RUSSISCHE TOESTANDEN.
BUITENLANDSCHE ZAKEN EN DE PERS
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 12 JULI 1930
ZESDE BLAD
Politieke veroordeelden als dwangarbeiders.
Erger dan onder het tsaristisch regime.
(Relaas van een ooggetuige.)
Wy hebben bessoek gehad van een Hol-
landschen zeeman, die toen hij kort geleden
Archangel aandeed bijzonder getroffen is
door tegenwoordige Russische toestanden en
die zijn hart daarover thans eens luchten
wilde.
Wat hij vertelde van een volk, waarover
objectieve berichtgeving op het oogenblik
slechts mogelijk moet zijn door reizigers, die
het land bezochten, zonder vooropgezet poli
tiek doel, is belangwekkend genoeg om hem
hier aan het woord te laten.
Hij vertelde:
Het sterkst ben ik onder den indruk geko
men van den toestand, waarin politieke ver
oordeelden in Archangel leven. Zij verrichten
dwangarbeid, welke bestaat in het laden van
houtschepen gedurende twaalf uren achter
een. En dit in hst land, waar voor de arbei
der de vijf-urendag ingevoerd is en waar ge
vangenen met de grootste tegemoetkoming
behandeld heeten te worden.! Mag de ar
beidsduur echter nog dragelijk genoemd wor
den, dit is niet het geval met de omstandig
heden waaronder de politiek veroordeel
den werken.Zij staan onder controle van ge
wapende soldaten, die het geweer aan den
schouder leggen, zoodra er iets van verzet
blijkt of zoodra iemand de strenge reglemen
ten te buiten gaat. De werkkleeding is van
gonje. Ik kreeg dan ook van alle kanten
verzoeken om kleeren af te staan, sommigen
wilden er zelfs geld voor bieden, doch elke
onderhandeling met de dwangarbeiders is
verboden. De arme drommels vroegen om
brood, want het voedsel bestaat uit een
klompje deeg per dag, dat op den naam
brood geen aanspraak mag maken, doch
wanneer wij het gaven daagden de soldaten
met de bajonetten op. Soms was het moge
lijk den arbeiders iets toe te weipen, zij
laten het dan eerst liggen om er zich in een
onbewaakt oogenblik van meester te maken.
En dan wordt er ook om gevochten! Ook
gooiden wij wel brood in het water en dan
verorberden de uitgehongerde menschen het
zwemmende. Vrouwen worden op dezelfde
wijze behandeld als de mannen, 's Morgens
worden zij naar het werk gebracht, alweer
door soldaten met bajonetten op de geweren.
Het kwam wel voor, dat de vrouwen de Hol-
landsche zeelui om eten vroegen, maar er
was natuurlijk geen denken aan, hun iets te
verschaffen. Men loopt daardoor zelf de kans
om 5, 10 of 15 jaar als dwangarbeider te werk
te worden gesteld.
Wonder is het niet, dat mij de handen
jeukten, doch er valt niets uit te richten.
Wanneer de lieden vroegen mee te mogen
■varen, zei ik dat ik een oogje dicht zou doen
^wanneer zij zich verborgen, doch geen hun
ner heeft het gewaagd zich daardoor uit de
ellende te bevrijden. Zóó groot is de vrees
ARROND. RECHTBANK.
DIEFSTAL MET INBRAAK.
Voor de Haarlemsöhe Rechtbank had zich
Donderdagmiddag te verantwoorden de 38-
jarige S. de V., die ervan beschuldigd werd
dat hij 14 Maart 1928, ten nadeele van de
N,V. Nederlandsche Linoleumfabriek te
Krommenie, waar hij als arbeider werkzaam
was, een geldkistje, inhoudende f 557 had
ontvreemd.
Verdachte bekende het feit. Hij zei dat hij
aioh door inklimming toegang had verschaft
.tot de kamer, waar het geldkistje met de loon
zakjes stond. Hij was tot dezen diefstal over
gegaan, omdat zijn vrouw jaren zenuwziek
was. Hij verdiende te weinig om geneesmid
delen te koopen en laad toen getracht op
deze wijze aan het geld te komen.
De president trok het in t/wijfel, dat ver
dachte het geld ten behoeve van zijn vrouw
gestolen zou hebben. Integendeel er zijn. een
roeiboot, een radiotoestel en andere zaken
voor gekocht. Bovendien waren nog 100 gul;
den in zijn huis verstopt. Zijn vrouw was er
daarbij in het geheel, niet van gediend op deze
manier geholpen te worden en tenslotte is
het aan haar te danken, dat de diefstal aan
het licht is gebracht.
De Officier van Justitie wees er op, dat ver;
dachte gedurende de bewuste twee jaar niet
de minste aanstalten heeft gemaakt om her
gestolen geld terug te betalen, ofschoon zijn
vrouw er herhaaldelijk op aangedrongen had.
Verdachte heeft de verduistering niet uit
armoede gepleegd, hetgeen wel blijkt uit de
artikelen, die hij ervoor gekocht heeft.
voor ontdekking, die met den dood bekocht
wordt. En ook de kapitein, die verstekelingen
aan boord heeft is straf baar. (Wij herinneren
aan het recente geval van een Russischen
boer, die zich zoo goed in de houtlading van
een Noorsch schip heeft weten te verbergen,
dat hij toch is kunnen ontkomen, zij het ook,
dat hij ombevrijdbaar was, voor het schip
ontladen was. De verstekeling is te Rotter
dam aan wal gezet, doch de kapitein van het
Noorsche schip zal er waarschijnlijk last mee
krijgen., wanneer hij opnieuw een Russische
haven aandoet).
Onder de ongeveer 700 dwangarbeiders wa
ren niet minder dan vijftig priesters. Hun
eenige misdaad is hun priesterschap, en
daar boeten zij zwaar voor. Ook vond ik er
Duitschers onder, wier vergrijp alleen hierin
bestond, dat zij zich niet met het régime
vereenigden, of dat zij een boerenbedrijf be
zeten hadden. Zij hebben geleerd, in het
Hollandseh om brood te vragen!
Er zijn voor deze gevangenen maar drie
mogelijkheden: werken, of de bajonet, of de
gevangenis. Wanneer er iemand ziek wordt is
er geen geneeskundige hulp en wie gestorven
is wordt nog denzelfden dag begraven in het
vrije veld.
De menschen zitten onder het ongedierte.
Dit is overigens niet alleen een eigenschap
van de dwangarbeiders, doch jets waaraan
iedere Rus laboreert".
Wij merkten op, dat de armoede onder de
bevolking in Rusland altijd groot was, ook
onder het vorige régime, en dat de hygiëni
sche toestanden er steeds te wenschen over
lieten.
Onze zeeman gaf dit toe, maar ook onder
het tsaristisch bewind-heeft hij Archangel
bezocht, doch nooit zijn de toestanden hem
zoo slecht voorgekomen.
Iets dat niet veranderde waren de decora
ties in het leger. Onze zegsman heeft opge
merkt, dat het Roode Leger tal van gede
coreerden telt, van hoog tot laag worden
sterren gedragen.
Slechts de buitenlanders worden in Archan
gel goed behandeld. De zeelleden genieten al
lerlei faciliteiten, hebben vrije toegang
tot clubhuizen of bioscopen (waar een ondra
gelijke stank heerscht) en worden aange
sproken met „kameraad". Merkwaardig is,
dat het meeste personeel van tram en ver
voermiddelen, tot de stokers op de veer-
bootjes toe, uit vrouwen bestaat.
De controle op wat er uit het land gaat is
echter verbazend scherp.
De zeelieden worden aan den lijve ge
fouilleerd; alles, tot de bedden toe, wordt
nagezocht. Geschriften mogen niet worden
meegenomen, er mag niet gefotografeerd
worden camera's en zelfs de radio-installatie
worden verzegeld. Roebels mogen uit het bui
tenland niet ingevoerd worden, vreemd geld
moet men in het land wisselen.
Wanneer S. werkelijk in geldnood had ver
keerd, had hij zich eerst tot zijn patroon
moeten wenden. Spr. eischte een gevange
nisstraf van 8 maanden.
DIEFSTAL VAN CACAOBOONEN.
Vervolgens stonden terecht de 30-j.arige
A. S. en de 31-jarige B. v. V., die verdacht,
werden ten nadeele van de N.V. Cacaofabriek
De Zaan, een viertal balen cacao te hebben
ontvreemd, ter gezamenlijke waarde van 140
gulden.
Uit het verhoor der verdachten en der
getuigen bleek, dat er tusschen den schipper
A. S. en B. v. V. een afspraak bestond om
bij de lossing van het schip, waarmede de
boonen vervoerd werden, diefstal te plegen.
De officier van Justitie eischte, ook in ver
band met het advies van den Reclassesrings;
raad, een voorwaardelijke gevangenisstraf van
3 maanden, met een proeftijd van 3 jaar.
Uitspraak over 14 dagen.
TOENEMENDE MISDAAD.
(Van onzen Londenschen correspondent)
Het dezer dagen verschenen jaarrapport
van het hoofd der Londensche politie toont
aan dat misdaad in die stad toeneemt. Het
rapport loopt over 1929. Het aantal misda
den bedroeg in dat jaar 17664, of 1778 meer
dan in 1928, De vermeerdering betreft voor
namelijk diefstallen en roofpartijen. Het
aantal moorden in dat jaar was 10, dat is
12 minder dan in 1928. Maar hier heeft de
vermindering., statistisch bekeken, niet veel
beteekenLs aangezien moord altijd exceptlo-
neele misdaad is, die in dit stadium van
maatschappelijke ontwikkeling veelal aan
toevallige omstandigheden en in elk geval
omstandigheden waarop de samenleving
weinig invloed heeft, moet worden toege
schreven. Erger is dat in de meeste gevallen
de moordenaars niet voor den rechter kon
den worden gebracht. In tegenstelling met
moord zijn de gevallen van manslag (dooden
zonder vooropgezette bedoeling) vergeleken
bij die van 1928 meer dan verdubbeld.
De toename van inbraak en roof in de
stad wordt in het rapport toegeschreven aan
den Invloed van den auto, die zoo gemakke
lijk voor misdadig doel kan worden ge
bruikt. Ook de snelle uitbreiding van het
woongebied rond de stad acht men gedeel
telijk verantwoordelijk. Die uitbreiding heeft
de taak der politie, have en goed der burgers
te beschermen, veel moeilijker gemaakt, daar
de uitbreiding van het korps niet gelijken
tred heeft gehouden met de uitbreiding van
het woongebied. Ook de toenemende werk
loosheid krijgt een deel van de schuld aan
de vermeerdering van diefstallen. Een werk-
looze geraakt gemakkelijker in dien geeste
lijken toestand, die tot misdaad kan leiden,
dan een man die geregeld werk heeft. Be
moedigend in het rapport is dat dronken
schap snel afneemt. In 1929 werden 2488
minder" menschen wegens dronkenschap „op
gebracht" dan 1928, en 6554 minder dan in
1926. Het rapport herinnert ten slotte aan
het schrikbarend feit dat in 1929 niet min
der dan 1362 menschen onder de wielen of
door de wielen van het Londensch verkeer
het leven verloren; 892 er van waren voet
gangers.
EEN ZWITSERSCHE WEEK IN BELGIë.
Door het oprichten van een pavillioen op
de internationale industrietentoonstelling te
Luik gaf Zwitserland haar belangstelling en
sympathie voor België te kennen. Om vooral
de sociale en artistieke banden tusschen de
twee landen nauwer toe te halen, vond te
Luik en te Antwerpen van 17 tot 22 Juni
een serie concerten en conferenties pla-ats,
welke door de bekendste Zwitsersohe musici
en schrijvers gegeven werden.
(Reeds in een deel van de vorige oplage
opgenomen.)
ZANDVOORT
HET BADEN.
De burgemeester verzoekt ons het volgende
te plaatsen:
„Tot nu toe is het toegestaan, dat men,
mits vóór 's ochtends 8 uur. ook in de om
geving der badinrichtingen kosteloos baadt;
van deze bepaling wordt veel misbruik ge
maakt; nog onlangs zag ik, dat ter hoogte
van de Zeesstraat om 8.45 v.m. een persoon
in zee ging baden.
De badinrichtingen verschaffen, mede op
mijn verzoek ochtendbaden tegen 0.30 per
bad nl. tot 9.30 v.m,, waarbij men een bad
koets kan gebruiken en onder technische
leiding baadt.
Van Maandag 14 Juli af zal het verboden
zijn om van 7 uur v.m, tot 8 uur u.m. een
zeebad te nemen anders dan bij de bestaan
de badinrichtingen, tenzij op het zooge
naamde vrije strand, welk strand wordt aan
geduid door aldaar geplaatste horden, nl.
voor zoover het noordelijk gedeelte van het
strand betreft ter hoogte van bet voetpad
naar het strand bij de villa „Houckerduin"
(Boulevard Barnaart 16) en voor zoover het
zuidelijk gedeelte betfeft ten zuiden van de
betonnen trap aan den Boulevard Paulus
Loot bij de Frederik Hendrikstraat.
Tot 14 Juli a.s. zal door de Politie waar
schuwend worden opgetreden, daarna volgt
proces-ver baal".
BURGERLIJKE STAND
HEEMSTEDE.
Geboorten; J. S. DondorpTazelaar z., G.
A. v. d. PolMostert d., W. v, ZijlBerend-
sen d.
Getrouwd: C. Hesselius en A. Buis, Chr.
Holman en J. Th. v. d. Heuvel.
Overleden: W. Ch. H. Woest, 71 jaar.
BEVERWIJK.
Ondertrouwd: L. P. Groen en A. de Klein.
A. P, Pirovano en G. Numan. W. van
Dijk en G. Braser.
Getrouwd: J. van Coezand en C. J. Wilgen
hof. J. G. Bruynen en A. Salomons. H.
J. Duijn en R. P. Cabret.
Bevallen: A. M. Stam-van Tunen, d.
C. S. Put-Keijsper, d. A. C. Groot-Pepping,
dochter.
Overleden: M. J. Waning, 72 j., wedn, van
S. W. L. Middeldorp.
HAARLEMMERMEER
Bevallen: C, W. van KeulenHassink, d.
E, J. van WirdumTates z„ W. H. v. d. Sluijs-
van Andel, d.; M. C. A. v. DurenSohönhage
z., M-. LeusinkWijnveldt, d., A. Eveleens
Maarse z., C. A. FiemanLagrouw d.. E. Bak
kerHagedoorn d-, A. R. Bax—Knibbe z., A.
Heenkv. d. Haöse-l z., M. de KeizerVermeer
d.. M. van Stainvan Groningen d., D.
v. d. Lindenv. d. Brink <L, C. C. Cornelisse
Reijnders d.
Ondertrouwd: G. Hcystek en J. M. Smit;
C. P. Oldenburg en E. W. Saimaaij.
Gehuwd: D. J. Vastenhout en A. Th.
Schreurs; H. Donker en G. Jongstra; J. Hoge*
veen en M. van der Weijden; L. Otte en K.
Visbeen; J. Zwanenburg en M. A. Nieuweveen;
S, Stammis en R. Mariens; K. Breur en G.
Loosbroek; J. M. Stoutjesdljk en C. C. v. d.
Weele; A. van Staverden en A. M. J. de Reus;
H. W. Dijkgraaf en G. van MSilingen.
Overleden: Amoklus Jacobus van Rooijen
43 j. geh. met C.. Tukker; Johannis Rike 71
j. geh. met J. J. Bloemzaad; Teunis Kooij 50
j. wed. van C. Penne; Pieter Kooij 68 j. geh.
met A. R. Kooij.
ONTVANGEN BOEKEN
Lode Baekelmans. De doolaar en de
weidsclie Stad. Ncdcrl. Keurboekerij,
Amsterdam.
Wij kennen dezen Antwerpschen schrijver
reeds, ook in deze rubriek, door zijn bundel
korte, grappige en vaak geestige schetsen uit
het Antwerpsche leven die hier een paar jaar
geleden geprezen werden. In dezen Doolaar
bedoelt hij vermoedelijk een meer synthe
tisch beeld te geven van den trek naar de
groote stad, waardoor die van het land be
vangen worden. Reeds in den aanvang, a^
d o o r Dr. E.
Terwijl de Kamer van een welverdiende
vacantie geniet blijken er toch nog altijd af
gevaardigden te zijn. die een waakzaam oog
over 's lands belangen laten gaan. Zoo heeft
de afgevaardigde Schaepman dezer dagen
van het vragenrecht gebruik gemaakt, om
in beleefden vorm feitelijk reeds meteen iets
tot den Minister van Buitenlandsche Zaken,
die hij namelijk aldus aan den tand voelde,
te zeggen.
De heer Schaepman toch heeft eens geïn
formeerd naar de oorzaak van het inder
daad wel heel vreemd aandoende feit, dat
het Nederlandsche publiek omtrent het ant
woord door onzen Minister van Buitenland
sche Zaken aan Briand gezonden naar aan
leiding van diens Memorandum Inzake de
Vereenigde Staten van Europa, werd inge
licht doorhet Fransche telegraafagent-
schap Havas! Met het. stellen van de vraag
heeft genoemd Kamerlid, zelf oud-journalist
en daardoor speciaal belangstellend voor een
goede en tijdige informatie van de openbare
meening, eigenlijk al meteen gezegd, dat er
weer eens op dit gebied een onhandigheid
door het Departement van Buitenlandsche
Zaken uitgehaald scheen te zijn.
Het is waar, de Minister heeft nog niet
geantwoord (en het zou wel eens kunnen
gebeuren, dat hij daarmee ook nog wel eeni-
gen tijd zou wachten, aangezien hij immers
zelf pas met vacantie naar Frankrijk geto
gen is); de mogelijkheid blijft dus bestaan,
dat er een geldig excuus voor het verzuim
valt aan te voeren. Maar eerlijk gezegd,
voorshands is er meer reden om In twijfel te
trekken of er inderdaad zulk een excuus
voorhanden zal zijn. Slechts wanneer van
wege het Departement aan den Qual d'Orsay,
bij de toezending van het knappe stuk van
Excellentie Beelaerts verzocht ware, niet eer
der tot publicatie te willen overgaan, dan
nadat men gezamenlijk overeengekomen zou
zijn, op welk tijdstip dat zou geschieden, op
dat den Haag en Parijs tegelijkertijd het Ne
derlandsche antwoord zouden kunnen be
kend maken, zou men zich op he'; Plein te
recht kunnen beklagen over wat er nu ge
beurd is en zou de schuld aan de heeren in
Parijs liggen.
Het zou me echter verwonderen, als er ln
het onderhavige geval zulk een verzoek tot
den Franschen Minister van Buitenlandsche
Zaken gericht ware. Eerder zou ik vermoe
den. dat het Departement van Minister Bee
laerts niet alle noodige maatregelen getrof
fen heeft om te voorkomen, dat zich zou
voordoen, wat nu geschied is en dat men
dezen kant van de zaak met de niet onge
bruikelijke lichtvaardigheid op het stuk van
tijdig inlichten van de Nederlandsche pers
behandeld heeft.
Dat ligt nu eenmaal ln de lijn van Buiten
landsche Zaken. En daarom voorals is 't goed
dat de heer Schaepman het balletje eens
aan het rollen gebracht heeft.
Het is nu eenmaal een feit, dat men op
het Plein ten aanzien van het contact met
de Pers nog heel wat kan en moet leeren. De
laksheid, waarmee in dit geval b.v. de pers
op de hoogte werd gebracht, steekt wel heel
sterk af tegen de activiteit door den Fran
schen gezant aan den dag gelegd, toen hij
er ter gelegenheid van het verschijnen van
Briand's Memorandum zorg voor droeg, dat
de belanghebbende journalisten ten onzent,
Lieven van den Bergh, flinke Jongen uit den
Vlaamschen polder, aan het veer staat te
praten met zijn medereizigers en den schip
per, die hen naar Brabant zal overzetten,
krijgen we het hoofdthema van vdit mooie
boek uit den mond van 't, berlngbaard schip
pertje te hooren: 't Is een hommelnest,
zei de ouwe schipper zich plots oprichtend,
't is een hommelnest waar eikendeen denkt
aan scharbij.zij zeggen hebben Is hebben
en krijgen is de kunst.... de buitenjongens
gaan er kapot.en die niet sterven, verlie
zen hun ziel in 't hommelnest".
Baekelmans gepft nu het verhaal van zoo'n
buitenjongen en diens doolages. Hij doet dit
als prachtig verteller met dien Vlaamschen
zwier en fantasie waarmede ook een Ant-
werpsch schilder als Walter Vaes van het
eenvoudigst gegeven een aanlokkelijk schilde
rij maakt. Lieven, die met zijn geheele bezit
van eenige tientallen franken zich op weg
begeeft om werk te zoeken en zich een
leven te maken, zal, dat vermoeden wij al
dadelijk, het niet gemakkelijk hebben. En
zijn eerste avontuur na zijn overtocht, dat
met den lijkenvisscher van de Schelde, die
hem een frankje wil laten verdienen en
met wat voor bezigheid! plaatst den aan
vang zijner carrière nu niet bepaald in een
vriendelijk getinte sfeer. En toch boft hij nog
spoedig door zijn kennismaking met Veit,
een der „vasten" van een ploeg scheepslos
sers aan de Scheldekaai, die een landsman
blijkt te zijn en door wiens voorspraak Lie
ven in de ploeg wordt opgenomen. Het leven
dezer ruige, hardwerkende kerels, hun toeven
in kroegen en estaminetten, hun gezin, hun
uitgelaten vroolijkheid op Zon- en kermis
dagen, hun zwarte misère in tijden van
werkloosheid als door ijsgang de vaart op
de Schelde gestremd 1$ hun grollen en
gezwets, hun geestigheid ook vaak, die weer
zoo apart staat van den volkshumor in an
dere havensteden, ziedaar even zooveel
kolfjes naar de hand van den echten Ant
werpenaar die Baekelmans is. Daaruit ko
men bijwijlen bladzijden van zeer bijzonde
re qualiteit. Ik denk aan dien winternacht,
als de nood der werkloozen hoog gestegen is
en Lieven niet in bed kan blijven van de
koude op zijn zolderkamertje, waar het
precies zoo ijselijk vroor als op de straat,
doch daar hebben overdag groote kolenvuren
gebrand om de armelui te verwarmen. Dan
gaat hij dwalen door de eenzaamheid:
„Vage schimmen verwijlen bij haast uitge
brande vuren, die rood lichtten op den wit
ten grond.
Glimmende sintels vielen sissend uit de
roostergaten, en in de lucht knarsten nacht
vogels. Wakers en agenten trappelden bib
berend rond, want er werd veel gestolen door
ijverige dieven en toevallige vagebonden. Een
beetje maan streepte van tijd tot- tijd door
de grauwe volkenjachten heen. In schurend
schrijnen en klotsen stuwde de vloed in zijn
bedding, meevoerend de IJsschotsen. De
oeverlichten glansden dof en benauwd en
voor de eerste maal zag hij rust aan de ha
ven, een rust, die zwaar woog. schrikkelijk
doodsch alsof het al uitgestorven lag. Achter
hem rees de toren, statig en donker, onver
vaard en ongenaakbaar, de trotsche verper
soonlijking van het geteisterd hommelnest.
Nieuwe dagen zouden kennen nieuwen
luister! De lichten bleven laaien en schijnen
ver over de besneeuwde velden. De stad ver
slond in haar vraatzucht zielen en lijven,
Igaf in haar grillig toeval weelde of armoe,
al zonder schijnbare reden. Zij was alzoo
machtig en veelzijdig als de natuur met
haar seizoenen van groeien en rijpen, van
v. KAALTE.
dat document keurig en netjes, en precies op
tijd toegezonden kregen.
Voorzichtigheid is dikwerf uitstekend, doch
men kan het ook overdrijven. En zoo lijkt
het mij b.v. ook wel een heel vreemde me
thode. dat naar gebeurd schijnt te zijn
alleen uit voorzichtigheid, om toch vooral
niets tegenover Briand te doen, wat niet
heelemaal correct ware. zelfs onze eigen ge
zanten ln den vreemde de Nederlandsche
antwoord-nota. toen deze verzonden werd,
niet toegestuurd kregen. Het was een ant
woord aan Briand: dus mochten onze ge
zanten dit antwoord pas onder de oogen krij
gen. nadat Briand beslist zou hebben, wat er
met het document zou gebeuren! Met het
gevolg, dat de Nederlandsche gezanten eer
der door Havas dan door hun eigen Minister
ingelicht moeten zijn omtrent hetgeen deze
aan zijn Franschen collega geschreven had.
Typeerend voor de eigenaardige werkme
thode van het Departement is zeker ook. dat
het kon voorkomen, dat een van de belang
rijkste functionarissen aan dat Departement
(een man. die tot de beste werkers daar be
hoort, dit zij er nadrukkelijk aan toegevoegd)
twee dagen nadat Sauwerwein's artikel in
de Matin over het onderhoud, dat hij ln Den
Den Hang met Excellentie Beelaerts in ver
band met het plan-Brland had gehad, ver
schenen was.... dat artikel nog heelemaal
niet onder de oogen had gekregen!
En nu meene men niet. dat het hier ver
melde feit, hetwelk zich heusch voorgedaan
schijnt te hebben, op zichzelf staat Neen. het
is werkelijk geen uitzondering, dat blijkt, dat
een van de heeren van Buitenlandsche Za
ken wat betreft zijn wetenschap omtrent
hetgeen er in verband met Nederland en ons
internationaal beleid ln de pers is versche
nen, niet volkomen bij is. Dit zou niet mo
gelijk zijn. Indien er voor gezorgd werd, dat
eiken morgen de heeren tijdig op de hoogte
waren gebracht, iets wat toch niet zulk een
heksentoer behoeft te wezen. Dat hiervoor
echter niet voldoende zorg wordt gedragen is
een onmiddellijk gevolg van het betreurens
waardige verschijnsel dat ons Departement
van Buitenlandsche Zaken met betrekking
tot alles wat de pers rankt, ten oenen mal©
ten achter is bij wat men ten dien aanzien
heden ten dage van zul^een Ministerie mag
eischen.
Er werdt op dat Departement hard en in
menig opzicht voortreffelijk gewerkt Dit zal
een ieder moeten erkennen, ook al moge men
dan niet steeds ten volle instemmen met de
richting, die Buitenlandsche Zaken in bep-
de kwesties wenscht in te slaan. Maar een
groote fout kleeft dat Departement aan en
die is, dat men er feitelijk geen flauw begrip
heeft van wat er ten aanzlén van de pers
behoort te gebeuren,
De laatste Jaren is hierover zoo nu en dan
wel eens iets in het Parlement gezegd, doch
steeds liet de Kamer zich maar weer door
den leider van B Z. met een kluitje in het
riet sturen. Het wordt nu toch eens hoog tijd.
dat de volksvertegenwoordiging zich met. dit
punt ernstig gaat bemoeien en dat men op
het Departement tot de conclusie zal komen,
dat het niet voldoende ls om belangstellend©
journalisten hoofsch te bejegenen, maar dat
het er om gaat voor een behoorlijken pers
dienst te zorgen, wat in de allereerste plaats
aan het Departement zelf ten goede zal ko
men.
verdorren en sterven. Weldseh praalde het
meesterlijk menschen gewrocht. De uren
rammelden op den toren, en Lieven stond,
als verslonden. In diepe aanschouwing. Het
leek hem alsof het minder koud werd, alsof
de dooi was ingevallen. De lucht streelde
klammer en milder. Eindelijk klaarde de
morgen met grijze weifeling over het land.
Een tintelend schuim weerkaatste van de ijs-
schotsen en van de daken tot één toovcrach-
tige schittering. Plots drong een dof dreunen
hem in 't oor. Het donderde en raasde gewel
dig. dan kraakte iets en plonst® neer.
Lieven ademde met diepe teugen, een
blije hoop daagde in hem, on hij luisterde
en keek in gespannen aandachtigheid. Het
bruiste gruwelijk als een orkaan, zong de
herwonnen kracht van 't water, en de ijs-
bank dreef naar beneden, onweerstaanbaar
meesleurend en brekend boelen en staketsels.
De ijsgang! De ijsgang! jubelde hij lui
de door de stilte; 't is de bank van Hoboken,
waarover de brouwerswagens reden! Er
kraaide ieverans een haan, de beiaard zege
vierde overmoedig, en uit vele torens klonk
een lustige begroeting, enz.
Met dit citaat hoop ik aangetoond te heb
ben over welk een fijne, doordringende
verteltrant Baekelmans beschikt. Wie veel
leest, zal er de knappe kundigheid, de aan
trekkelijkheid ook van herkennen. Doch dit
is slechts één der kamen van dit boek. Voor
veel lezers zal het ongebonden©, het leutige,
het vrijpostige uit het leven der Sinjoren
stad nog aantrekkelijker zijn. En daar Lie
ven, boersch filosoof met een fijne aanvoe
ling van het leven, door dit boek heengaat,
en contact met de merkwaardigste instituten
van dat gecompliceerde fenomeen, dat groo
te stands- cn volksleven formeeren, verliest
ge geen moment de belangstelling voor zijn
avontuur. Gij zijt met hem bij het zware
werk in den buik der schepen, waar hij bij
het eerste ongeval, waarvan hij getuige is,
den gekwetsten ruwen kerel met een gebed
gaat beter-bidden, ge volgt hem in zijn af
dwalingen met het uitschot der havenstad:
Srostituées en valsche kaarters; in het ga sl
uis en het armenhuis verlaat zijnen be
schrijver de fantasie cn de humor niet en
als Lieven's eerste ontmoeting met het on
gekende en onvermoede die met den lugu-
bcren lijkendlef geweest is. zijn laatste in
dit laten wc als eenige aanmerking mogen
zeggen ietwat weifelend eindigend, boek) is
die met de verzoeking van den roofmoorde
naar. Doch hij weerstaat die veizocklng,
zooals hij van den lijkenschenner is wegge
vlucht en verdwijnt op de laatste bladzij
door de slijkerlge gang van het Nachtasyl.
Baekelmans laat ons hier, als gezegd, een
beetje in twijfel. Is dit het einde van Lieven's
dooltocht? Ik meen, het definitief slot van
zijn bestaan? Dat lijkt onlogisch, want on
danks zijn lotgevallen is hij geen verworden
creatuur gebleken en de misère door dien ijs-
winter geschapen, is per slot van rekening
toch maar incidenteel. Hij zou er misschien
een vervolg op in den zin hebben? 't Kan
zijn; en wij zullen het weer met dezelfde be
langstelling lezen dan, waarmee wij steeds
Baekelmans' werk in handen nemen. Mis
schien komt dan bovendien in de compositie
van zoo'n volgend boek nog iets terug van
de mooie afgeslotenheid, de strakke omlij
ning die zijn kleinere verhalen bezitten.
Toch blijve deze doolaar ten zeerste in uwe
aandacht aanbevolen.
J. H. DE BOIS.
Z Juli 1930,
De Fransche vlieger Mermoz die onlangs een schitterende vlucht van West-Afrika naar
Brazilië volbracht is niet geslaagd in een poging om over den Oceaan te vliegen. Mer
moz die van het Westen naar het Oosten wilde vliegen moest kort na d'en start op
zee dalen, wegens een defect aan de olieleiding.