J AZZ RAGE.
UIT VERGEELDE PAPERASSEN.
Dc vroolijke kant
TT. B, VERTELLING
se op groote stecnen of leunen tegen het hek
en kijken in het blauwe avonduur op de stad
neer, op de duizenden in de ondergaande
zon gloeiende huisjes, die aan den voet lig
gen van de massale koepel-silhouette van de
St. Pletro.
Enfin, een andere keer! Ik vond het pret
tig, u een beetje Romeinsch straatleven te
kunnen laten zien; weliswaar, alleen het le
ven op de élégante Corso's. Misschien zal ik
eens het genoegen hebben met u door de
volksstraatjes achter het Colosseum of in de
buurt van het Tïbereüand en in Trasteverc te
wandelen; dus: ,A rivederci!"
ZWEMMEN IS IN HOLLYWOOD
NOODZAKELIJK.
NORMA SHEARER.
Zwemmen Is de belangrijkste sport in het
leven van allen, die iets met film of tooneei
te maken hebben. Het is niet alleen de
beste oefening om een goedgevormd en
elegant lichaam te krijgen, maar het is in
Hollywood een soort van sociale plicht, die
minstens even belangrijk is als bridgen of
dansen. Trouwens: een filmactrice, die niet
Zwemmen kan behoort tot de onmogelijkhe
den, aangezien in iedere carrière wel een
paar films voorkomen, waarin zwemmen
vereischt wordt. Daarbij komt, dat zeer veel
menschen eigen zwembaden bezitten, waar
men elkaar ontmoet. Iemand, die niet zwem
men-kan, is in de fllmkolonie sociaal on
mogelijk.
Zwemmen is een tak van sport, die het
nuttige met het aangename vereenigt en
voor de actrices en acteurs, die lederen dag
hard moeten werken, is een frlsch bad in
een zweminrichting niet alleen een prettige
ontspanning, maar ook een opwekkende.
Ik houd meer van zwemmen dan van
ecnlgc andere soort, hoewel ik ook veel voor
tennis voel. Als klein meisje in Montreal
leerde mjjn vader, die een uitmuntend
zwemmer was, mij al de verschillende sla
gen en sindsdien ben ik enthousiast geble
ven voor deze natte en frissche beweging.
Gelukkig ls ook mijn man, li-ving Thal-
berg, een geestdriftig liefhebber en lederen
Zondag gaan we met ons jacht er op uit en
we brengen den heelen dag op en in het wa
ter door. Achter ons huis is een klein zwem
bad en bijna iederen morgen voor het ont
bijt zwem ik dat een paar maal rond.
Een bad nemen, terwijl de zon aan den
hemel staat is een weelde apart en als ik
politicus zou zijn, zou ik net zoolang wer
ken. tot het zwemonderwijs op de scholen
verplicht was, opdat ieder zich in het water
evengoed thuis voelt als op het land.
CECIL DE MILLE IS WEER
LUXUEUS.
De bekende regisseur Cecil B. de Mille,
die thans voor Metro Goldwyn Mayer de
film Madame Satan vervaardigt, een pro
ductie, die wat pompe, pracht en praal
betreft geweldig grootsch Is opgezet, staat
ervoor bekend, dat hij „met geld smijt". In
deze film komt een gemaskerd bal voor aan
boord van een Zeppelin en voor dit bal wer
den driehonderd origfneele costuums ont
worpen, alle even bizar en exotisch. Vijftig
naaisters waren gedurende zes weken aan
het vervaardigen van deze costuums bezig en
zij gebruikten: 4200 yards zijde, 1000 yards
crêpe, 500 yards goudstof, 500 yards lamé,
2000 yards satijn, 1700 yards wol en katoen.
100000 muntjes, 1000 Imitatie parelsnoeren,
16 pauwenstaarten en 900 vierkante yards
leder.
Van de verschillende costuums, die ge
bruikt worden noemen wij: Madame Satan
(Kay Johnson), Oud-Engelsch edelman
(Reginald Denny), Hendrik VIII, Romeo.
Romeinsch senator, Alice in Wonderland en
nog tal van eigenaardige costuums als; Wa
ter, Oerwoud, Onschuld, Gouden Fazant,
Verlegenheid en tientallen andere. Drie
balletten treden gedurende dit Zeppelinbal
op en zij voeren zeer origineele dansen uit
in zonderlinge costuums. Tenslotte springen,
bij een hevig noodweer, als de Zeppelin in
twee stukken breekt, alle gasten met para
chutes overboord. Hiervan worden tal van
close-ups gemaakt met camera's in lucht
ballons.
De bewonderende bezoeker: „Hoeveel
man werken er wel In dit reusachtige fa-
brleksbcdrljf?"
De onverschillige employé: „Ongeveer de
helft".
Uit Londen wordt gemeld, dat de dertien
leden van de Thirteen Club Vrijdag hun
jaai'lijksch feestmaal hebben gehouden. Al
len liepen onder een ladder door toen zij de
zaal binnenkwamen, waarna ieder een spie
gel brak en zij zich zetten aan een feest-
dlsch omringd door witte olifanten, padde
stoelen en geraamten. In den vroegen mor
gen togen zIJ huiswaarts, elk met een spin
lil de hand.
Het resultaat van dit alles was nihil.
Uit Sevilla wordt gemeld, dat koning
Alfonso een grapje heeft uitgehaald ten
koste van den hertog van Spoleto. een neef
van den koning van Italië. IliJ liet licm
zitten op een beweegbaar bankje, verbonden
met een fontein, waardoor de hertog auto
matisch met water werd besproeid.
Koning Alfonso ls drieenveertig Jaar oud.
Sen diplomaat is Iemand, aangesteld om
situaties te vermijden die zich nimmer zou
den voordoen als er geen diplomaten
waren.
„Worden politici gehandicapt door Intel
lect?" vraagt een Engelsch blad.
„Ja", antwoordt een cynische lezer. „Maar
niet veel".
Ter viering van het duizendjarig bestaan J
van het IJslandsche Parlement werd, onder
groot gejuich der bevolking, dc grootste
depressie op de wereld losgelaten die ooit van
IJsland was uitgegaan.
XJit de geschiedenis van Nederlandsch-Indië)
door P. J. ZÜRCI1EK.
De taalkwestieHet taaie Portugeesch
Zijn uiteindelijke ondergang
angen tijd heeft de taalkwestie een
belangrijke rol gespeeld en het werd
door de regeering der zeven*
- tiende eeuw van buitengewoon ge
wicht geacht, widke de toon-aan-
gevende en heerschende taal zou zijn, n.l.:
het Nederlandsch of het Portugeesch. Voor
namelijk was dit het geval zoolang de Com
pagnie met Portugal in oorlog was. Na den
vrede van 1663 toen. de Portugeesche
macht bijna vernietigd was begon men
zich neder te leggen bij de overlicersching
van het Portugeescn, dat onder een aan
zienlijk deel der ingezetenen gesproken
werd. En wel zeer merkwaardig mag het
heeten, dat in het jaar 1664 voor de eerste
maai zelfs werd toegestaan, den dienst van
het H. Avondmaal der Portugeesch Her
vormde Gemeente, in het Portugeesch te
houden, in weerwil van het feit. dat deze
toch steeds in het Hollandsch plaats vond.
De taalstrijd veel strijd Is er feitelijk
nooit om gevoerd was een hardnekkige,
wat wel duidelijk op den voorgrond treedt
als men nagaat, dat men te Batavia de
schooljeugd reeds Nederlandsch wilde lee-
ren. Ook bestond er in het fort Jacatra een
Holiandsche school en op beide scholen liet
men zooveel mogelijk het godsdienstonder
wijs in het Nederlandsch geven, maar er
schijnt zoo'n geprononceerde voorkeur voor
het Portugeesch te bestaan en dit scheen
zóó onmisbaar te zijn. dat er, reeds ten tijde
van Coen, Portugeesche vertalingen beston
den van gebeden en geloofsartikelen ten
gebruike van volwassen catechesanten. Nog
trachtte men den kerkdienst voor Inlanders
te beperken tot het Maleisch, doch ook dit
leidde niet tot het gewenschte doel en men
was verplicht toe te geven. Openlijk erkent
de regeering In 1634- dan ook, dat het Por
tugeesch te Batavia: „onder de Indeaense
vrye luyden ende dse Compes lyffeyghe-
nen", meer wordt gebruikt dan het Ma
leisch en staat zij de prediking in het Por
tugeesch toe. Nog geen tien jaar later tref
fen wij in het Compagnies slavenkwartier
een Portugeeschen meester aan en worden
het Testament en de psalmen Davids in het
Portugeesch gelezen. Alle pogingen van de
regeering om de Nederlandsche taal te be
vorderen, leden schipbreuk. Het Portugeesch
won meer en meer veld en de Nederlanders
waren zelfs verplicht met hun mlxtiesche
(halfbloed) echtgenooten, hun huishoud
sters en slaven, Portugeesch te spreken,
wat hun volstrekt niet on-welgevallig was;
integendeel, zij vonden het een „groote eere
een vremde taal te connen spreken".
Zelfs de slaven van Bali en Celebes spra
ken Portugeesch, doch met den achteruit
gang van den slavenaanvoer uit de landen
„om de West", neemt geleidelijk het Ma
leisch meer toe, en wel het eerst onder de
Chineezen en slaven. Desondanks werd in
1708 in Holiandsche gezinnen tegenover de
slaven nog Portugeesch gebruikt en spra
ken de lidmaten der zeer talrijke" Portu
geesche gemeente in het algemeen geen
Maleisch.
Het Portugeesch, dat op de straat gespro
ken wordt is evenwel niet van het zuiverste
gehalte. Zoo zingen in 1715 kinderen op
straat: „Compra pipinjo, Tjina Antoni teeng
mienja paddrienjo", wat in zuiver Neder
landsch omgezet zeggen wil: „Koop kom
kommers; de Chinees Antoni is mijn doop-
vaar". (Dit: „Comra pipinjo" zijn de eerste
woorden uit een Portugeesch-Batavlaasch
ki'nderdeuntje). Maar nu wordt die' Antoni
boos en gaat de kinderen te lijf, wat voor
de ouders een aanleiding is om naar den
notaris te gaan, teneinde een attestatie te
laten opmaken om den Chinees aan te
klagen.
Het volgende staal van niet direct 18 ka
raats Portugeesch ls bewaard gebleven in
een notarieel getuigenis uit hetzelfde jaar
waarin het conflict met Antoni geboren
werd.
Op eeri zonnigen morgen zit een landge
noot „op de stoepsbancke van Sr. Hendrick
van Deyl" zijn pijp te rooken en spuwt (hoe
zuiver Hollandsch is dit heele tafereel) al
peinzende naast zich op de stoep van Jan
Lutsen, wiens vrouw, een toonbeeld van
(akelige) Holiandsche zindelijkheid en „be
schaafde manier" (let op de taal, die zij
uitslaat) nu als een wild gebroed naar bui
ten stuift en in h'et Portugeesch de volgen
de woordenlijst uitbraakt: „Kie Diabei de
oenga roosto de pispot iste, oenga boka de
kakoes. trije doos trees balie com agoe, maas
doos tres emmer, tsomma aron, maas otro
aron dessa limpa iste soejoedadi". De bij
gevoegde vertaling door den notaris, „onder
reverentie", laten wij liever achterwege, te
meer daar enkele Nederlandsche klanken
reeds eenige verduidelijking geven In deze
schitterende oratio.
De taalkwestie schonk ook aan de gods
dienstoefeningen iets zeer bizars. In 1708
wordt door ae Portugeesche predikanten
zelf, met -een zekeren trots, verklaard, dat
het godsdienstonderwijs der Mardijker-
kinderen In het Nederlandsch zal plaats heb
ben Maar hoe valt dit te rijmen bij de weten
schap. dat géén hunner Nederlandsch en
uitsluitend Portugeesch verstaat? Een neven-
bepaling voorziet ook in de omstandigheid,
dat bij ziekte van een der ambtsbroeders
een Holiandsche collega op den Portu
geeschen kansel komt. Verder lezen wij, dat
1753de catechisatie in het Weeshuis in
het Nederlandsch geschiedt, in weer
wil van het feit dat zoowat geen der kin
deren onze taal kent en nog in 1811 werden
op de school van het Armhuis de Portu
geesche Catechismo Domingo en een
Nederlandse li e catechismus, tegen
elkaar in. gebruikt, alsmede meerdere Neder
landsche leer- en leesboekjes.
Het is haast aandoenlijk van overdadige
zorg, waaruit evenwel geen enkel systeem
spreekt.
Hoewel de ijver der Portugeesche gemeente
omstreeks 1700 nog zoo onstuimig was, nam
deze na 1740 sterk af. Voortdurend werd het
kerkbezoek minder. In 1768 blijkt, dat er
Heden tot de Portugeesche gemeente behoo-
ren, die niet eens gedoopt zijn. De verdere
teruggang blijkt uit de afschaffing van de
voorlezing in de Buitenkerk op Donderdag
avond bij gebrek aan toehoorders (1770) en
zeven jaar later wordt zelf aan het aantal
preekbeurten getornd en dit verminderd.
In 1781 wordt het personeel der Binnen
keek besnoeid; in 1797 werd het aantal leer
meesters, over wier onbekwaamheid reeds
lang geklaagd werd, op acht terug gebracht.
Het aantal predikanten was aan sterke
schommelingen onderhevig. De bekendsten
zijnJacobus opdenAkker; Jaco
bus Canter Vlsscheren Joha n-
n u s M a u r i t i us M o li r. Dan zijn er
vier, dan, plots, weer slechts een predikant.
En V a 1 e n t ij n 'beklaagt er zich over, dat
de regeering er volstrekt geen been inzag,
om een predikant, die zich de moeite getroost
had een vreemde taal te leeren, met een
dienst te belasten waarin hij die taal niet
noodig had. Eindelijk in 1801 was de
toestand zoo geworden, dat er in 't geheel
geen Portugeesche Predikant meer
was en bekwaamde Adrlaan Zomer-
d ij k, leeraar bij de Maleische gemeente,
zich om in 1804 als predikant te kunnen op
treden. In 1807 krijgt hij, als assistent, bij
zich Abraham Anthonijs Engelbregt, maar
beiden overlijden en een jaar later is er nog
slechts enkel een voorlezer in de Portugee
sche taal over en eindelijk in 1815, was er
ook geen Portugeesche catechiseermeester
meer te verkrijgen.
Tn het midden der achttiende eeuw zelfs
was, zooals blijkt, het Portugeesch als spreek
taal nog zeer in zwang.. Dit blijkt ook uit een
in 1747 in het Portugeesch gedrukte instruc
tie voor de Bataviasche wijkmeesters. En
een Engelschman, die omstreeks dat jaar Ba
tavia bezoekt, schrijft, dat men er Maleisch
of Portugeesch moet spreken, terwijl twin
tig jaar jaar later de zoogenaamde Bata
viasche Portugeezen reeds meer Ma
leisch dan Portugeesch spreken.
Toch wilde, ondanks deze retraite van het
Portugeesch, het Nederlandsch er
maar niet in. Want wederom «hans in
1778 liepen alle pogingen om het op de
scholen en onder het klerkenpersoneel in
gang te doen vinden, jammerlijk spaak.
Hofhout, zegt dan ook omstreeks denzelfden
tijd: men leert het (Portugeesch) gemakke
lijk in den „ommeganck" met Bataviasche
jonge dames, terwijl de nieuw aangevoerde
slaven Maieisch leeren.
De ondergang van het Portugeesch is bijna
even piouseling gekomen aLs die van de Por
tugeesche gemeente. In 1807 kennen de no
tarissen geen Portugeesch meer, hetgeen toe
te schrijven is aan hun cliënten, die zich
van het Maleisch bedienen. En in 1815 was
er zelfs geen Portugeesche catechiseermeester
meer te krijgen.
In weerwil van deze evolutie, die haar
eindpunt vond in het Nederlandsch, is de
Maleische taal nog heden rijk aan Portu
geesche woorden. Pendeïra (vlag), mantega
(boter) e.a. zijn nog dagelijks gebezigde
woorden. Ook onder de hedendaagsche ge
bruiken vinden wij er nog uit den Portugee
schen tijd terug. Zoo o.a. het gebruik om den
dag voor Kerstmis bloemen op de graven te
leggen. Ook is de .Kront j on g" - muziek zon
der twijfel, een zuiver PortugeescH over
blijfsel. Het woord krontjong" beteekent
tamboerijn en deze muziek met gitaarbegelei
ding moet oorspronkelijk dans-muziek zijn
geweest. Het bekende lieftallige en melo
dieuze wiegeliedje „Nina, nina, bodo" dateert
nog uit dien tijd.
De beide hier genoemde instrumenten, ko
men als „Portugees speelinstrument" nog
voor in de boedelbeschrijving van een Ba-
taviaschen mixtiesburger uit 1714 onder den
Portugeeschen naam „pandeiro".
Later, toen de danslievende „Mardij
kers" (van het sanskrietische „Maharddika",
grootmachtig*" een kaste van „vrij-mannen"
die zeer veelvuldig voorkwamen, uit de Bata
viasche samenleving verdwenen, is de dans
muziek en met haar de pandeiro ver
dwenen, ais gevolg van de omstandigheid,
dat de Inlander eigenlijk niet danst,
al spreken wij van „dansen".
Ei- zijn evenwel nog andere deuntjes ge
bleven, waarbij de tamboerijn overbodig was.
De tegenwoordige „Krontjong" is de gitaar
met vijf snaren, die begeleid wordt door de
dwarsfluit, de viool en de gitaar. Onder de
Inlandsche bevolking te Batavia werden in
1830 nog de daarbij behoorende Portugee
sche liedjes gezongen. Maar sedert zijn ook
die verdwenen en vervangen door de zooge
naamde Maleische pantoems. Er bestaan er
behalve „Nina, nina, bodo", nog eenige van
algemeene bekendheid en wanneer men die
in bijzijn van de Inlandsche bedienden, op
de piano aanslaat, ziet men hen, die de
Europeesche muziek niet begrijpen,
plotseling de ooren spitsen.
Kaste van vrij-mannen van anderen
landaard.
MIEREN ALS GENEESMIDDEL.
Een expeditie, die juist uit Peru is terug
gekeerd, beschrijft een eigenaardige methode,
die de inlandsche doktoren bij de behandeling
van wonclen volgen. Er komt daar namelijk
een soort mier voor, dat er bijzonder sterke
kaken op na houdt. Plaatst men zoo'n diertje
bij iets bijtbaars, dan hapt het oogenblikke-
lijk toe en laat vooreerst niet los.
Wanneer nu een inboorling gewond is, drukt
de dokter de belde zijden van de wond
samen en houdt er een mier bij. De mier bijt
en trekt de kanten van de wond met zijn
krachtige kaken naar elkaar toe. Vervolgens
wordt het lichaam er afgeknepen. De eene
mier na de andere ondergaat dit lot tot een
heel rijtje van deze zonderlinge steken de
wond gesloten houdt.
m ons heen gilt en dreunt en kraakt
het. Losgebroken geesten gaan als
waanzinnigen te keer. De klanken-
chaos van de jazzband snez-pt als
het. monsterachtige lakaai van
een reusachtigen wekker die een dronken
reus moet wekken uit zijn slaap. Het spek
takel wordt zoo ontzettend dpt het zelfs phy-
siek druk op je uitoefent, tot je oogleden
eindelijk van vermoeidheid dicht vallen. Op
dat oogenblik schijnen wij werkelijk den sla-
penden reus te zien. Uit boosheid heeft hij
watten in zijn ooren gedaan, voor hij ging
slapen. En een briefje heeft hij op zijn deur
geprikt: Hapalje, morgen moet ik stellig ver
trekken. Word Ik niet gewekt, dan sla ik hier
alles kort en klein, de klok, het huis. de heele
wereld". Hoe zou het orkest bij zoo'n dreige
ment, niet schrikken en beven voor zijn le
ven? Caliban wil gewekt worden. Vooruit dus
Flink. Nog flinker. Het wilde lawaai wordt
snerpender. razender, het zwelt tot een orgie
van tumult, tot een Niagara van disharmonie.
Vergeefs. Het monster slaapt verderNu
gilt en zaagt ook de saxofoon mee. die klinkt
alsof zij den snurkenden reus parodieert.
Dan doe je je oogen weer open. neen,
het was niet meer dan een droombeeld, die
geheele voorstelling met den reus en met
den wekker. De reus is wakker; hij danst
zelfs, draait zich. wendt zich. sleept en wan
kelt. rhythmisch draait hij in een cirkel
rond. Hij ls het publiek. Maar interessanter
zijn de negertypen, die de instrumenten han-
tceren. Daar: de eerste met de groote trom.
Hij grijnst zoo vaak hij op de trom inhakt.
Onmiskenbaar: het doet dezen donkeren ne
ger goed. het blanke trommelvel te mishan
delen, er flink op los te ranselen, zonder
voor zijn eigen donkere huid lynchjustitie te
moeten vreezen. En dan die banjospeler! Zijn
hoofd laat hij over het instrument hangen;
het ziet er uit alsof het groote, komische ne
gerhoofd gegroeid was uit de dunne hals van
de banjo. Het gebogen hoofd van den neeer
verbergt zelfs de linkerhand, waarmede hij
het Instrument tegen zijn lichaam drukt en
waarmede hij de snaren vasthoudt als een
verliefde, die met de hand op het hart zijn
liefde bezweert De banjo smelt samen met
hel lijf van den speler, en terwijl zijn rech
terhand rondbeeft op de snaren, is het, alsof
hij speelt op zijn eigen ingewanden. Hoe wil
der hij er in graait, des te geestdriftiger is
hij; zijn mond splijt open en achter zijn
paarse dikke lippen verschijnt een dubbele
haag van groote. gele tanden. Hij waggelt op
zijn stoel en de tonen, die uit zijn vingers ko
men, worden voortdurend lager, droefgeesti-
ger.
En die andere aan den vleugel. Hij zit met
zijn rug naar mij toe. Uit zijn fluweelen
smoking rijst een smalle, witte streep op: zijn
boord: dan zet de zwarte massa zich weer
voort in den wolligen kroeskop. Het boord
doet aan als een witte krijtstreep midden op
een zwart bord. De neger aan de plano! Wan
neer men bedenkt, dat ook Beethoven eens
aan de piano zatEen Rubinstein, een
Busoni, eenDirk Schafer heeft men eens
aan de piano gezien Al is deze sentimentali
teit belachelijk: ik lijd onder dit nieuwe as
pect. Hem, den neger, schijnt het echter nog
niet komisch genoeg te zijn. Hij wil zijn pres
tatie nog geweldiger maken. Hij staat van
zijn stoel op. Zijn lichaam kronkelt als een
slang Nu heft hij zijn boenen, het eene na
het andere in de lucht. Dan. alsof hij door
extase wordt aangegrepen, springt hij met
beide voeten op de toetsen. De piano huilt,
loeit, verontwaardigd en ontsteld. Dan wipt
de neger weer naar beneden cn speelt verder.
Een aap. Een dol dier. En ik wacht en hoop
in stilte, dat op ccn gegeven oogenblik ook de
piano, zeer waardig, zijn dikke, eerlijke poot
zal opheffen, om den neger een stevige schop
te geven. Vergeefsche hoop
En daar de saxofoonblazer. Zijn wangen
zijn bol; zijn pupillen verdwijnen tusschen
de vleeschmuren, men ziet alleen zijn oog
wit vol roode aderen; er is iets ontstellends
in, iets fanatieks, waanzinnigs. Pan heeft
de menschheid de schrille fluit gegeven. Or
pheus de harmonisch klinkende lier en de
heer Sax, een Belg heeft ons met de saxofoon
bedacht. Wanneer komt meneer Meier met
de meierofoon cn meneer Muller met de Mul-
lerofoon? De tonen, die deze in 't kader van
de jazzband verschrikkelijke saxofoon
voortbrengt, zijn een synthese van miauwen,
brullen, brommen, blaten, kraken en het
verliefde schreeuwen van panters. De saxo
foon levert alleen een ware oerwoudsympho-
nie. Dit lange instrument schijnt zijn neger
buitengewoon te amuseeren. Nu cn dan weet
men niet meer te onderscheiden: blaast de
saxofoon in den neger of de neger in de
saxofoon?
Trom en piano, banjo en saxofoon zijn
echter met voldoende; het lawaai wordt nog
vergroot door oen ratel, een klapper, door
autosireuen, claxons. Wat zijn dat voor in
strumenten? Waar komt deze muziek van
daan? Is zij er werkelijk een? Wat drukt zij
uit? Zingt zij vreugde? Klaagt zij leed? Viert
zij overwinning of beweent zij een neder
laag? Of is mijn verdenking juist en is dit
alles maar slinkschheid, een soort wraak
voor vroegere tijden, toen wij, blanken, deze
zonen van Japhet in slavernij hebben gehou
den? Destijds klaagden zij vergeefs, dat zij
kalm hun blijde leven wilden leven, dat zij
wilden dansen, wij kwamen naar hen toe
met zweepen en met jenever, maakten hen
suf en dwongen hen tot arbeid. Zij werden
weggesleept,hun familie onttrokken, verkocht.
In naam van de beschaving.Thans komen zij
in massa's terug en wreken zich. Hun uur
heeft geslagen. Zij komen met hun schreien
de banjo, hun krankzinnige trom, met den
heeschen claxon, met geheel hun barbaar-
sche cacaphonie, die, zweepstriemen gelijk,
op ons neerdaalt.
Vergeefs klagen wij: „Ik heb familie
Ik heb zorgenIk zou willen werken!" Het
baat niet. De jazz staat achter ons met zijn
zwiepend lawaai en dwingt ons: .Dansen
moet je!" De arme moeder kan niet meer
blijven bij het bed van haar zieke kind. Zij
moet naar de dancing, naar deze verschrik
kelijke plantage, waar shimmy en blues wor
den gecultiveerd. En ook den man gaat het
niet beter. Onder de houwen van de saxo
foon en de piano moet hij zijn ledematen
trekken en rukken, of het hem plezier doet
of niet. De doktoren beweren, dat de char
leston absoluut schadelijk is voor de ge
zondheid; hij produceert eksteroogen onder
de voetzolen. Hij dreigt zelfs met gevaarlijke
complicaties. De doktoren waarschuwen,
maar het is vergeefs. De wraak van de negers
is verschrikkelijk. Zij kent geen erbarm ing.
Duivelsch is zij.
Wanneer komt dan eindelijk een verlos-
ster, een zwarte Beecher-Stowe, die zich
over ons erbarmt en een boek schrijft:
Uncle Toms Dancing", om daar het gewe
ten van de wereld mede te wekken? Wanneer
komt de bevrijdingsoorlog, om ons te verlos
sen van deze jazz-slavernij? Ik, die de
smaad van deze situatie zoo diep voel, hoe
graag zou ik zulk een beweging in gang zet
ten. Maar wanneer? Hoe? W*aar? Het dreunt
en kraakt en gilt om mij heen. En dan die
aardige brunette daar gindsHaar blik
brandt als de stralen van de tropenzon. Hoe
zou lk de verzoeking kunnen weerstaan,
haar ten schielykste voor een charleston te
vragen?
H. BUYS.
Parijs, Mei.
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbe
houden).
Avond
door WILLY VAN DER TAK.
De avond was warm en stil en in de zoele lucht
hing de geur van vele bloemen, die dien dag
in de warme zon opengebloeid waren. De
oude heer Peters zat in zijn veranda en.
staarde uit in den tuin, naar de lijsterbessen,
die aan den achterkant tegen de schutting
vol met groote roomwitte bloemtrossen
pronkten, naar het bruine beukje, dat jaren
geleden nog door de kinderen geplant was,
naar de bremstruiken en de sneeuwballen, en.
naar mevrouw Peters, die langzaam door
den tuin dwaalde en af en toe bleef stil
staan bij een plant of een boom, terwijl haar
oogen peinsden en haar handen soms in ge
dachten een bloem or een blad streelden. Nu
stond zij bij de kamperfoelie die tegen het
schuurtje groeide, en hij kon net haar pro
fiel tegen den lichten avondhemel zien af
steken; de fijne neus, de kin, de massa grij
zend haar, die vroeger bruin was geweest.
Meneer Peters zuchtte en bewoog even
met een moedeloos gebaar zijn hand; was het
niet wonderlijk, dat zij al die jaren getrouwd
waren geweest en dat hij haar heel wat
avonden zoo alleen door den tuin had zien
dwalen, of geweten had. dat zij nu boven op
haar kamer zat in haar geliefkoosde hou
ding, met haar hoofd op haar handen en.
dat zij dan dacht aan dingen, waarvan hij
pas langzamerhand vaag het bestaan was
gaan vermoeden, en waarover zij nooit met
een woord tegen hem gerept had? Hoe dik
wijls had hij niet in lichte verwondering ge
staan voor haar boekenkast en gezieh naar
deelen, waarvan hij het meerendeel eens een
enkelen keer had ingekeken omdat het haar
blijkbaar zoo geïnteresseerd had en spoedig
weer verveeld had weggelegd; hoe zelden
hadden zij ooit gepraat over haar schilde
ren, al vertelde zij hem dan ook plichtge
trouw, dat het stilleven, waaraan zij de laat
ste weken zoo druk bezig scheen te zijn ge
weest, af was? Hoe dikwijls had hij niet
tegenover haar aan tafel gezeten, en met een
gevoel van verbazing, bijna van gene, ge
keken naar de wonderlijke uitdrukking,
die haar gezicht soms hebben kon iets
stil gelukkigs, dat hij niet begreep, en vroe
ger dikwijls gewantrouwd had?
Hij dacht aan dien tijd jaren geleden, teen
een oude vriend van hem twee weken bij hen
gelogeerd had, en die twee samen uren lang
gepraat hadden over dingen, die hem koud:
lieten, zoodat hij soms wrevelig was opge
staan en weggeloopen met het gevoel, of hij
er niet bijhoorde; aan dien middag toen hij
onverwachts thuis gekomen was en zijn
vriend aan de piano gevonden had, terwijl
zij in de veranda zat met haar hoofd in
haar handen, terwijl de tranen over haar
wangen liepen? De ander was na zijn logeer
partij weer weggegaan en schreef hen af en
toe, en kwam geregeld aan, als hij met ver
lof uit Indië over was; en het was hem
soms geweest, of zij na dien tijd veranderd
was, dieper, stiller nog en ook gelukkiger
was geworden. Maar zij had hem minder dan
ooit verteld van wat er in haar omging, en
zij had soms met een kind op haar schoot
voor zich uit zitten staren met een uitdruk
king op haar gezicht, die hem tegelijkertijd'
verwarde en ontroerde.
In de verte floot zoet en lang een nachte
gaal en meneer Peters zag zijn vrouw haar
hoofd opheffen, en ln de richting van het
geluid kijken. En bruusk stond hij op en ging
naar binnen. In den tuin bleef mevrouw Pe
ters alleen met de zoete geuren en de sche
mering en het gefluit van den nachtegaal, en
op haar te-enen liep zij naar het veranda
trapje en zette zich daar neer. Door haar
hoofd gingen herinneringen aan vroeger, aan
haar schilderen, dat zij nog maar zoo weinig
deed, aan de kinderen, die al alle twee ge
trouwd en weg waren. Het werd weer zomer.
Hoe lang was het nu al geleden, dat zij
iederen zomer veertien dagen naar zee gin
gen. waar zij den lieven langen dag in een
badstoel verdroomde en soms in haar een
tje de duinen introk om te teekenen? Zij
dacht aan haar man, die met de kinderen
meegeravot en geschept en gegraven had,
tot hij bruiner was dan één van hen, aan de
geweldige zandschepen, die ze gebouwd had
den met den naam in shelpen voor op den
steven. Ze glimlachte bij de herinnering aan
de drie, die fier en trotsch hun onder hen in-
éénstortend schip tot het laatste oogenblik
toe verdedigd hadden tegen de aanstormende
golven, en opeens verstrakte haar gezicht
weer: ze herinnerde zich een avond, waarop
hij haar er een heftig verwijt van gemaakt
had, dat ze liever den heelen dag zat te droo-
men dan met haar kinderen mee te spelen;
ze herinnerde zich zijn woede, haar kalme
verdediging en het plotselinge gebaar van
moedeloosheid waarmee hij zijn armen
langs zich had laten vallen en weggeloopen
was. En zijn teederheid den volgenden
avond, toen ze doodmoe van het werken op
het strand, in een langen stoel in de veranda
van hun hotel gelegen had, terwijl haar
handen schrijnden van de blaren.
En mevrouw Peters glimlachte haar lang-
zamen, zachtsn glimlach en stond op en
ging naar binnen, waar haar man een brief
aan het schrijven was. Zij ging achter hem
staan, met haar hand op zijn schouder en
hield hem dc tros lijsterbes voor, die zij
straks in den tuin afgeplukt had.
„Ruik eensl"
Hij snoof, en glimlachte naar haar op. ter
wijl zijn hand even over de hare schoof.
„Heerlijk"! Ik ben aan de kinderen aan het
schrijven, hij is bijna klaar, zullen we he.m
zoo direct samen even op de bus gaan bren
gen?
Ze knikte, en hechtte de lijsterbes ergens
op haar japon. „Zeg maar aan Annie, dat het
broekje voor de peuter bijna af is. Ik zal 't
sturen zoodra het zoo ver is. Dan ga ik mijn
mantel maar vast even aan doen."
Teen de deur achter haar dicht ging. boog
hij zich weer over zijn brief en voegde er
aan toe: „Moeder vraagt me je te willen
zeggen, dat het broekje voor Jaapje bijna
klaar is. en dat ze het zoo gauw mogelijk zal
sturen. Wil je wel gelooven, dat ik mosder
nog nooit broekjes had zien breien? Vroeger
kocht ze ae altijd."
En toen ze samen naar de bus liepen, door
den vredigen avond met haar arm door den
zijne, zwegen ze beide. De nachtegaal ln de
hooge boomen van den tuin achter de hunne
zit nog wat zoete, zachte geluidjes te ma-
kon. en van ver weg klonk het gekwaak van
de kikkers. Hij was langer dan zij. en wat go-
bogen en zij steunde zwaar op zijn arm. want
zij liep niet makkelijk meer. Zij lieten elkaar
niet los. toen de brief met een dof geluld in
de bus viel. en liepen langzaam weer het kor
te eind naar huis terug.