van de „Southern Cross". De avonturen van Kingsford Smith en van Van Dijk. LETTEREN EN KUNST DE VLIEGENDE HOLLANDER HAARLEM'S DAGBLAD TWEEDE BLAD WOENSDAG 25 JUNI 1930 En van de bemanning. De .Southern Cross" is een driemotorig Fokker vliegtuig type F VIIb-3m, uitgerust met Wright Whirlwind J5 motoren van 225 P-K. elk. Eigelyk bestaat de machine uit twee Fokker toestellen, nl. een F. Vila en een F VHb-3m. De vleugel is oorspronkelijk van het eerste driemotorige Fokker vlieg tuig, dat met den z.g. grooten vleugel van 67,7 M2 werd uitgerust en dat, evenals de F. VII a met 400 PK. Liberty, waarvan een gedeelte van den romp afkomstig is, eind 1925 geleverd werd aan Sir George Wilkins, den Poolonderzoeker. Beide toestellen werden in Alaska beschadigd en het eene werd gerepa reerd met een gedeelte van het andere. In 1927 werd de driemotorige machine, die toen reeds vele vlieguren had, door Kingsford Smith van Sir George Wilkins overgenomen. Er werden nieuwe motoren in het toestel ge monteerd en wel Wright-Whirlwind J5, de zelfde die er nu nog inzitten. Eerst werden 3 pogingen ondernomen om het duurrecord te verbeteren. Elke poging be tee kende ongeveer 50 vlieguren. In 1928 slaagde Kingsford-Smith, vergezeld van George Pond er in, 50 uur 4 minuten in de lucht te blijven. Ofschoon het een driemo- torig vliegtuig nog nooit gelukt was, zoo lang zonder bijvulling van benzine te blijven door- cliegen, was deze prestatie geen officieel re cord, aangezien bij duurrecords geen ver schil wordt gemaakt tusschen één- of moer motorige machines. Bij de start voor deze po ging woog het toestel, dat voor een totaal gewicht van 4100 K.G. gebouwd werd, 7176 K.G. (15807 lbs.) een overbelasting dus van 75 pet. Op 31 Mei 1928 startte de „Southern Cross" van het vliegveld Oakland bij San Francisco voor de wereldberoemde vlucht over den Stil len Oceaan, welke nog door niemand was volbracht en die tot dusver ook door nie mand nagedaan werd. De tocht werd vol bracht in 3 etapes, nl. San Francisco-Hono lulu 3875 K.M. (2408 miles) in 27 uur 27 mi nuten Honolulu-Suva (Fldji-eilanden) 5060 K.M. (3144 miles) in 34 uur 33 minuten en Suva-Brisbane 2888 K.M. (1795 miles) in 21 uur 35 minuten. De totale afstand van 11,823 K.M. (9263 miles) werd dus afgelegd in 83 uur 35 minuten, met een gemiddelde snelheid van 142 K.M. (88,25 miles) per uur. Wanneer men rekening houdt met het feit, dat met het oog op het weer niet zuiver koers kon worden gevlogen en dat dienten gevolge de totale afgelegde afstand min stens 10 a 15 pet. meer bedraagt, is de ge middelde snelheid per uur zeer gunstig. Op de vlucht over den Stillen Oceaan be stond de bemanning uit Ch. E. Kingsford- Smith, 1ste piloot, C. T. P. Ulm, 2e piloot, H. Lyon Jr., navigator en J. Warner marconist. (In hun boek „The Great Transpacific Flight" (Hutchinson Co., Londen) hebben Kingsford Smith en Ulm hun wederwaardig heden op deze historische vlucht uitvoerig beschreven). Na deze groote en ongeëvenaarde vlucht vertrokken Kingsford Smith en Ulm, dit maal vergezeld van Litchfield als navigator en Mc Williams als marconist op 11 Augus tus van Melbourne naar Perth een afstand van 3220 K.M. (2000 miles), welke non-stop in 23 uur 24 minuten werd afgelegd. De te rugreis naar Sydney, 400 K.M. (2500 miles) werd eveneens non-stop gevlogen. Daarna vloog de Southern Cross met de zelfde bemanning als eerste vliegtuig over de Tasmanzee, van Australië naar Nieuw-Zee- land, een afstand van 2290 KM. (1425 miles) over open zee. Door een gmistigen wind geholpen legde men dit traject af in 14 uur dus met een gemiddelde van 164 KM. (102 miles) per uur. De terugweg werd in 22 uur volbracht. Op de heenreis geraakten de vliegers in een electrischen storm, die de vonken van alle metalen deed spatten. De propellers draaiden als het ware in een krans van vuur en de bemanning dacht niet anders dan dat het met hen gedaan was. Ook deze Oceaanvlucht werd tot dusver door niemand herhaald. Op 30 Maart 1929 vertrok de Southern Cross met dezelfde bemanning van ydney om te trachten het record Australië-Enge- land te verbeteren, dat met 15 dagen op naam van Bert Hinkler stond. Na ongeveer 3600 K.M. (2240 miles) te hebben afgelegd, waren de vliegers door benzinegebrek gedwongen een noodlanding te maken in de wildernis. Eerst na 12 dagen van ongekende ontberin gen werden zij gevonden en gered en vlogen zij 5 dagen later in etapes naar Sydney terug. Op 25 Juni startten zij opnieuw van S yd ney en kwamen op 10 Juli d.a.v. te Londen aan. Het record Australië (kust)—Enge land hadden zij met 12 dagen 20 uur op hun naam gebracht. De Southern Cross werd op 19 Juli 1929 naar Amsterdam overgevlogen en in de Fok kerfabriek geheel en al nagezien en in orde gebracht voor de vlucht over den Atlanti- schen Oceaan. Zoodra de machine gereed was kwam Kingsford Smith, die inmiddels met Ulm de Australian National Airways had opgericht, naar Amsterdam. Inmiddels waren ook de motoren, die nu reeds ongeveer 600 bedrijfs- uren elk hadden, door een expert van de Wright fabriek „Doe" Maidment, nagezien en konden de proefvluchten kort na aan komst van Kingsford Smith beginnen. Er bleef Kingsford Smith nu nog slechts het kiezen van de bemanning en het afwach ten van de gunstige gelegenheid om den sprong te wagen.Als 2de piloot koos hij den K.L.M.-vlieger van Dijk, als navigator den Ierschen scheepskapitein Sau.1 en als marco nist den Nieuw-Zeelander Stannage. Technische bijzonderheden Bij een kruissnelheid van 160 K.M. (100 miles) per uur, welke over 4 banen van 6 K.M. elk gemeten werd, bedraagt de wer kingssfeer bij windstilte 5920 K.M. Rekent men op een gemiddelde tegenwind van 20 KM. per uur, dan is de werkingssfeer dus practisch 5200 KM. Het traject DublinNew York is 5108 K.M. lang, gemeten over den groot-cirkel. (De kortste weg van het eene punt van den aard bol naar het andere). Rekent men ongeveer 10 pCt. voor koersafwijkingen, dan is de wer kingssfeer van de Southern Cross juist vol doende om van Dublin naar New York te vliegen. De romptank is voorzien van een speciale veiligheidsklep, door den heer Fokker ont worpen. Door middel van deze klep, die door den tweeden piloot bediend wordt en die een diameter van 20 c.M. (8 inches) heeft, kan het hoofdreservoir in 50 seconden geledigd worden. Blijkt het den eersten piloot bij het starten, dat het gewicht der machine te groot is om onder de gegeven terrein- of weersomstandigheden los te komen, dan geeft hij den tweeden piloot een teeken om het teveel aan gewicht in den vorm van benzine weg te laten loopen, zoodat het toe stel onmiddellijk lichter wordt. Ook geldt deze veiligheidsmaatregel voor gevallen, waarin bijv. een der motoren zou stoppen en het toestel nog te veel overbelast zou zijn om zijn vlucht op twee motoren te kunnen ver volgen. Men laat daij genoeg benzine wegloo- pen om tot het gewen schte evenwicht te komen en kan dan of terugkeeren of, wan neer men reeds over de helft is, op twee motoren doorvliegen tot men den vasten wal heeft bereikt. In het allerergste geval, wan neer het toestel om een of andere reden op zee zou moeten 'dalen, kan men het reser voir geheel leeg laten loopen en de klep weer sluiten, waardoor een drijf vermogen van 3000 L. of 3000 K.G. ontstaat. Met het drijfvermo- gen van den vleugel mee zou de machine dus nog geruimen tijd kunnen blijven ronddob beren. Bij slecht weer en ruwe zee zal deze mogelijkheid natuurlijk vrij beperkt zijn, doch bij niet al te ruwe zee blijft er voor de bemanning steeds een goede kans over. De benzinetoevoer naar de motoren ge schiedt uit de vleugeltanks door middel van de zwaartekracht. De benzine uit de hoofd tank en uit het reservoir onder de pilotenzit- plaats moet dus eerst naar de vleugeltanks worden gepompt. Dit geschiedt door middel van een handpomp, waarvan de zwengel tus schen de beide pilotenzitplaatsen aange bracht is en die door den tweeden piloot be diend wordt. De bemanning. Eerste piloot en eigenaar van het toestel is squadron-leader (majoor) Charles Edward Kingsford-Smith, die op 9 Februari 1897 te Brisbane in Australië werd geboren. Na zijn schooljaren ging hij in de electrotechniek studeeren. In 1915, op 18-jarigen leeftijd nam hij als vrijwilliger dienst bij de Roal Engineers en verdedigde de zaak van zijn land in Egypte, Gallipoli en Frankrijk. In Frankrijk ging hij naar het Royal Flying Corps over en haalde in Maart 1917 zijn bre vet. Als vlieger diende hij bij het 23ste squa dron en onderscheidde zich al spoedig als bekwaam piloot. In een gevecht met een Richthof en in Augustus 1917 werd hij zwaar gewond, doch wist zijn machine nog achter de eigen linies te brengen. Hij werd daarop naar Engeland gezonden om te genezen, waarmede 8 maanden gemoeid waren. Zijn dapperheid werd beloond met het Military Cross. Na zijn genezing werd hij instructeur bij het Royal Flying Corps tot na het einde van den oorlog. Hij was één der eerste vlie gers in de handelsluchtvaart en vloog als zoodanig nog 3 maanden in Engeland, waarop hij naar Amerika ging en aldaar in de burgerluchtvaart, werkzaam was. Zijn grooten naam maakte hij door de eer ste vlucht over den Stillen Oceaan en ande re beroemde vluchten aan het begin van dit artikel opgesomd. Tezamen met Ulm, zijn tweede piloot bij deze vluchten, richtte hij de Australian Na tional Airways op, een maatschappij die uitsluitend driemotorige Fokker-vliegtuigen gebruikt en daarmede een dienst exploiteert tusschen Sydney en Brisbane, een afstand van 800 K.M. (500 miles). Tot dusver waren ds vliegtuigen dezer maatschappij steeds vol geboekt en niettegenstaande ze zonder re- geeringssubsidies werkt, wordt een behoor lijke winst gemaakt, mede dank zij de be drijfseconomie der Fokker toestellen. Ulm, die natuurlijk ook nu weer graag van de partij zou geweest zijn, moest echter in Australië achter blijven, om de zaken gedu rende de afwezigheid van Kingsford-Smith te leiden. De tweede piloot, Evert van Dijk. werd op 23 Mei 1893 te Delft geboren. Hij genoot te Dordrecht zijn schoolopleiding en ging op 17-jarigen leeftijd naar Indlë, waar hij in de cultures ging en opklom tot leider van een rubber-onderneming op Borneo. In 1920 re patrieerde hij en kwam bij den Nederland- schen Marinevliegdienst. Hij haalde zijn in ternationaal brevet op 22 December 1921 en verliet de Marine als officier-vlieger der 2e klasse in 1924. Hij trad daarop in dienst bij de K.LM. waar hij als een zeer kundig vlie ger bekend staat. In totaal heeft hij nu on geveer 5000 vlieguren. Van Dijk heeft een vrij avontuurlijk leven achter den rug. Als er iets moeilijks te ondernemen was, was hij er steeds als de kippen bij en dat hij niet voor een klein geruchtje vervaard is blijkt uit zijn gedrag bij een schipbreuk. In December. 1916, op een verlof reis zijnde, werd zijn schip de „Magallan" in de Middellandsche Zee in de buurt van Gibraltar getorpedeerd. Door zijn moedig optreden wist hij met gevaar voor eigen leven verscheidene mede schipbreukelingen te redden, waarvoor hem door de Fransche regeering de gouden red dingsmedaille en door de Nederlandsche re geering de reddingsmedaille 1ste klasse ver leend werd. Jonathan Patrick Saul, de navigator, werd te Dublin geboren op 15 Maart 1895. Hij is het type van een flegmatieken Ier. Reeds op zijn 14e jaar ging hij naar zee en trad toen de oorlog uitbrak als vrijwilliger in dienst bij de Australische strijdkrachten. Evenals Kingsford-Smith diende ook Saul bij de Royal Engineers in Gallipoli en in Frankrijk. Die twee hebben elkaar in dien tijd echter niet gekend. Nadat Saul tweemaal in één week in de Middellandsche Zee schipbreuk had geleden, de eerste maal met de Camae- ronia en de tweede maal met de Transylva nia, die beide getorpedeerd werden, werd hij in 1917 waarnemer bij het Royal Flying Corps, welke functie hij 6 maanden bekleedde. Hij werd toen gewond en ging na zijn herstel terug naar de Royal Engineers. Na den oor log ging hij weer naar zee en voer als kapi tein op verschillende schepen tot 1927. In 1922 leed hij schipbreuk in de als het zee mansgraf beruchte Golf van Biscaye, met het s.s. „City of Frankfort". Toen zijn vader in 1927 ziek werd ging hij aan den wal om de zaken van hem over te nemen. Hij is thans makelaar in onroerende goederen en in zijn vrijen tijd assistent-secretaris van de Irish - Aero Club. waarvan hij tevens een actief lid is. Saul kwam met Kingsford-Smith in ken nis toen laatstgenoemde te Dublin vertoefde. John Stanley Warburton Stannage, de marconist, is het jongste lid van de beman ning der „Southern Cross". Hij werd op 4 Februari 1905 in Zuid-Afrika geboren. Hij ontving zijn opleiding voor het grootste ge deelte in Engeland en ging daarna met zijn ouders naar Nleuw-Zeeland. Op 17-jarigen leeftijd begon zijn opleiding tot marconist bij het New-Zeeland Wireless College en een jaar later, in 1923, trad hij als zoodanig in dienst van de Union Steamship Co. of New Zealand. Zijn hart trok hem echter naar de vliegerij, doch zijn ouders wilden hem geen toestemming geven, vlieger te worden. In San Francisco, waar hij zijn luchtdoop kreeg, ont moette hij Kingsford-Smith voor het eerst en koesterde al dadelijk groote bewondering voor den vlieger. In Australië op het Mac- cott vliegveld vertoevende, vernam hij dat Kingsford-Smith en zijn makkers op hun vlucht naar Engeland verdwenen waren en zonder aarzelen -bood hij zich als vrijwilli ger aan om te helpen, de vermisten op te sporen. Aan boord van de „Canberra" ging hij als marconist mee. In vluchten van tel kens ongeveer 8 uur werd de wildernis syste matisch afgezocht en eindelijk, na ongeveer 100 vlieguren, slaagde men er in de verlore nen te vinden. Op al die opsporlngsvluchten was Stannage geregeld draadloos in verbin ding met de bewoonde wereld. Dat hij zich weet te behelpen blijkt uit het feit, dat toen hij geen generator kon vinden die voldoende stroom voor de normale zendinstallatie kon opwekken, hij een kleine ontvanglamp van 5 watt voor uitzending gebruikte, waardoor de aanwezige generator bruikbaar werd. Na dit avontuur ging hij weer naar zee en was marconist aan boord van de Manuka, welk schip op 16 December 1929 met een lading kostbare schilderijen schipbreuk leed bij de kust van Nieuw-Zeeland. De geheele nacht was de bemanning in de booten, doch 's mor gens wisten zij veilig de kust te bereiken. Enkele maanden geleden kwam hij met vacantie naar Engeland om zijn ouders te be zoeken, die thans te Sproxton bij Melton Mowbray wonen. Hij vernam daar, dat Kings ford-Smith in Europa was en een bemanning zocht, waarop hij zich in de Royal Air Force Club te Londen nestelde in de overtuiging, dat Kingsford-Smith daar zou komen. Zijn veronderstelling bleek juist te zijn en Kings ford-Smith, die de capaciteiten van Stannage reeds kende, was te meer blij hem te kunnen engageeren, daar hij slechts een klein licht kereltje is, hetgeen op een moeilijke Oceaan- vlucht, waar ieder kilo benzine meetelt, van groot voordeel is. Het Waterfeestspel der Leidsche Studenten mm, de „Southern Cross" en Kingsford Smith., Na het Torenspel te Delft, het A.—Z. spel te Leiden en Ichnaton te Utrecht brachten de Leidsche studenten met hun waterfeestspel „De Vliegende Hollander" geen climax. En dat, terwijl de legenden van „De Vliegende Hollander" en het „Vrouwtje van Stavoren" den dichter M. Nijhoff toch overvloedige dramatische stof hadden gebo den en voor dit spel het water en de natuur elementen vormden, dfe van te voren reeds een succes schenen te waarborgen. Waar deze teruggang aan te wijten? Naar mijn meening aan de misvatting van den dich ter, die in het open luchtspel, dat in de eerste plaats een spel van rhytme, bewe ging, kleur en leven moet zijn, een te groote plaats aan het woord heeft gegeven. In De Vliegende Hollander heeft de dichter te veel de aandacht voor zich opgevraagd, ter wijl juist in dit spel op de Kaag de natuur, het leven en de spontane vreugde hoofdzaak hadden moeten zijn. Nu deed het spel schade aan den dichter, naar wiens toch waarlijk schoone verzen door zijn al te breede uitvoerigheid en ook doordat het woord door de luidsprekers niet op de meest ideale wijze tot ons kwam slechte ten halve werd geluisterd en omgekeerd deed de dichter schade aan het spel. En juist hier, waar de lyriek der schoonheid immers in heel de omgeving lag, had het spel veel min der den steun van den dichter van noode dari in andere openluchtspelen. Nijhoff heeft in dit waterfeestspel twee van onze oudste en bekendste legenden die van den Vliegenden Hollander en het Vrouwtje van Stavoren verwerkt. „Hol- landscher" kon het dus moeilijk. Nijhoff plaatst den „Hollander", die gedoemd is tot in de eeuwigheid met zijn schip over de wijde wateren te varen, in den tijd van de prediking van het Christendom in Friesland door Bisschop Bonifacius. En tegelijk met hem Edwarda, de dochter van Friesland's grootsten koning, het „vrouwtje van Sta voren", evenals de Vliegende Hollander een „gedoemde", die den vloek over haar stad brengt door de goden te tarten, wanneer zij haar ring in zee werpt. In het oude legendarisöhe Stavoren speelt Nühoff's spel. Wij zien aan den oever rechte groot en machtig de forsohe en gedoemde burcht van Edwarda, geheel links, even streng van lijn, de stoere haventoren. En daartusschen het groeiende dorp, dat Sta voren moet verbeelden. In zijn constructie van burcht en toren is de architect Wijde- veld zeer gelukkig geweest, in de kleine paalwoningen, hutten van klei en aarde, riet en plaggen, die als complex meer doen den ken aan een nederzetting van Somali-negers dan aan een groeiende bloeiende handels stad in het oude Friesland ten tijde van Ka- rel de Groote, leek mij Wijdeveld's oplossing wat erg primitief. Maar kleur kreeg dit grau we dorp aan het water door de bont-gekleede bewoners, de visschers en de vrouwen, de hovelingen en de soldaten, de in het wit ge- kleede priesters, die er hun processie hiel den en de Vikingers, die er hun inval deden. In den burcht, van Stavoren heerscht Ed warda. de dochter van Friesland's roemruch- ten koning Radbod. Zij wil evenals haar vader de grootheid van Friesland en zendt haar vloot uit naar vreemde kusten tot- het verzamelen van nieuwe rijkdommen. De „Hollander"'zal de vlootvoogd zijn. Maar als de Hollander aan den armen ouden bedelaar, voor wiens smeken Edwarda doof is geble ven, brood heeft gereikt, ontsteekt zij in woede en ontslaat zij hem uit haar dienst. En in haar overmoed daagt zij de goden uit. Zij heeft haar zegelring in zee geworpen en trots heeft zij den Hollander getart. En waag het, vóór ik arm word en mijn stad verzinkt Niet weer te keeren. Hoor, ik daag de goden uit Het is met durf alleen, dat men de zee bezegelt! Het schip van den Hollander wordt op haar bevel leeggeplunderd en de vloot zeilt uit onder een anderen admiraal. Maar als de vloot is uitgezeild, valt een ander schip de haven binnen, het schip van Bonifacius, die met het Paaschfeest de pas gebouwde kapel zal wijden! Het feest van de „Opstanding" wordt voor het eerst in de Heidensche stad gevierd en ook aan den .Hollander" wil de bisschop den zegen van den nieuwen godsdienst bren gen. Maar de Hollander weigert. Neen, priester, wilt ge ook aan mijn schip de schuldeloosheid Ontnemen van een ongedoopte? Ik denk aan Radbod Die uit het water nog bijtijds zijn voet terugtrok, Toen hij vernam, dat hij zijn vaderen niet weerzag In 't hemelsch paradijs. Dit blijven bij zijn bloed Acht ik verhevener dan uw herrijzenis. Dit hout behoeft geen heil. Ongedoopt zeilt hij uit met Paschen en dit wordt zijn verdoemenis. Want als de „Vlie gende Hollander" zal hij tot in de eeuwig heid over de wateren blijven zwerven en zien wij hem ook, wanneer de door Edwarda uit gelokte vloek over gtavoren is voltrokken en de stad na de plundering door de Vikingers in de zee verzonken, op zijn spookschip met donkere zeilen voor het laatst voorbij ons varen, den wijden horizon tegemoet. Wanneer Nijhoff de legende van den Vliegenden Hollander in zijn spel heeft wil» len dramatiseeren, dan Ls hem dit mijns in< ziens allerminst gelukt. Niet de Vliegende Hollander maar Edwarda, het Vrouwtje van Stavoren is de hoofdpersoon van dit spel geworden. Deze Hollander, die den bedelaar tegen den wil van zijn vorstin, brood verstrekt is eigenlijk de meest edele figuur in dit spel en wij kunnen moeilijk aanvaarden, dat juist hij als een Ahasverus, die den Heiland in het gelaat spoog tot de allerzwaarste straf zou zijn verdoemd, enkel en alleen om dat deze man een Heiden ongedoopt op Paschen uitvaart. Niet de Vliegende Hol lander maar Het Vrouwtje van Stavoren had de titel van dit spel moeten luiden. Want zij is de domineerende hoofdpersoon en meest tragische figuur in dit spel en haar verschijning tegen het slot, eenzaam en ver laten, als de dolende vrouw, zou evenals van Ichnaton in het Utrechtsohe spel misschien dramatische ontroering hebben kunnen wekken, wanneer het de regie gelukt ware op dat moment alleen de aandacht op haar te doen vestigen, zooals dat met Ichnaton zoo sterk 'het geval was. Of dit Waterfeestepel ons dan geen vol doening heeft geschonken? O. zeker wel, veel zelfs, maar uitsluitend als kijkspel, feitelijk buiten het werk van Nijhoff om. Het ontwakende Stavoren, waarin alles tot leven kwam, waar de vrouwen aan den waterkant waschten en plasten, de tim* merman zijn hout zaagde, de smid vroolijk op het aanbeeld sloeg, de rietdekkers werkten op het dak van de kapel, de witte duiven zweefden over het dorp en de matrozen de zeilen op hun schepen heschen, dat was zooals het weerkaatst werd in het water prachtig van kleur en van leven en het zou een nog grooter lust voor de oogen zijn ge weest, wanneer het door de heldere zon be« schenen ware. Het binnenvaren van het schip met de witte zeilen, met op de voorplecht Bonifacius in zijn priesterkleed met het hoog geheven kruis, maakte werkelijk een symbo- lischen indruk, veel meer dan dat het lang zaam voorbij varen van het donkere sohip met de zwarte zeilen van den Vliegenden Hollander aan het slot aan een gruwelijke spookverschijning deed denken. Ook het plot seling opdoemen over het water van de V.kingers in hun fantastische booten over het zich den dood in dansende Stavoren, was van een werkelijk grootsc'n effect. Maar dat op dat oogenblik niemand meer luisterde naar de woorden vn Qddo, die in INGEZONDEN IUEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. Stofzuigerhuis MAERTENS Barteljorisstr. 16 Tel. No. 10756 Alle merken Stofzuigers eindelooze verzen vertelde van de spookverschijning van den Vliegenden Hollander was wel het beste be wijs. dat de aandacht veel meer uit- ging naar het kijkspel dan naar het woord van Nijhoff. En opmerkelijk was het ook, dat het sterkst dramatisch moment in dit spel dc verschijning van de verlaten Edwarda aan het slot den meeaten ongemerkt, voorbij ging, omdat de aandacht ook toen voor heel andere dingen was. Al achten wij het werk van Nijhoff als openluchtspel dan ook niet als geheel gelukt, zoo hebben wij toch een onbegrensde waar deering voor het grootsch opgezette experi ment., dat de Leidsche studenten wederom met dit waterfeestspel hebben gegeven. En voor het werk dat de meester aLs regisseur met zijn medewerkers heeft verricht. „Pantominü misch" was het dikwijls voorrtffelijk en men kon herhaaldelijk van de „levende schilde rijen" genieten, al ging het dan ook ten koste van het luisteren naar het woord van den dichter. Een „spel van natuurlijkheid" heeft de Meester volgens zijn toelichting ons wil len bieden en dat was het ook meermalen in werkelijkheid. Wat wij zagen was veelal le vendig en kleurrijk en het was ook vol af wisseling. Maar voor dit alles was deze ver moeiende overvloed van verzen onnoodig geweest. Wat dit woord in dit spel had kun nen zijn, voelden wij het meest, in het too- neel tusschen Edwarda, den bedelaar, en den Hollander, waarin Nijhoff zich een oogenblik ook dramaticus toonde. Toen was er ook in de handeling dramatische spanning en boeide ons niet alleen het kleurrijke kijkspel. Van de hoofdrollen heeft mij het sterkst geboeid Edwarda Jonkvrouw de Brauw die plastisch het door een ander gesproken woord 't meest en 't krachtigst wist te on dersteunen. En 't- spel van de „massa" muntte uit door prettige natuurlijkheid. De tekst werd gezegd door jonkvr. Van Witsen Ellas en dc heeren Paul Huf en Frits van Dijk. De verzen van Edwarda kregen dynamisch het meest schakeering. Huf en Van Dijk zegden hun tekst waarschijnlijk omdat die door luidsprekers moest worden overgebracht meer gedragen. Huf vooral had prachtige momenten, al leed dan ook het gesproken woord wel eenigszlns door den luidspreker, die het eene oogenblik plotseling het geluid ongemotiveerd versterkte om het dan weer dadelijk daarop even ongemotiveerd te ver zwakken. Over de muziek van Matthijs Vermeulen lijkt het mij zelfs voor een musicus bij deze auditie zeer moeillijk een zuiver oordeel te vormen. Zij is op gramophoonplaten „vast gelegd" na een uitvoering door een volledig orkest te Parijs en deze mechanische weder gave in de openlucht over een water vlakte nog wel kon onmogelijk ideaal worden genoemd. Heele gedeelten kwamen slechts zeer vaag tot ons, zoodat wij soms meer naar de intenties van den componist moesten raden. En op andere oogenblikken deed de plotselinge onverwachte versterking van het geluid nadeel aan het effect. Aan het slot van dit verslag vraag ik mij af, of ik met al mijn crltische opmerkingen eigenlijk wel voldoende recht heb doon we dervaren aan het prachtige werk dat do Leidsche studenten ook nu weer met dit on gewone experiment hebben verricht. Want voor een dusdanig experiment, dat kun stenaars als Nijhoff, Vermeulen, Wijdeveld, de Meester, Huf en Van Dijk in de gelegen heid stelt samen te werken en hun talenten te ontplooien, kan men niet genoeg eerbied hebben. Dat het artistiek niet in alle opzich ten bevredigtdaarvoor Ls het. ten slotte een experiment. Maar men kan het in de studenten niet genoeg prijzen, dat zij hun tijd, hun belangstelling en hun krachten wijden aan openluchtspelen als deze, die in ons op dit gebied allerminst verwend land, toch telkens weer artistiek belangrijke ge beurtenissen zijn. Moge de zon het spel van De Vliegende Hollander bij de volgende twee opvoeringen vroolijk beschijnen! Want met het water is de zon een element, dat dlt waterfeestspel niet kan ontberen. J. B. SCHUIL. ONTVANGEN BOEKEN L. Simons. Tot afscheid. In de Handboekjes „Kick 't beste" der Wereldbibliotheek. Dr. W. B. Huddleston Slater. Dokter en Publiek. Een reeks actueele vraagstukken. Uitgeverij Forcholte te Voorhout. Poëzie en Proza uit het werk van C S. Adama van Schcltema. Gekozen en ingeleid door Arn. Saalborn. W. L. en J. Brusse, Rotterdam. GIJ bundelt, hij bundelt, wij bundelen Wij hebben steeds gebundeld. Niet alleen hier, maar overal. Er bestaat zoo iets van een bandelooze bundelcultus. De motieven zijn even uiteenloopend als de gewekte verwach tingen talrijk. Er is, geloof ik, slechts éene soort geweest, waarmee men, al bundelend, den buidel vulde: dat waren de preckcnbun- dels van vóór de jaren tachtig. De dierbare dominé's uit die dagen „trokken" niet alleen de menschen de kerk binnen, zij werden in AGENDA WOENSDAG 25 JUNI Gebouw Blauwe Kruis: Centrale Bond van Post-, Telegraaf- en Telefoonpersoneel. Openbare vergadering. 9 uur nam. Palace. „Het eeuwige vraagstuk". Tooneel:; Charton's Marionettentheater. 2.30 en 8.15 u. Luxor Theater. „De vreemde Vrouw" en ,De bloem der wildernis". Toonecl: Joanita en Maupie de Vries. 2.30 en 8.15 uur. Rembrandt Theater. „De zonden der vade-* ren." Tooneel: Adolf en Wlessette RittichinL 2.30, 7 en 9.15 uur. DONDERDAG 26 JUNI Groote Kerk. Orgelbespeling 3—4 uur. Bioscoopvoorstellingen- Teyler's Museum, Spaarne 16. Geopend op» werkdagen van 11—3 uur, behalve 's Maan-»- dags, toegang vrij.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 5