oX^'f JsS BLAUW
BJH Md IA'si e
De belangrijkheid van het Engelsche bestuur in Indië.
BURGERLIJKE STAND
MARKTNIEUWS
HAARLEM'S DAGBLAD
vrijdag 11 juli 1930
Gevolgen van een eventueel vertrek.
DOOR LORD ROTHERMERE, DEN BEROEMDEN COURANTENKONING.
„Ik weet dat de leer verkondigd wordt, dat
we het beste deden, ons uit Indië terug te
trekken en dat de Indiërs hun eigen zaken
beter kunnen behartigen, dan wij het voor
hen kunnen doen. Ieder, die zich de anarchie
kan indenken, den bloedigen chacxs, die zou
volgen op zulk een betreurenswaardigen stap,
moet terugdeinzen voor die huiveringwek
kende beslissing".
Dit zijn niet mijn eigen woorden, ofschoon
lk er van overtuigd ben, dat zij de absolute
waarheid bevatten. Zij werden drie en twin
tig jaar geleden .uitgesproken in het Lager
huis door een van de grootste democraten,
die daar ooit zitting heeft gehad, in wiens
ziel een diepe en instinctmatige afkeer leefde
van iedere imperialistische exploitatie, een
man, wiens sympathie voor zijn medemensch,
van welk ras of welke kleur dan ook, oprecht
en diep was, die bovendien heel wat beter
oj) de hoogte was, dan menig hooggeplaatst
politicus van tegenwoordig, met zijn sentl-
menteele bedreigingen.
De spreker van deze wijze woorden was de
groote liberale staatsman, „Honest John
Morley" en zij werden hem ingegeven door
al de kennis en de verantwoordelijkheid van
zijn positie als secretaris van den Indischen
Btaat.
Orus Indisch Rijk zou niet tot revolutie ge
dreven worden en de wereld tot een ver
schrikkelijke Aziatische crisis, indien men-
schen van de wijsheid en de kwaliteiten van
Morley thans deze geweldige kolonie be
stuurden.
Aan zijn helder inzicht in den Indischen
toestand werd geen afbreuk gedaan door een
zelfingenomen overtuiging, die onze socia
listische ministers en him sentimenteele
bondgenooten op de voorste bank der con
servatieven er op na houden, namelijk dat
hun eigen politieke schranderheid den kort-
sten weg ontdekt heeft naar een Indisch
duizendjarig Rijk. John Morley was tevreden,
wanneer hij zijn werk waardig en geduldig
kon voleinden, den grooten plicht dien hij
van geslacht tot geslacht geërfd had van de
uitnemende Britsche bestuurders, die dat
reusachtige Oostersche rijk gedurende 250
jaar hebben gediend en geciviliseerd.
Zijn practische geest was vervuld van
feiten en niet van vage sentimenteele voor-
oordeelen. Hij zag duidelijk het gevaar van
de politiek die Indië aan haar lot wil over
laten en die bij de socialistische en de semi-
socialistische diplomaten aan beide zijden
van het Lagerhuis voor hoog staatsman
schap doorgaat.
Hoe zouden we de beschaafde wereld ln
het gezicht kunnen zien", vroeg John Morley
eens aan een vergadering Britsche kiezers,
„als we onzen rug naar onzen plicht en onze
reusachtige taak keerden. Hoe zouden we de
smartelijke pijn in ons geweten kunnen ver
dragen, wanneer we, door de duistere verten
heen, het gebrul en geschreeuw van verwar
ring en moord in Indië zouden hooren?"
Ik waarschuw de mannen en vrouwen die
dit artikel lezen, dat hun verantwoordelijk
heid als Engelsche kiezers en dus als regeer
ders van Indië heden even groot en veel
dringender is.
De huidige toestand.
De ontzettende tijdingen, die ons voortdu
rend uit Indië bereiken, van Engelsche sol-,
daten, die vermoord worden, trouwe Mo-
hammedaansche polftie-agenten, die wor
den dood geranseld of levend verbrand, van
Britsche vrouwen en kinderen, die in forten
bij elkaar gepak zijn of in treinen vluchten,
van de groote vesting Peshawar aan de
grens, die dagen lang in handen was van
Indische revolutionairen, die alles in het
werk stellen om de wilde stammen aan gene
zijde van de Afghaansche grens over te
halen een inval te doen in de grensprovin
cies. De wet wordt openlijk getart, de En
gelsche vlag met den voet vertrapt, de trein
van den onderkoning gebombardeerd, ma
gazijnen werden ontdekt met gesmokkelde
wapens waar steeds nieuwe voorraad bij
kwam en tenslotte is er het besluit der on
aanzienlijke, maar bijzonder gevaarlijke en
oorlogszuchtige Sikhs, waaruit vele Indische
regimenten zijn samengesteld, om Gandhi's
opstandige actie te steunen. Dit zijn geen
dramatische, onware voorvallen uit een of
andere schilderachtige film, maar doodelijke
bedreigingen van het leven en welzijn der
Britsche onderdanen, niet alleen in IndU
zelf, maar ook hier in Engeland. Wij erf
den een zoo ongerept rijk, dat we het voort
durend verblijf aldaar als een uitgemaakte
zaak beschouwden. Maar indien we op een
onwaardige wijze datgene besturen, wat onze
voorvaderen hebben gewonnen en behou
den. zal onserfdeel in puin vallen.
Want Indië is de stut van het Britsche
Rijk. Als we Indië verliezen, moet het Ko
ninkrijk ineenstorten eerst economisch,
daarna ook in politieken zin.
Toen door het huwelijk van Karei II ons
land in het bezit kwam van het eiland
Bombay als een huwelijksgift van zijn
vrouw, was de grondslag gelegd van het
Britsche overzeesche gebied Zonder Indië
zouden we er nooit toe hebben kunnen over
gaan Singapore en de Maleische staten te
annexeer en en te besturen. Zonder deze sta
ten zouden we nooit Australië en Nieuw
Zeeland hebben kunnen behouden, ook zou
den we nooit de gedurende langen tijd zoo
buitengewoon belangrijke Engelsche markt,
gebaseerd op de prachtige kolonie Hong-
Kong, in China hebben kunnen stichten.
Waarom zagen we dan zoo koelbloedig de
middelste geographische schakel door van
den wijden keten der Engelsche bezittingen,
die zich over de gansche wereld uitstrekt?
In een nieuwe proclamatie, dezer dagen
Uitgevaardigd, hernieuwde de halfbakken
socialist Lord Irwin de dwaze en onprakti
sche gelofte voor „Dominion Status" in
Indië een gelofte die hij verleden jaar No
vember aflegde, aangemoedigd door de in
stemming van zijn persoonlijken vriend Mr.
Baldwin.
De belofte van zelfbestuur moet niet be
vestigd, maar vernietigd worden. Er moeten
er twee zijn om een overeenkomst te sluiten.
Wij zijn van de onze ontslagen door de
openlijke proclamatie, bevattende het plan
van de Indische Nationalisten om zich bij
de eerste de beste gelegenheid af te scheiden.
Zelfbestuur zou hun deze gelegenheid geven.
Het beteekent heel wat meer dan het „self-
government", dat in 1919 zoo onduidelijk
werd uitgevaardigd als een uiterste voor
waarde door wijlen Mr. E. S. Montagu, den
jongen Joodschen bankier, die gedurende
den oorlog op zoo rampzalige wijze de ver
antwoordelijkheid voor onze Indische zaken
kreeg. Sinds de Britsche Conferentie van
1926 verleent het „Dominion Status" niet
alleen het recht een leger te houden en di
plomatieke onderhandelingen met vreemde
mogendheden te voeren. Het is nu geoor
loofd het koninkrijk onbelemmerd te ver
laten en dat is juist wat de Indische Natio
nalistische actie tracht te betoerken.
Het Montagu-Chelmsford plan. volgens het
welk alleen Indiërs in de Indische regee
ring zitting mochten hebben, was op zichzelf
al een concessie door angst ingegeven.
Deze „hervormingen" werden in der haast
door het parlement aangenomen, in de
hoop een „gunstige atmosfeer" te scheppen
voor het Amritsar congres van 1919. Maar
zij werden vergezeld door amnestie voor
honderden roovers en zelfs moordenaars,
de anti-Britsche geest bleek te Amritsar van
een ongekende kracht te zijn.
De Indische revolutionnairen die daar bij
eenkwamen, namen zelfs een motie aan om
Lord Chelmsford terug te roepen, den on
derkoning, die op zoo'n dwaze manier ge
tracht had hen gunstig te stemmen.
Er gebeurde zooveel in dat historische jaar
van het vredesverdrag, dat die dingen hier
vrijwel onopgemerkt voorbij gingen.
Het rapport van de
Simon-commissie.
Maar de Montagu-Chelmsford .hervormin
gen" waren voorbestemd niet veel meer dan
een proefneming te worden. Uitdrukkelijk
was bepaald, dat zij na tien jaar door een
comyiissie onderzocht zouden worden. Die
commissie, onder Sir John Simon, is nu met
haar vertraagd rapport gereed gekomen. Wat
haar leden in Indië zagen, is algemeen be-'
kend. Dat zij lastig gevallen en zelfs aange
rand werden, -heeft alleen voor hen zelf be
lang. Maar zij hadden gelegenheid genoeg
om te kunnen zien, hoe door het geven van
een belangrijk aandeel in de plaatselijke-re-
geering aan de Inlanders, het vroeger zoo
hooge gehalte der administratieve functies
was gedaald. Politieke zwendel, bedriegerij
van onwetende kiezers, verwarring, en ver
drukking der armen waren de gevolgen van
de eerste poging het gouvernementale gezag
over te brengen naar een kleine minderheid
van geslepen en egoïstische Hindoes.
Als politieke theorie mag de ver-Indisching
van het bestuur een beroep doen op de doc-
trinairen in dit land, maar hoe staat het met
de massa's in Indië, waarop die theorie zal
worden toegepast?
Zij hebben niet het minste begrip van po
litieke filosofie en hebben er ook geen be
hoefte aan. Elk van deze 320 millioen boe
ren, werklieden, en kooplui is dagelijks en
persoonlijk betrokken bij de eerlijke uitvoe
ring vdn het recht, de handhaving der pu
blieke veiligheid en de kostbare diensten, die
aan gezondheid en openbare instellingen be
wezen en hun alleen door de Britsche re
geerders verzekerd kunnen worden.
Hooren we ooit dat de Hollanders en de
Franschen het bestuur van hun groote In
dische rijken ver-Indischen? En zal er
iemand ontkennen, dat we, in de tien jaar.
die verloopen zijn, sedert wij voor het eerst
toegaven aan de rumoerige beweging van een
onbeduidende minderheid Hindoes, meer
moeilijkheden in Indië gehad hebben, dan de
Fransche en Aziatische gebieden in een heele
eeuw?
Wij zijn zoowel aan ons zelf, als aan de
bevolking van Indië verschuldigd tot het wel
beproefde systeem van voor den oorlog terug
te keeren. Het .Britsch-Indisch.binnen-
landsch bestuur, met zijn aanverwante de
partementen zooals Publieke Werken, Volks
gezondheid, Boschcultuur en Opvoeding, was
een voorbeeld, van wat Britsche heerschappij
vermocht. Een paar duizend Engelsche be
ambten, de allerbesten van ons land, wat
verstand en karakter betreft, gaven onpar
tijdige en zakelijke leiding aan een gebied dat
bijna evenveel inwoners bevat als Europa,
maar dat verdeeld is door onoverkomelijke
afscheidingen van kaste, godsdienst, taal en
verschil ip mentaliteit, zooals Europa dat in
haar vroegste eeuwen zelfs niet gekend heeft.
En toch, ofschoon het altijd absoluut on
mogelijk is geweest Europa te vereenigen,
toch heeft een kleine groep Hindoes menigen
eenvoudige van geest in Engeland weten te
overtuigen, dat zij in staat zijn gezag uit te
oefenen over die ulteenloopende menschen-
massa, die wij Indië noemen.
Door geduldige en soms ridderlijke opof
feringen, waarvan sentimenteele thuisblij
vers in ons land niet het flauwste idee heb
ben, hebben we den vrede bewaard tusschen
de oorlogszuchtige secten en stammen van
Indië. Wij hebben rechtvaardig, barmhartig
en met groote bekwaamheid geregeerd. In
dien al het andere, dat door het Engelsche
ras gedaan is, zou vergeten zijn, dan zou het
Engelsche beheer van Indië toch steeds het
schoonste gedenkteekeri blijven, dat ooit
door een land aan de nakomelingenschap
werd nagelaten. En moet dit alles nu wegge
smeten worden op verzoek van ecnige dwaze
Inlandschc wauwelaars en hun verachtelijke
bondgenooten ln ons land?
Wat zou er gebeuren als we vervulden, wat
dë „Manchester Guardian" beschouwt als
„het verlangen van den gemiddelden mensch
met gezond verstand, die zoo spoedig moge
lijk zijn handen van Indië wenscht af te
trekken, zoodra hij dat op geschikte en eer
lijke wijze doen kan?"
Rampzalige gevolgen van
het Dominion status.
In zijn nieuwste boek, „Het Dilemma van
Indië" getiteld, zegt Sir Reginald Craddock,
die veertig jaar van zijn leven daar doorge
bracht heeft, dat, indien de Dominion Status
inderdaad verleend zal worden een algeheele
onafhankelijkheid het gevolg zou wezen en
de volgende toestand zou ontstaan.
„De Afghanen en de krijgslieden van de
stammen zouden over de groote vlakten van
den Punjab stroomen, en de Sikhs zouden
zich gereed maken om met de Pathanen uit
het grensgebied over hun vroegere overwin
ningen te twisten, het zakenleven in de
groote steden zou stil liggen en het vertrou
wen, dat zoo duurzaam door den Engelschen
vrede opgebouwd is, zou wankelen en in
eenstorten in een paniek. De groote vorsten
en leiders zouden hun strijdkrachten verza
melen en de soldaten van het«ndische leger
zouden zich onder hun banieren scharen,
leder daar, waar hij behoort. De Nepaleezen
zullen bedenken, dat zij niet achter mogen
blijven en het rijke Bengalen.... zou het
tooneel worden van tallooze invallen
,De Moplas zouden zich gelijk lawines over
het vreedzame Malabar storten en den hul-
peloozen Hindoes dood en verderf brengen.
Sikhs, Mahratt&'s, Rajputs en Mohammeda
nen zouden ten ondergaan in de doodelijke
worsteling om de oppermacht, die een ieder
voor zich over deze landen opeischt.
Onze bezittingen, door blanken bewoond,
kwamen tot autonomie door een geleidelijke
ontwikkeling, gebaseerd op de geërfde tradi
ties van hun ras. Maar voor Indië, dat in
haar geheele geschiedenis niet de minste
ondervinding heeft op het gebied van de
mocratische instellingen, wordt op staanden
voet algeheel zelfbestuur verlangd. De Aga
Khan, een der beschaafdste en meest onder
legde menschen, niet alleen in Indië, maar
eveneens in het overige deel der wereld, heeft
eens gezegd: „Geheele geslachten zullen
moeten voorbijgaan, voordat Indië een natie
is".
Verandering van
regeering niet gewenscht.
De Maharadjah van Burdwan, die over
8.000.000 Bengalen regeert en Indië op de
laatste „Imperial Conference", vertegenwoor
digde schreef onlangs: „Ik kan mij geen an
der Indië voorstellen althans gedurende den
eersten tijd, dan een Britsch-Indië. Het zou
goed zijn", voegde hij er aan toe, „wanneer
de menschen in Engeland beseften hoeveel
verschil er is tusschen de Indische en de En
gelsche kiezers van heden. Inderdaad, zoo
groot is het verschil, dat het nutteloos, zoo
niet belachelijk zou zijn, vergelijkingen te
maken. Wie, daarentegen, zijn de Indiërs, die
van ons eischen, dat wij de plichten, ons
door onze voorouders opgelegd, moeten ver
zaken, de plichten, die wij tot nu toe zoo
edelmoedig vervuld hebben?
Gandhi, hun leider is zelfs niet eens een
inboorling van Britsch-Indië. De man, die
nu tracht het volk van Indië ontrouw te
maken aan het Keizerrijk, is nooit een in
woner van dit rijk geweest. Hij werd gebo
ren in den staat Gujerat en zijn familie be
hoorde tot de kaste, die met geld uitleenen
.aan demkdSt kpjuen.
Behalve een uiterst onbelangrijke groep
half ontwikkelde'tea bus, ongeveer 400.000 in
aantal, die er naar hunkeren de lagere baan
tjes in het Inlandsche bestuur te veroveren,
wenscht geen der volken van Indië de Brit
sche regeering te zien eindigen, ofschoon de
lafhartige lijdzaamheid van het tegenwoor
dige Indische gouvernement, door zich in
het openbaar te laten beleedigen, een groot
aantal van de millioenen onwetenden, die
dit land bevat heeft overtuigd, dat de En
gelschen inderdaad op het punt staan ver
dreven te worden.
Sir Michael O'Dwyer, een andere autoriteit,
die gedurende jaren in Indië werkzaam is
geweest, geeft de volgende opsomming van
de groote ras- en godsdienstige secten van
het Indische volk, die zich sterk zouden ver
zetten tegen verandering van het bestaande
bestuur in een Hindoesche oligarchie:
Indische prinsen en hun volk 72.000.000.
Mohammedanen 70.000.000.
Mahrattas 6.000.000.
Burmeesche Boeddhisten 12.000.000.
Indische Christenen 4.500.000.
Oorspronkelijke bewoners 10.000.000.
Paria's 60.000.000.
Deze vertegenwoordigen een groote meer
derheid van de koloniale bevolking, die be
slist en vurig verlangen dat het Britsche be
heer in Indië, dat hen alleen recht verzekert,
zal blijven voortbestaan. Het is belachelijk
om deze Indische actie „nationalistisch" te
noemen.
Hoe komen de Hindoes er bij van deze
denkbeeldige „natie" te spreken, wanneer
60.000.000 van de bevolking door hen als min
derwaardige wezens beschouwd worden?
Want dat is het lot van de hierboven ge
noemde paria's, een volk van uitgestootenen,
kris en kras door het land verspreid, ver
moedelijk afstammelingen van een of ander
primitief ras. Totdat de Engelsche kwamen
waren deze paria's de slaven van hun mees
ters, de Hindoes. Zij worden nog altijd ver
nederd door dezelfde mannen, die eischen
de meesters van Indië te worden. Kunnen
Engelsche handeldrijvenden oprechte sympa
thie voelen voor deze Hindoes, die de armsten
onder hun arbeiders nog slechter behande
len dan een Engelsch werkman een straat-
hortd zou doen?
Dezen paria's wordt door hun broeders,
de Hindoes, opzettelijk alle onderwijs ont
houden. Zij mogen de heilige geschriften der
Hindoes niet bezitten of lezen, noch een tem
pel binnentreden of hun kinderen naar
school sturen.
De paria's mogen geen water putten uit
de openbare bronnen, zoodat hun lijden in
tijden van droogte ontzettend is. Zij mogen
zelfs geen voet in het gerechtshof zetten,
wanneer een Hindoesch rechter presideert.
Als zij gerechtigheid wenschen, moeten zij
buiten wachten, en hun kwestie door een be
middelaar laten oplossen.
Zij durven geen beschutting te zoeken in
een herberg, noch gebruik maken van een
polikliniek, noch een winkel binnen treden,
of zelfs langs openbare wegen te wandelen.
Aan hen is het slechts veroorloofd als
straatreinigers te werken en het vuil op te
ruimen. Er wordt verondersteld, dat zij op
een afstand met hun vervloekte lichamen
besmetting overbrengen.
De Hindoe van hooge afkomst zou niet al
leen het voedsel, waarop de schaduw van
een paria is gevallen, wegwerpen, maar hij
zou bovendien den man of de vrouw zonder
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel.
sS
gewetensbezwaar dooden, (wanneer hij dat
straffeloos voor de Engelsche wet zou kun
nen doen), omdat hij (zij) de „godsdienstige
misdaad" had begaan hem te naderen.
Moeten wij deze verdrukte ongelukkigen
overgeven aan de fanatieke wreedheid van
hun „mede-inboorlingen". De prins van
Wales gaf, bij zijn bezoek aan Indië, aan deze
gevoelens, die iederen beschaafden EngeLsch-
man aangeboren zijn, uiting, toen hij, bij het
vernemen, dat een groot aantal paria's hem
van verre gadesloeg, zich opzettelijk daar
naar toe begaf en zich bij hen voegde, tot
groote afschuw en woede van de Hindoesche
Nationalisten in de nabijheid.
Al staat de Engelsche handel op den rand
van den afgrond; wanneer wij Indië aan
Gandhi overleveren; dan zal hij zich spoedig
op den bodem ervan bevinden. Wij hebben
er een kapitaal van duizend millioen inge
stoken. Groote Engelsche handelshuizen,
scheepsmaatschappijen en banken bestaan
reeds bijna twee honderd jaar in Indië.
Ons Indisch rijk is nog altijd verreweg het
grootste overzeesche afzetgebied van Engel
sche producten. Vele autoriteiten hebben be
rekend dat 20 pet. van handel, bank» en
scheepvaartwezen in Engeland in onmiddel
lijke verbinding staat met Indië.
Slechts sedert de r. ationalistische invloed
zich begen te doen gelden op het Indische
bestuur zijn er belemmeringen in oivren
handel met het Intische volk gekomen.
Voor den oorlog 'zwam 60 pet. van Indie's
import uit Engeland. Verleden jaar was dit
slechts 43 pet. De uitvoer van Lancashire
katoen is tot op de helft teruggebracht.
De Indische wetgevende vergadering heeft
als wet voorgeschreven, dat geen Indisch
gouvernement concessies zal verleenen aan
een firma, waarvan het kapitaal niet in hot
land zelf in omloop is. De belasting op de
voornaamste uitvoerartikelen naar dat land
katoen, stukgoederen is verhoogd van
11 tot 15 pet.
Het was Engelsch geld en het was het
Engelsche volk, dat de staalindustrie heeft
opgebouwd in Indië, toch mogen volgens de
Staalbeschermingswet geen premies gegeven
worden (ofschoon Engelsch geld ze levert)
tenzij drievierde van het aantal directeuren
Indiërs zijn.
Engeland's financieele belangen in Indië
worden opzettelijk onderdrukt. Beseffen de
kiezers hier te lande thans, dat het zonder
onzen Indischen handel volkomen onmoge»
lijk zou zijn de salarissen en de pensioenen
van dit land te handhaven?
Wat de Indische activisten willen is ons
te dwingen Indië over te leveren aan de
tyrannie van een Hindoe-oligarchie, die niet
alleen ieder ander zou uitsluiten, maar boven
dien de meest corrupte zou zijn, die de wereld
ooit gekend heeft
Dit zou Indië geen vrede brengen slechts
onderdrukking, afpersing, burgeroorlog, sla»
vernij, hongesnood, ziekte»epidemiën en ten
slotte vreemde invasie.
Wij mogen onzen plicht niet verzaken en
samenwerken met de op'enlijke vijahden van
Engeland.
Dit te doen zou zulk een laf verraad van
een groot vertrouwen zijn, dat het voor den
naam van ons volk een eeuwige schandvlek
zou wezen.
Het Britsche bestuur is in Indië niet te
vervangen. Onze plicht is niet, daar met
laagstaande agitatoren te redetwisten, het
is onze plicht te rcgecren.
UIT DE STAATSCOURANT.
TUCHT- EN OPVOEDINGS»
WEZEN.
Benoemd is tot lid Algemeen College van Toe
zicht», Bijstand- en Advies voor Rijkstucht- en
opvoedingswezen R. N. M. Eykel, arts, hoofd
inspecteur Volksgezondheid te 's Gravenhage
en prof. dr. J. Waterink, hoogleeraar Vrije
Universiteit te Amsterdam.
RECHTERLIJKE MACHT.
Benoemd is tot Kantonrechter-plaatsver»
vanger in het kanton Amsterdam mr. B. C.
Goudsmit, advocaat en procureur te Amster
dam; SliedrechtS. Haykens, ontvanger directe
belastingen, invoerrechten en accijnzen te
Sliedrecht.
Op verzoek is eervol ontslagen met dank
J. H. de Ruiter als kan tonrechter ^plaatsver
vanger in het kanton Steenwijk en als zoo-
daning benoemd R. A. Hagemeyer, gemeente^
secretaris te Steenwijk.
RAAD VAN NED.-INDIë.
Aan den heer A. J. L. Couvreur, lid van
den Raad van Ned.-Indië is op zijn verzoek
met ingang van 2 Aug. as. eervol ontslag
uit 's lands dienst verleend, onder dank
betuiging voor de langdurige en trouwe dien
sten door hem aan den lande bewezen.
BELASTINGEN.
Op zijn verzoek is met ingang van 1 Sep»
tember a.s. eervol ontslag verleend uit 's Rijks
dienst aan E. Hemmes, ontvanger der directe
belastingen en accijnzen te Groningen, buiten
gemeenten.
Aan den heer A. Volkmaars, dir. der directe
belastingen, invoerrechten en acc. te Arm
sterdam is op zijn verzoek met ingang van
1 Oct. as. eervol ontslag verleend uit 's Rijks
dienst, met dankbetuiging voor de aan den
lande bewezen diensten. Bij bevordering is
hij benoemd tot commandeur in de orde van
Oranje Nassau.
AUDIëNTIES.
Aanstaande Maandag geen audiëntie door
den minister van Financiën.
HAARLEMMERLIED E EN SPAARNWOUDE.
Geboren: Gerda Hendrika d. van H. Roe-
per.t enl van G. Visbeen; Jacobus Johannes,
z. van P. Th. Meiman en van A. C. Rijnierse.
Ondertrouwd: Albertus Oud en Cornelia
Johanna Rafe,
Getrouwd: Aart van Keulen en Boukje
Cornelissen.
Overleden: Wed. M. J. Kroon. geb. Maria
Stokman, oud 83 jaren; Rokus Lucas, oud
twee en veertig jaren; Maria Olgers, oud acht
en veertig jaren.
Haarlem, 10 Juli 1930.
GROENTEMARKT JE HAARLEM.
Spinazie 4060 cent per kist.
Postelein 2055 cent per kist.
Andijvie 1.503 per 100 struik.
Sla 25 per 100 krop.
Tuinboonen 48 cent per K.G.
Heereboonen 2048 cent per KG.
Snijboonen 4050 cent per K.G.
Peulen 1018 cent per K.G.
Doperwten 1224 cent per K.G.
Tomaten 1638 cent per K.G.
Kersen 2040 cent per K.G.
Aalbessen 1836 cent per K.G.
Aardbeien ƒ0.901.50 per slof.
Wortelen 815 cent per bos.
Pieterselie 512 cent per bos.
Selderij 410 cent per bos.
Bloemkool 1524 cent per stuk.
Komkommer 618 cent per stuk.
Rabarber 38 cent per bos.
Asperges 1540 cent per bos.
BOOTTOCHT.
De tooneelvereeniging „Vriendschap zij
ons Doel" houdt Zondag 13 Juli een boot
tocht naar Muiden, Volendam en Monnik-
kendam. Medewerking wordt verleend door
de Haarlemsche Harmoniekapel.
ongeluk met een militair
vliegtuig.
INZITTENDEN LICHT GEWOND.
Donderdagmiddag is op de Zandplaat tus
schen het vliegkamp de Mok en Onrust het
vliegtuig 508 uit Soesterberg gedetacheerd op
het vloegkamp de Kooy te Den Helder over I
den kop geslagen en in brand geraakt. Van
de beide inzittenden bekwam de sergeant
vlieger Mutsaers eenige gebroken ribben. De
sergeant-vliegtuigmaker Siebesima kreeg brand
wonden aan de beenen.
Beiden zijn naar het Marinehospitaal over
gebracht.
Te ongeveer 5 uur hadden de vliegers
Mutsaers uit Soesterberg en Siebema uit
Amsterdam op de Zandplaat willen starten
met het vliegtuig 508, toen tijdens de start
de motor afsloeg. Men was daardoor genood-
zaakt te landen. Tengevolge van het mulle
zand op de Zandplaat ging dit met groote
moeilijkheden gepaard. Het vliegtuig is daar
bij over den kop geslagen en in brand ge
raakt.
de janskerk.
AANKOOP DOOR DE GEMEENTE?
Het is reeds meer dan een jaar geleden, dat
wij mededeelden, dat het kerkbestuur der
Ned. Hervormde Kerk genegen was, om de
Janskerk die niet meer voor den gewonen
eeredienst gebruikt werd» te verkoopen.
Eenigen tijd later voegden wij daaraan toe,
dat de mogelijkheid niet uitgesloten werd
geacht, dat de gemeente Haarlem de kerk
met omliggende gebouwen en terreinen zou
koopen. Nu vernemen wij, dat die onderhan
delingen blijkbaar vlotten, zoodat onze zegs
man de kans dat de koop tot stand zaj
komen, groot achtte.
cholera-epidemie.
NEW-VORK, 10 Juli (VD.) Op de eilan
den Cebue en Bantayan is een hevige cho- i
lera-epidemie uitgebroken. Tut dusverre zijn
er reeds 500 gevallen met doodelijken afloop
bekend. De autoriteiten hebben omvangrijke
maatregelen getroffen, ten einde verdere
uitbreiding van de epidemie tegen te gaan.
het i. v. v.
ZETEL NAAR EERLIJN.
STOCKHOLM, 10 Juli. Het congres van
het I.V.V. heeft heden met 50 tegen 33 stem
men besloten, den zetel van Amsterdam naar
Berlijn te verplaatsen. (Wolff).
weer een mijnontploffing
in duitschland.
ZEITZ, 10 Jult (V.D.) In de mijn Paul I
te Lückenau heeft een hevige explosie plaats
gehad. Twee werklieden bekwamen doodeiijk
letsel, twee werden zwaargewond naar het
ziekenhuis gebracht en drie anderen bekwa-
men lichte kwetsuren.
sir joseph duveen koopt
een belangrijke
kunstcollectie.
LONDEN, 10 Juli (V.D.) De bekende Lon-
densche kunstkenner en -handelaar Sir
Joseph Duveen heeft de beroemde kunst
collectie Dreyfus aangekocht, die beschouwd
wordt als de belangrijkste particuliere ver
zameling van Italiaansché Renaissance-kunst
in de wereld. De collectie was gedurende
verscheidene jaren ondergebracht in een
particulier museum te Parijs en naar ver
luidt zouden de executeurs van wijlen Gus-
tave Drevfus er een bedrag van meer dan
een millioen Pond Sterling voor hebben ge
vraagd. De verzameling bevat voornamelijk
beelhouwwerk, doch ook een groot aantal
schilderijen en medaillons van de grootste
Italiaansché Renaissancekunstenaars.