bekAacfeó CïmmOtcuAm
Financieel© Kroniek.
FLITSEN
STADSNIEUWS
N.V. DE KENNEMER BANKVEREENIGING
HOUTPLEIN 8 TELEFOON 13829 UEN) ALLE BANKZAKEN
HET TOONEEL
GERRY RICKEBERG
HAARLEM'S DAGBLAD
MAANDAG 7 JULI 1930
Een technisch redres op de
beurzen. Intrinsieke waarde en
beurskoers. De invloed der bais
siers. Het gocdkoope geld,
Voorzichtigheid geboden.
I)o effectenbeurs is niet alleen graad
meter van bet economisch leven, zij is ook
een technisch handelsapparaat op zich zelf.
En omdat ze dit is, gebeurt het niet zelden
dat de koersbeweglngen geen verband hou
den met den gang van het economisch le
ven. De speculatie speelt op de beurzen,
niet het minst op de effectenbeurs een groote
rol. Men kan er koopen, zonder te ontvan
gen, verkoopen zonder dat men stukken
heeft en doordien steeds naar beide zijden
geopereerd wordt, leidt het resultaat soms
tot koersen, welke met de werkelijkheid niet
schijnen te kloppen. Er was reeds enkele we
ken sprake van dat de baissiers, zij die ver
koopen, zonder stukken te bezitten, druk in
de weer waren, begunstigd als zij werden
door de aanhoudende slechte berichten uit
de wereld van handel en industrie. Bij da
lende koersen is ieder flauw en worden nog
lagere koersen verwacht. En wij hebben
enkele weken geleden reeds opgemerkt, dat
vele goede fondsen beneden hun intrinsieke
waarde gedaald waren. Men kan natuurlijk
zeggen, dat aandeelen, waarop niets ver
diend wordt, niets waard zijn. Maar prijzen
van eerste levensbehoeften, als suiker en der
gelijke, zullen zich te avond of te morgen
weer van hun daling tot kostprijs moeten
herstellen; de vraag is slechts of de betrok
ken ondernemingen den tijd hebben om te
wachten. Dat is met vele koloniale onder
nemingen wel het geval. Vandaar dat ook de
vorige week bijv, voor Suikeraandeelen reeds
een betere stemming baanbrak, zonder dat
op de suikermarkt een verbetering was inge
treden. Nog altijd is de suikermarkt ont
wricht door het productie-overschot. Maar
de meeste Indische suikerondernemingen
kunnen wachten en proflteeren straks in
dubbelen zin van don hoogeren prijs, omdat
zij den wachtenstijd benutten door op aller
lei wijze den kostprijs te verlagen. Maat
schappijen als die der Maron, Pagottan. Bod-
jong, Vorstenlanden e.d. hebben een zoo ste-
vigen onderbouw, dat ze ook door deze sui
kercrisis in hun voortbestaan niet worden
bedreigd, wat bijvoorbeeld wel het geval is
met een maatschappij, als de Poerworedjo,
die zwaar op den bankierskruk moet leunen.
De aandeelhouder, die deze week op de jaar
vergadering de vraag deed, of de maatschap
pij zioh zou kunnen staande houcien, kreeg
daarop natuurlijk een ontwijkend, niettemin
een juist en veelzeggend antwoord. De Ne-
derlandsche Handel Maatschappij, zoo zei de
voorzitter, is geen philantropische instelling.
Deze waarheid dient te worden bedacht, ook
door hen, die zich bij de effectenbeurs inte
resseeren in een tijd van zeer lage koersen.
Het is verleidelijk aandeelen te koopen, wel
ke kort geleden nog in de buurt van pari
werden aangetroffen en thans voor enkele
tientallen procenten te krijgen zijn. Maar
juist in die aandeelen steekt het gevaar,
dat men zijn duiten kwijt raakt, omdat de
betrokken maatschappij bij een langeren
duur der crisis- het niet meer op de been kan
houden. In het algemeen worden de grootste
koersverliezen op de laagst genoteerde fond
sen geleden. Zij die goede Tabaks-, Suiker-,
Olie- en Rubberaanideelen. gekocht hebben op
hdögere koersen, maken geen prefctlgen tijd
door, maar zullen tenslotte voor hun fond
sen weer hoogere koersen zién.
De beide weken, die achter ons liggen,
maar vooral de laatste, heeft reeds getoond,
dat de natuurlijke weerstand uit den beurs
handel nog niet verdwenen is. De beurs kan
niet lang op hetzelfde been hinken. Over
heel de linie zijn de koersen deze week. voor
al in het begin, opgeloopen, zonder dat daar
voor buiten de beurs, redenen zijn aan te
wijzen. Noch in de positie der suikermarkt,
noch in die der rubbermarkt, noch in de
scheepvaartwereld zijn de symptomen van
herstel zichtbaar. Men overweegt echter dat
van alle nieuw leven de eerste beginselen on
zichtbaar zijn. en dat ook bij een economi
sche opleving het keerpunt niet aanstonds
aanwijsbaar is. Een feit is dat in een tijd
van malaise de productie sneller afneemt
dan de consumptie. Over die afneming der
productie staan de bladen vol. Zoowel in de
Unie als in Europa neemt de indaistrieele
bedrijvigheid neg af, maar tegelijkertijd ver
minderen ook de voorraden bij de handela
ren in een snel tempo. Bij terugkeer van het
vertrouwen ligt hierin de kiem voor het prijs
herstel, welke onmiddellijk Intreedt, zoodra
de vraag een weinig toeneemt.
Deze ietwat optimistische opvatting heeft
deze week opgeld gedaan. Twee omstandighe
den hebben er voorts toe medegewerkt dat
de koersen over het algemeen een behoorlijk
redres konden verkrijgen. In de eerste plaats
het ruime geld. De prolongatiekoers heeft
voor de maand Juni een gemiddelde van
minder dan twee procent doen zien. Effec
tentransacties met geleend geld kosten thans
dus niet meer dan ca. 4 pet. En er zijn al
tijd weer, die het er eens op wagen. Maar
afgezien daarvan begint ook de speculatie
ve belegger zijn berekeningen te maken,
welke er niet zelden toe leiden, dat hij zijn
aankoopen op de fondsen-markt begint te
hervatten. Het ruime geld is eon gevolg der
malaise, maar maakt tevens de herleving van
handel en bedrijf gemakkelijk. Het herstel
der fondsenmarkt is voorts in de hand ge
werkt door de kooporders van de in den aan
vang genoemde baissiers, die bij de lichte
kentering van het boursgeiij zich haasten om
hun openstaande posities te dekken. In zoo
verre was dus deze week het koersredres
kunstmatig, evengoed als de scherpe daling
door de verkooporders der baissiers overdre
ven werd. Men zal daarom goed doen ten op
zichte van de effectenbeurs nog de grootst
mogelijke reserve In acht te nemen. Zij is
nog niet te vertrouwen. De koersstijging van
deze week en van de vorige, heeft goeddeels
een beurstechnisch karakter, en per saldo
zal het van den gang van het economisch
leven afhangen, of op een herstel van lan
geren duur en van meer blijvenden aard
mag worden gerekend.
Maar aan de beurzen was men met de za
ken van deze week uitermate in zijn schik,
Hoogere koersen brengen aanstonds meer-
handel en verdiend hebben de beurzeniers
dit jaar nog niet veel.
Het tweede halfjaar is op de effectenbeurs
goed begonnen. Laat ons hopen, dat ook in
de wereld der bedrijven de tiefstand bereikt
is en de komende maanden een langzaam
herstel mogen brengen van het economisch
leven, dat, naar het oordeel van binnen- en
buitenlandsche deskundigen, nog altijd zwaar
ziek is.
LETTING A
VERZEKERING MIJ „DE NEDERLANDEN"
Aan het jaarverslag over 1929 van de On
derlinge Maatschappij van Verzekering „De
Nederlanden" te Haarlem ontleenen wij:
Tot wiskundig-adviseur der maatschappij
werd benoemd dr. F. W. Nijhoff te Haarlem,
daar dr. H. Ekama te Utrecht op grond van
zijn hoogen leeftijd ontslag verzocht.
Het aantal verzekerden steeg van 8532 tot
8765; het verzekerd kapitaal van f 1552331.58
tot f 1722228,08 en de premie-ontvangst van
f 56552.84 tot f 63097.16. De vooruitgang was
dus 233 polissen met f 169896.50 verzekerd
kapitaal en f 6544.32 premieontvangst. Over
1928 was de vooruitgang 1210 polissen met
f 282942,30 verzekerd kapitaal en f 10143,03
premie-ontvan gst. Over 1929 was de voor
uitgang derhalve niét zoo groot. Minder be
trouwbare elementen in den buitendienst
waren in de Noordelijke Provinciën oorzaak
van buitengewoon veel royementen. Een in
specteur moesten wij oneervol ontslaan; een
ander adviseerden wij ontslag te nemen, ter
wijl daar ook verschillende agent-en ontsla
gen werden en die agentschappen gezui
verd. Dit zuiveringsproces werkte in het be
gin van het nu loopen.de boekjaar nog door,
doch wij zijn van oordeel, dat wij thans een
krachtigen leider in den Buitendienst voor
de Noordelijke Provinciën bezitten.
Van het totale verzekerde bedrag was
f 22000 herverzekerd 'bij de „Hollandia" te
Delft, de Hollandsche Algemeene Verzeke
ringsbank te Schiedam, de ..Holland" te Am
sterdam en de Noord - Hollandsche Levens-
verzekerings Maatschappij te Alkmaar.
De uitkeeringen bedroegen in 1929 bij over
lijden f 5701.25 voor restitutie bij overlijden
f 103,08 wegens afloop der verzekering f 1400
Bij afkoop werd uitbetaald f 3588.03 1/2.
In 1928 waren deze cijfers als volgt: uitkee-
rlng bij overlijden f 5642; restitutie bij over
lijden nihil; uitkeering bij afloop f 1300.20 en
uitbetaald bij afkoop f 1974,29. In totaal alzoo
in 1928 f 89i6.49.
Het. boekjaar sluit met een winst van
f 21826,02 1/2. Volgens rapport van den Wis-
(Adv. Ingez. Med.)
kundig-adviseur moet hiervan f 19785.63 aan
de reserve worden toegevoegd. Deze zal als
dan in totaal f 118192,93 bedragen.
Aan het saldo bedrag der winst, ten bedra
ge van f 2040.39 1/2, wordt voorgesteld de na
volgende bestemming te geven
Te reserveeren voor Geldbelegging f 1242.88,
idem voor dubieuse debiteuren f 497.57 1/2;
extra af t>e schrijven op materieel f 300.
GEMEENTERAAD
Er wordt een vergadering van den Raad der
gemeente I-Iaarlem gehouden op Woensdag,
9 Juli 1930, des namiddags ten *1.30 ure. zoo
noodig voort te zetten des avonds ten 8 ure,
in de Statenzaal (Prinsenhof).
Aan de orde zal worden gesteld:
1. Mededeelingen en ingekomen stukken.
Verzoek R. Haverschmidt eervol ontslag
hoofd van School 6 (Parklaan) en hoofd en
onderwijzer Vervolgcursus IV.
Verzoek Mej. M. A. Bender eervol ontslag
onderwijzeres School 23 (Tetterodestraat)
2. Terugneming uit Woningbedrijf perceel
Tyboutstraat 1
3. Balans, enz. 1929 Woningbouwvereni
ging „Tuinwijk Noord"
4. le Suppletoire Kohier 1929/30 Openbaar
Vervolgonderwijs, enz.
5. Aanschaffing leermiddelen, enz. School
voor U.L.O., letter B.
6. Aanschaffing schoolbehoeften, enz.
Scholen Voorbereidend Lager Onderwijs nrs,
6 en 7 (Ternatestraat en Marnixstraat).
7. Inrichting speelplaats bijzondere school
Zijlsingel 2.
8. Benaming straat, enz. terrein Kinder
huissingel.
9. Verkoop grond:
a. 3 ra kenbur gs tra at (D, Middelkoop).
b. westzijde Dr. Schaepmanstraat
(S. Feenstra).
C. nabij Allard Piersonstraat (N.V.
Persevero).
d. westzijde Marnixstraat (AP. Win-
nubst)
e. Marnixstraat hoek Berkeitstraat (D.
Boeré)
f. Zaanenstraat hoek Tlmorstraat
(L. Apeldoorn).
10. Uitgifte grond in erfpacht aan en nabij
Spaarndamsche weg.
11. Overdracht van voor straat bestemden
gitmd
a. Leidsche Vaart.
b. Lorentzkade.
c. Nagtegaalstraat.
12. Aanschaffing turbine voor het elec-
trlcileitsbedrijf.
13. Reorganisatie Burgerlijk Armbestuur.
14. Verhooging crediet bouw, enz. gym
nastiekzaal Scholen 23 en 24.
15. Onteigening perceelen Zijlweg.
16. Voorloopige goedkeuring plan ont
eigening gronden Schoterweg ten Noorden
van de Begraafplaats.
17. Verkoop perceel Raamsingel 46.
18. Verbouwing Kinderhuis aan den Scho
tersingel.
19. Verbetering Brouwersplein.
20. Benoeming.
a. leerares Middelbare School voor
Meisjes met 5-j. c.
b. lid Bestuur Ver. Nijverheidsonder
wijs.
c. hoofden van scholen voor gewoon
lager onderwijs.
BONZO EN DE EEUW VAN HET KIND
door
CORNELIS VETH
(Uitg. C. A. J. van Dishoeck te Bussum).
Cornells Veth heeft met zijn satyriek
blijspel „Bonzo en De Eeuw van het Kind"
verleden jaar geen geluk gehad. Tegen het
eind van het seizoen werd het door Het
Hofstad Tooneel gespeeld en reeds na een
paar voorstellingen verdween het weer van
het repertoire. -Dat geringe succes heeft
Veth er niet van teruggehouden Bonzo
nadat hij het eerste bedrijf had omgewerkt
uit te geven en zoo hebben wij ons door
lezing althans een oordeel over dit blijspel
kunnen vormen.
De kans, die Cor van der Lu-gt Melsert
aan Veth heeft gegeven, was er niet één om
den schrijver tot overdreven dankbaarheid
te stemmen. Een opvoering van een oor
spronkelijk stuk zoo tegen het eind van het
seizoen heeft altijd iets van een „afdoener-
tje". De tooneeldirectie zegt daarmee van te
voren al: ,,Nu ja, wij willen het wel eens
met je probeeren, maar heel veel vertrou
wen hebben wij er niet in!" En dat wordt
nog klemmender, wanneer wij bedenken, dat
Veth een bekend tooneelcrit-icus in Den
Haag is, een man van invloed dus, tegen
wien de directeur van Het Hofstad Tooneel
altijd nog Wat meer égards zal hebben dan
tegenover een willekeurigen meneer X. De
peet, die Bonzo ten doop hield, zei dus al
van te voren tot de verzamelde menigte:
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 160S
PATIENCE
Vader besluit om
zich te vermaken
met patience
vindt het speeltafel
tje in Mientje's ka
mer. bedekt met al
lerlei schildergerei
besluit om het zoo te
laten en op de salon
tafel ts spelen
krijgt het verzoek
een andere plaats te
zooken. want daar
moet Jan zijn alge
bra maken
maakt een hoek van
de huiskamertafel
vrij
moet telkens ophou
den om moeder gele
genheid te geven wat
uit de la te zoeken
besluit om gebruik te
maken van het klei
ne muurtafeltje met
opklapbaar blad
ontdekt midden in
het spel dan opklap
baar he id tevens
neerklapbaarheid be-
tsekent en geeft iet
op.
(Nadruk verboden-*'
„Ik vind het een heel zwak kindje, maar
vooruit, terwille van den vader zal ik het
doen!" Bonzo moest heel wat levenskracht
in ziel} zelf hebben, om onder deze omstan
digheden in het leven te blijven. En laten
wij het maar bekennen, die krachten had hij
niet. Nu hij aan ons ter onderzoek is over
geleverd, moeten wij toegeven, dat het een
miserabel teer kindje was, allerminst ge
schikt om frooneellucht in te ademen. Bonzo
had geen tooneelbloed in zijn aderen en was
voorbestemd om in het theater een zeer
vroegen dood te sterven. In de kalme, rusti
ge atmosfeer van de huiskamer en de biblio
theek zal hij zijn leven waarschijnlijk wat
langer kunnen rekken. De fout van zijn va
der was, dat hij hem voor het tooneel be
stemde.
Veth heeft in zijn satyriek blijspel de
overdreven-ziekelijke methodes van opvoeden
van sommige moderne paedagogen paede-
•goochemers noemt Veth ze willen heke
len. Het is wel zeker, dat wij in Adolf Roden
rijs Bonzo het portret van een Haagsch
paedagoog hebben te zien en dat cle school
„De Eeuw van het Kind" ook in de Residentie
gezocht moet worden. Niemand zal beweren,
dat het onderwerp zich niet voor het tooneel
eigent. Otto Ernst gaf erin zijn „Flachsmann
als Erzieher" ruim een kwart eeuw geleden
reeds het voorbeeld van en Charivarius' nu
bijna al 20 jaar oud. „Het Nieuwe Systeem"
kan in zeker opzicht als een voorlooper van
Veth's spel van de school worden beschouwd.
Maar aan een satyriek blijspel stellen wij
toch eenige andere eischen dan Veth deed.
Adolf Rodenrijs Bonzo, genaamd naar
zijn eeuwigen glimlach het zoetsappige,
femelende, ijdele. strooplikkende, onmanne
lijke schoolhoofd met zijn altijd durend koket-
teeren met het kind zou zeker de hoofdper
soon van een satyriek blijspel kunnen zijn,
wanneer Veth hem midden in een werkelijk
tooneelstuk geplaatst had. maar dat tooneel-
stuk nu missen wij geheel. Wat er om Bonzo
heen gebeurt is ai te onbelangrijk en flauw
en ook te weinig „tooneel" om ons maar
eenigszins te kunnen boeien. De omgeving
is al even on beteeken end als Bonzo zelf en
daarbij te veel caricatuur.
„Het lijkt hier wel een gekkenhuis!" zegt
de concierge van de school, als het hem op
een moment te bar wordt, en dat is nu juist
den indruk, dien wij al te veel het heele stuk
door van Bonzo en zijn omgeving krijgen.
Veth heeft de fout begaan al te veel te over
drijven en daardoor zijn doel voorbij ge
schoten. De vrouwen in zijn stuk zijn vrij wel
allen malloten en de mannen worden al niet
veel hooger door Veth aangeslagen. Mis
schien wilde Veth bewijzen, dat alleen in
zoo'n dwaze wereld personen als Rodenrijs
zich op een voetstuk kunnen plaatsen, maar
dat is toch wel een wat al te simplistische
oplossing. Veth maakte het zich te gemakke
lijk door geen tegenpartij tegenover Bonzo
te stellen.
Hij wil ons bijvoorbeeld doen gelooven, dat
een meisje als „zus" Mulder zich door een
man als Bonzo heeft laten inpalmen, doch
hij verzuimt dit ook maar eenigszins aan
nemelijk te maken. Wij zien Zus en Roden
rijs in hun verhouding slechts in een enkel
tooneel en in dat eene gesprek heeft Zus den
femelenden, ijdelen paedagoog onmiddellijk
„door" en valt hij dadelijk van zijn voetstuk.
„Maar heb je dan vroeger niet gezien, hoe hij
was" vragen wij onwillekeurig. Veth heeft
verzuimd ook maar eenigszins te verklaren
hoe een ~oo pienter en gezond denkend
meisje ook maar een oogenblik in zoo'n
kwezel kon gelooven.
En hij heeft het blijkbaar ook -niiet de
moeite waard geacht te laten zien, hoe het
bestaanbaar is, dat het menschdom achter
zoo'n caricatuur van een paedagoog aan kan
wandelen. Alléén in een wereld van onibe^
nullige dwazen zal dit mogelijk zijn, denkt;
Veth waarschijnlijk! Zijn blijspel nadert daar-j
door meer de parodie dan de satire.
Veth, die in zijn Prikkelidyllen herhaal*
delijk getoond heeft, een geestig man te zijn,
stelt ons in zijn dialoog ook ditmaal nog al
eens te leur, Nu en dan herkennen wij den
heer Veth uit. de kostelijke parodieën, maar
daarnaast staat dan weer grappigheid
zooals die van de dames Van Buuren en
Mulder van een soort, die meer thuis hoort
in een ouderwetsche klucht van een liefheb
berij -tooneelgezelschap dan in een satyriek
blijspel van anno 1930. Trouwens heel dit
blijspel doet ook in zijn bouw, zijn mono
logen en zijn kluchtigheid nog al dilet
tanterig aan.
Verreweg het best is het tweede bedrijf,
waarin de leerlingen van Rodenrijs ten'
tooneele verschijnen. Deze leerlingen leven
tenminste en zij vormen met hom frissche, na
tuurlijke jeugd een prettige tegenstelling met
de dwaze wereld van ouderen, die Veth" ons
heeft ge teekend. En een geslaagd tooneel" is
ook de slotscène, waarin Rodenrijs tegenover
een oud-discipel geplaatst wordt en het resul
taat van zijn opvoeding te zien krijgt.
J. B. SCHUIL
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel.
FEUILLETON
HET RAADSEL VAN DE DACIA
door
G. PANSTINGL.
43)
Hulberry opende haar en zag noch de wel
voorziene ontbijttafel, nooh den jongen
Rickeberg, die daaraan zat en juist een el
verorberde. Hij zag slechts de lachende ge
stalte, die nu opsprong en hem om den hals
vloog. Dat was zeker de echté Alexandra
Staroff.
Na een minuut onderbrak Gerry hun
eenigszins onsamenhangende bezigheid.
„Ga zitten, kinderen, anders wordt alles
koud".
Het was een genoegelijke maaltijd en Hul-
berry's moeheid was verdwenen.
En toen kwam er geen einde aan T ver
tellen, waarbij Hulberry menigmaal het
bloed naar het hoofd steeg.
Tenslotte vroeg hij:
„Maar hoe hebben ze je feitelijk wegge
bracht?"
Doch Gerry onderbrak hem.
„Dat kan ik u wel zeggen, Hulberry. De
zaak was heel eenvoudig. In het pension
van juffrouw Carr, waar Alexandra gewoond
heeft, wonen ook twee handelsreizigers. Het
is interessant, dat geen van de twee meer
een huissleutel heeft- Beiden troffen op reis
!heel onderhoudende en aangename -medepas
sagiers. De één sliep in na het rooken van
een hem aangeboden sigaret. De andere na
een slok uit de reisflacon van zijn buurman.
En belden misten na het ontwaken hun huis-
sicutel. Soesjin lieert, om zeker te ajn, alle
twee laten volgen. Daarna was de rest kinder
spel.
Toen Soesjin Staroff ontvoerde, kreeg hij
het. rapport in handen, dat ze juist voor
Scotland Yard opgesteld had. Daarin stond
iets, wat wij weliswaar reeds weten, name=
lijk dat Soesjin eigenaar en meester van de
Yellow Cat is. Alexandra had het uit een
telefoongesprek van Soesjin met Sokoloff
opgemaakt- Ze had zich namelijk achter een
gordijn verscholen. Soesjin schijnt'haar ech
ter In een spiegel gezien te hebben. Hij
liet niets merken, maar nam dadelijk zijn
maatregelen. Dat is alles".
„Hier kan ik nu nog iets aan toevoegen",
zei Hulberry. „Ik weet namelijk ongeveer
waar Alexandra Staroff verborgen werd ge
houden".
Hij haalde zijn plattegrond voor den dag en
schreef vlug de afmetingen er op.
„Hier is een schacht van twee en een
halve bij drie en epn halve yard, die door
het huis van de Yellow Cat loopt. Een toe
gangsdeur schijnt weliswaar niet voorhanden
le zijn. Voorloopig heb ik niets dan muren
gevonden",
„Dat is heel belangrijk. Hulberry! Mijn
volle waardeering. U hebt het geval voor=
treffelijk behandeld. Ga maar gerust verder
met uw bezoeken aan de Yellow Cat".
Hulberry had den jongen Rickebsrg wel
om den hals kunnen vallen. Hoe tactvol van
hem, dat hij in t bijzijn van Alexandra
Siaroff geen gewag maakte van de fouten,
hij begaan had.
Want dat hij fouten begaan had, wat wist
Hulberry maar al te goed.
HOOFDSTUK XIV.
In de Merry Bachelor.
Elke stad heeft haar wijken, die zich on
derling sterk van elkaar onderscheiden. Van
de stille, voorname buurten van de gegoeden
tot de sloppen van de misdaad en de ellende.
In Londen bevinden deze laatsten zich in
Whitechapel en in een nauwe dwarsstraat
van Whitechapel lag de Merry Bachelor.
Vroeger was het een herberg geweest. Een
mooi uithangbord van gesmeed ijzer aan een
kunstig gebogen arm herinnerde nog aan
dien tijd. Maar de plaats zelf was in den
loop der tijden sterk veranderd. De herberg
was in een kroeg van het gemeenste soort
veranderd, waarvan de achterkamers niet
meer gebruikt werden om reizigers onder te
brengen, doch het heimelijk tooneel waren
van bezigheden, die tegen de verschillende
takken van de maatschappelijke orde gericht
waren.
In de Merry Bachelor kwamen de bezoe-
k-ecls niet alleen openlijk, doch ook in het
geheim. De laatsten verdwenen naar achter,
zonder voorbij de bar te komen, d'ie haast
nooit geheel leeg was, zelfs wanneer de
voordeur reeds gesloten was. Op de één of
andere bank lag een slaper, die zijn laatste
pennies liever in jenever omzette, dan ze aan
een slaapplaats te besteden. Of er zaten in
het donker -een paar menschen om een tafel
en waren in een ernstig gesprew gewikkeld
over de voorbereidselen van een zaakje, dat
ze gezamenlijk opknappen wilden.
Belangrijke dingen werden in de achter
kamers besproken. Wie zich daarmee inliet,
had natuurlijk ook het geld om er een te
huren.
John Baker bezocht na het onderhoud met
Braddon nog vaker de Merry Bachelor dan
vroeger. Hij had lang over Braddons aan
bod nagedacht en was eindelijk tot het be
sluit gekomen eerlijk spel met hem te spe
len.
Immers, zijn eerste schrede op het pad dei-
misdaad was niet goed afgeloopen. De angst
voor ontdekking na de daad, het vreeselijke
oogenblik toen hij gevangen genomen werd
de voorloopige hechtenis, de gerechtelijke be=
handeling en ten slotte het tuchthuis, had
den indruk op hem gemaakt. Daarbij kwam
nu nog zijn kreupelheid. Hij had nagerekend
dat het nadeel veel grooter geweest was dan
het voordeel.
Waarom zou hij nu Braddon bedriegen,
die hem de gelegenheid bood weer een fat*
soenlijk mensch te worden?
Weliswaar was er een grens. Hij had
zich verplicht Braddon tc waarschuwen,
zoodra er iets tegen „The Devil" beraamd
werd. Anders niets. En wat in zijn nabij
heid ook besproken werd, indien het niet
tegen „The Devil" gericht was, ging het
noch hem, noch Braddon iets aan.
De manke John was in het oog van de
bezoekers van de Merry Bachelor een van
die menschen, die pech gehad hadden en
die zich nu met moeite een weg door het
leven moesten banen. Men veronderstelde,
dat hij bedelde, een karweitje waarbij zijn
mankheid hem goed ts pas kwam. Daar
aan schreef men het beetje geld toe, waar
over hij beschikte. Men hield hem voor om
schadelijk en nam in zijn tegenwoordigheid
geen blad voor den mond.
Toen hij op den avond van den dag, na
de verschijning van Alexandra Staroff in
de Yellow Cat, in de Merry Bachelor kwam.
merkte hij een verandering in de atmosfeer
van de kroeg, waarvoor hij geen verklaring
kon vinden. Alles verdrong zich om de bar,
waar de roode Simon rondjes gaf. Dat was
een merkwaardige gebeurtenis, want de roode
Simon was anders niet royaal, ofschoon hij
aan menig groot zaakje grof geld verdiend
had.
Hij was een sluwe, energieke kerel en
had beslist talent het een of andere- zaakje
goed op touw te zetten, maar was buiten
gewoon hebzuchtig. Voor hem kwam het er
slechts op aan, of zijn medewerking goed be
taald werd. Bood men hem genoeg, dan deed
hij alles wat men van hem verlangde.
John Baker zei bij zichzelf, dat er iets
bijzonders in voorbereiding moest zijn en dat
maakte hem nieuwsgierig. Hij werkte zich
in de nabijheid van den rooden Simon, kreeg
een borrel en informeerde, wat er aan de
hand was.
Onderzoekend nam Simon hem op.
„Ik weet niet, of ik je gebruiken kan.
Je lijkt me niet vlug genoeg, met je aange
schoten loopmachine. Maar ik heb veel man
netjes noodig".
„Waar gaat het om?'
„Om een huis in de nabijheid van
„O, die streek kan ik op mijn duimpje".
„Nu, dat verandert de zaak. Menschen
die de buurt kennen, kan ik in ieder geval
wel gebruiken. Allright. Hink jij dan maar
mee. Hier heb je tien shilling handgeld.
Morgen hoor je de rest wel".
John Baker rook lont. In die streek had
'hij toch eens „The Devil" in gezelschap
van Braddon getroffen!
Hij nam zich voor zijn oogen open te
houden.
Den volgen-den d,ag toonde de Merry
Bachelor een aanblik van verhoogde acti
viteit. Bezoekers, die anders zelden kwamen
waren nu aanwezig en er waren er zelfs een
paar bij, die hij in het geheel niet kende. Ze
waren door vrienden meegebracht, die hen
uit hun schuilhoeken opgediept hadden. De
waard wreef zich vergenoegd in de handen
want de zaken gingen goed.
Toen de avond aangebroken was, ver
dween de roode Simon eensklaps uit.de bar.
De manke John wist nu reeds dat het hier
om „The Devil" ging. Het woord was in den
loop van den dag opgedoken.
(Wordt vervolgd.).