Over de Bijenmarkt van Veenendaal... En bijen cm bijkomstigheden. REGENHEILIGEN. ZATERDAG 12 JULI 1930 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD V'.JFDE BLAD Een overzicht van ie bijenmarkt in Veeneniaal, DOOR L. A. Vaar aanleiding van een "bezoek van eenige Haarlemsche amateur-bijenhouders en van den heer Joh. de Meza, van den bekenden bijenstand Mellonate Santpoort, aan de jaarlijksche bijenmarkt te Veenendaal. Bet oude Velumciie rasEen gezellig Sinds menschenheugenis komen de boeren van de Veluwe met de mil- lioenen-volken der bijen naar Vee nendaal en de Klomp. Veenendaal is sinds 1600 reeds een pleister plaats, op de reis met de bijen van de hei naar de klei en uit de pleisterplaats ontwik kelde zich de markt. Ieder jaar één keer staat Veenendaal in het middelpunt van de belangstelling van eenige honderden imkers, ieder jaar één keer staan vele honderden korven op weilanden bij Veenendaal en de Klomp te kijk voor de zonderling uitgedoschte bewoners van de Ve luwe en ieder jaar één keer fs de lucht boven een deel van het dorp Veenendaal en het vlek de Klomp vervuld van het hoogtril- lende, het vibreerende gezoem van de mil- lioenne en nog eens millioenen bijen. 'Als ik een imker was dan zou ik u veel van de wonderen uit de wereld der bijen 'kunnen vertellen, maar het eenige innige contact dat ik ooit met een bij gehad heb, be perkt zich tot een prik in den wijsvinger van mijn rechterhand met eere op de Veenen- daalsche bijenmarkt verworven - en voor het overige weet ik er even veel of even weinig van als u lezer, die evenmin imker is. Het leven der bijen is een leven vol van mysterie, van onnaspeurbaarheid en instinct en van hoogere organisatie. Daar dus niet van. Er is wetenschappelijke lectuur genoeg die ge wanneer ge nieuwsgierig genoeg zijt kunt naslaan. Dit is een impressie van een leek. Ik wil u vertellen van wat ik zag, van wat mij zeer wonderlijk voorkwam, van wat mij verbaasde, van wat mij amusant leek in deze bijenwereld en op deze bijenmarkt envan wat mij tragisch toescheen. Dus: Eenige eeuwen lang al is Veenendaal bijenmarkt. De traditie heeft zich van vader op zoon gehandhaafd en kreeg in deze eeuw haar definitief beslag omdat de organisatie van de bijenhouders (thans zijn er twee bon den) de jaarlijksche markt onder haar be scherming heeft genomen. Ieder jaar komen de boertjes van de Veluwe met hun korven naar deze markt die in hoofdzaak ten doel heeft het gelegenheid geven tot den verkoop van zwermen. Menschen van de Veluwe en uit Drente kletspraatje op de bijenmarkt koopen hier een twee- of driehonderd bijen volken die zij op de hei zetten in de hoop er mettertijd een goeden honingoogst uit te halen. En hier is eigenlijk alles mee gezegd. Groo- te beteekenis heeft deze bijenmarkt voor de Veluwe zeker. Maar ik heb wel begrepen dat er achter die groote markt toch een berg van kleine zorgjes en tobberijen ligt. De bijenteelt op de hei is een bijverdienste voor de boeren; zwijgzame, stugge boeren, met groote mar kante koppen en verwerkte lijven. Boeren met zwarte lakensche pakken, boeren die hun woorden langzaam en bedachtzaam kau wen. Geeri kapitalisten. Integendeel. Onze groote Louis Davids, die den „kleinen man" een nieuw volkslied heeft geschonken, zou misschien den kleinen boerenstand van de Veluwe ook weten te karakteriseeren. Want er zijn punten van overeenkomst. Maar dit is een verschil: de boer van de Veluwe spreidt een soort van harde, stoere waardigheid, een soort van ingeboren adel ten toon, die den „kleinen man" zooals Louis Davids die bedoelt mist. U hoeft er dien vierkanten rug maar op aan te kijken, lichtelijk gebogen, bedekt door een vierkant lakensch pak-als-een-plank, en dien kop, dien forsch gemodelleerden schedel, de diepe rimpels die hoekig over de verweerde huid gaan, en de blauwe oogen die rustig voor zich uit kijken. Misschien zal ik die oude boeren zoo een volgenden keer niet meer zien. Het. komt me voor dat het ras aan het uitsterven is, althans het ras, dat zoo duidelijk de ken- teekenen draagt van oeroude traditie, van een ingeboren pose, van een typische ge hardheid en een oogen'schijnlijk innerlijke rust. De jongere bijenkoopers tenminste heb ben waarachtig iets van den voornoemden steedschen kleinen man. met zijn bolhoedje, zijn matelootje en zijn platte petje. U ziet er de foto's maar eens op aan! Dat is werkelijk een Jieel mal gezicht, die confectiepakken, met een zweem naar steedsohe „chique"en die bruine, verbram de koppen beschermd voor den bijensteek door den kap, meestal een linnen zak met- een rooster van gevlochten ijzerdraad, waar een gaatje in zit, waardoor het roertje van de pijp gestoken wordt. Bovenop een dergelijk masker plaatst de imker zijn strooien hoedje, zijn zwart zijden petje of de Zondagsche gleufhoed Wat me verder trof, was die eigenaardige manier van handelen. U moet niet denken dat u daar iets van merkt. Die boertjes schuiven zoo stiekum.-weg langs de korven en dan, als ze weten wat ze hebben willen, dan ensee. neeren zij een apartje en met een kwartje d'r-op of 'r-af zoodat niemand er wat van hoort of ziet is de partij verkocht. Ten teeken van dat feit plaatst men een groene twijg op den eersten korf van de serie die haar man gevonden heeft. Een oude traditie. De zomerzon scheen al van 's ochtends vroeg af op de weide. Millioenen bijen zwermden boven de korven. Er was een zangerig rumoer in de lucht, een vi-> breerende, onafgebroken, hooge gonstoon. Het was of er op kleine instrumenten millioenen naardunne snaren aangestreken werden. Hoe later op den dag en hoe warmer de zonne stralen, hoe agressiever de bij. Zelf de on vervaarde imkers, die den heelen morgen zonder kap temidden van de bijen waren, kregen het te kwaad en bescherrmden zich. Honderden korven zooals ik u zei op het weiland en milliarden bijen in de lucht en rondom het vlieggat. Maar wie in 's hemels naam, wijst den dieren den weg. Elk bijtje toch keert in zijn eigen korf terug. Het mysterie. En dan de tragedie: korven die door het vervoer geleden hebben, raten die uitzakken. Bijen die nerveus worden en als gekken door elkander kriewelen. De temperatuur in den korf stijgt door deze algemeene zenuwspanning met de minuut. De bijen worden angstiger en angstiger en steeds redeloozer. Hun lichamen zijn vochtig en wanneer je den korf optilt zie je de ruïne: stukken raat op den grond, het bouwsel dn elkaar gezakt. Ik kan het niet helpen, maar ik vind het een drama, een tragedie: die kapotte boel, die met zooveel zorg was opgebouwd, in de cellen eitjes en larven en die krioelende hoop zenuwachtige dieren wier maatschappij het begeven heeft Ik ken een jongedame die wanneer de vleugelslagen van de Mysterieën des levens haar zieltje beroeren lispelt, terwijl een diepe rimpel het voorhoofdje in tweeën splitst: ,,'k Weet 'et niet. maar hoe kan het nou datZoo ging het mij bij de bijen. Telkens dacht ik: ,,'k Weet 'et niet, maar hoe kan het nou daten nu vul ik maar in: dat een bijtje, teiwijl de lucht zwart ziet van soox-tgenooten den weg weet naar één van die honderden korven?, dat de werkbij met zooveel wiskundige zekerheid het raad sel der veelvoudige constructie der cellen op lost?, dat er een organisatie is, die de milliar den bijen, op een dag als vandaag regeert, en zwerm voor zwerm zijn zelfstandigheid doet behouden? Hoe komt het dat er geen hope- looze verwarring ontstaat, geen paniek onder deze zoemende horden die in ontelbare massa's op en neder dansen in de zon? Hoe komt het dat dit millioenenleger van zwaar gewapende wezens elkander niet vernietigt? Hoe komt het dat het niet spaak loopt, dat er geen onderlinge moordpartijen plaats vin den en slachtingen? Ik heb ook het Lido der bijen gezien. Aan den slootkant was tusschen het groen een walletje van zwarte aarde uitgespaard met een boogvormige kustlijn in miniatuur. De sloot was ovei-welfd door overhangende struiken en geleek een zwarten spiegel. Op een eilandje zoo groot als een hand, zaten drie kikkers, onbewegelijk, zoo groen als malsch gi-as. Op het zwarte aarden walletje beneden aan de helling van den berm krioel den honderden en nog eens honderden bijen door elkaar. Een di-inkplaats. Nooit nog zag ik zooveel wrieme lend leven op zoo'n kleine, door de zon warm gestoofde plek. Het gezoem leek hier in ver dubbelde ki'acht op te stijgen uit de diepte van de helling van den slootkant. Zwijgend en puffend op het eilandje, als groteske lach- godjes, troonden de drie kikkers. Midden op het kleine strand lag een stuk raat uit een warmgeloopen en verongeluk ten korf. En in deze kleine ruïne, nog omgeven door eenige tientallen bijen, die de honing wegsleepten zag men den ontwikkelingsgang van het leven gedemonstreerd: in de cellen aan den buitenkant de eitjes, iets meer naar binnen de heel kleine larven, nog meer naar binnen de groo- tere en weer meer naar links de vette, dikke weldoorvoede larven en daarnaast de poppen. Een oud volksgeloof. Dezelfde gevolgen die in ons land worden toegeschreven aan de weersgesteldheid op St. Margriet (20 Juli, waarbij hef. volksgeloof zegt, dat wanneer het op dien datum regent, het zes weken lang zal regenen) worden door den Engelschman toegedacht aan St. Swithin. 15 Juli: St. Swithin's Day, if thou dost rain, For forty days it will remain: St. Swithin's Day, if thou be fair. For forty days 'twill rain nae mai-r. Wanneer het op Sint Swithen's dag regent, zal het veertig dagen zoo blijven; wanneer het mooi weer is op Sint Ssvithen's dag, zal het gedurende veertig dagen niet meer regenen. St. Swithin was bisschop van VAnchester en even bemind om zijn oprechtheid als om zijn bescheidenheid. Wat zijn lar.tste eigen schap betreft, hij vi-oeg op zijn /terfbed om niet in de kerk te woixlen begraven tzooals toen gebruikelijk was), maar op liet kerkhof aan den noordkant van de Lerk, waai- de druppels van het dak op zijn graf zouden neervallen. Ingevolge zijn wensch werd hij daar be graven, maar honderd jaar later besloot men hem bij te zetten in de Kathedraal van Winchester, omdat men het niet passend, vond voor zulk een godsvruchtig man op zu.Fk een minderwaardige plaats van het kerkhof te liggen. Toen de plechtigheden zouden beginnen, barstte een lievige regenbui los, die 40 dagen lang duurde. Het volk zag hiei*in een waar. schuwing des hemelss, om niet in .te gaan tegen den laatsten wil van St. Swithin en inplaats van de rust van zijn stoffelijk over. schot te verstoren, richtte men boven zijn graf een kapel op. Naar de legende verhaalt, is varr de<ze ge beurtenis het volksgeloof afkomstig, dat St. Swithin de weerprofeet is voor de zes weken, welke volgen op den, 15den Juli. St. Swithin werd ongeveer 800 in de nabij heid van Winchester geboren, werd monnik van de oude abdij aldaar en volgens som migen gekozen tot prior van deze communi teit. Het schijnt dat hij een gi*oote bescherming genoot van Egbert, koning van Wessex, die hem belastte met de opvoeding van 'üjn zoon en opvolger Ethelwulf. Een authentiek bewijs van zijn bestaan in dien tijd is een oorkonde uit tö8. die de handteekeningen draagt van Ehnstan, epis- copus, en Switliunus, diaconus. EAmstan stierf in 852 en Swithin werd zijn opvolger in het aartsbisdom Winchester. Op zijn aansporing werden groote verbete ringen in de stad aangebracht, vei-schillende kerken werden gesticht en een prachtige steenen brug werd gebouwd, de eerst in deze streek. Nadat Ethelwulf den troon beklommen had, weixl hij raadgever van dien vorst, wiens zoon Alfred, den lateren Alfred den Grooten, hij vergezelde op zijn reis naar Rome. Tevens was hij intermediair tusschen Ethelwulf en zijn oudsten zoon Ethelbald, die tegen zijn vader in opstand kwam. Swithin is vermoedelijk in 862 gestorven en maakte toen de bovengenoemde bepaling over zijn begrafenis, hetzij uit nederigheid, hetzij om een voorbeeld te geven tegen het alom verbreide bijgeloof, dat niemand aan de noordzijde van de kerk wilde begraven worden. Ook de Franschman heeft zijn regen heiligen St. Médard, 8 Juni, eir St. Gervais et Protais, 19 Juni: S'il pleut le jour de Saint Médard II pleut quarante jours plus tard; S'il pleut le jour de Saint Gervais et de Sant Protais II pleut quarante jours après. En er op en er bij duizenden kleine wezen tjes, in kluiten op elkaar, in reppende haast, in voortdurende koortsachtige beweging, een bronsbruine koek van wriemelend gedoe, waar brandende zon op steekt, waarboven warme lucht trilt; op den achtergrond de inktzwarte sloot, schuilende onder wilgen bladen, als een plas in een oerwoud, en hard groen, op het eilandje groot als een hand palm, drie kikkers, die voor de zoemende drommen op het „strand" de afmetingen hebben van gigantische vooi-wereldlijke mon stersBroeihitte, moeraslucht, overdadige weelde van veelvoudig leven, muziek in de lucht van millioenen fijne stemmen, warme modder waar luchtbellen uit opstijgen, kleu renpracht en mysterieeen deel van het heelal op een vierkante meter sloot- en wallekant De kringloop der dingen. Op weg van Haarlem naar de Veluwe, toen de zon op ging (verslapen we niet het mooiste deel van den dag?) praatten we over Spengler., „Der Untergang des Abendlandes", over Gandhi. China, Rusland, over den paradox van de millioenen wei'kloozenen de krankzixini- ge haast waai'mee de arbeidende rnensch- heid die tijd te kort komt, zich door bergen werk slaat over de honderdduizenden die in China verhongeren en de millarden dollars die eenige uren verderop aan het maken van films worden besteed.... Ten teeken dat een reeks korven verkocht is, plaatst de imker een twiig op den eersten korf van de serie. Au. daar steekt een bij ln mijn neus. Het ondier moet het met den dood bekoopen. Want een bij die steekt en den angel heeft achtergelaten in het lichaam van den vijand is ten doode opgeschreven Laat in den middag verlaten we Veenen daal en de Klomp. Mijn aanteekeningen ein digen met een notitie over een boer in een zwart lakensch pak die een paar prachtige klompen aan zijn voeten heeft. Zij zijn hard geel en fraai besneden. De groeven in het hout zijn zwart gelakt en op de kappen prij ken twee roodborstjes, l'raai en met geduld gepenseeld en zorgvuldig gevernist Veluwsche chique! yeluwsche onschuld! Boven de tradi tie: het zwarte lakensche pak en 'l typische petje.. In het midden de steedsche chiqueen on der nog een Vc- luwsch modernis me: de platte pet «ft het colbertje Als het regent op den dag van Sint Médard, regent het- ook 40 dagen lator. Als het rogent op den dagen van Sint Gervais en Sint Protais regent het nog veertig dagen later. Hoe St. Médard aan zijn reputatie komt van regenheilige zegt het volgende verhaal: Médard of Medardus was eens met een groot gezelschap uit op een warmen zomerdag, toen het plotseling begon te regenen. Allen wer. den doornat, behalve St. Médard, rondom wiens hoofd voortdurend een adelaar vloog, die hem op deze wijze besohermde met zijn vleugels als met een soort paraplu. Ten opzichte van St. Swithin's Day kan men over de juistheid niet erg enthousiast zijn. In 20 Jaar, van 1841—1861, constateerde Greenwich het grootste aantal regendagen binnen de zes weken na 15 Juli, juist wan neer die dag droog geweest was. In Everyday Book komt een verhaal voor van een dame. die onverwoestbaar geloofde in de meteorologische kennis van St. Swithin en toen het een jaar op dien dag mooi weer was, beweex-de zij, dat het zes weken goed weer zou zijn, maar toen er 's avonds eenige regen- dx-oppels vielen, veranderde zij haar opinie en was overtuigd, dat het zes weken zou regenen. Het weer bleef echter mooi. „Doet er niet toe", placht ze te zeggen, „als het overdag niet regent, dan heeft het stellig 's nachts geregend" en haar onwrikbaar geloof in St. Swithin kon niet geschokt worden. Zoo hebben verschillende landen hun regenheiligen, ofschoon het volksgeloof er in den regel totaal naast tast .wanneer het van een bepaalden dag de weersgesteldheid voor volgende weken wil afleiden. W. S.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 15