OP JACHT. MENU. HAARLEM'S FEMINA DONDERDAG DAGBLAD J, 1 J I W I I 1 /"I 19 JUNI 1930 Over het botvieren van onze motten Strijdlust. Ik zal U eens het een en ander vertellen, wat ik zag op de tentoonstelling, die vorige week in Scheveningen werd gehouden. Daar was als een attractie o.a. een modeshow aan verbonden. Daar heb ik de schitterende (In letterlijken zin bedoeld) hoed- en japon versieringen met veel genoegen bekeken, en het is opmerke lijk, wat een goede resultaten er met „strass", half-cdclsteenen en geslepen kristal bereikt wordt. Als voorbeeld, zie figuur I, laat ik U een paar gespen en broches zien. Overal worden deze gebruikt, niet alleen op een hoed, of als gesp op ceintuur of schoentje, maar zelfs op handtaschjes zag ik er aangebracht. Ook worden broches gebruikt om er de ver schillend schouderbanden mee bij elkaar te houden en gewoon op een blouse of japon, indien er geen gesp op de ceintuur is aan gebracht, want dat zou van het goede te veel worden. Teekenlng No. II laat U de spelden en gespen zien op verschillende manieren toe gepast. Op het strakke kapje (a)waaruit nu weer een paar krulletjes op zij mogen te voor schijn komen, staat een gesp, indien op de juiste hoogte aangebracht, heel chique, doch waar vooral op moet worden gelet, is, dat ze niet te groot is en de steenen niet al te bont zijn. Geslepen kristal zonder andere steenen gebruikt, is altijd zeer bekoorlijk. Het 2de deel van de teekening (b>, toont U een gesp, dienstdoende als broche. De gesp wordt met een steekje op de blouse vast genaaid. Dit heeft het voordeel, dat de zijde van de blouse niet stuk wordt gestoken door de speld. Op het derde gedeelte van de teekening (c), is het gebruik gedemonstreerd van de Bpeldjes of knipjes, die de schouderbandjes van onze onderkleedingstukken bij elkaar houden. Men begrijpt natuurlijk wel, dat deze ornamenten heel plat moeten zijn en Er was natuurlijk aan de verschillende stands nog meer te bewonderen, vooral in handtaschjes, snuisterijen, pochettes was er een enorme verscheidenheid. Ik heb ook heel merkwaardige zakdoekjes gezien, van zwarte crêpe de chine, aan drie kanten met een breeden zoom, ajour be werkt, afgezet en de vierde zijde versierd met een breede écru kant. Een ander doekje, van hetzelfde materiaal, was heelemaal ge zoomd, en aan een der hoekjes was een punt Verder ziet u op teekening 4 een paar van de allernieuwste soorten taschjes, met een daarbij behoorendc portemonnaic. in den vorm van een doosje, gesloten met een klepje waaraan een drukknoopje. Het doosje is heel plat en heeft het voordeel boven dc ons be kende kleine damesbeursjes, dat het geld er gemakkelijk uit gehaald kan worden, en we dadelijk een overzicht van ons „kapitaal" hebben. Dc bovenste tasch is van licht beige leer, afgezet met een donker bewerkt lecrcn stuk. Dc beugel is van beige celluloid, en dient tevens als handvat. De tasch heeft dc reeds besproken achterzak, waar een zak- 5 vooral zoo klein mogelijk, daar, indien ze te groot of te hoog zouden zijn, door de blouse of japon heen zichtbaar zouden wezen, wat nu niet direct in de bedoeling kan liggen van een goed en smaakvol gekleede vrouw. Ten slotte zag ik nog van „strass" theater kapjes uitgevoerd. Het kapsel is heelemaal verborgen onder het kapje, geen ondeugend krulletje, geen haartje mag ook maar zelfs te vermoeden zijn. Het kapje wordt strak om het hoofd getrokken en doordat de geslepen kristallen in alle mogelijke kleuren schitte ren, is de indruk, die men krijgt heel won derlijk en sprookjesachtig. Ik had tenminste het gevoel, alsof ik me bevond in een paleis uit de verhalen van „duizend en één nacht", waar zoo'n prinsesje, schitterend en flonke rend van de briljanten van achter een zwaar gordijn te voorschijn komt. Want ook de modeprinsesjes kwamen van achter zoo'n zwaar fluweelen gordijn te voorschijn. Eén van haar viel mij op door de gracieuse manier, waarop zij met haar handen gebaarde. Aan haar mooi-gevormde linkerhand droeg zij een ring met een goed geslepen rooden steen, ik denk een synthe tische robijn. Het was een tamelijk groot, in een klauwtje gevat, exemplaar. Weet u wat synthetische steenen zijn? Als de juweliers echte steenen moeten slijpen, dan vallen er natuurlijk kleine stukjes af. Al die splinter tjes en hetgeen er als gruis afvalt, wordt bij elkaar geveegd en heel fijn gestampt. Dit gruis nu wordt volgens een geheim procédé weer samengevoegd, waardoor een nieuwe steen ontstaat, die al de echte stukjes dus inderdaad bevat. Zoo'n steen is wel veel min der waard, maar vaak even mooi als een ro bijn uit één stuk. Aan haar rechterhand droeg genoemde sprookjesprinses geen enkele ring, doch de slanke pols was getooid met een armband horloge, in een mooien ovaal-vorm, waarvan de rand bestond uit diamantjes, wat zóó sierlijk was, dat ik u hierbij even (teekening 3) het geheel wil laten zien. kant, ook van die prachtige écru, het leek wel venetiaansch, er gewoon opgezet, en daar dit stuk grooter was dan de hoek, viel dit eenvoudig over den zoom heen naar bui ten. Het effect was verbluffend. Een zwart taschje lag er naast, waar in een achterzakje het zakdoekje gedragen wordt, maar zóó, dat de kanten punt naar buiten komt te zitten, wat heel chique staat. Het is moeilijk om zoo iets aparts te gebruiken, want de heele klee ding behoort naar verhouding te zijn. doekje zichtbaar in wordt gedragen. De beurs is van hetzelfde materiaal. De tweede tasch is van zware moirézijde. De sluiting wordt gevormd door een klep. die achter langs een gespje van strass wordt gestoken. Het beursje sluit met een druk knoopje. Van dezelfde kleur als het taschje is hier het bijbehoorende zakdoekje gekozen, d.w.z. de rand van het zakdoekje. Het mid denstuk kan een zeer tegengestelde kleur hebben, doch bij het dragen mag alleen de rand zichtbaar zijn. cn zoo écn geheel vor men met het taschje. H et woord is aan De Kinderen De leer aar„En lüie van jullie weet nu nog aan welken kant van het lichaam de lever zit?" De leerling: „Ten zuiden van de longen". ..Moeder vraagt of Marietje zich geioas- schen heeftvoor de muziekleeraar komt": „Heb je je handen gewqsschen Marietje?" „Ja Ma". „En je gezicht?" ,Ja Ma". ,JEn je oortjes?" „Alleen dat aan den kant van meneer Mammie". De juffrouw vroeg aan Piet (6 jaar) wat water is. En zes jaar merkt op: Water is een witte vloeistof die zwart wordt als je je handen er in steekt". (Uit „Children's Funny sayings") Hoe men de kleuters bezighoudt. PAPIEREN KRALEN. Kraaltjes rijgen is wel een lievelingsbezig heid van vele kleuters. Voor den eersten keer worden meest houten kralen of houten knoopen ter hand genomen, die één voor één aan een stevig vetertje worden vastgeregen. Daarna komen de mooie kleine kraaltjes te voorschijn en worden de poppen en de kleuters zelf met armbandjes en kettingen versierd. Ja, iedereen krijgt dan zoo'n mooie eigen gemaakte ketting of armband. Het is wel heel gemakkelijk1 de kraaltjes zoo netjes in een doosje bij je te hebben en mooie kleurtjes uit te zoeken, opdat een goede volgorde verkregen wordt. Maar kraaltjes maken van papier hebt U dat wel eens met de kleuters ge daan? Zij zullen het zeker wel gezellig vinden zelf die leuke kraaltjes in orde te brengen. Uit een aardig ge kleurde plaat, die natuurlijk wel in huis te vinden is, kunnen heel wat kraaltjes gemaakt worden. Glanzend papier leent zich er wel het beste voor en hoe meer helle kleurtjes op de plaat zijn aangegeven, hoe aardiger de kralen natuurlijk worden. Verder heeft men nog een niet te dik ke breinaald noodig. Van de gekleurde plaat knipt men rechte reepjes, voor een groote kraal maakt men de reep jes 3 a 4 c.M. breed. Zoo'n recht reepje wordt nu volgens afbeelding a, langs de stippellijn afge knipt. Uit één recht strookje maken wij dus twee kraaltjes. Nu nemen wij de breinaald ter hand, één afgeknipt reep je wordt met den breeden kant te be ginnen om de naald geslagen en geheel opgerold, het laatste eindje wordt vastge plakt. Op deze ma nier is een langwer pig kraaltje ont staan. Maakt men nu groote en kleine kralen en rijgt deze aan een dun lintje vast, dan is hiermee een aardige ketting verkregen. Brengt 'fnen nu nog een laagje vernis op de papieren kralen aan, dan is de ketting geheel afgewerkt, (afb. b.) Het modelletje is in de Tijdingzaal van ons blad te zien. W. R. Is men bang, dat de doperwten die men kookt, wat hard zullen zijn, dan is het goed ze met een stukje spek te koken, waardoor de schillen zachter worden. Dit geldt ook, als men zoogenaamde gedroogde erwten kookt. En wanneer U doperwtjes over heeft ge houden, hoeft U niet ongelukkig te kijken. Bewaar ze tot den volgenden dag en geef ze koud, met sla-olie en azijn (of mayonnaise) als d'operwtensla. Groentesoep Kalfscoteletten Doperwten Aardappelen Aardbeien met slagroom Laat in de soep, die naar verkiezing van vleeschbouillon of met water bereid kan worden, de jonge groenten tamelijk lang meekoken zoodat de smaak toeneemt; ech- ter mag het niet te hard koken. Voeg de peterselie het laatst bij de soep. Paneer de kalfscoteletten in ei en paneer meel, houdt het beentje er echter buiten en zorg bij het bakken ook, dat het beentje niet in het vet of de boter komt. Maak de jus af met een scheutje water. Neem een klein deel van de aardbeien, zet deze op met weinig water en kook ze fijn. Waseh intuschen de rest van de vruchten cn zet ze met wat suiker bestrooid weg. Ver meng het aardbeienmoes met suiker en bindt dit met wat aangemengde sago. Laat het vocht geheel afkoelen, sla in dien tijd de room stijf. Leg de heele aardbeien op een platte schaal, giet het vocht er overheen, spuit of schep de slagroom, die met suiker is vermengd, eromheen. 1 In dezen tijd hebben alle huisvrouwen een gemeenschappelijke vijandin; groot is zij niet, ook niet geweldig, eer klein en onaan zienlijk, maar daarom des te moeilijker te verslaan. Haar naam klinkt als een strijd kreet! Wanneer een gezelschap bij elkaar is, en iemand roept haar naam, dan springen alle vrouwen overeind en gaan oogenblikke- lijk op jacht: „Een mot!" Waarom is dit nu de gevaarlijkste tijd van het jaar ten opzichte van motten? Zooals een motje daar in uw kamer rond fladdert met haar schijnbaar onzekere, stoo- tende bewegingen, is het niet gevaarlijk voor onze wollen kleeren en ons bont. Maar het wijfje, dat de eitjes legt in dit jaargetijde, doet dit bij voorkeur in bovengenoemde stof fen, en de larven die uit die eitjes komen, dat zijn eigenlijk onze groote vijanden Zij veroorzaken de keurige ronde gaatjes in ons wintergoed, waarvan wij zoo'n afschuw heb ben; zij maken dat ons bont, in het najaar weer te voorschijn gehaald, kaal en onaan zienlijk is, terwijl de haren bij de minste aanraking overal in het rond stuiven. Dat we echter toch zoo'n verwoede jacht ondernemen op elk fladderend motje, dat we zien, vindt zijn ooi-zaak hierin dat wij de eitjes n iet zien, zoodat het onze eenige kans is om het kwaad te voorkomen. Maar we merken nu eenmaal niet alle motjes op, en daarom moeten wij wel be denken, dat wij, behalve motten vangen als ze voor onzen neus vliegen, ook nog andere maatregelen dienen te nemen, om hun glorierijke intocht in onze kl eerenk asten te voorkomen. Allereerst is er dan een of ander sterk ruikend afweermiddel, zooals kamfer, naph- taline, ook peper, en men pakt kleeren wel in krantenpapier. Dat is allemaal goed en wel, zoolang de mot er niet al in zit; zijn de eitjes eenmaal gelegd, dan trekken de larven zich van het sterke geurtje niets meer aan en boren lustig him gaatjes in het goed. Met dat verzorgen op deze wijze moeten wij dus al vroeg beginnen, wanneer de motten nog niet aan het leggen van de eitjes toe zijn: de sterke geur zal er het wijfje wel degelijk van weerhouden, haar eitjes in zoo'n kast in het wollen goed te deponeeren. Al dergelijk gedierte heeft een hekel aan zonlicht, frissche lucht en schoonmaken. Daarom mogen wij dan al eens onze kamers donker maken, wanneer het zonnetje al te veel brandt, over het algemeen is de zon toch een vriendin van ons, die we maar binnen moeten laten, motjes en zon komen Wat is er raadselachtiger dan de vrouw? Misschien de mode. Of is de mode juist zoo raadselachtig omdat ze in nauw verband met de vrouw staat? De vrouw werd van luxe artikel een wer kend wezen. Ze eischte rechten gelijk aan die van den man. Ze trok er op uit om zich door het leven te slaan. En par conséquence had ze geen tijd meer voor futiliteiten als strookjes en krulletjes. Ze kleedde zich practisch, een rechte jurk, een rechte mantel, de rok heel kort om des te resoluter te kunnen stappen. Ze liet zich een jongens kop knippen; heerlijk practisch; een kam er door heen en 't zat. Kón ze zich ook nog ander-s kleeden, nu ze zich vrij had gemaakt van alle verouderde ideeën betreffende de vrouw? Ha, ze zou nu wel eens toonen, wat een onzin het is over het „zwakke geslacht" te spreken. Bescherming? niet noodig! Ga lanterie? Dwaasheid! Wat hebben we gelachen om de oude por- Wanneer er nu één seizoen Is, dat bij uit stek een voorliefde vertoont voor het vlotte tailleurcostume, dan is het wel dit zomer seizoen. En dan spreekt het vanzelf, dat de blouses een onderwerp zijn van buitenge wone belangstelling. De mode-ontwerpers hebben dan ook een bijzondere activiteit getoond in het ontwerpen van blouses voor alle mogelijke gelegenheden, reis, sport, wandeltoilet en zoo meer. En men heeft bij de nieuwe stijl voor, de blouses speciaal aan dacht besteed aan de waschbare soort. Be halve de toepassing van strikjes en plooitjes bij de blouses (een algemeen mode-ver schijnsel) heeft men bovendien nog in het bijzonder de aandacht gewijd aan de lijn van den hals en aan de mouwen.De teekening geeft een tweetal van de allernieuwste mo dellen weer, nu eens niet uit Parijs,.... maar uit New-York afkomstig, waar men tusschen ons gezegd, geen seconde bij Parijs achter is, meestal niet samen in huis. En wie dan erg bang is voor het verkleuren van haar meu beltjes moet eens bedenken dat men beter een stoel kan hebben met een verkleurd over trek, dan met een ,waar de mot in zit Dat brengt ons meteen daarop, dat mot zoo hardnekkig is: wie ze eenmaal in een kleedingstuk of stoelovertrek heeft, krijgt ze er moeilijk weer uit. Ten derde echter is het zaak, om de kleer kasten in de maand Juni leeg te halen, even tueel uit te stoffen en de kleeren na te zien. Daarvoor behoeven die kleedingstukken niet allemaal een dag in de brandende zon te hangen: in de schaduw is het in den tuin meestal nog licht genoeg en wanneer er dan wat wind is. frisschen zij nog eens heerlijk op na hun schoonmaakbeurt in Maart of April, Borstel ze bij die gelegenheid nog eens flink uit, ook de zakken en alle andere ver borgen hoekjes, zooals bijvoorbeeld omslagen van broekspijpen en dergelijke. Bestaat er twijfel over het al of niet huizen van een mottenfamilie in de kast, ga dan op zoek naar wittige, grijsachtige dingetjes, die er met den achterkant van een borstel wel uit te krijgen zijn, wanneer we maar flink klop pen. Dit is dus ook de manier om bont te behandelen, dat eveneens opnieuw te voor schijn moet worden gehaald in dezen tijd. Afborstelen alleen is niet voldoende: uit schudden en flink kloppen aan den achter kant hebben nog meer uitwerking. In de nu schoone kast met het geluchte, uitgeklopte goed, waar bovendien een sterke geur hangt van een versch „afweermiddel", als wij het zoo noemen mogen, zal de mot niet zoo spoedig binnenkomen, om haar na geslacht te deponeeren, zij zoekt liever on- frisscher, onschooner omgeving. Bij sommige vrouwen werkt de strijdkreet „een mot" zoo kolossaal inspireerend, dat zij het meest onschuldige nachtuiltje dat op onze brandende lamp afkomt, als een mot doodverven, en niet rusten voordat het ver morzeld is. Motjes zijn heel klein, en behalve de groote nachtvlinders, die om onze lamp fladderen, zijn er ook altijd nog de nachtuil tjes, die in kleur op de motjes lijken, maar wel twee maal zoo groot, of grooter zijn. Bepaal u echter niet alleen, tot het ver woed jacht maken op alles wat mot is of wat ge ervoor houdt, maar verzorg uw kleerkasten en uw kisten met wintergoed, dan zal het motje dat aan uw aandacht ontsnapt, nog niet veel kwaad kunnen doen. E. E. J.—P. tretjes van onze moeders en grootmoeders! Wat een werk eer hun gecompliceerde japon nen in elkaar zaten, wat onmogelijk lastig die lange rokken! En wat een stof ging daarin zitten. Je kon wel zien, dat de vrouwen van vroeger de waarde van het geld niet kenden, omdat ze zelf nooit in staat waren het te verdienen. Zonde zooveel geld, voor een jurk, wij hadden aan één, twee meter genoeg. Wij hielden geld over om boe ken te koopen, lessen te nemen. Ja, de vrouw is in de laatste twintig jaar heel wat veranderd. Ze leeft niet alleen meer om mannen het leven aangenaam te maken, ze is zelfstandig geworden. Maar, maar Het ging er al bedenkelijk uitzien, toeiï het modeliedje „Ich küsse Ihre Hand, Ma dame" zoo buitengewoon populair werd. Hoe konden de vrouwen dat liedje aanvaarden?, Wilden ze zich dan nog de hand laten kus sen? Dat is toch overdreven, sentimenteel? Je geeft een man een kameraadschappe- lijken „poot" en zegt: „Tabé, tot kijks". Natuurlijk. Maar we zongen van de handkus en wë lieten ons haar weer een eindje groeien. Onze rechte jurken kregen strookjes en slip pen. De nieuwe mode kwam met den „schrik- barenden" ommekeer. Lange rokken, volants, pelerine's. Kon daar een moderne vrouw in 'gaan loopen, de vrouw die zoo veranderd is, zoo vrij-geworden? Kon ze zoo „onbenullig" zijn om zich weer op te gaan tooien, kon ze tijd vinden om het langere haar te krullen of te laten krullen? Ze zei eerst wel, dat ze het niet kon. Och, maar we zéggen zoo veel! En zooals ze héél graag zong van „Ich küsse Hire Hand, Ma dame", zoo stak ze zich ook met welbehagen in het nieuwe, zo oecht vrouwelijke toilet, het toilet waar je op moet passen, waar je je wat voorzichtig in beweegt. Een toilet, waar in je je laat zienEen toilet, waarover een man behoedzaam een avondmantel legt En toch zijn de vrouwen veranderd! Ja, ze hebben zich vrij gemaakt, ze slaan zichzelf door het leven! Is het niet raadselachtig? Wie vond die vreemde nieuwe mode uit, die zoo erg graag aanvaard wordt? Een spotter, een cynicus? Of.... een groot vrouwen kenner? BEP OTTEN. daar men er, behalve een groot aantal zeer begaafde eigen mode-ontwerpers (sters) zich de diensten van de eerste Parijsche mode- virtuosen verzekert. Zoo toont het eers.e fi guurtje (links) een model van een blouse met ronden hals van gladde crêpe met opge stikte band langs den hals, die even op staat, en kleine cape-mouwtjes. Verder ver toont dit model, door het strikje en afhan gende eindjes alle karakteristieke kenmerken van de mode van 1930. Numijier twee is meer een Parijsch model, uitgevoerd in een crêpe dat onze New-Yorksche zussen aanduiden als „eggshell" (eierschaal)-crêpe. De geschulpte kraag, die uitloopt in een dito jabot, en de typische manchetten, met kleine plooitjes straalsgewijze van de pols uitloopend, zijn van een bijzondere charme. Heel dikwijls draagt men bij deze tailleurtjes hoeden, die dezelfde kleur ver toonen als de blouse. te.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 14