloot, admiraal Duperé, meende
ten onrechte dat de baai te klein was om
alle troepen tegelijk te doen ontschepen en
had daarom het grootste gedeelte der cava
lerie achtergehouden. Ibrahim trad nu aan
vallend op: de bey van Constantine kreeg
opdracht den Franschen rechtervleugel aan
te tasten, hijzelf viel met de élitetroepen en
die van Titeri den linkervleugel aan; op den
18den had een hevig gevecht plaats, waarin
de Franschen. onvoorzichtig, hun geschut in
eerste linie hadden opgesteld. Op zeker
oogenblik kreeg de Fransche linkervleugel
het te kwaad en week terug; bij den tegen
aanval bleek er gebrek aan patronen te zijn!
De commandant van de reserve, de luit.-
generaal hertog des Cars, nam echter het
initiatief om in te grijpen en redde daar
door den dag.
Daarna deed het geheele Fransche leger
een tegenaanval en de Turken werden terug
gedreven naar hun kamp van Staouéli, waar
ze tot staan kwamen. Het buitengewoon
slechte terrein maakte dat de dlvisie-Lovrcdo
niet spoedig genoeg vervolgen kon en dit
was voorloopig Ibrahim's behoud, maar zijn
artillerie, levensmiddelen, tenten, kudden,
schapen, ossen, paarden en kameelen vielen
den Franschen in handen. Ongelukkigerwijze
belette het gemis aan cavalerie een voeling
houden met den vijand.
Ibrahim, bang geworden, hield zich schuil
en Hussein benoemde in zijn plaats den Bey
van Titteri, een flink soldaat. De Franschen
bezetten nu, na een hevig gevecht bij
Staouéli, het plateau van Sidi Khalef, daar
na dat van Bouzaréa en zagen in de verte
de muren van Algiers voor zich.
Op dit laatste plateau ontspon zich weder
om een gevecht onder een snikheete tempe
ratuur zoodat tweeduizend man moesten
worden geëvacueerd; in dit gevecht sneu
velde Amédée, de tweede zoon van den op
perbevelhebber. Eindelijk waren de paarden
aan wal gebracht! Een algeheele opmarsch
van de drie divisies werd nu gelast en de der
de nam in den looppas de sterke positie van
Bouzaréa; om 5 uur had het 17e regiment
het hoogste punt, La Vigle, bezet. De Fran
schen zagen nu voor zich de grijswitte mas
sa van de Kashba, paleis, citadel, harem-
verblijf, kruitmagazijn en gevangenis, de for
ten en de kustbatterijen. Ook de huizen der
vreemde consuls, die, behalve de Engelsche,
de wijk hadden genomen naar het Ameri-
kaansche consulaat, werden bezet.
De chef van den staf, generaal Desprez, be
ging bij deze gelegenheid een ernstig abuis;
door de groote hitte zag hij de zandvlakte
voor de zee aan en bepaalde de opmarsch-
richting op 90 gr. fout naar links, naar een
zeer slecht begaanbaar terrein; gelukkig
had deze vergissing geen ernstige gevolgen.
Op den rechtervleugel werd nu de aanval
gericht op het fort L'Empereur (waar zich
thans het gedenkteeken bevindt).
Het was zeer goed verdedigbaar en de com
mandant Khasnadji, minister van Financiën
van den Dey, was een flink, bekwaam sol
daat, die over tweeduizend man en 53 kanon
nen beschikte. De Franschen stelden ten Zui
den en ten Zuid-Westen van het fort hun
batterijen op en openden het vuur op pl.m.
600 Meter.
Op den lsten Juli had een demonstratie
van de vloot plaats, echter zonder veel suc
ces; daarentegen sloten de Franschen het
fort steeds nauwer in. Hoewel de Turken
over meer vuurmonden beschikten en deze
uitstekend bedienden moest hun artillerie
het afleggen; om 8 uur v.m. van den 3den
Juli begonnen zij te vluchten, en de Dey
ontzag zich niet op de vluchtenden te laten
schieten! Om 10 uur werd het algemeen vuur
gestaakt en ging men over tot bresschieten,
doch toen een kruitmagazijn in de lucht
sprong ontstond er een paniek onder de Tur
ken en werd de vlucht algemeen, waarbij de
dappere Khasnadji echter tot het laatst
stand hield.
De springstukken der muren, die tot binnen
Algiers vielen, brachten daar schrik en ont
moediging te weeg en de oude generaal ba
ron Hurel maakt hiervan gebruik om het fort
aan het hoofd van het tweede marschbatal-
jon binnen te dringen..... een grenadier van
het 17e regiment hangt aan een stok een wit
hemdhet enthousiasme is onbeschrijf
lijkoveral hoort men roepen: „Vive le
Roi! Om twee uur verschijnt Sidi Mustapha,
eerste secretaris van den Dey, om een wa
penstilstand t-e verzoeken, doch de Bour
mont wijst dit onverbiddelijk af. ..De Dey
moet zich onvoorwaardelijk vergeven of ik
bombardeer de stad," dreigde hij.
Hussein had zich verschanst in de Kashba
doch zijn eigen volk begon te muiten. Twee
rijke Moorsche kooplieden boden de Bour
mont aan hem het hoofd van Hussein in
handen tc spelen op voorwaarde dat hij de
stad zou sparen maar de Bourmont wees dit
aanbod verachtelijk van de hand. Toen ook
de Janitsaren hem niet meer gehoorzaam
den legde de Dey het hoofd in den schoot en
liet zich door Beaumont de vredesvoorwaar
den dicteeren. La Régence en de stad Algiers
werden onvoorwaardelijk door hem overgege
ven; onmiddellijk liet de Bourmont de stad
en de forten bezetten en vergunde den Dey
zich aan boord van een schip te begeven; hij
nam negen millioen gouds mee.
Op den 5den Juli 's morgens om 10 uur,
had de plechtige intocht der Franschen bin
nen Algiers plaats en Frankrijk was een ko
lonie. die ruim 800.000 K.M.2 groot is en
thans ruim vijf millioen zielen telt,
rijker geworden. De Bourmont werd tot
maarschalk bevorderde doch enkele dagen
later werd koning Karei X van den troon
gestooten.de Juli-revolutie bracht
Louis Philippe de kroon van Frankrijk! Maar
dit land bleven tegenspoeden van allerlei
aard in de nieuwe kolonie niet gespaard.
Dr. J. WACKIE EYSTEN.
D Men denke ook aan de talrijk? gevechten
van Hollandsche schepen tegen de Algerijn
sche zeeroovers en vooral aan de vernitiirg
van de Turksche vloot en van een deel van
Algiers door een Engelsch-Hollandsch smal
deel op 27 Augustus 1816,
Romeinsch straatleven.
Ir n Noord-Europa gebeurt het den
mensch wel eens, dat hij „bummelt",
zooals de Duitscher dat noemt. Een
l enkelen keer zelden mag men
wel zeggen. Meestal heb je cr geen
tijd voor. Daarmee wil ik niet beweren, dat
de mensch „bummelt" alleen wanneer hij tijd
heeft. Neen, want vaak „bummelt "hij. als hij
eigenlijk absoluut geen tijd heeft. Het komt
zoo over je. je weet zelf niet hoé.
Dan sta ik eindeloos voor iederen boekwin
kel, trek conclusies uit de combinatie van
uitgever, schrijver, opschrift en prijs, kan
niet loskomen van de étalage der slgarct-
tenwinkels. voel mij verplicht, onbeweeglijk
naar de straatarbeiders te kijken, die heet
asfalt over den grond smeren, heb het ver
langen, de auto's aan deu trottoirrand te
bestudeeren en interesseer mij voor het pu
bliek, dat uit krantenverkoopsters, vroolijke
straatjeugd, deftige meneeren, damesbeenen,
politie-agenten en chauffeurs bestaat. En
heb op die manier een halven dag noodig.
voor afstanden, die ik anders in een kwar
tier loop.
In Rome is deze toestand niets ongewoons
Of het de inwerking van het klimaat is, of
van de straat zelf, van de volksziel, of van de
maccaroni, dat wee; ik niet. In ieder geval
lijkt het er op, als of het grootste gedeelte
van het mcnschcnras in Rome niets anders
te doen heeft dan Kalverstraatjes, of beter,
op zijn Romeinsch, „Corsos" te maken.
Kom, lieve vriendin, laat ons samen een
beetje op z'n Romeinsch wandelen! Hier
aan den linkerkant van de straat! Anders
krijgt u ruzie met de, alle honderd meter op
gestelde verkeersagenten, die den heelen dag,
net als een automaat „sinistra" zeggen.
Maar u loopt veel te gauw. heeft u haast?
U moet nog aan het Romeinsche tempo wen
nen. Kijk maar eens die drie jongelingen
voor ons. die arm in arm wandelen en bij
hun drukke conversatie zich de scheevo
hoedjes met hun stokjes bijna van de zwarte
lokken stooten. Die hebben de goede maat
van loopen! Ziet u, nu blijven zij staan en
kijken geïnteresseerd deze dame na.. U ge
looft, dat zij te opvallend geschminkt was?
Geen sprake van! Controleert u maar eens
alle vrouwen hier: Zij zien er allemaal pre
cies zoo uit. Allemaal zijn net zoo keurig
rose, hebben hun wenkbrauwen geschoren en
in plaats daarvan zoo'n dunnen zwarten
streep geschilderd en geen één van hen voelt
zich gekleed, als zij niet die verrukkelijke
zwarte vlek boven de lichtroode. bijna
oranje lipjes gezet heeft Wat zegt u? Die
aan den overkant is niet geschminkt?
Maar ziet u dan niet dat zij lage hakken
heeft en het hoedje alleen op haar achter
hoofd zit? En zéker is zij geschminkt!
Men ziet het alleen niet. Dat is immers een
jonge Engelsche! Overigens een rariteit! De
meeste Engelsche dames zijn oud, wat u
hier, vooral in de Engelsche tea-room Bab-
bington op de Piazza di Spagna nog wel con-
stateeren zult. Buitendien draagt die jonge
Engelsche een wol jurk. De Itallaanschen loo
pen altijd in fluweel, zijde, kanten en bont
rond. Maar die blonde daar met het Bas-
kenpetje, dat is een Dultsche. Men herkent ze
makkelijk aan de deftigheid van haar klee
ding en aan haar manieren. Zij zal wel
kunstgeschiedenis studeeren of zij is leerling
van den nu plaats vindenden Montessori-
cursus. Waarom trekt u plotseling zulk een
belecdlgd en minachtend gezicht? U doet
net de neusgaten open en trekt de mond
hoeken naar beneden, als die beroemde Ame-
rikaanschc fllmactrice, die wij deze week
bewonderd hebben. Ah, die twee heeren
kijken zoo ongegeneerd naar u. Maakt u er
astublieft geen drama van! Daaraan moet u
hier in Rome wennen; heelt u niet gezien.
Rome, Mei 1930.
hoe die keurige meneer, deze dame onder
den hoed keek? Ik beleefde het, dat man
nen een hun absoluut onbekende dame op
straat of in de bus complimenten omtrent
haar schoonheid maakten. „Chc bcllczza, oh,
che carina!" zeggen zij hard op in de tram.
of het niets ls. En als u er op let, dan zult u
zien, dat geen man voorbij gaat. zonder u
onder half gesloten wimpers een vurigen blik
toe te werpen.
De mannen hier zien er goed uit, met hun
scheevc hoedjes, zwarte puntige baardjes of
Mcnjous, hun salope élégancc en bloemen in
hun hand. De eene is mooier dan de andere.
En ook de prachtige uniformen met de
lichtblauwe sjerpen, glimmende epauletten,
sabels, medailles en kruisen moet u zien. Er
loopen massa's uniformen van Marlne-offl-
c'.eren. Fascisten met zwarte hemden, cara
binieri in hun zevcntiend'eeuwsche kleedij,
koninklijke «arde (alléén boven de 1.80 M.)
allerlei militairen, Bersaglieri, politie, mid
deleeuws gekleede „Schweizcr" van den Paus
en alle soorten van monniken, paters, kardi
nalen en grieksche jx>pen.
U verstaat niet wat ik zeg? Ja. dat
komt van het ontzettend lawaai van auto's
en bussen. In het begin had ik altijd
hoofdpijn van de Italiaansche straatdrukte
en het lawaai en van de bezlnciucht, die over
de heele stad hangt. Maar u moet zien hoe
die geweldige autobussen door de straten rij
den. Zoo rijdt men bij ons op een breede
chausseo. Het ziet er levensgevaarlijk uit,
vooral omdat de Romeinsche bussen altijd
zoo volgepropt zijn, dat de menschcn als
apen buiten op de planken kleven. Ik ben
altijd verbaasd dat men niet veel vaker
van ongelukken hoort, als men ziet. met
welke snelheid deze overvolle rijtuigen om de
hoeken der smalle trottoirloozc straatjes ba-
lanceeren.
Neen, die groote blauwe wagen as geen
bus, Dat is een Sightseeing Car; die wor
den gebruikt om de stad te bekijken en ze
overtreffen de bussen nog in snelheid. In
andcrhalven dag hebben de daarin geperste
Engelschen en Amerikanen meer Monumen
ten der Kunst- en Cultuurgeschiedenis gefo
tografeerd dan vijf Dultsche archeologen en
historici in hun heele leven zouden kunnen
verwerken.
U vraagt naar fietsen? Die ziet men hier
niet. Het lijkt voor de Romeinen te ver
moeiend te zijn, hun zeven heuvels op de
fiets te moeten aftrappen. Men gaat hier
liever zoo langzaam zijn gangetje. Wanneer
u de eindelooze trapjes met hun breede,
bijna onmerkbaar stijgende treden in de
Romeinsche palazzo's, villa's en voor de ker
ken ziet, dan heeft u ook daarin een bewijs
dat de Romeinen liever den tijd nemen, dan
dat zij te veel hun beenspieren vermoeien.
Als hier werkelijk in een deel der bevolking
zooiets als energie en Initiatief gebracht is,
dan Ls dat geloof Ik de invloed van
het nieuwe regime.
Hoort u de muziek? Ah, daar komt een
troep „camice nere" (zwarthemden) met hun
vaandel. Nu kunt u zien hoe de Romeinen
hun hand heffen voor den Fascistengroet.
Dan heef^ men werkelijk den Indruk, dat de
nieuwe staatsvorm het geheele volk ver-
conigt. De Geest van Mussolini zweeft over
allesè In leder café, lederen winkel, aan ieder
huls .aan muren, bruggen kolommen, in de
kranten en overal ziet men den kop van den
..Ducc" of den bundel met de bijl, het Fas-
cistenteeken.
Het is Jammer, dat u geen tijd meer heeft.
Anders had ik u nog gaarne de Spaansche
trap en de terrazza's van de Monte Plnclo la
ten zien. waar de elegance van Rome onder
palmen en pijnboomea wandelt. Daar zittea