RUSSISCHE TOESTANDEN. BUITENLANDSCHE ZAKEN EN DE PERS HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 12 JULI 1930 ZESDE BLAD Politieke veroordeelden als dwangarbeiders. Erger dan onder het tsaristisch regime. (Relaas van een ooggetuige.) Wy hebben bessoek gehad van een Hol- landschen zeeman, die toen hij kort geleden Archangel aandeed bijzonder getroffen is door tegenwoordige Russische toestanden en die zijn hart daarover thans eens luchten wilde. Wat hij vertelde van een volk, waarover objectieve berichtgeving op het oogenblik slechts mogelijk moet zijn door reizigers, die het land bezochten, zonder vooropgezet poli tiek doel, is belangwekkend genoeg om hem hier aan het woord te laten. Hij vertelde: Het sterkst ben ik onder den indruk geko men van den toestand, waarin politieke ver oordeelden in Archangel leven. Zij verrichten dwangarbeid, welke bestaat in het laden van houtschepen gedurende twaalf uren achter een. En dit in hst land, waar voor de arbei der de vijf-urendag ingevoerd is en waar ge vangenen met de grootste tegemoetkoming behandeld heeten te worden.! Mag de ar beidsduur echter nog dragelijk genoemd wor den, dit is niet het geval met de omstandig heden waaronder de politiek veroordeel den werken.Zij staan onder controle van ge wapende soldaten, die het geweer aan den schouder leggen, zoodra er iets van verzet blijkt of zoodra iemand de strenge reglemen ten te buiten gaat. De werkkleeding is van gonje. Ik kreeg dan ook van alle kanten verzoeken om kleeren af te staan, sommigen wilden er zelfs geld voor bieden, doch elke onderhandeling met de dwangarbeiders is verboden. De arme drommels vroegen om brood, want het voedsel bestaat uit een klompje deeg per dag, dat op den naam brood geen aanspraak mag maken, doch wanneer wij het gaven daagden de soldaten met de bajonetten op. Soms was het moge lijk den arbeiders iets toe te weipen, zij laten het dan eerst liggen om er zich in een onbewaakt oogenblik van meester te maken. En dan wordt er ook om gevochten! Ook gooiden wij wel brood in het water en dan verorberden de uitgehongerde menschen het zwemmende. Vrouwen worden op dezelfde wijze behandeld als de mannen, 's Morgens worden zij naar het werk gebracht, alweer door soldaten met bajonetten op de geweren. Het kwam wel voor, dat de vrouwen de Hol- landsche zeelui om eten vroegen, maar er was natuurlijk geen denken aan, hun iets te verschaffen. Men loopt daardoor zelf de kans om 5, 10 of 15 jaar als dwangarbeider te werk te worden gesteld. Wonder is het niet, dat mij de handen jeukten, doch er valt niets uit te richten. Wanneer de lieden vroegen mee te mogen ■varen, zei ik dat ik een oogje dicht zou doen ^wanneer zij zich verborgen, doch geen hun ner heeft het gewaagd zich daardoor uit de ellende te bevrijden. Zóó groot is de vrees ARROND. RECHTBANK. DIEFSTAL MET INBRAAK. Voor de Haarlemsöhe Rechtbank had zich Donderdagmiddag te verantwoorden de 38- jarige S. de V., die ervan beschuldigd werd dat hij 14 Maart 1928, ten nadeele van de N,V. Nederlandsche Linoleumfabriek te Krommenie, waar hij als arbeider werkzaam was, een geldkistje, inhoudende f 557 had ontvreemd. Verdachte bekende het feit. Hij zei dat hij aioh door inklimming toegang had verschaft .tot de kamer, waar het geldkistje met de loon zakjes stond. Hij was tot dezen diefstal over gegaan, omdat zijn vrouw jaren zenuwziek was. Hij verdiende te weinig om geneesmid delen te koopen en laad toen getracht op deze wijze aan het geld te komen. De president trok het in t/wijfel, dat ver dachte het geld ten behoeve van zijn vrouw gestolen zou hebben. Integendeel er zijn. een roeiboot, een radiotoestel en andere zaken voor gekocht. Bovendien waren nog 100 gul; den in zijn huis verstopt. Zijn vrouw was er daarbij in het geheel, niet van gediend op deze manier geholpen te worden en tenslotte is het aan haar te danken, dat de diefstal aan het licht is gebracht. De Officier van Justitie wees er op, dat ver; dachte gedurende de bewuste twee jaar niet de minste aanstalten heeft gemaakt om her gestolen geld terug te betalen, ofschoon zijn vrouw er herhaaldelijk op aangedrongen had. Verdachte heeft de verduistering niet uit armoede gepleegd, hetgeen wel blijkt uit de artikelen, die hij ervoor gekocht heeft. voor ontdekking, die met den dood bekocht wordt. En ook de kapitein, die verstekelingen aan boord heeft is straf baar. (Wij herinneren aan het recente geval van een Russischen boer, die zich zoo goed in de houtlading van een Noorsch schip heeft weten te verbergen, dat hij toch is kunnen ontkomen, zij het ook, dat hij ombevrijdbaar was, voor het schip ontladen was. De verstekeling is te Rotter dam aan wal gezet, doch de kapitein van het Noorsche schip zal er waarschijnlijk last mee krijgen., wanneer hij opnieuw een Russische haven aandoet). Onder de ongeveer 700 dwangarbeiders wa ren niet minder dan vijftig priesters. Hun eenige misdaad is hun priesterschap, en daar boeten zij zwaar voor. Ook vond ik er Duitschers onder, wier vergrijp alleen hierin bestond, dat zij zich niet met het régime vereenigden, of dat zij een boerenbedrijf be zeten hadden. Zij hebben geleerd, in het Hollandseh om brood te vragen! Er zijn voor deze gevangenen maar drie mogelijkheden: werken, of de bajonet, of de gevangenis. Wanneer er iemand ziek wordt is er geen geneeskundige hulp en wie gestorven is wordt nog denzelfden dag begraven in het vrije veld. De menschen zitten onder het ongedierte. Dit is overigens niet alleen een eigenschap van de dwangarbeiders, doch jets waaraan iedere Rus laboreert". Wij merkten op, dat de armoede onder de bevolking in Rusland altijd groot was, ook onder het vorige régime, en dat de hygiëni sche toestanden er steeds te wenschen over lieten. Onze zeeman gaf dit toe, maar ook onder het tsaristisch bewind-heeft hij Archangel bezocht, doch nooit zijn de toestanden hem zoo slecht voorgekomen. Iets dat niet veranderde waren de decora ties in het leger. Onze zegsman heeft opge merkt, dat het Roode Leger tal van gede coreerden telt, van hoog tot laag worden sterren gedragen. Slechts de buitenlanders worden in Archan gel goed behandeld. De zeelleden genieten al lerlei faciliteiten, hebben vrije toegang tot clubhuizen of bioscopen (waar een ondra gelijke stank heerscht) en worden aange sproken met „kameraad". Merkwaardig is, dat het meeste personeel van tram en ver voermiddelen, tot de stokers op de veer- bootjes toe, uit vrouwen bestaat. De controle op wat er uit het land gaat is echter verbazend scherp. De zeelieden worden aan den lijve ge fouilleerd; alles, tot de bedden toe, wordt nagezocht. Geschriften mogen niet worden meegenomen, er mag niet gefotografeerd worden camera's en zelfs de radio-installatie worden verzegeld. Roebels mogen uit het bui tenland niet ingevoerd worden, vreemd geld moet men in het land wisselen. Wanneer S. werkelijk in geldnood had ver keerd, had hij zich eerst tot zijn patroon moeten wenden. Spr. eischte een gevange nisstraf van 8 maanden. DIEFSTAL VAN CACAOBOONEN. Vervolgens stonden terecht de 30-j.arige A. S. en de 31-jarige B. v. V., die verdacht, werden ten nadeele van de N.V. Cacaofabriek De Zaan, een viertal balen cacao te hebben ontvreemd, ter gezamenlijke waarde van 140 gulden. Uit het verhoor der verdachten en der getuigen bleek, dat er tusschen den schipper A. S. en B. v. V. een afspraak bestond om bij de lossing van het schip, waarmede de boonen vervoerd werden, diefstal te plegen. De officier van Justitie eischte, ook in ver band met het advies van den Reclassesrings; raad, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaar. Uitspraak over 14 dagen. TOENEMENDE MISDAAD. (Van onzen Londenschen correspondent) Het dezer dagen verschenen jaarrapport van het hoofd der Londensche politie toont aan dat misdaad in die stad toeneemt. Het rapport loopt over 1929. Het aantal misda den bedroeg in dat jaar 17664, of 1778 meer dan in 1928, De vermeerdering betreft voor namelijk diefstallen en roofpartijen. Het aantal moorden in dat jaar was 10, dat is 12 minder dan in 1928. Maar hier heeft de vermindering., statistisch bekeken, niet veel beteekenLs aangezien moord altijd exceptlo- neele misdaad is, die in dit stadium van maatschappelijke ontwikkeling veelal aan toevallige omstandigheden en in elk geval omstandigheden waarop de samenleving weinig invloed heeft, moet worden toege schreven. Erger is dat in de meeste gevallen de moordenaars niet voor den rechter kon den worden gebracht. In tegenstelling met moord zijn de gevallen van manslag (dooden zonder vooropgezette bedoeling) vergeleken bij die van 1928 meer dan verdubbeld. De toename van inbraak en roof in de stad wordt in het rapport toegeschreven aan den Invloed van den auto, die zoo gemakke lijk voor misdadig doel kan worden ge bruikt. Ook de snelle uitbreiding van het woongebied rond de stad acht men gedeel telijk verantwoordelijk. Die uitbreiding heeft de taak der politie, have en goed der burgers te beschermen, veel moeilijker gemaakt, daar de uitbreiding van het korps niet gelijken tred heeft gehouden met de uitbreiding van het woongebied. Ook de toenemende werk loosheid krijgt een deel van de schuld aan de vermeerdering van diefstallen. Een werk- looze geraakt gemakkelijker in dien geeste lijken toestand, die tot misdaad kan leiden, dan een man die geregeld werk heeft. Be moedigend in het rapport is dat dronken schap snel afneemt. In 1929 werden 2488 minder" menschen wegens dronkenschap „op gebracht" dan 1928, en 6554 minder dan in 1926. Het rapport herinnert ten slotte aan het schrikbarend feit dat in 1929 niet min der dan 1362 menschen onder de wielen of door de wielen van het Londensch verkeer het leven verloren; 892 er van waren voet gangers. EEN ZWITSERSCHE WEEK IN BELGIë. Door het oprichten van een pavillioen op de internationale industrietentoonstelling te Luik gaf Zwitserland haar belangstelling en sympathie voor België te kennen. Om vooral de sociale en artistieke banden tusschen de twee landen nauwer toe te halen, vond te Luik en te Antwerpen van 17 tot 22 Juni een serie concerten en conferenties pla-ats, welke door de bekendste Zwitsersohe musici en schrijvers gegeven werden. (Reeds in een deel van de vorige oplage opgenomen.) ZANDVOORT HET BADEN. De burgemeester verzoekt ons het volgende te plaatsen: „Tot nu toe is het toegestaan, dat men, mits vóór 's ochtends 8 uur. ook in de om geving der badinrichtingen kosteloos baadt; van deze bepaling wordt veel misbruik ge maakt; nog onlangs zag ik, dat ter hoogte van de Zeesstraat om 8.45 v.m. een persoon in zee ging baden. De badinrichtingen verschaffen, mede op mijn verzoek ochtendbaden tegen 0.30 per bad nl. tot 9.30 v.m,, waarbij men een bad koets kan gebruiken en onder technische leiding baadt. Van Maandag 14 Juli af zal het verboden zijn om van 7 uur v.m, tot 8 uur u.m. een zeebad te nemen anders dan bij de bestaan de badinrichtingen, tenzij op het zooge naamde vrije strand, welk strand wordt aan geduid door aldaar geplaatste horden, nl. voor zoover het noordelijk gedeelte van het strand betreft ter hoogte van bet voetpad naar het strand bij de villa „Houckerduin" (Boulevard Barnaart 16) en voor zoover het zuidelijk gedeelte betfeft ten zuiden van de betonnen trap aan den Boulevard Paulus Loot bij de Frederik Hendrikstraat. Tot 14 Juli a.s. zal door de Politie waar schuwend worden opgetreden, daarna volgt proces-ver baal". BURGERLIJKE STAND HEEMSTEDE. Geboorten; J. S. DondorpTazelaar z., G. A. v. d. PolMostert d., W. v, ZijlBerend- sen d. Getrouwd: C. Hesselius en A. Buis, Chr. Holman en J. Th. v. d. Heuvel. Overleden: W. Ch. H. Woest, 71 jaar. BEVERWIJK. Ondertrouwd: L. P. Groen en A. de Klein. A. P, Pirovano en G. Numan. W. van Dijk en G. Braser. Getrouwd: J. van Coezand en C. J. Wilgen hof. J. G. Bruynen en A. Salomons. H. J. Duijn en R. P. Cabret. Bevallen: A. M. Stam-van Tunen, d. C. S. Put-Keijsper, d. A. C. Groot-Pepping, dochter. Overleden: M. J. Waning, 72 j., wedn, van S. W. L. Middeldorp. HAARLEMMERMEER Bevallen: C, W. van KeulenHassink, d. E, J. van WirdumTates z„ W. H. v. d. Sluijs- van Andel, d.; M. C. A. v. DurenSohönhage z., M-. LeusinkWijnveldt, d., A. Eveleens Maarse z., C. A. FiemanLagrouw d.. E. Bak kerHagedoorn d-, A. R. Bax—Knibbe z., A. Heenkv. d. Haöse-l z., M. de KeizerVermeer d.. M. van Stainvan Groningen d., D. v. d. Lindenv. d. Brink <L, C. C. Cornelisse Reijnders d. Ondertrouwd: G. Hcystek en J. M. Smit; C. P. Oldenburg en E. W. Saimaaij. Gehuwd: D. J. Vastenhout en A. Th. Schreurs; H. Donker en G. Jongstra; J. Hoge* veen en M. van der Weijden; L. Otte en K. Visbeen; J. Zwanenburg en M. A. Nieuweveen; S, Stammis en R. Mariens; K. Breur en G. Loosbroek; J. M. Stoutjesdljk en C. C. v. d. Weele; A. van Staverden en A. M. J. de Reus; H. W. Dijkgraaf en G. van MSilingen. Overleden: Amoklus Jacobus van Rooijen 43 j. geh. met C.. Tukker; Johannis Rike 71 j. geh. met J. J. Bloemzaad; Teunis Kooij 50 j. wed. van C. Penne; Pieter Kooij 68 j. geh. met A. R. Kooij. ONTVANGEN BOEKEN Lode Baekelmans. De doolaar en de weidsclie Stad. Ncdcrl. Keurboekerij, Amsterdam. Wij kennen dezen Antwerpschen schrijver reeds, ook in deze rubriek, door zijn bundel korte, grappige en vaak geestige schetsen uit het Antwerpsche leven die hier een paar jaar geleden geprezen werden. In dezen Doolaar bedoelt hij vermoedelijk een meer synthe tisch beeld te geven van den trek naar de groote stad, waardoor die van het land be vangen worden. Reeds in den aanvang, a^ d o o r Dr. E. Terwijl de Kamer van een welverdiende vacantie geniet blijken er toch nog altijd af gevaardigden te zijn. die een waakzaam oog over 's lands belangen laten gaan. Zoo heeft de afgevaardigde Schaepman dezer dagen van het vragenrecht gebruik gemaakt, om in beleefden vorm feitelijk reeds meteen iets tot den Minister van Buitenlandsche Zaken, die hij namelijk aldus aan den tand voelde, te zeggen. De heer Schaepman toch heeft eens geïn formeerd naar de oorzaak van het inder daad wel heel vreemd aandoende feit, dat het Nederlandsche publiek omtrent het ant woord door onzen Minister van Buitenland sche Zaken aan Briand gezonden naar aan leiding van diens Memorandum Inzake de Vereenigde Staten van Europa, werd inge licht doorhet Fransche telegraafagent- schap Havas! Met het. stellen van de vraag heeft genoemd Kamerlid, zelf oud-journalist en daardoor speciaal belangstellend voor een goede en tijdige informatie van de openbare meening, eigenlijk al meteen gezegd, dat er weer eens op dit gebied een onhandigheid door het Departement van Buitenlandsche Zaken uitgehaald scheen te zijn. Het is waar, de Minister heeft nog niet geantwoord (en het zou wel eens kunnen gebeuren, dat hij daarmee ook nog wel eeni- gen tijd zou wachten, aangezien hij immers zelf pas met vacantie naar Frankrijk geto gen is); de mogelijkheid blijft dus bestaan, dat er een geldig excuus voor het verzuim valt aan te voeren. Maar eerlijk gezegd, voorshands is er meer reden om In twijfel te trekken of er inderdaad zulk een excuus voorhanden zal zijn. Slechts wanneer van wege het Departement aan den Qual d'Orsay, bij de toezending van het knappe stuk van Excellentie Beelaerts verzocht ware, niet eer der tot publicatie te willen overgaan, dan nadat men gezamenlijk overeengekomen zou zijn, op welk tijdstip dat zou geschieden, op dat den Haag en Parijs tegelijkertijd het Ne derlandsche antwoord zouden kunnen be kend maken, zou men zich op he'; Plein te recht kunnen beklagen over wat er nu ge beurd is en zou de schuld aan de heeren in Parijs liggen. Het zou me echter verwonderen, als er ln het onderhavige geval zulk een verzoek tot den Franschen Minister van Buitenlandsche Zaken gericht ware. Eerder zou ik vermoe den. dat het Departement van Minister Bee laerts niet alle noodige maatregelen getrof fen heeft om te voorkomen, dat zich zou voordoen, wat nu geschied is en dat men dezen kant van de zaak met de niet onge bruikelijke lichtvaardigheid op het stuk van tijdig inlichten van de Nederlandsche pers behandeld heeft. Dat ligt nu eenmaal ln de lijn van Buiten landsche Zaken. En daarom voorals is 't goed dat de heer Schaepman het balletje eens aan het rollen gebracht heeft. Het is nu eenmaal een feit, dat men op het Plein ten aanzien van het contact met de Pers nog heel wat kan en moet leeren. De laksheid, waarmee in dit geval b.v. de pers op de hoogte werd gebracht, steekt wel heel sterk af tegen de activiteit door den Fran schen gezant aan den dag gelegd, toen hij er ter gelegenheid van het verschijnen van Briand's Memorandum zorg voor droeg, dat de belanghebbende journalisten ten onzent, Lieven van den Bergh, flinke Jongen uit den Vlaamschen polder, aan het veer staat te praten met zijn medereizigers en den schip per, die hen naar Brabant zal overzetten, krijgen we het hoofdthema van vdit mooie boek uit den mond van 't, berlngbaard schip pertje te hooren: 't Is een hommelnest, zei de ouwe schipper zich plots oprichtend, 't is een hommelnest waar eikendeen denkt aan scharbij.zij zeggen hebben Is hebben en krijgen is de kunst.... de buitenjongens gaan er kapot.en die niet sterven, verlie zen hun ziel in 't hommelnest". Baekelmans gepft nu het verhaal van zoo'n buitenjongen en diens doolages. Hij doet dit als prachtig verteller met dien Vlaamschen zwier en fantasie waarmede ook een Ant- werpsch schilder als Walter Vaes van het eenvoudigst gegeven een aanlokkelijk schilde rij maakt. Lieven, die met zijn geheele bezit van eenige tientallen franken zich op weg begeeft om werk te zoeken en zich een leven te maken, zal, dat vermoeden wij al dadelijk, het niet gemakkelijk hebben. En zijn eerste avontuur na zijn overtocht, dat met den lijkenvisscher van de Schelde, die hem een frankje wil laten verdienen en met wat voor bezigheid! plaatst den aan vang zijner carrière nu niet bepaald in een vriendelijk getinte sfeer. En toch boft hij nog spoedig door zijn kennismaking met Veit, een der „vasten" van een ploeg scheepslos sers aan de Scheldekaai, die een landsman blijkt te zijn en door wiens voorspraak Lie ven in de ploeg wordt opgenomen. Het leven dezer ruige, hardwerkende kerels, hun toeven in kroegen en estaminetten, hun gezin, hun uitgelaten vroolijkheid op Zon- en kermis dagen, hun zwarte misère in tijden van werkloosheid als door ijsgang de vaart op de Schelde gestremd 1$ hun grollen en gezwets, hun geestigheid ook vaak, die weer zoo apart staat van den volkshumor in an dere havensteden, ziedaar even zooveel kolfjes naar de hand van den echten Ant werpenaar die Baekelmans is. Daaruit ko men bijwijlen bladzijden van zeer bijzonde re qualiteit. Ik denk aan dien winternacht, als de nood der werkloozen hoog gestegen is en Lieven niet in bed kan blijven van de koude op zijn zolderkamertje, waar het precies zoo ijselijk vroor als op de straat, doch daar hebben overdag groote kolenvuren gebrand om de armelui te verwarmen. Dan gaat hij dwalen door de eenzaamheid: „Vage schimmen verwijlen bij haast uitge brande vuren, die rood lichtten op den wit ten grond. Glimmende sintels vielen sissend uit de roostergaten, en in de lucht knarsten nacht vogels. Wakers en agenten trappelden bib berend rond, want er werd veel gestolen door ijverige dieven en toevallige vagebonden. Een beetje maan streepte van tijd tot- tijd door de grauwe volkenjachten heen. In schurend schrijnen en klotsen stuwde de vloed in zijn bedding, meevoerend de IJsschotsen. De oeverlichten glansden dof en benauwd en voor de eerste maal zag hij rust aan de ha ven, een rust, die zwaar woog. schrikkelijk doodsch alsof het al uitgestorven lag. Achter hem rees de toren, statig en donker, onver vaard en ongenaakbaar, de trotsche verper soonlijking van het geteisterd hommelnest. Nieuwe dagen zouden kennen nieuwen luister! De lichten bleven laaien en schijnen ver over de besneeuwde velden. De stad ver slond in haar vraatzucht zielen en lijven, Igaf in haar grillig toeval weelde of armoe, al zonder schijnbare reden. Zij was alzoo machtig en veelzijdig als de natuur met haar seizoenen van groeien en rijpen, van v. KAALTE. dat document keurig en netjes, en precies op tijd toegezonden kregen. Voorzichtigheid is dikwerf uitstekend, doch men kan het ook overdrijven. En zoo lijkt het mij b.v. ook wel een heel vreemde me thode. dat naar gebeurd schijnt te zijn alleen uit voorzichtigheid, om toch vooral niets tegenover Briand te doen, wat niet heelemaal correct ware. zelfs onze eigen ge zanten ln den vreemde de Nederlandsche antwoord-nota. toen deze verzonden werd, niet toegestuurd kregen. Het was een ant woord aan Briand: dus mochten onze ge zanten dit antwoord pas onder de oogen krij gen. nadat Briand beslist zou hebben, wat er met het document zou gebeuren! Met het gevolg, dat de Nederlandsche gezanten eer der door Havas dan door hun eigen Minister ingelicht moeten zijn omtrent hetgeen deze aan zijn Franschen collega geschreven had. Typeerend voor de eigenaardige werkme thode van het Departement is zeker ook. dat het kon voorkomen, dat een van de belang rijkste functionarissen aan dat Departement (een man. die tot de beste werkers daar be hoort, dit zij er nadrukkelijk aan toegevoegd) twee dagen nadat Sauwerwein's artikel in de Matin over het onderhoud, dat hij ln Den Den Hang met Excellentie Beelaerts in ver band met het plan-Brland had gehad, ver schenen was.... dat artikel nog heelemaal niet onder de oogen had gekregen! En nu meene men niet. dat het hier ver melde feit, hetwelk zich heusch voorgedaan schijnt te hebben, op zichzelf staat Neen. het is werkelijk geen uitzondering, dat blijkt, dat een van de heeren van Buitenlandsche Za ken wat betreft zijn wetenschap omtrent hetgeen er in verband met Nederland en ons internationaal beleid ln de pers is versche nen, niet volkomen bij is. Dit zou niet mo gelijk zijn. Indien er voor gezorgd werd, dat eiken morgen de heeren tijdig op de hoogte waren gebracht, iets wat toch niet zulk een heksentoer behoeft te wezen. Dat hiervoor echter niet voldoende zorg wordt gedragen is een onmiddellijk gevolg van het betreurens waardige verschijnsel dat ons Departement van Buitenlandsche Zaken met betrekking tot alles wat de pers rankt, ten oenen mal© ten achter is bij wat men ten dien aanzien heden ten dage van zul^een Ministerie mag eischen. Er werdt op dat Departement hard en in menig opzicht voortreffelijk gewerkt Dit zal een ieder moeten erkennen, ook al moge men dan niet steeds ten volle instemmen met de richting, die Buitenlandsche Zaken in bep- de kwesties wenscht in te slaan. Maar een groote fout kleeft dat Departement aan en die is, dat men er feitelijk geen flauw begrip heeft van wat er ten aanzlén van de pers behoort te gebeuren, De laatste Jaren is hierover zoo nu en dan wel eens iets in het Parlement gezegd, doch steeds liet de Kamer zich maar weer door den leider van B Z. met een kluitje in het riet sturen. Het wordt nu toch eens hoog tijd. dat de volksvertegenwoordiging zich met. dit punt ernstig gaat bemoeien en dat men op het Departement tot de conclusie zal komen, dat het niet voldoende ls om belangstellend© journalisten hoofsch te bejegenen, maar dat het er om gaat voor een behoorlijken pers dienst te zorgen, wat in de allereerste plaats aan het Departement zelf ten goede zal ko men. verdorren en sterven. Weldseh praalde het meesterlijk menschen gewrocht. De uren rammelden op den toren, en Lieven stond, als verslonden. In diepe aanschouwing. Het leek hem alsof het minder koud werd, alsof de dooi was ingevallen. De lucht streelde klammer en milder. Eindelijk klaarde de morgen met grijze weifeling over het land. Een tintelend schuim weerkaatste van de ijs- schotsen en van de daken tot één toovcrach- tige schittering. Plots drong een dof dreunen hem in 't oor. Het donderde en raasde gewel dig. dan kraakte iets en plonst® neer. Lieven ademde met diepe teugen, een blije hoop daagde in hem, on hij luisterde en keek in gespannen aandachtigheid. Het bruiste gruwelijk als een orkaan, zong de herwonnen kracht van 't water, en de ijs- bank dreef naar beneden, onweerstaanbaar meesleurend en brekend boelen en staketsels. De ijsgang! De ijsgang! jubelde hij lui de door de stilte; 't is de bank van Hoboken, waarover de brouwerswagens reden! Er kraaide ieverans een haan, de beiaard zege vierde overmoedig, en uit vele torens klonk een lustige begroeting, enz. Met dit citaat hoop ik aangetoond te heb ben over welk een fijne, doordringende verteltrant Baekelmans beschikt. Wie veel leest, zal er de knappe kundigheid, de aan trekkelijkheid ook van herkennen. Doch dit is slechts één der kamen van dit boek. Voor veel lezers zal het ongebonden©, het leutige, het vrijpostige uit het leven der Sinjoren stad nog aantrekkelijker zijn. En daar Lie ven, boersch filosoof met een fijne aanvoe ling van het leven, door dit boek heengaat, en contact met de merkwaardigste instituten van dat gecompliceerde fenomeen, dat groo te stands- cn volksleven formeeren, verliest ge geen moment de belangstelling voor zijn avontuur. Gij zijt met hem bij het zware werk in den buik der schepen, waar hij bij het eerste ongeval, waarvan hij getuige is, den gekwetsten ruwen kerel met een gebed gaat beter-bidden, ge volgt hem in zijn af dwalingen met het uitschot der havenstad: Srostituées en valsche kaarters; in het ga sl uis en het armenhuis verlaat zijnen be schrijver de fantasie cn de humor niet en als Lieven's eerste ontmoeting met het on gekende en onvermoede die met den lugu- bcren lijkendlef geweest is. zijn laatste in dit laten wc als eenige aanmerking mogen zeggen ietwat weifelend eindigend, boek) is die met de verzoeking van den roofmoorde naar. Doch hij weerstaat die veizocklng, zooals hij van den lijkenschenner is wegge vlucht en verdwijnt op de laatste bladzij door de slijkerlge gang van het Nachtasyl. Baekelmans laat ons hier, als gezegd, een beetje in twijfel. Is dit het einde van Lieven's dooltocht? Ik meen, het definitief slot van zijn bestaan? Dat lijkt onlogisch, want on danks zijn lotgevallen is hij geen verworden creatuur gebleken en de misère door dien ijs- winter geschapen, is per slot van rekening toch maar incidenteel. Hij zou er misschien een vervolg op in den zin hebben? 't Kan zijn; en wij zullen het weer met dezelfde be langstelling lezen dan, waarmee wij steeds Baekelmans' werk in handen nemen. Mis schien komt dan bovendien in de compositie van zoo'n volgend boek nog iets terug van de mooie afgeslotenheid, de strakke omlij ning die zijn kleinere verhalen bezitten. Toch blijve deze doolaar ten zeerste in uwe aandacht aanbevolen. J. H. DE BOIS. Z Juli 1930, De Fransche vlieger Mermoz die onlangs een schitterende vlucht van West-Afrika naar Brazilië volbracht is niet geslaagd in een poging om over den Oceaan te vliegen. Mer moz die van het Westen naar het Oosten wilde vliegen moest kort na d'en start op zee dalen, wegens een defect aan de olieleiding.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 19