H.D. VERTELLINGEN
GERRY RICKEBERG
HAARLEM'S DAGBLAD
DONDERDAG 17 JULI 1930
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbehouden).
Naar het Fransch.
door
Generaal DE MARBOT.
Offer.
edurende den Spaanschen oorlog,
werd een bataljon Franschen be-
last met het verjagen van groep-
jes Spanjaarden, die de omgeving
van het bosch dat aan de provincie
de Burgos behoorden, onveilig maakten en
waarover de troepen zich verontrustten. Den
commandant was order gegeven strenge
maatregelen te treffen tegenover de bewoners
van een naburig dorp. die al reeds menig*
maal den vijand inlichtingen hadden ver
strekt. Na een zeer vermoeienden marsen
bereikten de Franschen ten slotte het dorp.
Toen zij er binnenkwamen bespeurde de
commandant niets van eeniig rumoer. Eenige
soldaten naderdenoverigens een abso
lute verlatenheid. De chef die de zaak niet
vertrouwde, schreef de grootste voorzichtig
heid voor. Zij kwamen nu in de eeniige straat
van het dorp en bevonden zich op een kleine
plaats waarop nog schooven koren en reeds
bijna verkoolde brooden lagen te smeulen:
het lag daar alles door elkander tussohen
golven wijn die de bewoners uit de wijnvaten
hadden laten loopen..
Zij hadden vóór hun vlucht alles
vernield en in brand gestoken, opdat
dc Franschen niets meer van hun gading
zouden vinden. Zoodra dan ook onze soldaten
de zekerheid hadden verkregen, dat er niets
te eten of te drinken was na hun langen,
gevaarvollen en moeilijken tocht, begonnen
zij te schreeuwen van woede. Wraak nemen
konden ze niet, want de bewoners waren in de
bosschen gevlucht.
Eensklaps hoorde men de kreten eener
vrouw uit één der verlaten hutten, waarin
de soldaten waren binnengedrongen, in
de hoop eenig voedsel machtig te worden.
Het was een nog jonge vrouw met een heel
jong kind op den arm: de soldaten sleepten
haar nu tot voor den luitenant. Kijk, luitenant
zei één hunner, deze vrouw hebben wij ge
vonden met nog een oudere vrouw, die niet
meer spreken kan; ondervraag u haar eens
wat. De vrouw was bleek, maar beefde niet.
Ze was gekleed in het boerinnencostuum
van die streek.
„Waarom ben je alleen hier in het dorp
gebleven?" vroeg de luitenant haar.
„Ik woonde bij mijn grootmoeder in, die
omdat ze verlamd is, niet heeft kunnen
vluchten", gaf ze met een zekeren trots ten
antwoord. „Ik ben bij haar gebleven om haar
te verzorgen".
„Waarom hebben de uwen elgenlfijk het
dorp verlaten?"
De oogen van de Spaansche schoten vuur;
ze keek den luitenant met een vreemde uit*
drukking in het gelaat aan en zei: „Ge weet
dit maar al te goed; het geheele dorp moest
uitgemoord worden!"
De luitenant haalde de schouders op.
„Maar waarom dat brood en dat koren te
verbranden en de bodems van de wijnvaten
in te slaan?"
„Opdat gij allen niets meer zoudt vinden.
Jammer genoeg konden zij niet alles mee
dragen op hun vlucht en moest het wel ver
brand worden".
Op dit oogenblik deden zich vreugdekreten
hooren; de soldaten kwamen met verschel*
dene hammen, brooden en wijnvaten aan
loop en. Ze hadden clit alles gevonden in een
kelder, waarvan de ingang was verborgen door
het stroo, waarop de oude verlamde vrouw te
slapen lag.
Toen de jonge vrouw zag, dat de soldaten
in het bezit waren gekomen van dien voor
raad, wierp zij hun een blik van wraak toe.
De luitenant had een gelukkig oogenblik,
want zijn mannen hadden slechts weinig
brood en hij wist niet hoe aan het noodige
voedsel te komen.
De zon ging reeds onder en het was on
mogelijk om verder te imarcheeren, na den
vermoeienden tocht, dien zij achter den rug
hadden. Echter koesterde hij eenig wan
trouwen en vroeg de jonge vrouw, waar dde
levensmiddelen vandaan kwamen.
„Het zijn hamimen en brooden van dezelfde
partij als waarvan er verbrand zijn; wij had
den ze verborgen om ze aan de onzen te
brengen".
„Is uw man ook naar de bosschen ge*
vlucht?"
„Mijn man is ln den hemel", antwoordde
zij. „Hij is gestorven voor de goede zaak, voor
die van God en van Ferdinand".
„Hebt ge nog broeders of zusters onder
hen?"
„Mij rest niets meer dan mijn arm kind
Ze drukte 't tegen zich aan. Het arme kleine
schepsel zag er mager en geel uit en zijn
groote donkere oogen schitterden in het
bleeke gezichtje^
„Commandant", riepen de soldaten nu:
„zeg ons dat wij aan het verdeelen mogen
gaan, want wij hebben honger en een dui-
veLschep dorst".
„Een oogenblik; jongens".
„Luister goed", zei hij tot de jonge vrouw;
„dat voedsel is toch goed naar ik hoop?"
En hij keek haar hierbij wantrouwend aan,
want reeds verscheidene regenbakken waren
door de bergbewoners vergiftigd.
„Waarom zou dat voedsel niet goed zijn?",
antwoordde de Spaansche. „Het was toch
niet voor ulieden bedoeld?"
„Als dan die wijn zoo goed is, zei hij nu
tot de jonge vrouw, „dan wilt ge er zeker
zelf ook wel een glas van drinken, niet
waar?"
„O, zooveel als ge anaar wilt". Zij nam de
veldkroes, die de luitenant voor haar vulde
en dronk deze in één teug leeg.
Hoera! Hoera! schreeuwden de soldaten
vroolijk.
„En laat je kind nu ook drinken", zei de
luitenant: „het ziet zoo bleek, dat'hem dit
werkelijk goed zal doen".
De Spaansche had de wijn zonder te aar
zelen gedronken: toen zij evenwel de kroes
aan de lippen van haar kind zette, beefde
haar hand, maar dit werd niet opgemerkt
en ook het kind dronk de kroes leeg. Al
de soldaten dronken nu op hun beurt uit de
wijnvaten en aten van het 'brood en de ham*
men.
Eensklaps zag één (hunner, die op dat
oogenblik de jonge vrouw en haar kind gade
sloeg, 't kind doodsbleek worden, zijn trekken
verwrongen zich en zijn mond stootte pijn
lijke geluiden uit. De moeder ofschoon krach*
tiger, kon zich nauwelijks meer staande
houden; zij uitte geen klacht, maar haar
lijden was duidelijk op haar verwrongen ge
laat zichtbaar.
„Je hebt ons vergiftigd!"
„Ja", zei ze, met een vreeselijken lach,
terwijl ze zich naast haar kind, dat reeds
met den dood worstelde, op den grond liet
neervallen; „Ja, ik heb u allen vergiftigd. Ik
wist wel dat ge de wijnvaten zoudt gaan
halen op die plaats. Ja, ja, ge zult allen
sterven, maar ge zult allen verdoemd ster
ven. Ik zal naar den hemel igaan!"
Twee en twintig mannen kwamen door deze
daad om het leven.
GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN.
Terug te bekomen bij:
Politiebureau, Smedestraat, bijbeltje: Bak
ker, Rozenstraat 35, ceintuur; Bont, M. van
Heemskerkstraat 31, ceintuur; van Horst,
Bilderdijkstraat lrood, dop; Specht, Zuider-
tuindorplaan 6. handschoenen; Kortekaas,
Nijlstraat 31, hondje; der Kinderen, Wester
houtstraat 16, insigne; Kennel Fauna, Park
laan 119, 6 katten; Kennel Haerlem, Wilhel-
minastraat, 2 katten; C. J. Bos, Kleverpark
weg 234, portemonnaie met inhoud; Berkum,
Koudenhorn 54, portemonnaie met inhoud;
Bijlsma, Krelagestraat 36 rood. rijwielpomp;
Heeremans, Zuid Schalkwijk 49c, schoenen;
Hoevens, Zomerstraat 40, sokken; van Loog,
Kampervest 17B, schilderskiel; Politiebureau,
Smedestraat, rijwielbelastingmerk; Oudolf,
Oranjeboomstraat 76, rijwielbelastingmerk;
Politiebureau, Smedestraat, rijwielbelasting
merk; Valks, Haitsma Mulierstraat 27, ring;
Schreuder, Adr, Loosjesstraat 62, rozekrans.
GEMEENTE STAAKT HAAR BETALINGEN.
Men meldt aan de N.R.Ct.:
Wegens het niet goedkeuren door Ged.
Staten van Zeeland van de begrooting der
gemeente 's-Gravenpolder voor het loopende
dienstjaar heeft het dagelijksch bestuur dier
gemeente besloten, na 1 Juli alle betalingen,
o.a. van .de salarissen van gemeentepersoneel,
waaronder de onderwijzers, stop te zetten.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Ct». per regel.
MEUBELEN
Levering direct aan particulieren. Dressoir, tafel, 2 fauteuils, 4 stoelen moquette, theemeubel, spiegel
2 schilderijen, samen f 118.—. Q. A. Buffet met bolle deuren f 62.50
Huis-, Salon-, Slaapkamermeubelen. Bedden, Dekens, enz.
Alles MET DRIE JAAR SCHRIFTELIJKE GARANTIE PRIMA AFWERKING.
NED. MEUBEL-INDUSTRIE „NEMl". Modelkamer» voor Haarlem: KONINGINNEWEG 18
LANGS DE STRAAT. FLITSEN
Luxemotoren.
Door de lawaaiige, roezemoezige drukte
van de winkelstraat gleed een auto, waar
van zoo'n glanzende, hooghartige voornaam
heid afstraalde, dat hij-alleen al door daar
geruischloos henen te schuiven aller aan
dacht op zich vestigde. Hij was laag en ge
distingeerd van kleur, de chauffeur had een
onberispelijke livrei aan, en op het grijs, ge
capitonneerde achterbankje leunde een heer
in zoo'n nonchalante houding achterover, dat
het bijna ondoenlijk leek om dat lang vol te
houden; op zijn gezicht lag een uitdrukking,
die net den volmaakten graad van verveling
bereikt had, zijn hoed stond in precies den
vereischten hoek op zijn hoofd, zijn kanarie
gele handschoenen waren net vuil genoeg.
En de heele straat stond stil en keek.
„Das fast een hooge oome", zei de man,
die op het hoekje van een steeg reclamebil
jetjes stond uit te deelen, zwaarwichtig knik
kend tegen den slungel naast hem, die al een
uur lang met zijn handen in zijn zakken en
een uitgedoofde sigaret in zijn mondhoek,
met ontoombaren ijver niets stond te doen
„Ik gaon 'm effe achteran" zei die, „hij mot
natuurlijk ginds weze," en zijn smoezelige
vinger wees in de richting van het hotel, dat
aan het einde van de straat prijkte met een
looper over een blinkend witte stoep en een in
voorname tinten gehulde portier. En hij
ging, holde de auto zelfs vooruit, en ging aan
den overkant op de stoep de wacht staan
houden.
„Sou 't de menister saan?" opperde een
met veel rood en wit en zwart aangezette
schoone tot haar op dezelfde wijze gegar
neerde vriendin en zij beiden legden er een
stapje op en arriveerden voor de auto aan
den overkant van het hotel.
„Kaak er wat een toffe jongen!" zei een
straatjochie verrukt tegen zes vriendjes,
terwijl hij naar den languissanten meneer
keek, „gaon mee, dat motte we zien, jonges!"
En met zijn allen zetten ze het op een hollen
en voegden zich bij het groepje voor het ho
tel dat in minder dan geen tijd een vijftigtal
beluste nieuwsgierigen herbergde.
De meneer in de auto zette zich wat vaster
tegen de gecapitonneerde kussens en glim
lachte. De chauffeur zat strammer dan
ooit. De auto gleed voort alsof hij de zwaan
was, waarmee Lohengrin naar huis kwam va
ren, zich bijna menschelijk bewust van zijn
onmetelijk gewicht. De spanning begon
schier ondragelijk te worden.
Nog twintig meter was de wégen van de
blinkende stoep en de roode looper verwij
derd, toen hoog in de lucht een zwak ge
ronk zich deed hooren. Zes hoofden keken
omhoog.
„Waar is tie?" vroeg een slagersjongen.
„Daar is tie" zei het pientere straat-
joch. -
„Wat een faan gezicht toch hè?" bewon
derde een burgerjuffrouw.
„Hè jij d'r wel es in één gezete?" infor
meerde een uitgeschoten schoolkind bij haar
dikke vriendin.
„Kaak es, hij draait om!" zei de slungel,
nog steeds met zijn handen in zijn zakken.
Een koor van stemmen uitte een gemurmel
van tevredenheid en aller oogen staarden
in starre aandacht naar het phenomeen.
Hoog over de straat bromde hij heen, en vijf
tig hoofden en vijftig open monden gingen
mee.
De auto had allang stil gehouden en de
meneer was eruit gestapt en naar binnen
gegaan. jfc
„Soo ies toch", zuchtte de burgerjuffrouw
sentimenteel.
„Weg is tie", constateerde de slagersjon
gen.
En de vijftig verspreidden zich. Volmaakt
tevreden. Opperst voldaan.
W. T.
Nieuws uit Imdïë.
GROOTE BRAND TE BATAVIA.
VEERTIG k VIJFTIG HUIZEN
VERWOEST.
Aneta seint uit Batavia dd. 15 Juni. De
stad is gisteravond wederom door een feilen
brand geteisterd. De brand woedde ditmaal
in het kampong-complex Tangké, hetwelk
zich uitstrekt tusschen den Jacatra-weg en
de Glodok gevangenis. Toen de brandweer op
het terrein arriveerde, bleek het complex, dat
meerendeels werd ingenomen door uit bilik
opgetrokken huizen, reeds in een vlammen
zee te zijn herschapen. Door het natspuiten
van de omliggende perceelen, slaagde men er
in den brand te localiseeren.
Toch zijn er nog tusschen de 40 en 50
woningen afgebrand, bewoond door inlanders
en Chineezen. Het aantal dakloozen loopt in
de honderden. De omvang van de geleden
schade, alsmede de oorzaak van den brand
zijn onbekend. De brandweer was eerst tegen
elf uur gereed met het na-blusschings-werk.
De gloed was zichtbaar binnen een radius
van ruim tien kilometer. Een geweldige
VAN HAARLEM'S DAGBLAD No. 1610
DE 8.15
hoort een trein aan
komen en wandelt
naar het perron
constateert dat het
maar een goederen
trein was
gaat weer naar bin
nen en hervat zijn
lectuur
hoort geknars van
remmen en ziet
menschen naar het
perron snellen
volgt hen, maar con
stateert dat het niet
zijn trein is
hoort een anderen
trein, maar besluit
nu niet weer voor
niets te loopen
beseft eensklaps hoe
stil alles is. rent
naar buiten en
slaagt er nog juist in
de achterste coupé
te bereiken.
(Nadruk verboden'
menschenmassa bewoog zich rondom het ter
rein van den brand.
Brandstichting.
Omtrent den brand in kampong Tangké is
nader bekend geworden, dat een complex
woningen over een oppervlakte van circa
4000 vierkante meter totaal is uitgebrand. De
brand was te wijten aan opzet en werd ver
oorzaakt door een Chineeschen houtzager, die
na een ruzie met eenige kameraden mataglap
werd en brandstichtte. De man rende ver
volgens de kampong in en liep binnen in een
Chineesche toko, waar hij alles kort en klein
sloeg. De brandstichter, die reeds werd ge
arresteerd heeft volmondig bekend.
DE ZIEKTE VAN DEN G.-G.
SYMPATHIE VAN HET CORPS
CONSULAIRE.
Aneta seint uit Batavia, dd. 15 Juli: De
Duitsche consul-generaal F. von Kessler heeft
ter gelegenheid van de opneming van den
landvoogd in het Militair Hospitaal te Welte
vreden, als doyen van het consulaire corps,
namens dat corps zijn deelneming betuigd met
de ongesteldheid van den landvoogd. De
gouverneur-generaal heeft hiervoor zijn er
kentelijkheid betuigd.
De landvoogd verlaat morgenochtend het
hospitaal.
STORMSCHADE IN LANGKAT.
Een storm, welke woedde boven de onder
neming Kwala Bingei van de N.V. Deli Maat
schappij te Amsterdam, gelegen in het district
Tandjong Poera, afd. Boven-Langkat, Gouvt.
Oostkust van Sumatra, wierp een tiental
droogschuren omver. De schade bedraagt
30.000 gulden meldt Aneta.
KANTONGERECHT.
UITSPRAKEN.
H. J. van K. het te Haarlem als bestuurder
van een rijwiel, kennelijk ingericht voor
slechts een persoon, daarop een ander per
soon medevoeren f 1 subs 1 dag hechtenis. J.
C. v. O. overtreding van^het Motor- en Rij
wielreglement f 2 subs. 2 dagen hechtenis.
W. S. idem idem; G. A. E. overtreding van de
Motor- en Rijwielwet f 2 subs. 2 dagen hech
tenis. F. van E. het te Zandvoort een mo
torrijtuig op een verboden plaats laten staan
f 1 subs. 1 dag hechtenis. K. A. H. het te Vel-
sen zonder vergunning van den Burgemeester
met een voertuig op den openbaren weg staan
ten verkoop van eenige waar f 2 subs. 2 dagen
hechtenis. P. L. overtreding van de Motor
en Rijwielwet f 5 subs. 5 dagen hechtenis. P.
H. K. het te Haarlem zonder vergunning van
Burgemeester en Wethouders met een voer
tuig buiten noodzaak rijden op een trottoir
f 2 subs 2 dagen hechtenis Th. v B. het zich
in kennelijk beschonken toestand op een sta
tion bevinden f 6 subs. 6 dagen hechtenis. Th.
C. du P. het wettelijk als getuige opgeroepen,
wederrechtelijk weg blijven f 5 subs. 5 dagen
hechtenis. A. K. idem f5 subs. 5 dagen hech-
ttenis. J. J. M. R. het met een voertuig op de
tramrails verblijven, terwijl een tram in aan
tocht is en deze daardoor in zijnen loop be
lemmeren f 5 subs 5 dagen hechtenis P. W. L.
het te Velsen goedgekeurd vleesch op eene
andere wijze vervoeren dan wettelijk voorge
schreven is, door misbruik van gezag opzette
lijk uitlokken f 3 subs. 3 dagen hechtenis. D.
S. het zich alleen gekleed in badcostuum of
met zwembroek op het strand vertoonen f 1
subs. 1 dag hechtenis. J. S. te Haarlem iets
nalaten in strijd met de voorschriften krach
tens de warenwet S. 1919 no. 581 (art. 9.2
Azijnbesluit S. 1926 no. 214) schuldig ver
klaard, zonder toepassing van straf. W. R.
overtreding der Motor- en Rijwielwet 20
subs. 20 dagen hechtenis.
PERSONALIA.
De heer W. J. Haverink is geslaagd voorj
diploma A van het machinisten-examen.
GEEN PAS VOOR
WEST-DUITSCHLAND.
EEN NIEUWE REGELING VOOR
UITSTAPJES.
De besprokingen tusschen vertegenwoordi
gers der Nederlandtche en der Duitsche re
geer ing over vergemakkelijking van het ver
keer tusschen beide landen, welke de vorige
week waren aangevangen, zijn ten einde ge
bracht, schrijft het Hbld.
Het resultaat ervan kan worden beschouwd
als een stap voorwaarts op den weg naar de
opheffing van den pasdwang tusschen Ne
derland en Duitschland. In het bijzonder is
bedoeld het maken van korte uitstapjes naar
de twee landen aanzienlijk te vergemakkelij
ken. Er zal naar gestreefd worden, de hier
omtrent ontworpen regelingen, welke nog de
goedkeuring der wederzij dsche regeeringen
behoeven, in den loop van dezen zomer in
werking to stellen.
In de Duitsche bladen staat hieromtrent,
dat voortaan Duitschers drie dagen in Ne
derland kunnen verblijven zonder pas, doch
met een „Ausflugscliein", die tegen betaling
van 25 pfennig te verkrijgen zal zijn
Omgekeerd zullen Nederlanders in het be
zit van een dergelijk bewijs, dus ook zonder
paspoort, zich drie dagen kunnen ophouden
op Helgoland in Aurich, Osnabrück, Münster,
Dusscldorp, Keulen, Aken, Trier en Koblenz.
De nieuwe regeling zou 1 Aug. a.s. in wer
king treden.
FEUILLETON
HET RAADSEL VAN DE DACIA
door
G. PANSTINGL.
52)
De luitenant klopte er met een hamer
tegen.
„Deze deur kan ik niet laten springen. Dat
wil zeggen, natuurlijk kan ik het. Maar de
halve straat en een vierde van de ruiten van
Londen springen mee".
„En de wand van de schacht?"
„Is van beton. Zonder twijfel gewapend
bet-on. Hoe dik hij is, kan ik niet. zeggen.
Maar ik kan ladingsgaten laten uitbeitelen'
en binnen anderhalf tot drie uur beloof ik u
een gat, zoo groot, dat een man er door
kan".
„Als het u blieft, probeert u het, of*
schoon het voor mij op het. oogenblik van
meer belang ls, dat niemand eruit kan".
Hij legde om de schacht wachtposten, de
sterkste voor de deur van de safe en snelde
weg.
In het hoofdkanaal had Hulberry twee
af deelingen van elk twaalf uitgezochte man*
nen gelegd. De ecne bevond zich ongeveer
vijf en twintig yard voor de plaats, waar
de Yellow Cat stond, de tweede ongeveer
driehonderd yard verder. Hier maakte het
hoofdkanaal een bocht en de mannen lagen
daarachter. Op die manier kon de voorste
af deeling rustig schieten zonder te moeten
vreezen haar eigen mannen te verwonden.
Als vorozorgsmaatregel hadden beide af-
declingen echter ook nog (Stalen schilden
meegebracht.
De leider van de dichtstbijliggende ploeg
hield een horloge in zijn hand. De laatste
seconden telde hij mee.
„Twaalf uur dertig".
Toen het twaalf uur vier en dertig was,
stortte ongeveer veertig yard kanaalmuur
in.
Gestalten drongen door de opening.
„Licht aan".
De schelle stralen van de handschijnwer
pers sneden door de duisternis.
En dc eerste schoten van de vluchtelingen
ketsten tegen de schilden.
„Voorwaarts".
Langzaam werden de schilden voorgescho-
vcn.
Een deel van de Yellow Cat-mannen vlucht
te de tegenovergestelde richting uit.
Twee, die juist uit het gat kropen, sprongen
terug.
De afdeeling aan de andere zijde liet nu
haar schijnwerpers opvlammen. De vluchten*
den zagen, dat ze tusschen twee vuren lagen
en wierpen de wapens weg.
Hulberry kwam juist beneden aan, toen de
eersten geboeid weggevoerd werden.
„Wat is de combinatie van de safedeur?"
Maar de mènschen wisten het niet. Dat
was een geheim', dat slechts Sokoloff en
Soesjin kenden.
Hulberry haastte zich naar het huis terug.
Daar zwoegden de soldaten van de genie aan
den betonnen muur. Het werk was moeilijk
en vorderde slechts langzaam.
Maar daar kwam één van zijn mannen
aangehold.
„Mijnheer de commissaris, u wordt aan
de telefoon geroepen".
Verwonderd volgde Hulberry hem.
„Hier Rickeberg, Ashton Castle. Noteer
de combinatie van de safe op de eerste ver
dieping 7*0 >'id.t, -*
Hulberry herhaalde de mededeeling en
vloog naar de safe terug. Op weg daarheen
nam hij alle manschappen mee, die hij aan
trof. Toen draaide hij den knop om en trok.
De deur zwaaide open.
Hulberry had geen tijd zich er over te
verwonderen, hoe Rickeberg het geheim van
de combinatie te weten was gekomen. Aan
Sahib dacht hij in ieder geval niet. Hij wist
zelfs niet, dat er op Ashton Cast-le een
olifant leefde.
Achter de deur van de safe waren ijzeren
ladders bevestigd, die naar omlaag voerden.
„Drie man blijven aan den rand van de
safe, om mij te dekken".
Met deze woorden daalde hij naar bene
den. Tusschen zijn tanden hield, hij een
tranengasbom vast.
Beneden verscheen een man en keek naar
boven. Dicht langs Hulberry heen floten de
kogels van zijn manschappen en de man
sprong terug.
„Ik geef jullie zestig seconden tijd, om
ongewapend naar boven te komen. Komen
jullie niet. dan werp ik de bom naar bene
den".
Een oogenblik heerschte er in den kelder
'n doodsche stilte. En Hulberry begon hard*
op te tellen. Maar vlak daarna klonken van
beneden opgewonden stemmen.
Dan knalde een schot.
En wederom doodsche stilte.
Hulberry had juist twee en veertig ge
teld, toen het van beneden weerklonk: „Wij
geven ons over".
En Hulberry klom de ladder weer op.
Man voor man werden ze in ontvangst ge
nomen en geboeid. Kellners in rok, het
strijkje, twee koks, de croupiers, voorts vier
mannen in werkpakken.
Maar Sokoloff ontbrak.
„Die ligt beneden met een schot ia zijn
buik".
„Wie heeft dat afgevuurd?"
„Hij had ons willen verhinderen, ons over-
te geven. En hij trok het eerst zijn revolver".
Maar dat was iets voor het latere onder
zoek.
„Aleen maar de vroegere portier. Zijn lin
kervlerk is gebroken, en hij kan niet zonder
hulp de ladder op".
Dat was het einde van de Yellow Cat. De
gevangenen werden weggevoerd. In het huis
bleven slechts eenige mannen ter bewaking
achter.
Nu daalde Hulberry in den kelder af.
Dat was dus de oplossing van het raadsel
van de onverklaarbare trommelslagen, die niet,
in de maat waren. Hier waren de machines,
waarmee Soesjin valsch geld vervaardigde.
Drukpersen, maar ook machines om munten
te slaan. Er was een goed ingericht labora*
torium voor de noodige proeven, met electri-
sche smeltkroezen, chemische baden, een
machine voor het vervaardigen van de water*
merken, vergrootingsapparaten, kortom het
geheel was een werkplaats, die Engeland een
vreeselijke schade had kunnen berokkenen.
Het interessante aan de zaak was, dat eerst
nu ontdekt werd, dat Soesjin niet slechts
bankbiljetten drukte, maar ook munten sloeg.
En de ponden goud die uit Soesjins munt
kwamen, waren bijna echt. Hij was name
lijk zoo bijzonder slim geweest, echt goud te
gebruiken, zij het dan ook van een slechter
gehalte dan de munt van het rijk. Hij was
tevreden met de winst, die het verschil op
leverde tusschen fabricatieprijs en de beurs
waarde. Daartegenover stond echter het
groote voordeel, dat zijn goed geslagen mun
ten door iedereen aangenomen werden. Uit
het gerechtelijk onderzoek bleek, dat er wel
nog geen Soesjin-bankbiljetten, maar reeds
vele Soesjin-sovereigns in omloop waren. Het.
gevaar voor ontdekking was uiterst gering,
want het gewicht van zijn munten was bijna
geheel gelijk aan de echte, evenals de kleur
van het goud en de graveering was buiten
gewoon goed.
Zoo had hij zich de middelen verschaft
tot een aanval op groote schaal. Zijn plan
gemakkelijk vervoerhare bankbiljetten in
groote hoeveelheden op de markt te werpen,
was weliswaar mislukt.
Nog een andere verbazingwekkende ver*
klaring werd den volgenden dag door den
zwaarverwonden Sokoloff, die natuurlijk ook
niet Sokoloff heette, afgelegd. Hij bekende
namelijk, dat hij de ontwerper van de
clichés van de vervalschte bankbiljetten van
één pond was, die Breshman zoo bewonderd
had. Sokoloff was vroeger in Rusland als
teekenaar, graveur en lithograaf bij de
staatsbank in d'ienst geweest en in het begin
van de omwenteling gevlucht.
Soesjin had hem in Londen opgediept en
hem op de gedachte gebracht, zijn groote
vaardigheid in zijn dienst te stellen. Er was
niet veel overredingskunst voor noodig ge*
weest, want Sokoloff was spoedig op het hel
lende pad omlaaggegleden.
Het duurde lang, voordat Hulberry zijn voor*
loopig onderzoek staakte. Vermoeid klom hij
de ladder weer op en wilde weggaan. Toen
dacht hij opeens aan Morley en vroeg één
van zijn mannen, waar deze uithing.
„Lord Morley is met den luitenant van de
genie naar de eerste speelkamer gegaan,
daar spelen ze roulette. En de soldaten staan
toe te kijken".
Hulberry viel bijna om van het lachen en
ging er heen.
(Wordt vervolgd.)