bekAacfeó CïmmOtcuAm Financieel© Kroniek. FLITSEN STADSNIEUWS N.V. DE KENNEMER BANKVEREENIGING HOUTPLEIN 8 TELEFOON 13829 UEN) ALLE BANKZAKEN HET TOONEEL GERRY RICKEBERG HAARLEM'S DAGBLAD MAANDAG 7 JULI 1930 Een technisch redres op de beurzen. Intrinsieke waarde en beurskoers. De invloed der bais siers. Het gocdkoope geld, Voorzichtigheid geboden. I)o effectenbeurs is niet alleen graad meter van bet economisch leven, zij is ook een technisch handelsapparaat op zich zelf. En omdat ze dit is, gebeurt het niet zelden dat de koersbeweglngen geen verband hou den met den gang van het economisch le ven. De speculatie speelt op de beurzen, niet het minst op de effectenbeurs een groote rol. Men kan er koopen, zonder te ontvan gen, verkoopen zonder dat men stukken heeft en doordien steeds naar beide zijden geopereerd wordt, leidt het resultaat soms tot koersen, welke met de werkelijkheid niet schijnen te kloppen. Er was reeds enkele we ken sprake van dat de baissiers, zij die ver koopen, zonder stukken te bezitten, druk in de weer waren, begunstigd als zij werden door de aanhoudende slechte berichten uit de wereld van handel en industrie. Bij da lende koersen is ieder flauw en worden nog lagere koersen verwacht. En wij hebben enkele weken geleden reeds opgemerkt, dat vele goede fondsen beneden hun intrinsieke waarde gedaald waren. Men kan natuurlijk zeggen, dat aandeelen, waarop niets ver diend wordt, niets waard zijn. Maar prijzen van eerste levensbehoeften, als suiker en der gelijke, zullen zich te avond of te morgen weer van hun daling tot kostprijs moeten herstellen; de vraag is slechts of de betrok ken ondernemingen den tijd hebben om te wachten. Dat is met vele koloniale onder nemingen wel het geval. Vandaar dat ook de vorige week bijv, voor Suikeraandeelen reeds een betere stemming baanbrak, zonder dat op de suikermarkt een verbetering was inge treden. Nog altijd is de suikermarkt ont wricht door het productie-overschot. Maar de meeste Indische suikerondernemingen kunnen wachten en proflteeren straks in dubbelen zin van don hoogeren prijs, omdat zij den wachtenstijd benutten door op aller lei wijze den kostprijs te verlagen. Maat schappijen als die der Maron, Pagottan. Bod- jong, Vorstenlanden e.d. hebben een zoo ste- vigen onderbouw, dat ze ook door deze sui kercrisis in hun voortbestaan niet worden bedreigd, wat bijvoorbeeld wel het geval is met een maatschappij, als de Poerworedjo, die zwaar op den bankierskruk moet leunen. De aandeelhouder, die deze week op de jaar vergadering de vraag deed, of de maatschap pij zioh zou kunnen staande houcien, kreeg daarop natuurlijk een ontwijkend, niettemin een juist en veelzeggend antwoord. De Ne- derlandsche Handel Maatschappij, zoo zei de voorzitter, is geen philantropische instelling. Deze waarheid dient te worden bedacht, ook door hen, die zich bij de effectenbeurs inte resseeren in een tijd van zeer lage koersen. Het is verleidelijk aandeelen te koopen, wel ke kort geleden nog in de buurt van pari werden aangetroffen en thans voor enkele tientallen procenten te krijgen zijn. Maar juist in die aandeelen steekt het gevaar, dat men zijn duiten kwijt raakt, omdat de betrokken maatschappij bij een langeren duur der crisis- het niet meer op de been kan houden. In het algemeen worden de grootste koersverliezen op de laagst genoteerde fond sen geleden. Zij die goede Tabaks-, Suiker-, Olie- en Rubberaanideelen. gekocht hebben op hdögere koersen, maken geen prefctlgen tijd door, maar zullen tenslotte voor hun fond sen weer hoogere koersen zién. De beide weken, die achter ons liggen, maar vooral de laatste, heeft reeds getoond, dat de natuurlijke weerstand uit den beurs handel nog niet verdwenen is. De beurs kan niet lang op hetzelfde been hinken. Over heel de linie zijn de koersen deze week. voor al in het begin, opgeloopen, zonder dat daar voor buiten de beurs, redenen zijn aan te wijzen. Noch in de positie der suikermarkt, noch in die der rubbermarkt, noch in de scheepvaartwereld zijn de symptomen van herstel zichtbaar. Men overweegt echter dat van alle nieuw leven de eerste beginselen on zichtbaar zijn. en dat ook bij een economi sche opleving het keerpunt niet aanstonds aanwijsbaar is. Een feit is dat in een tijd van malaise de productie sneller afneemt dan de consumptie. Over die afneming der productie staan de bladen vol. Zoowel in de Unie als in Europa neemt de indaistrieele bedrijvigheid neg af, maar tegelijkertijd ver minderen ook de voorraden bij de handela ren in een snel tempo. Bij terugkeer van het vertrouwen ligt hierin de kiem voor het prijs herstel, welke onmiddellijk Intreedt, zoodra de vraag een weinig toeneemt. Deze ietwat optimistische opvatting heeft deze week opgeld gedaan. Twee omstandighe den hebben er voorts toe medegewerkt dat de koersen over het algemeen een behoorlijk redres konden verkrijgen. In de eerste plaats het ruime geld. De prolongatiekoers heeft voor de maand Juni een gemiddelde van minder dan twee procent doen zien. Effec tentransacties met geleend geld kosten thans dus niet meer dan ca. 4 pet. En er zijn al tijd weer, die het er eens op wagen. Maar afgezien daarvan begint ook de speculatie ve belegger zijn berekeningen te maken, welke er niet zelden toe leiden, dat hij zijn aankoopen op de fondsen-markt begint te hervatten. Het ruime geld is eon gevolg der malaise, maar maakt tevens de herleving van handel en bedrijf gemakkelijk. Het herstel der fondsenmarkt is voorts in de hand ge werkt door de kooporders van de in den aan vang genoemde baissiers, die bij de lichte kentering van het boursgeiij zich haasten om hun openstaande posities te dekken. In zoo verre was dus deze week het koersredres kunstmatig, evengoed als de scherpe daling door de verkooporders der baissiers overdre ven werd. Men zal daarom goed doen ten op zichte van de effectenbeurs nog de grootst mogelijke reserve In acht te nemen. Zij is nog niet te vertrouwen. De koersstijging van deze week en van de vorige, heeft goeddeels een beurstechnisch karakter, en per saldo zal het van den gang van het economisch leven afhangen, of op een herstel van lan geren duur en van meer blijvenden aard mag worden gerekend. Maar aan de beurzen was men met de za ken van deze week uitermate in zijn schik, Hoogere koersen brengen aanstonds meer- handel en verdiend hebben de beurzeniers dit jaar nog niet veel. Het tweede halfjaar is op de effectenbeurs goed begonnen. Laat ons hopen, dat ook in de wereld der bedrijven de tiefstand bereikt is en de komende maanden een langzaam herstel mogen brengen van het economisch leven, dat, naar het oordeel van binnen- en buitenlandsche deskundigen, nog altijd zwaar ziek is. LETTING A VERZEKERING MIJ „DE NEDERLANDEN" Aan het jaarverslag over 1929 van de On derlinge Maatschappij van Verzekering „De Nederlanden" te Haarlem ontleenen wij: Tot wiskundig-adviseur der maatschappij werd benoemd dr. F. W. Nijhoff te Haarlem, daar dr. H. Ekama te Utrecht op grond van zijn hoogen leeftijd ontslag verzocht. Het aantal verzekerden steeg van 8532 tot 8765; het verzekerd kapitaal van f 1552331.58 tot f 1722228,08 en de premie-ontvangst van f 56552.84 tot f 63097.16. De vooruitgang was dus 233 polissen met f 169896.50 verzekerd kapitaal en f 6544.32 premieontvangst. Over 1928 was de vooruitgang 1210 polissen met f 282942,30 verzekerd kapitaal en f 10143,03 premie-ontvan gst. Over 1929 was de voor uitgang derhalve niét zoo groot. Minder be trouwbare elementen in den buitendienst waren in de Noordelijke Provinciën oorzaak van buitengewoon veel royementen. Een in specteur moesten wij oneervol ontslaan; een ander adviseerden wij ontslag te nemen, ter wijl daar ook verschillende agent-en ontsla gen werden en die agentschappen gezui verd. Dit zuiveringsproces werkte in het be gin van het nu loopen.de boekjaar nog door, doch wij zijn van oordeel, dat wij thans een krachtigen leider in den Buitendienst voor de Noordelijke Provinciën bezitten. Van het totale verzekerde bedrag was f 22000 herverzekerd 'bij de „Hollandia" te Delft, de Hollandsche Algemeene Verzeke ringsbank te Schiedam, de ..Holland" te Am sterdam en de Noord - Hollandsche Levens- verzekerings Maatschappij te Alkmaar. De uitkeeringen bedroegen in 1929 bij over lijden f 5701.25 voor restitutie bij overlijden f 103,08 wegens afloop der verzekering f 1400 Bij afkoop werd uitbetaald f 3588.03 1/2. In 1928 waren deze cijfers als volgt: uitkee- rlng bij overlijden f 5642; restitutie bij over lijden nihil; uitkeering bij afloop f 1300.20 en uitbetaald bij afkoop f 1974,29. In totaal alzoo in 1928 f 89i6.49. Het. boekjaar sluit met een winst van f 21826,02 1/2. Volgens rapport van den Wis- (Adv. Ingez. Med.) kundig-adviseur moet hiervan f 19785.63 aan de reserve worden toegevoegd. Deze zal als dan in totaal f 118192,93 bedragen. Aan het saldo bedrag der winst, ten bedra ge van f 2040.39 1/2, wordt voorgesteld de na volgende bestemming te geven Te reserveeren voor Geldbelegging f 1242.88, idem voor dubieuse debiteuren f 497.57 1/2; extra af t>e schrijven op materieel f 300. GEMEENTERAAD Er wordt een vergadering van den Raad der gemeente I-Iaarlem gehouden op Woensdag, 9 Juli 1930, des namiddags ten *1.30 ure. zoo noodig voort te zetten des avonds ten 8 ure, in de Statenzaal (Prinsenhof). Aan de orde zal worden gesteld: 1. Mededeelingen en ingekomen stukken. Verzoek R. Haverschmidt eervol ontslag hoofd van School 6 (Parklaan) en hoofd en onderwijzer Vervolgcursus IV. Verzoek Mej. M. A. Bender eervol ontslag onderwijzeres School 23 (Tetterodestraat) 2. Terugneming uit Woningbedrijf perceel Tyboutstraat 1 3. Balans, enz. 1929 Woningbouwvereni ging „Tuinwijk Noord" 4. le Suppletoire Kohier 1929/30 Openbaar Vervolgonderwijs, enz. 5. Aanschaffing leermiddelen, enz. School voor U.L.O., letter B. 6. Aanschaffing schoolbehoeften, enz. Scholen Voorbereidend Lager Onderwijs nrs, 6 en 7 (Ternatestraat en Marnixstraat). 7. Inrichting speelplaats bijzondere school Zijlsingel 2. 8. Benaming straat, enz. terrein Kinder huissingel. 9. Verkoop grond: a. 3 ra kenbur gs tra at (D, Middelkoop). b. westzijde Dr. Schaepmanstraat (S. Feenstra). C. nabij Allard Piersonstraat (N.V. Persevero). d. westzijde Marnixstraat (AP. Win- nubst) e. Marnixstraat hoek Berkeitstraat (D. Boeré) f. Zaanenstraat hoek Tlmorstraat (L. Apeldoorn). 10. Uitgifte grond in erfpacht aan en nabij Spaarndamsche weg. 11. Overdracht van voor straat bestemden gitmd a. Leidsche Vaart. b. Lorentzkade. c. Nagtegaalstraat. 12. Aanschaffing turbine voor het elec- trlcileitsbedrijf. 13. Reorganisatie Burgerlijk Armbestuur. 14. Verhooging crediet bouw, enz. gym nastiekzaal Scholen 23 en 24. 15. Onteigening perceelen Zijlweg. 16. Voorloopige goedkeuring plan ont eigening gronden Schoterweg ten Noorden van de Begraafplaats. 17. Verkoop perceel Raamsingel 46. 18. Verbouwing Kinderhuis aan den Scho tersingel. 19. Verbetering Brouwersplein. 20. Benoeming. a. leerares Middelbare School voor Meisjes met 5-j. c. b. lid Bestuur Ver. Nijverheidsonder wijs. c. hoofden van scholen voor gewoon lager onderwijs. BONZO EN DE EEUW VAN HET KIND door CORNELIS VETH (Uitg. C. A. J. van Dishoeck te Bussum). Cornells Veth heeft met zijn satyriek blijspel „Bonzo en De Eeuw van het Kind" verleden jaar geen geluk gehad. Tegen het eind van het seizoen werd het door Het Hofstad Tooneel gespeeld en reeds na een paar voorstellingen verdween het weer van het repertoire. -Dat geringe succes heeft Veth er niet van teruggehouden Bonzo nadat hij het eerste bedrijf had omgewerkt uit te geven en zoo hebben wij ons door lezing althans een oordeel over dit blijspel kunnen vormen. De kans, die Cor van der Lu-gt Melsert aan Veth heeft gegeven, was er niet één om den schrijver tot overdreven dankbaarheid te stemmen. Een opvoering van een oor spronkelijk stuk zoo tegen het eind van het seizoen heeft altijd iets van een „afdoener- tje". De tooneeldirectie zegt daarmee van te voren al: ,,Nu ja, wij willen het wel eens met je probeeren, maar heel veel vertrou wen hebben wij er niet in!" En dat wordt nog klemmender, wanneer wij bedenken, dat Veth een bekend tooneelcrit-icus in Den Haag is, een man van invloed dus, tegen wien de directeur van Het Hofstad Tooneel altijd nog Wat meer égards zal hebben dan tegenover een willekeurigen meneer X. De peet, die Bonzo ten doop hield, zei dus al van te voren tot de verzamelde menigte: VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 160S PATIENCE Vader besluit om zich te vermaken met patience vindt het speeltafel tje in Mientje's ka mer. bedekt met al lerlei schildergerei besluit om het zoo te laten en op de salon tafel ts spelen krijgt het verzoek een andere plaats te zooken. want daar moet Jan zijn alge bra maken maakt een hoek van de huiskamertafel vrij moet telkens ophou den om moeder gele genheid te geven wat uit de la te zoeken besluit om gebruik te maken van het klei ne muurtafeltje met opklapbaar blad ontdekt midden in het spel dan opklap baar he id tevens neerklapbaarheid be- tsekent en geeft iet op. (Nadruk verboden-*' „Ik vind het een heel zwak kindje, maar vooruit, terwille van den vader zal ik het doen!" Bonzo moest heel wat levenskracht in ziel} zelf hebben, om onder deze omstan digheden in het leven te blijven. En laten wij het maar bekennen, die krachten had hij niet. Nu hij aan ons ter onderzoek is over geleverd, moeten wij toegeven, dat het een miserabel teer kindje was, allerminst ge schikt om frooneellucht in te ademen. Bonzo had geen tooneelbloed in zijn aderen en was voorbestemd om in het theater een zeer vroegen dood te sterven. In de kalme, rusti ge atmosfeer van de huiskamer en de biblio theek zal hij zijn leven waarschijnlijk wat langer kunnen rekken. De fout van zijn va der was, dat hij hem voor het tooneel be stemde. Veth heeft in zijn satyriek blijspel de overdreven-ziekelijke methodes van opvoeden van sommige moderne paedagogen paede- •goochemers noemt Veth ze willen heke len. Het is wel zeker, dat wij in Adolf Roden rijs Bonzo het portret van een Haagsch paedagoog hebben te zien en dat cle school „De Eeuw van het Kind" ook in de Residentie gezocht moet worden. Niemand zal beweren, dat het onderwerp zich niet voor het tooneel eigent. Otto Ernst gaf erin zijn „Flachsmann als Erzieher" ruim een kwart eeuw geleden reeds het voorbeeld van en Charivarius' nu bijna al 20 jaar oud. „Het Nieuwe Systeem" kan in zeker opzicht als een voorlooper van Veth's spel van de school worden beschouwd. Maar aan een satyriek blijspel stellen wij toch eenige andere eischen dan Veth deed. Adolf Rodenrijs Bonzo, genaamd naar zijn eeuwigen glimlach het zoetsappige, femelende, ijdele. strooplikkende, onmanne lijke schoolhoofd met zijn altijd durend koket- teeren met het kind zou zeker de hoofdper soon van een satyriek blijspel kunnen zijn, wanneer Veth hem midden in een werkelijk tooneelstuk geplaatst had. maar dat tooneel- stuk nu missen wij geheel. Wat er om Bonzo heen gebeurt is ai te onbelangrijk en flauw en ook te weinig „tooneel" om ons maar eenigszins te kunnen boeien. De omgeving is al even on beteeken end als Bonzo zelf en daarbij te veel caricatuur. „Het lijkt hier wel een gekkenhuis!" zegt de concierge van de school, als het hem op een moment te bar wordt, en dat is nu juist den indruk, dien wij al te veel het heele stuk door van Bonzo en zijn omgeving krijgen. Veth heeft de fout begaan al te veel te over drijven en daardoor zijn doel voorbij ge schoten. De vrouwen in zijn stuk zijn vrij wel allen malloten en de mannen worden al niet veel hooger door Veth aangeslagen. Mis schien wilde Veth bewijzen, dat alleen in zoo'n dwaze wereld personen als Rodenrijs zich op een voetstuk kunnen plaatsen, maar dat is toch wel een wat al te simplistische oplossing. Veth maakte het zich te gemakke lijk door geen tegenpartij tegenover Bonzo te stellen. Hij wil ons bijvoorbeeld doen gelooven, dat een meisje als „zus" Mulder zich door een man als Bonzo heeft laten inpalmen, doch hij verzuimt dit ook maar eenigszins aan nemelijk te maken. Wij zien Zus en Roden rijs in hun verhouding slechts in een enkel tooneel en in dat eene gesprek heeft Zus den femelenden, ijdelen paedagoog onmiddellijk „door" en valt hij dadelijk van zijn voetstuk. „Maar heb je dan vroeger niet gezien, hoe hij was" vragen wij onwillekeurig. Veth heeft verzuimd ook maar eenigszins te verklaren hoe een ~oo pienter en gezond denkend meisje ook maar een oogenblik in zoo'n kwezel kon gelooven. En hij heeft het blijkbaar ook -niiet de moeite waard geacht te laten zien, hoe het bestaanbaar is, dat het menschdom achter zoo'n caricatuur van een paedagoog aan kan wandelen. Alléén in een wereld van onibe^ nullige dwazen zal dit mogelijk zijn, denkt; Veth waarschijnlijk! Zijn blijspel nadert daar-j door meer de parodie dan de satire. Veth, die in zijn Prikkelidyllen herhaal* delijk getoond heeft, een geestig man te zijn, stelt ons in zijn dialoog ook ditmaal nog al eens te leur, Nu en dan herkennen wij den heer Veth uit. de kostelijke parodieën, maar daarnaast staat dan weer grappigheid zooals die van de dames Van Buuren en Mulder van een soort, die meer thuis hoort in een ouderwetsche klucht van een liefheb berij -tooneelgezelschap dan in een satyriek blijspel van anno 1930. Trouwens heel dit blijspel doet ook in zijn bouw, zijn mono logen en zijn kluchtigheid nog al dilet tanterig aan. Verreweg het best is het tweede bedrijf, waarin de leerlingen van Rodenrijs ten' tooneele verschijnen. Deze leerlingen leven tenminste en zij vormen met hom frissche, na tuurlijke jeugd een prettige tegenstelling met de dwaze wereld van ouderen, die Veth" ons heeft ge teekend. En een geslaagd tooneel" is ook de slotscène, waarin Rodenrijs tegenover een oud-discipel geplaatst wordt en het resul taat van zijn opvoeding te zien krijgt. J. B. SCHUIL INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. FEUILLETON HET RAADSEL VAN DE DACIA door G. PANSTINGL. 43) Hulberry opende haar en zag noch de wel voorziene ontbijttafel, nooh den jongen Rickeberg, die daaraan zat en juist een el verorberde. Hij zag slechts de lachende ge stalte, die nu opsprong en hem om den hals vloog. Dat was zeker de echté Alexandra Staroff. Na een minuut onderbrak Gerry hun eenigszins onsamenhangende bezigheid. „Ga zitten, kinderen, anders wordt alles koud". Het was een genoegelijke maaltijd en Hul- berry's moeheid was verdwenen. En toen kwam er geen einde aan T ver tellen, waarbij Hulberry menigmaal het bloed naar het hoofd steeg. Tenslotte vroeg hij: „Maar hoe hebben ze je feitelijk wegge bracht?" Doch Gerry onderbrak hem. „Dat kan ik u wel zeggen, Hulberry. De zaak was heel eenvoudig. In het pension van juffrouw Carr, waar Alexandra gewoond heeft, wonen ook twee handelsreizigers. Het is interessant, dat geen van de twee meer een huissleutel heeft- Beiden troffen op reis !heel onderhoudende en aangename -medepas sagiers. De één sliep in na het rooken van een hem aangeboden sigaret. De andere na een slok uit de reisflacon van zijn buurman. En belden misten na het ontwaken hun huis- sicutel. Soesjin lieert, om zeker te ajn, alle twee laten volgen. Daarna was de rest kinder spel. Toen Soesjin Staroff ontvoerde, kreeg hij het. rapport in handen, dat ze juist voor Scotland Yard opgesteld had. Daarin stond iets, wat wij weliswaar reeds weten, name= lijk dat Soesjin eigenaar en meester van de Yellow Cat is. Alexandra had het uit een telefoongesprek van Soesjin met Sokoloff opgemaakt- Ze had zich namelijk achter een gordijn verscholen. Soesjin schijnt'haar ech ter In een spiegel gezien te hebben. Hij liet niets merken, maar nam dadelijk zijn maatregelen. Dat is alles". „Hier kan ik nu nog iets aan toevoegen", zei Hulberry. „Ik weet namelijk ongeveer waar Alexandra Staroff verborgen werd ge houden". Hij haalde zijn plattegrond voor den dag en schreef vlug de afmetingen er op. „Hier is een schacht van twee en een halve bij drie en epn halve yard, die door het huis van de Yellow Cat loopt. Een toe gangsdeur schijnt weliswaar niet voorhanden le zijn. Voorloopig heb ik niets dan muren gevonden", „Dat is heel belangrijk. Hulberry! Mijn volle waardeering. U hebt het geval voor= treffelijk behandeld. Ga maar gerust verder met uw bezoeken aan de Yellow Cat". Hulberry had den jongen Rickebsrg wel om den hals kunnen vallen. Hoe tactvol van hem, dat hij in t bijzijn van Alexandra Siaroff geen gewag maakte van de fouten, hij begaan had. Want dat hij fouten begaan had, wat wist Hulberry maar al te goed. HOOFDSTUK XIV. In de Merry Bachelor. Elke stad heeft haar wijken, die zich on derling sterk van elkaar onderscheiden. Van de stille, voorname buurten van de gegoeden tot de sloppen van de misdaad en de ellende. In Londen bevinden deze laatsten zich in Whitechapel en in een nauwe dwarsstraat van Whitechapel lag de Merry Bachelor. Vroeger was het een herberg geweest. Een mooi uithangbord van gesmeed ijzer aan een kunstig gebogen arm herinnerde nog aan dien tijd. Maar de plaats zelf was in den loop der tijden sterk veranderd. De herberg was in een kroeg van het gemeenste soort veranderd, waarvan de achterkamers niet meer gebruikt werden om reizigers onder te brengen, doch het heimelijk tooneel waren van bezigheden, die tegen de verschillende takken van de maatschappelijke orde gericht waren. In de Merry Bachelor kwamen de bezoe- k-ecls niet alleen openlijk, doch ook in het geheim. De laatsten verdwenen naar achter, zonder voorbij de bar te komen, d'ie haast nooit geheel leeg was, zelfs wanneer de voordeur reeds gesloten was. Op de één of andere bank lag een slaper, die zijn laatste pennies liever in jenever omzette, dan ze aan een slaapplaats te besteden. Of er zaten in het donker -een paar menschen om een tafel en waren in een ernstig gesprew gewikkeld over de voorbereidselen van een zaakje, dat ze gezamenlijk opknappen wilden. Belangrijke dingen werden in de achter kamers besproken. Wie zich daarmee inliet, had natuurlijk ook het geld om er een te huren. John Baker bezocht na het onderhoud met Braddon nog vaker de Merry Bachelor dan vroeger. Hij had lang over Braddons aan bod nagedacht en was eindelijk tot het be sluit gekomen eerlijk spel met hem te spe len. Immers, zijn eerste schrede op het pad dei- misdaad was niet goed afgeloopen. De angst voor ontdekking na de daad, het vreeselijke oogenblik toen hij gevangen genomen werd de voorloopige hechtenis, de gerechtelijke be= handeling en ten slotte het tuchthuis, had den indruk op hem gemaakt. Daarbij kwam nu nog zijn kreupelheid. Hij had nagerekend dat het nadeel veel grooter geweest was dan het voordeel. Waarom zou hij nu Braddon bedriegen, die hem de gelegenheid bood weer een fat* soenlijk mensch te worden? Weliswaar was er een grens. Hij had zich verplicht Braddon tc waarschuwen, zoodra er iets tegen „The Devil" beraamd werd. Anders niets. En wat in zijn nabij heid ook besproken werd, indien het niet tegen „The Devil" gericht was, ging het noch hem, noch Braddon iets aan. De manke John was in het oog van de bezoekers van de Merry Bachelor een van die menschen, die pech gehad hadden en die zich nu met moeite een weg door het leven moesten banen. Men veronderstelde, dat hij bedelde, een karweitje waarbij zijn mankheid hem goed ts pas kwam. Daar aan schreef men het beetje geld toe, waar over hij beschikte. Men hield hem voor om schadelijk en nam in zijn tegenwoordigheid geen blad voor den mond. Toen hij op den avond van den dag, na de verschijning van Alexandra Staroff in de Yellow Cat, in de Merry Bachelor kwam. merkte hij een verandering in de atmosfeer van de kroeg, waarvoor hij geen verklaring kon vinden. Alles verdrong zich om de bar, waar de roode Simon rondjes gaf. Dat was een merkwaardige gebeurtenis, want de roode Simon was anders niet royaal, ofschoon hij aan menig groot zaakje grof geld verdiend had. Hij was een sluwe, energieke kerel en had beslist talent het een of andere- zaakje goed op touw te zetten, maar was buiten gewoon hebzuchtig. Voor hem kwam het er slechts op aan, of zijn medewerking goed be taald werd. Bood men hem genoeg, dan deed hij alles wat men van hem verlangde. John Baker zei bij zichzelf, dat er iets bijzonders in voorbereiding moest zijn en dat maakte hem nieuwsgierig. Hij werkte zich in de nabijheid van den rooden Simon, kreeg een borrel en informeerde, wat er aan de hand was. Onderzoekend nam Simon hem op. „Ik weet niet, of ik je gebruiken kan. Je lijkt me niet vlug genoeg, met je aange schoten loopmachine. Maar ik heb veel man netjes noodig". „Waar gaat het om?' „Om een huis in de nabijheid van „O, die streek kan ik op mijn duimpje". „Nu, dat verandert de zaak. Menschen die de buurt kennen, kan ik in ieder geval wel gebruiken. Allright. Hink jij dan maar mee. Hier heb je tien shilling handgeld. Morgen hoor je de rest wel". John Baker rook lont. In die streek had 'hij toch eens „The Devil" in gezelschap van Braddon getroffen! Hij nam zich voor zijn oogen open te houden. Den volgen-den d,ag toonde de Merry Bachelor een aanblik van verhoogde acti viteit. Bezoekers, die anders zelden kwamen waren nu aanwezig en er waren er zelfs een paar bij, die hij in het geheel niet kende. Ze waren door vrienden meegebracht, die hen uit hun schuilhoeken opgediept hadden. De waard wreef zich vergenoegd in de handen want de zaken gingen goed. Toen de avond aangebroken was, ver dween de roode Simon eensklaps uit.de bar. De manke John wist nu reeds dat het hier om „The Devil" ging. Het woord was in den loop van den dag opgedoken. (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 6