oX^'f JsS BLAUW BJH Md IA'si e De belangrijkheid van het Engelsche bestuur in Indië. BURGERLIJKE STAND MARKTNIEUWS HAARLEM'S DAGBLAD vrijdag 11 juli 1930 Gevolgen van een eventueel vertrek. DOOR LORD ROTHERMERE, DEN BEROEMDEN COURANTENKONING. „Ik weet dat de leer verkondigd wordt, dat we het beste deden, ons uit Indië terug te trekken en dat de Indiërs hun eigen zaken beter kunnen behartigen, dan wij het voor hen kunnen doen. Ieder, die zich de anarchie kan indenken, den bloedigen chacxs, die zou volgen op zulk een betreurenswaardigen stap, moet terugdeinzen voor die huiveringwek kende beslissing". Dit zijn niet mijn eigen woorden, ofschoon lk er van overtuigd ben, dat zij de absolute waarheid bevatten. Zij werden drie en twin tig jaar geleden .uitgesproken in het Lager huis door een van de grootste democraten, die daar ooit zitting heeft gehad, in wiens ziel een diepe en instinctmatige afkeer leefde van iedere imperialistische exploitatie, een man, wiens sympathie voor zijn medemensch, van welk ras of welke kleur dan ook, oprecht en diep was, die bovendien heel wat beter oj) de hoogte was, dan menig hooggeplaatst politicus van tegenwoordig, met zijn sentl- menteele bedreigingen. De spreker van deze wijze woorden was de groote liberale staatsman, „Honest John Morley" en zij werden hem ingegeven door al de kennis en de verantwoordelijkheid van zijn positie als secretaris van den Indischen Btaat. Orus Indisch Rijk zou niet tot revolutie ge dreven worden en de wereld tot een ver schrikkelijke Aziatische crisis, indien men- schen van de wijsheid en de kwaliteiten van Morley thans deze geweldige kolonie be stuurden. Aan zijn helder inzicht in den Indischen toestand werd geen afbreuk gedaan door een zelfingenomen overtuiging, die onze socia listische ministers en him sentimenteele bondgenooten op de voorste bank der con servatieven er op na houden, namelijk dat hun eigen politieke schranderheid den kort- sten weg ontdekt heeft naar een Indisch duizendjarig Rijk. John Morley was tevreden, wanneer hij zijn werk waardig en geduldig kon voleinden, den grooten plicht dien hij van geslacht tot geslacht geërfd had van de uitnemende Britsche bestuurders, die dat reusachtige Oostersche rijk gedurende 250 jaar hebben gediend en geciviliseerd. Zijn practische geest was vervuld van feiten en niet van vage sentimenteele voor- oordeelen. Hij zag duidelijk het gevaar van de politiek die Indië aan haar lot wil over laten en die bij de socialistische en de semi- socialistische diplomaten aan beide zijden van het Lagerhuis voor hoog staatsman schap doorgaat. Hoe zouden we de beschaafde wereld ln het gezicht kunnen zien", vroeg John Morley eens aan een vergadering Britsche kiezers, „als we onzen rug naar onzen plicht en onze reusachtige taak keerden. Hoe zouden we de smartelijke pijn in ons geweten kunnen ver dragen, wanneer we, door de duistere verten heen, het gebrul en geschreeuw van verwar ring en moord in Indië zouden hooren?" Ik waarschuw de mannen en vrouwen die dit artikel lezen, dat hun verantwoordelijk heid als Engelsche kiezers en dus als regeer ders van Indië heden even groot en veel dringender is. De huidige toestand. De ontzettende tijdingen, die ons voortdu rend uit Indië bereiken, van Engelsche sol-, daten, die vermoord worden, trouwe Mo- hammedaansche polftie-agenten, die wor den dood geranseld of levend verbrand, van Britsche vrouwen en kinderen, die in forten bij elkaar gepak zijn of in treinen vluchten, van de groote vesting Peshawar aan de grens, die dagen lang in handen was van Indische revolutionairen, die alles in het werk stellen om de wilde stammen aan gene zijde van de Afghaansche grens over te halen een inval te doen in de grensprovin cies. De wet wordt openlijk getart, de En gelsche vlag met den voet vertrapt, de trein van den onderkoning gebombardeerd, ma gazijnen werden ontdekt met gesmokkelde wapens waar steeds nieuwe voorraad bij kwam en tenslotte is er het besluit der on aanzienlijke, maar bijzonder gevaarlijke en oorlogszuchtige Sikhs, waaruit vele Indische regimenten zijn samengesteld, om Gandhi's opstandige actie te steunen. Dit zijn geen dramatische, onware voorvallen uit een of andere schilderachtige film, maar doodelijke bedreigingen van het leven en welzijn der Britsche onderdanen, niet alleen in IndU zelf, maar ook hier in Engeland. Wij erf den een zoo ongerept rijk, dat we het voort durend verblijf aldaar als een uitgemaakte zaak beschouwden. Maar indien we op een onwaardige wijze datgene besturen, wat onze voorvaderen hebben gewonnen en behou den. zal onserfdeel in puin vallen. Want Indië is de stut van het Britsche Rijk. Als we Indië verliezen, moet het Ko ninkrijk ineenstorten eerst economisch, daarna ook in politieken zin. Toen door het huwelijk van Karei II ons land in het bezit kwam van het eiland Bombay als een huwelijksgift van zijn vrouw, was de grondslag gelegd van het Britsche overzeesche gebied Zonder Indië zouden we er nooit toe hebben kunnen over gaan Singapore en de Maleische staten te annexeer en en te besturen. Zonder deze sta ten zouden we nooit Australië en Nieuw Zeeland hebben kunnen behouden, ook zou den we nooit de gedurende langen tijd zoo buitengewoon belangrijke Engelsche markt, gebaseerd op de prachtige kolonie Hong- Kong, in China hebben kunnen stichten. Waarom zagen we dan zoo koelbloedig de middelste geographische schakel door van den wijden keten der Engelsche bezittingen, die zich over de gansche wereld uitstrekt? In een nieuwe proclamatie, dezer dagen Uitgevaardigd, hernieuwde de halfbakken socialist Lord Irwin de dwaze en onprakti sche gelofte voor „Dominion Status" in Indië een gelofte die hij verleden jaar No vember aflegde, aangemoedigd door de in stemming van zijn persoonlijken vriend Mr. Baldwin. De belofte van zelfbestuur moet niet be vestigd, maar vernietigd worden. Er moeten er twee zijn om een overeenkomst te sluiten. Wij zijn van de onze ontslagen door de openlijke proclamatie, bevattende het plan van de Indische Nationalisten om zich bij de eerste de beste gelegenheid af te scheiden. Zelfbestuur zou hun deze gelegenheid geven. Het beteekent heel wat meer dan het „self- government", dat in 1919 zoo onduidelijk werd uitgevaardigd als een uiterste voor waarde door wijlen Mr. E. S. Montagu, den jongen Joodschen bankier, die gedurende den oorlog op zoo rampzalige wijze de ver antwoordelijkheid voor onze Indische zaken kreeg. Sinds de Britsche Conferentie van 1926 verleent het „Dominion Status" niet alleen het recht een leger te houden en di plomatieke onderhandelingen met vreemde mogendheden te voeren. Het is nu geoor loofd het koninkrijk onbelemmerd te ver laten en dat is juist wat de Indische Natio nalistische actie tracht te betoerken. Het Montagu-Chelmsford plan. volgens het welk alleen Indiërs in de Indische regee ring zitting mochten hebben, was op zichzelf al een concessie door angst ingegeven. Deze „hervormingen" werden in der haast door het parlement aangenomen, in de hoop een „gunstige atmosfeer" te scheppen voor het Amritsar congres van 1919. Maar zij werden vergezeld door amnestie voor honderden roovers en zelfs moordenaars, de anti-Britsche geest bleek te Amritsar van een ongekende kracht te zijn. De Indische revolutionnairen die daar bij eenkwamen, namen zelfs een motie aan om Lord Chelmsford terug te roepen, den on derkoning, die op zoo'n dwaze manier ge tracht had hen gunstig te stemmen. Er gebeurde zooveel in dat historische jaar van het vredesverdrag, dat die dingen hier vrijwel onopgemerkt voorbij gingen. Het rapport van de Simon-commissie. Maar de Montagu-Chelmsford .hervormin gen" waren voorbestemd niet veel meer dan een proefneming te worden. Uitdrukkelijk was bepaald, dat zij na tien jaar door een comyiissie onderzocht zouden worden. Die commissie, onder Sir John Simon, is nu met haar vertraagd rapport gereed gekomen. Wat haar leden in Indië zagen, is algemeen be-' kend. Dat zij lastig gevallen en zelfs aange rand werden, -heeft alleen voor hen zelf be lang. Maar zij hadden gelegenheid genoeg om te kunnen zien, hoe door het geven van een belangrijk aandeel in de plaatselijke-re- geering aan de Inlanders, het vroeger zoo hooge gehalte der administratieve functies was gedaald. Politieke zwendel, bedriegerij van onwetende kiezers, verwarring, en ver drukking der armen waren de gevolgen van de eerste poging het gouvernementale gezag over te brengen naar een kleine minderheid van geslepen en egoïstische Hindoes. Als politieke theorie mag de ver-Indisching van het bestuur een beroep doen op de doc- trinairen in dit land, maar hoe staat het met de massa's in Indië, waarop die theorie zal worden toegepast? Zij hebben niet het minste begrip van po litieke filosofie en hebben er ook geen be hoefte aan. Elk van deze 320 millioen boe ren, werklieden, en kooplui is dagelijks en persoonlijk betrokken bij de eerlijke uitvoe ring vdn het recht, de handhaving der pu blieke veiligheid en de kostbare diensten, die aan gezondheid en openbare instellingen be wezen en hun alleen door de Britsche re geerders verzekerd kunnen worden. Hooren we ooit dat de Hollanders en de Franschen het bestuur van hun groote In dische rijken ver-Indischen? En zal er iemand ontkennen, dat we, in de tien jaar. die verloopen zijn, sedert wij voor het eerst toegaven aan de rumoerige beweging van een onbeduidende minderheid Hindoes, meer moeilijkheden in Indië gehad hebben, dan de Fransche en Aziatische gebieden in een heele eeuw? Wij zijn zoowel aan ons zelf, als aan de bevolking van Indië verschuldigd tot het wel beproefde systeem van voor den oorlog terug te keeren. Het .Britsch-Indisch.binnen- landsch bestuur, met zijn aanverwante de partementen zooals Publieke Werken, Volks gezondheid, Boschcultuur en Opvoeding, was een voorbeeld, van wat Britsche heerschappij vermocht. Een paar duizend Engelsche be ambten, de allerbesten van ons land, wat verstand en karakter betreft, gaven onpar tijdige en zakelijke leiding aan een gebied dat bijna evenveel inwoners bevat als Europa, maar dat verdeeld is door onoverkomelijke afscheidingen van kaste, godsdienst, taal en verschil ip mentaliteit, zooals Europa dat in haar vroegste eeuwen zelfs niet gekend heeft. En toch, ofschoon het altijd absoluut on mogelijk is geweest Europa te vereenigen, toch heeft een kleine groep Hindoes menigen eenvoudige van geest in Engeland weten te overtuigen, dat zij in staat zijn gezag uit te oefenen over die ulteenloopende menschen- massa, die wij Indië noemen. Door geduldige en soms ridderlijke opof feringen, waarvan sentimenteele thuisblij vers in ons land niet het flauwste idee heb ben, hebben we den vrede bewaard tusschen de oorlogszuchtige secten en stammen van Indië. Wij hebben rechtvaardig, barmhartig en met groote bekwaamheid geregeerd. In dien al het andere, dat door het Engelsche ras gedaan is, zou vergeten zijn, dan zou het Engelsche beheer van Indië toch steeds het schoonste gedenkteekeri blijven, dat ooit door een land aan de nakomelingenschap werd nagelaten. En moet dit alles nu wegge smeten worden op verzoek van ecnige dwaze Inlandschc wauwelaars en hun verachtelijke bondgenooten ln ons land? Wat zou er gebeuren als we vervulden, wat dë „Manchester Guardian" beschouwt als „het verlangen van den gemiddelden mensch met gezond verstand, die zoo spoedig moge lijk zijn handen van Indië wenscht af te trekken, zoodra hij dat op geschikte en eer lijke wijze doen kan?" Rampzalige gevolgen van het Dominion status. In zijn nieuwste boek, „Het Dilemma van Indië" getiteld, zegt Sir Reginald Craddock, die veertig jaar van zijn leven daar doorge bracht heeft, dat, indien de Dominion Status inderdaad verleend zal worden een algeheele onafhankelijkheid het gevolg zou wezen en de volgende toestand zou ontstaan. „De Afghanen en de krijgslieden van de stammen zouden over de groote vlakten van den Punjab stroomen, en de Sikhs zouden zich gereed maken om met de Pathanen uit het grensgebied over hun vroegere overwin ningen te twisten, het zakenleven in de groote steden zou stil liggen en het vertrou wen, dat zoo duurzaam door den Engelschen vrede opgebouwd is, zou wankelen en in eenstorten in een paniek. De groote vorsten en leiders zouden hun strijdkrachten verza melen en de soldaten van het«ndische leger zouden zich onder hun banieren scharen, leder daar, waar hij behoort. De Nepaleezen zullen bedenken, dat zij niet achter mogen blijven en het rijke Bengalen.... zou het tooneel worden van tallooze invallen ,De Moplas zouden zich gelijk lawines over het vreedzame Malabar storten en den hul- peloozen Hindoes dood en verderf brengen. Sikhs, Mahratt&'s, Rajputs en Mohammeda nen zouden ten ondergaan in de doodelijke worsteling om de oppermacht, die een ieder voor zich over deze landen opeischt. Onze bezittingen, door blanken bewoond, kwamen tot autonomie door een geleidelijke ontwikkeling, gebaseerd op de geërfde tradi ties van hun ras. Maar voor Indië, dat in haar geheele geschiedenis niet de minste ondervinding heeft op het gebied van de mocratische instellingen, wordt op staanden voet algeheel zelfbestuur verlangd. De Aga Khan, een der beschaafdste en meest onder legde menschen, niet alleen in Indië, maar eveneens in het overige deel der wereld, heeft eens gezegd: „Geheele geslachten zullen moeten voorbijgaan, voordat Indië een natie is". Verandering van regeering niet gewenscht. De Maharadjah van Burdwan, die over 8.000.000 Bengalen regeert en Indië op de laatste „Imperial Conference", vertegenwoor digde schreef onlangs: „Ik kan mij geen an der Indië voorstellen althans gedurende den eersten tijd, dan een Britsch-Indië. Het zou goed zijn", voegde hij er aan toe, „wanneer de menschen in Engeland beseften hoeveel verschil er is tusschen de Indische en de En gelsche kiezers van heden. Inderdaad, zoo groot is het verschil, dat het nutteloos, zoo niet belachelijk zou zijn, vergelijkingen te maken. Wie, daarentegen, zijn de Indiërs, die van ons eischen, dat wij de plichten, ons door onze voorouders opgelegd, moeten ver zaken, de plichten, die wij tot nu toe zoo edelmoedig vervuld hebben? Gandhi, hun leider is zelfs niet eens een inboorling van Britsch-Indië. De man, die nu tracht het volk van Indië ontrouw te maken aan het Keizerrijk, is nooit een in woner van dit rijk geweest. Hij werd gebo ren in den staat Gujerat en zijn familie be hoorde tot de kaste, die met geld uitleenen .aan demkdSt kpjuen. Behalve een uiterst onbelangrijke groep half ontwikkelde'tea bus, ongeveer 400.000 in aantal, die er naar hunkeren de lagere baan tjes in het Inlandsche bestuur te veroveren, wenscht geen der volken van Indië de Brit sche regeering te zien eindigen, ofschoon de lafhartige lijdzaamheid van het tegenwoor dige Indische gouvernement, door zich in het openbaar te laten beleedigen, een groot aantal van de millioenen onwetenden, die dit land bevat heeft overtuigd, dat de En gelschen inderdaad op het punt staan ver dreven te worden. Sir Michael O'Dwyer, een andere autoriteit, die gedurende jaren in Indië werkzaam is geweest, geeft de volgende opsomming van de groote ras- en godsdienstige secten van het Indische volk, die zich sterk zouden ver zetten tegen verandering van het bestaande bestuur in een Hindoesche oligarchie: Indische prinsen en hun volk 72.000.000. Mohammedanen 70.000.000. Mahrattas 6.000.000. Burmeesche Boeddhisten 12.000.000. Indische Christenen 4.500.000. Oorspronkelijke bewoners 10.000.000. Paria's 60.000.000. Deze vertegenwoordigen een groote meer derheid van de koloniale bevolking, die be slist en vurig verlangen dat het Britsche be heer in Indië, dat hen alleen recht verzekert, zal blijven voortbestaan. Het is belachelijk om deze Indische actie „nationalistisch" te noemen. Hoe komen de Hindoes er bij van deze denkbeeldige „natie" te spreken, wanneer 60.000.000 van de bevolking door hen als min derwaardige wezens beschouwd worden? Want dat is het lot van de hierboven ge noemde paria's, een volk van uitgestootenen, kris en kras door het land verspreid, ver moedelijk afstammelingen van een of ander primitief ras. Totdat de Engelsche kwamen waren deze paria's de slaven van hun mees ters, de Hindoes. Zij worden nog altijd ver nederd door dezelfde mannen, die eischen de meesters van Indië te worden. Kunnen Engelsche handeldrijvenden oprechte sympa thie voelen voor deze Hindoes, die de armsten onder hun arbeiders nog slechter behande len dan een Engelsch werkman een straat- hortd zou doen? Dezen paria's wordt door hun broeders, de Hindoes, opzettelijk alle onderwijs ont houden. Zij mogen de heilige geschriften der Hindoes niet bezitten of lezen, noch een tem pel binnentreden of hun kinderen naar school sturen. De paria's mogen geen water putten uit de openbare bronnen, zoodat hun lijden in tijden van droogte ontzettend is. Zij mogen zelfs geen voet in het gerechtshof zetten, wanneer een Hindoesch rechter presideert. Als zij gerechtigheid wenschen, moeten zij buiten wachten, en hun kwestie door een be middelaar laten oplossen. Zij durven geen beschutting te zoeken in een herberg, noch gebruik maken van een polikliniek, noch een winkel binnen treden, of zelfs langs openbare wegen te wandelen. Aan hen is het slechts veroorloofd als straatreinigers te werken en het vuil op te ruimen. Er wordt verondersteld, dat zij op een afstand met hun vervloekte lichamen besmetting overbrengen. De Hindoe van hooge afkomst zou niet al leen het voedsel, waarop de schaduw van een paria is gevallen, wegwerpen, maar hij zou bovendien den man of de vrouw zonder INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. sS gewetensbezwaar dooden, (wanneer hij dat straffeloos voor de Engelsche wet zou kun nen doen), omdat hij (zij) de „godsdienstige misdaad" had begaan hem te naderen. Moeten wij deze verdrukte ongelukkigen overgeven aan de fanatieke wreedheid van hun „mede-inboorlingen". De prins van Wales gaf, bij zijn bezoek aan Indië, aan deze gevoelens, die iederen beschaafden EngeLsch- man aangeboren zijn, uiting, toen hij, bij het vernemen, dat een groot aantal paria's hem van verre gadesloeg, zich opzettelijk daar naar toe begaf en zich bij hen voegde, tot groote afschuw en woede van de Hindoesche Nationalisten in de nabijheid. Al staat de Engelsche handel op den rand van den afgrond; wanneer wij Indië aan Gandhi overleveren; dan zal hij zich spoedig op den bodem ervan bevinden. Wij hebben er een kapitaal van duizend millioen inge stoken. Groote Engelsche handelshuizen, scheepsmaatschappijen en banken bestaan reeds bijna twee honderd jaar in Indië. Ons Indisch rijk is nog altijd verreweg het grootste overzeesche afzetgebied van Engel sche producten. Vele autoriteiten hebben be rekend dat 20 pet. van handel, bank» en scheepvaartwezen in Engeland in onmiddel lijke verbinding staat met Indië. Slechts sedert de r. ationalistische invloed zich begen te doen gelden op het Indische bestuur zijn er belemmeringen in oivren handel met het Intische volk gekomen. Voor den oorlog 'zwam 60 pet. van Indie's import uit Engeland. Verleden jaar was dit slechts 43 pet. De uitvoer van Lancashire katoen is tot op de helft teruggebracht. De Indische wetgevende vergadering heeft als wet voorgeschreven, dat geen Indisch gouvernement concessies zal verleenen aan een firma, waarvan het kapitaal niet in hot land zelf in omloop is. De belasting op de voornaamste uitvoerartikelen naar dat land katoen, stukgoederen is verhoogd van 11 tot 15 pet. Het was Engelsch geld en het was het Engelsche volk, dat de staalindustrie heeft opgebouwd in Indië, toch mogen volgens de Staalbeschermingswet geen premies gegeven worden (ofschoon Engelsch geld ze levert) tenzij drievierde van het aantal directeuren Indiërs zijn. Engeland's financieele belangen in Indië worden opzettelijk onderdrukt. Beseffen de kiezers hier te lande thans, dat het zonder onzen Indischen handel volkomen onmoge» lijk zou zijn de salarissen en de pensioenen van dit land te handhaven? Wat de Indische activisten willen is ons te dwingen Indië over te leveren aan de tyrannie van een Hindoe-oligarchie, die niet alleen ieder ander zou uitsluiten, maar boven dien de meest corrupte zou zijn, die de wereld ooit gekend heeft Dit zou Indië geen vrede brengen slechts onderdrukking, afpersing, burgeroorlog, sla» vernij, hongesnood, ziekte»epidemiën en ten slotte vreemde invasie. Wij mogen onzen plicht niet verzaken en samenwerken met de op'enlijke vijahden van Engeland. Dit te doen zou zulk een laf verraad van een groot vertrouwen zijn, dat het voor den naam van ons volk een eeuwige schandvlek zou wezen. Het Britsche bestuur is in Indië niet te vervangen. Onze plicht is niet, daar met laagstaande agitatoren te redetwisten, het is onze plicht te rcgecren. UIT DE STAATSCOURANT. TUCHT- EN OPVOEDINGS» WEZEN. Benoemd is tot lid Algemeen College van Toe zicht», Bijstand- en Advies voor Rijkstucht- en opvoedingswezen R. N. M. Eykel, arts, hoofd inspecteur Volksgezondheid te 's Gravenhage en prof. dr. J. Waterink, hoogleeraar Vrije Universiteit te Amsterdam. RECHTERLIJKE MACHT. Benoemd is tot Kantonrechter-plaatsver» vanger in het kanton Amsterdam mr. B. C. Goudsmit, advocaat en procureur te Amster dam; SliedrechtS. Haykens, ontvanger directe belastingen, invoerrechten en accijnzen te Sliedrecht. Op verzoek is eervol ontslagen met dank J. H. de Ruiter als kan tonrechter ^plaatsver vanger in het kanton Steenwijk en als zoo- daning benoemd R. A. Hagemeyer, gemeente^ secretaris te Steenwijk. RAAD VAN NED.-INDIë. Aan den heer A. J. L. Couvreur, lid van den Raad van Ned.-Indië is op zijn verzoek met ingang van 2 Aug. as. eervol ontslag uit 's lands dienst verleend, onder dank betuiging voor de langdurige en trouwe dien sten door hem aan den lande bewezen. BELASTINGEN. Op zijn verzoek is met ingang van 1 Sep» tember a.s. eervol ontslag verleend uit 's Rijks dienst aan E. Hemmes, ontvanger der directe belastingen en accijnzen te Groningen, buiten gemeenten. Aan den heer A. Volkmaars, dir. der directe belastingen, invoerrechten en acc. te Arm sterdam is op zijn verzoek met ingang van 1 Oct. as. eervol ontslag verleend uit 's Rijks dienst, met dankbetuiging voor de aan den lande bewezen diensten. Bij bevordering is hij benoemd tot commandeur in de orde van Oranje Nassau. AUDIëNTIES. Aanstaande Maandag geen audiëntie door den minister van Financiën. HAARLEMMERLIED E EN SPAARNWOUDE. Geboren: Gerda Hendrika d. van H. Roe- per.t enl van G. Visbeen; Jacobus Johannes, z. van P. Th. Meiman en van A. C. Rijnierse. Ondertrouwd: Albertus Oud en Cornelia Johanna Rafe, Getrouwd: Aart van Keulen en Boukje Cornelissen. Overleden: Wed. M. J. Kroon. geb. Maria Stokman, oud 83 jaren; Rokus Lucas, oud twee en veertig jaren; Maria Olgers, oud acht en veertig jaren. Haarlem, 10 Juli 1930. GROENTEMARKT JE HAARLEM. Spinazie 4060 cent per kist. Postelein 2055 cent per kist. Andijvie 1.503 per 100 struik. Sla 25 per 100 krop. Tuinboonen 48 cent per K.G. Heereboonen 2048 cent per KG. Snijboonen 4050 cent per K.G. Peulen 1018 cent per K.G. Doperwten 1224 cent per K.G. Tomaten 1638 cent per K.G. Kersen 2040 cent per K.G. Aalbessen 1836 cent per K.G. Aardbeien ƒ0.901.50 per slof. Wortelen 815 cent per bos. Pieterselie 512 cent per bos. Selderij 410 cent per bos. Bloemkool 1524 cent per stuk. Komkommer 618 cent per stuk. Rabarber 38 cent per bos. Asperges 1540 cent per bos. BOOTTOCHT. De tooneelvereeniging „Vriendschap zij ons Doel" houdt Zondag 13 Juli een boot tocht naar Muiden, Volendam en Monnik- kendam. Medewerking wordt verleend door de Haarlemsche Harmoniekapel. ongeluk met een militair vliegtuig. INZITTENDEN LICHT GEWOND. Donderdagmiddag is op de Zandplaat tus schen het vliegkamp de Mok en Onrust het vliegtuig 508 uit Soesterberg gedetacheerd op het vloegkamp de Kooy te Den Helder over I den kop geslagen en in brand geraakt. Van de beide inzittenden bekwam de sergeant vlieger Mutsaers eenige gebroken ribben. De sergeant-vliegtuigmaker Siebesima kreeg brand wonden aan de beenen. Beiden zijn naar het Marinehospitaal over gebracht. Te ongeveer 5 uur hadden de vliegers Mutsaers uit Soesterberg en Siebema uit Amsterdam op de Zandplaat willen starten met het vliegtuig 508, toen tijdens de start de motor afsloeg. Men was daardoor genood- zaakt te landen. Tengevolge van het mulle zand op de Zandplaat ging dit met groote moeilijkheden gepaard. Het vliegtuig is daar bij over den kop geslagen en in brand ge raakt. de janskerk. AANKOOP DOOR DE GEMEENTE? Het is reeds meer dan een jaar geleden, dat wij mededeelden, dat het kerkbestuur der Ned. Hervormde Kerk genegen was, om de Janskerk die niet meer voor den gewonen eeredienst gebruikt werd» te verkoopen. Eenigen tijd later voegden wij daaraan toe, dat de mogelijkheid niet uitgesloten werd geacht, dat de gemeente Haarlem de kerk met omliggende gebouwen en terreinen zou koopen. Nu vernemen wij, dat die onderhan delingen blijkbaar vlotten, zoodat onze zegs man de kans dat de koop tot stand zaj komen, groot achtte. cholera-epidemie. NEW-VORK, 10 Juli (VD.) Op de eilan den Cebue en Bantayan is een hevige cho- i lera-epidemie uitgebroken. Tut dusverre zijn er reeds 500 gevallen met doodelijken afloop bekend. De autoriteiten hebben omvangrijke maatregelen getroffen, ten einde verdere uitbreiding van de epidemie tegen te gaan. het i. v. v. ZETEL NAAR EERLIJN. STOCKHOLM, 10 Juli. Het congres van het I.V.V. heeft heden met 50 tegen 33 stem men besloten, den zetel van Amsterdam naar Berlijn te verplaatsen. (Wolff). weer een mijnontploffing in duitschland. ZEITZ, 10 Jult (V.D.) In de mijn Paul I te Lückenau heeft een hevige explosie plaats gehad. Twee werklieden bekwamen doodeiijk letsel, twee werden zwaargewond naar het ziekenhuis gebracht en drie anderen bekwa- men lichte kwetsuren. sir joseph duveen koopt een belangrijke kunstcollectie. LONDEN, 10 Juli (V.D.) De bekende Lon- densche kunstkenner en -handelaar Sir Joseph Duveen heeft de beroemde kunst collectie Dreyfus aangekocht, die beschouwd wordt als de belangrijkste particuliere ver zameling van Italiaansché Renaissance-kunst in de wereld. De collectie was gedurende verscheidene jaren ondergebracht in een particulier museum te Parijs en naar ver luidt zouden de executeurs van wijlen Gus- tave Drevfus er een bedrag van meer dan een millioen Pond Sterling voor hebben ge vraagd. De verzameling bevat voornamelijk beelhouwwerk, doch ook een groot aantal schilderijen en medaillons van de grootste Italiaansché Renaissancekunstenaars.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 10