LOGEETJES. bijvoegsel: Het Klaverblad HET NIEUWE SPEELGOED. Moeder moet het maken. En Is naar zijn moes op zoek. „D'oude is stuk, moes, ziet U wel? Zorgt U eens voor het herstel?" Maar daar Is hij niet mee klaar, Moes zegt: „Jan, wat zeg jij daar? Stoute zoon, wat denk je wel, Dat ik zoomaar dit herstel? Heb jij hem kapot gemaakt. Dan heb jij je plicht verzaakt. Voor dat ik het werk begin: Jij voor straf den kelder in! Het vreemde varkensoog. Dit varken kan een heel gezelschap vermaken. Maar dan moet het flink wat grooter nageteekend worden. En nis je het mooi wil teekenen, moet je het net zoo doen als onze teeke- nares: uit één lijn. Zie je het? Je begint bij het oor en dan trek Je zonder ophouden een lijn zoodanig dat je op het laatst de omtrekken van het varken Jiebt Het is niet zoo moeilijk als het lijkt hoor, want ten slotte is een varken vrij gemakkelijk te teekenen. Het dier heeft niet zulke ingewikkelde vormen als b.v. een paard of een mooie hond. Als het nu klaar ls, moet Je een zwart cirkeltje uitknippen en er een speld doorsteken. Dat is het oog De opgaaf is nu, dat ieder probeeren moet geblinddoekt het oog op de Juiste plaats te steken. Daartoe hangt men de plaat waarop het var ken getcekend is ergens aan den muur. niet te laag en ook niet te hoog. De geblinddoekte deelnemers worden nu een voor een voor het varken geplaatst, een paar malen rondgedraaid en dan moeten zij het oog vastprikken. Je begrijpt natuurlijk wel. dat de meesten het oog op de gekste plaat sen steken, m.-nir nooit op de goede "Wie goed prikt heeft het zeker aan het toeval te danken. Nu kan je, en dat ls vooral bij een feestje leuk, twee prijzen uitloven. De eene prijs geldt, voor hem die het oog het dichtst bij de goede plaats gestoken heeft en de andere prijs noemt men troostprijs. Die ls voor hem. die het oog op de gekste plaats gestoken heeft. Maar denk eraan, dat je de beslissing omtrent het toekennen van de prijzen aan één persoon overlaat, b.v aan vader. Anders krijg je be slist twist zie je, want de één vindt b.v. de staart de gekste plaats en de ander meent misschien dat de lin ker-voorpoot het ls. Of spreek onder elkaar eerst af wat als gekste plaats zal worden aan gemerkt. Dan krijgt hij den prijs, d e er het dichtste bij komt. DOI.F KON OOK SLIM WEZEN „Wil Je een stukje koek jongen? ..Graag moeder, 'k Wou dat uw bril opzette." ..Waarom Jongen?" „Gisteren zei U dat die bril zoo erg vergrootte. Enne, omdat U nu toch koek ging snijden." Mientje. 'n meisje van 'n jaar of acht en haar zusje Greetje, die pas vijf Jaar oud was, woonden met hun ouders buiten. Ze hadden in de stad 'n massa familie wonen en op ze keren dag kwam er 'n brief van een van de ooms, dat zijn dochtertjes Ada en Lousje, 'n weekje bij hen buiten zouden komen logeeren. Je begrijpt, hoe blij Greetje en haar zusje met dat bericht waren; Mientje en Ada waren ongeveer even oud, cn de beide anderen scheelden maar 'n paar maanden in leeftijd. Wat zal dat heerlijk zijn, zei Mientje telkens weer, een speeelka- meraadje van mijn eigen leeftijd te hebben! Ada en ik gaan leuk met elkaar spelen; misschien geeft moe der wel 'n partijtje, dan vraag ik al de meisjes van m'n klas Eindelijk kwamen dan de beide nichtjes, maar toon zij er eenmaal waren was de blijdschap van Mien tje ineens verdwenen. En wat was de oorzaak daar wel van? WelAda en Lousje hadden natuurlijk voor de gelegenheid aardige heel dunne jurkjes aan en nu meende Mientje, dat zij er met haar katoenen Jurken, die toch voor bulten het meest ge schikt waren, heel erg alledaagsch uitzag. 's Avonds vroeg zij dan ook aan haar moeder, of zij den vo'genden dag en zoolang als de logeetjes er waren, niet haar allermooiste ge borduurde jurk aan mocht. Mevrouw Meertens glimlachte en liet Mientje rustig uitpraten; waarop ging zij met haar naar de kleer kast cn nam er de pracht! go jurk uit, waaraan zij zoovele uren geduldig had zitten borduren. Kijk nu 'ns hier, lieve kind. zei ze met 'n glimlach, Moeder heeft aan deze Jurk voor jou, en net zoo een voor Greetje, 'n paar weken lang gewerkt. Ik wilde zoo graag, dat wanneer jullie eens naar 'n partijtje gingen, je er dan werkelijk heel net jes uit zou zien. Ga Je nu in deze jurk spelen, dan zal ze natuurlijk al heel gauw vuil zijn en misschien gescheurd, zoodat wanneer je uit gaat. je niets anders zult hebben dan je katoenen Jurken. Voor het maken van nieuwe Jurken heb Ik dezen zomer geen tijd meer en Je zult dus nu moeten kiezen. Wil je Je mooie Jurk aan, om daarmee in den boom te klimmen of door 't wa ter te plassen.Ik heb er niets te gen, maar... dan moét je ook Je katoentjes dragen als Je uit gaat, en dan niet erover mopperen. Mientje kon 't daar hóélemaal niet mee eens zijn en zij pruilde: Ik wil altijd mooie jurken heb ben. net als Ada en Lousje! Mevrouw Meertens wees haar ech ter onmiddellijk terecht: Nee kind. dat gaat niet; Ada en Lousje wonen in de stad; als ze gaan wandelen, zijn er overal goed bestrate wegen, willen ze ergens ln 'n park gaan spelen, dan is het gras er netjes geknipt en alle steenen en vuil zijn opgeruimd. Maar als jul lie naar buiten gaan, in 't bosch of waar dan ook, dan heb je kleeding noodig, die er tegen kan. Kom, kleine meid, maak Jezelf niet onpleizierig door je te gaan verge lijken met je nichtjes. Laat ze zien, hoe heerlijk wij het hier bulten heb ben. Het beste zou zijn, als zij deze dagen jurken van jullie aandeden; als zij je dan verschillende spelle tjes loeren, die jullie nog niet ken nen, dan kan je 't samen heel pret tig hebben. Zoo gingen de kinderen den vol genden morgen naar bulten, om, zoodra het gras droog was van den dauw, op het groote grasveld achter het huls te gaan spelen. Daar be gonnen Ada en Lousje met aan hun nichtjes 'n aardige volksdans te lee- ren, zooals de Noorsche kinderen die ln hun eigen land dansen; ze lachten en zongen tezamen en hadden met z'n viertjes heel veel pret. Na eenlgen tijd werden ze moe en gingen in 't gras zitten om uit te rusten. Nu gaan we „Visite maken" spelen ,zei Ada. Ik ben de moeder en Mientje, jij bent de vader, en Lousje, dat is de grootmoeder, die komt ons bezoeken. Greetje is de mevrouw die naast ons woont. Maar hier bulten kan je niet naast iemand wonen, protesteerde Mientje. Wel zeker zei Ada. dat kan best. Kijk, zie je daar, dat is 'n huis, en ze wees naar 'n paar serlngenboo- men, waarvan de takken door elkaar heen geslingerd waren, zoodat er 'n soort poortje gevormd was. Nu ga jij daar wonen, Greet, en na 'n poosje vliegt je huis in brand en dan kom je naar buiten hollen en dan helpen we je. Greetje ging dus naar „het hu;s van hiernaast" en Lousje draafde weg om 'n pop te halen, dan kon zij grootmoeder zijn. Breng 'n mandje moe, riep Ada haar na, en vraag dan om wat koek jes. We moeten net doen. of we gaan eten, zie je, en dat gaat zoo moeilijk, als we niets hébben om te eten we kunnen alles na doen, maar dat niet. We kunnen natuurlijk wel nèt doen of de koekjes taartjes zijn, of pud ding, of cake, maar we moeten dan werkelijk iets kunnen eten. Mientje knikte; Ja. dat b°greep ze. Zoo. zei Ada, die altijd graag aan anderen vertelde, hoe iets ge beuren moest, ik ben de vrouw en Mientje, jij bent mijn echtgenoot jy moet dus zorgen voor de meubelen, want grootmoeder komt bij ons lo geeren. o, ja dan moeten we ook nog 'n paar kinderen hebben. Mientje keek eens rond; zij begon er nu ook plezier ln te krijgen. O, kijk. de meubelen heb ik al Daar is de kinderstoel voor de baby, en ze wees op 'n lage boomtak vlak bij. En daar zijn de andere stoelen en 'n tafel en 'n bed En hier hebben we de baby, be sliste Ada, terwijl ze 'n oud kussen ln de hoogte hield. Mientje vond t nog niet mooi ge noeg. Daar heb je 'n sohommeLstoel ook, wees ze ergens ln de lucht, daaüi kan je heerlijk in gaan zitten schom melen, met de baby op je schoot. Ada deed alsof, maar ze zat op die manier toch niet erg gemakkelijk:, en daarom viel de baby heel gauw in slaap en werd naar bed gebracht, op 'n hoopje gras dat daar lag. Mientje stond werkelijk verbaasd; zij en Greetje speelden wel eens op deze manier, maar ze had nooit ge dacht, dat stadskinderen er ook van zouden houden. Nu, zei Ada, Petertje, ons oud ste zoontje, is net gestorven. Hij kreeg bessensap en daar heeft hij veel te veel van gegeten en daar is hij aan dood gegaan. Nu moeten we natuurlijk 'n begrafenis hebben en dan gaana we hem begraven. Kijk, daar is net 'n mooi kuiltje, daar is de grona zacht ook. O, daar heeft Hector 'n been begraven, gaf Mientje opheldering. Maar dat kon Ada minder schelen. Hier hebben we Petertje, ver klaarde zij, en ze liet 'n dik stuk van 'n tak zien, dat schitterend het overleden familielid kon voorstel len. En dan maken we 'n mooie grafsteen, kondigde Mientje enthou siast aan, ik vraag aan vader zoo'n mooie groote tegen en daar teekenen we dan met potlood op: Petertje, overleden 2 Juni, door te veel bes sensap". Ben Je nu heelemaal wijs, spotte Ada, dat hoort toch niet op 'n grafsteen. Nee, we moeten zeggen: „Heengegaan, maar niet vergeten!" Daar komt die lieve grootmoe der, riep Mientje Ineens. Nu zullen we eerst die begrafenis doen en dan.... dan hebben we 'n partijtje. O, maar zeg. we moeten 'n heele massa bloemen hebben voor de be grafenis Juist op dat moment kwam de „mevrouw van hiernaast" haar deur uithollen: Brand! brand! schreeuwde zij hard, er is wérkelijk brand! Haar oogen, gewoonlijk blauw ais van viooltjes, schenen nu wel zwart, en ze had vuurroode wangen. Kijk! gilde ze, en wees naar 't dak van hun huls. En werkelijk, daar schoot 'n vurige tong hoog boven 't dak uit. Gauw! belt de brandweer op, schreeuwde Ada. Maar Mientje wist béter, wat er hier gedaan moest worden; zij rende naar de groote bel, die daar hing om de menschen bulten ln 't land voor 't eten te waarsohuwen, of wan neer ze voor 't een of ander naar huis moesten komen. Mientje luidde wat ze kon en in minder dan geen tijd kwamen van alle kanten menschen. aanloopen, om te helpen. Er werd 'n lange ladder tegen het huls ge zet en met emmers water, die men van hand tot hand reikte, was he* brandje heel vlug geblusoht. Heb was ontstaan op de vliering, doorda't er aan den schoorsteen iets haperde, en wanneer de kinderen het niet 7/>o vlug ontdekt en direct alarm ge maakt hadden, was het mooie oude huls misschien geheel ln vlammen opgegaan. 's Middags nam mevrouw Meer tens de kinderen mee, om te gaan plcniccen, er was niet ver daar van daan 'n aardig meertje, waar het viertal kon gaan baden, zoodat ze zich kostelijk amuseerden. Het spreekt wel haast van zelf, dat toen zij eindelijk na 'n heerlijken mid dag weer naar huls reden, ze allen doodmoe waren, en de kleintjes vie len onderweg al in slaap Het heele gezelschap ging dan ook vroeg naar bed en toen Mientje haar moeder welterusten" kwam zeggen sloeg zU de armen om haar hals en zelde: Moesjelief, lk vind Ada en Lousje allebei echte schatten. Ik houd zoo van ze. En 't kan me heusch niets meer schelen, dat ze mooiere Jurken hebben dan wij, want Ada heeft zélf gezegd, dat ze ook gewone katoenen Jurken dragen, wanneer ze niet uit logeeren zijn. En vind je het ook niet heer lijk, herinnerde moeder haar. cn moeten we niet héél dankbaar zijn, dat we ons lief huls nog hebben, waar we rustig kunnen gaan slapen? Mientje sliep al haast: Het was .mevrouw van hier naast die den brand het eerste zag, mompelde ze nog, en haar oogen vielen dicht VRIJDAG 1 AUGUSTUS 1930 No. 189 door WOLLY RESOORT Corry Bergsma had 't heerlijk ge vonden, dat Stien, haar nichtje uit Amsterdam, den heelen zomer bij hen zou komen op 't dorpje. Want ze zou dan natuurlijk den heelen dag met Stien kunnen spelen en Vader en Moeder hadden ook nog gezegd, dat Stien met haar mee naar de dorpsschool zou gaan. En vol trots had Corry haar nicht je dien eersten ochtend meegenomen naar de andere meisjes, en ze zorg de er dadelijk voor, dat Stien in hun vriendinnetjeskring werd opgeno men. Stien merkte echter al gauw, dat Corry graag de aanvoerster was bij de verschillende spelletjes. Corry besliste altijd wat ze zouden spelen, en Corry koos de meisjes uit, die mee mochten doen, maar omdat ze altijd zoo vroolijk was en als ze iets mis dreven had, dadelijk de schuld op zich nam, hielden bijna alle meisjes toch van haar. En ook Stien voelde zich spöedig op de school thuis, en vertelde haar Oom en Tante al gauw, dat ze 't er wat prettig vond. Zoo gingen zij en Corry dus iede- ren dag samen getrouw heen en weer. En onderweg voerden ze altijd drukke gesprekken, want ze hadden elkaar altijd heel veel te vertellen. Maar op een middag moest Stien steeds weer denken aan 't meisje, waarnaast ze met zingen gezeten had. 't Was een heel stil meisje, dat zich nooit bij de anderen aansloot, maar altijd alleen haar weg ging, en hoe Stien er haar best ook voor had gedaan, ze kon met geen mogelijk heid een gezellig praatje met Anke houden. Nu op weg naar huis vroeg ze er Corry eens naar. „Zeg, Cor, wie ls dat toch die Anke? je weet wel, ik zat vanmiddag weer naast haar". Corry keek verwonderd op; ze was druk bezig een veldruikertje voor Moeder thuis te plukken, maar toen antwoordde ze: ..O, dat kind! Ja, ze is ook nog niet zoo lang op school, maar toch al heel wat langer dan Jij. Toen ze er pas was, vroegen we haar steeds, of ze mee wilde spelen, maar toen deed ze zoo raar.We wilden ziekenhuisje doen maar daar werd ze kwaad om. Zc zei, geloof ik, dat 't niet mooi was, dat je zoo maar vroolijk speelde, dat Je ziek was en 7,00 had ze altijd wat. Nu Ja, zie je, zoo komt het vanzelf, dat ze nooit inet ons meedoet. Maar Stien hield er nog niet over op: „Neen. ik geloof vast, dat ze toch aardig Ls, Cor Waar woont ze9" „Hm, aan de Beukenlaan, den an deren kant op Ze gaat altijd dadelijk van school naar huls Eens vroeg Tine haar, of ze met haar mee ging, maar dat wou ze beslist niet: ze moest dadelijk naar huis. En ze heeft ons nooit gevraagd, eens met haar mee te gaan. Wc zijn 't bepaald niet waardig bij haar te komen". „Maar zeg. Stien. wou jij soms eens naar haar toegaan?" „Ik weet niet, ik vind 't zoo zielig voor haar. dat ze altijd zoo alleen is". Corry haalde de schouders op en mompelde nog zoo lets van „Eigen schuld". Verder spraken ze er teen niet oven en al spoedig waren ze Anke alweer gchce! vergeten. Totdat op een dag Corry, die languit in den Vader was eens in de stad, En toen dacht hij: weet je wat, 'k Zal voor Lies Iets koopen hier, 'k Doe haar graag een klein plezier! En zoo kwam hij dan naar huis. Met een kleinen speelgoed-muis! Aan een touwtje met een veer, Sprong het beestje op en neer. Maar o. wee, de kleine poes, 't Troetelkind van Lies en moes, Zag niet dat het speelgoed was, En dacht woedend: dat ls kras! C2iS~ Sluipend kwam z' op Liesje aan. Maar opeens bleef zij weer staan, Want de muis bewoog zich niet Totdat Lies hem springen liet! Foei, wat schrok de kleine kat.... Wat een vreemde muis was dat! Kijk nu zat hij daar weer stil, Was er weer iets geks op til Maar opeens lacht Liesje luid, „Domme poes, jou kleine guit.... Houdt toch op, je lijkt wel dol. 't Is een muis van hout en wol tuin lag te lezen, plotseling door Stien werd gestoord, die nog hijgend van 't harde loopen er haastig uit stootte: „Zeg, Cor! ik heb een plan, lk weet wat leuks!" Corry keek van haar boek op. ,.Wat Stien?" „Wel, Gerritsen, jullie oude tuin man, zei me, dat hij van avond nog eieren naar Mevrouw van *t Hof, aan de Beukenlaan moest brengen. Nu dat Ls natuurlijk Ankes moeder. Al3 wy 't nu voor hem gaan doen. heb ben we meteen een boodschap om Anke toch eens op te gaan zoeken ,En kunnen we trouwe vriendschap met haar sluiten." voltooide Corry spottend. „Och, Stien, er Is toch heusch geen eer aan Anke te beha len. Als zy nu zoo wil, laat ze dan!" Maar Stien was niet te overtuigen. „Neen, Corry, wy moeten eens naar haar toegaan, Ik vind 't flauw om haar nu ook zoo maar links te la ten liggen. Ze vindt 't heusch zelf ook niet leuk. Ik ga, wat jy dan doet, moet Je zelf weten!" ..Nu dan. ik ga maar mee." gaf Corry nog brommerig toe. terwyl ze haar boek dicht sloeg. „Zeg Jij het dan even tegen Moeder, dan ga ik de eieren halen en Gerritsen meteen eens vertellen, waarom jij zoo vrien- deiyk voor hom bent. maar lk doe 't echt om hem een plezier te doen, en nergens anders om!" Stien lachte. Corry meende 't niet zoo erg. Even later stapten ze samen den weg op. met een mandje tusschen hen in. Ze gingen bulten het dorp om, dat was korter, zoodat het niet lang duurde of ze sloegen de Beukenlaan In en kwamen by een aardig villaatje met daarvoor een moolon bloemen tuin, een kiezelpad leidde langs den 'zUmuur naar den achterkant. Stien duwde 't hekje open en sa men liepen ze naar de voordeur. Met een hevigen armzwaai haalde Corry de bel over. Spoedig werd de deur openge daan door een dame met een vrien- deiyk gelaat, en de beide meisjes be grepen dadelyk. dat zij Mevrouw van 't Hof zelf was, want Anke leek verbazend veel op haar. Mevrouw nam de eieren over en vroeg de meisjes toen even mee te gaan naar Anke. Ze liepen de gang door naar de tuinkamer. Corry liep een beetje onverschillig achteraan en liet Stien steeds het woord doen. Raar toch van Stien"> bepeinsde ze, „om hier heen te gaan. Als Anke ons ziet, wordt ze of kwaad erom. of verlegen, maar in ieder ge val zal zc wel geen woord tegen ons zeggen." Toen opende Mevrouw van 't Hof de deur van de tuinkamer en liet de beide meisjes vriendelijk bin nen. die echter verwonderd bleven staan, in de gezellige kamer, met vroolijke platen aan den muur, en waar verscheidene planten Iets pret tigs en frisch in brachten. De meu beltjes, de snuisterytjes, alles gaf 't idee of 't een meisjeskamer was. Toch Anke was er niet. Maar op een rustbank, tegen een van dc muren, lag een meisje uitgestrekt, met fyne donkere krullen om 't smalle gerucht je. Dadeiyk, toen Corry en Stien binnentraden, keerde ze haar leven dige bruine kijkers naar hen toe en lachend vroeg ze meteen: „Dag! Jullie zijn by Anke op school? Ja, zeker?" Mevrouw knikte haar rustig toe en gaf Stien en Corry leder een stoel, terwyi ze zei: „Dit ls ons Jetje, Ankes zusje. Maar Jet moet dezen zomer stil blijven lig gen, omdat ze te hard groeide, dai was niet goed voor haar." En Jet voegde er dadelyk vroolijk bij „Maar ik ben nu al heel veel be ter, hoor!" Juist kwam Anke binnen van uit den tuin, wel verbaasd Corry ea Stien hier te zien, maar Corry voel de dadelyk: niet Anke werd verle gen, maar zy, die anders altyd het hoogste woord had. Gelukkig maar dat Stien er was. Die vertelde rus tig aan Anke, hoe ze hier zoo kwa men. „O," zuchtte jet, „weet Je wel, dat ik die eieren moet eten en er heele maal niet van houd?" Ze zei het op zoo'n grappigon toon, dat allen moesten lachen. Toen werd ook Anke spraakzamer, zoodat de benauwde stemming gelukkig week. Anke had een ruikertje bloemen uit den tuin gehaald. .JMjntjes, zeg!" prees Jet. maar ln welk vaasje zullen we ze zetten?" „Hier in dit kannetje op den schoorsteenmantel," koos Stien. „Dan heb je er een leuk gezicht op. en jc zult zien, dat ze daar zoo aardig uit zullen komen." „Je hebt geiyk, hoor," en Anke volgde Stiens raad op. Samen 111 ^t Stien schikte zc de bloemen, terwijl de laatste aan Jet vertelde, dat. ze bU haar thuis ln Amsterdam heelemaal geen bloementuintje hadden. Dank zy Anke en Stien. word 't een vrooiyk uurtje, maar Corry bleef tegen haar gewoonte heel stil Tel kens keek ze naar dat vrooiyke meis je op de rustbank en dan weer naar Anke, 't zorgzame zusje voor Jet, die een en al gezelligheid was en van alles deed om 't Jet toch maar ple zierig te maken en daarnaast, zag zc dan weer Anke van school, 't meisje waar niemand zich mee bemoeide, dat altyd alleen was. „En alleen door myn schuld", dacht ze dan steeds weer. „Wat moet Anke 't wel niet akelig vinden by ons op school en my vindt ze natuuriyk heelemaal een spook. Corry was eigenlijk blij, toen te weer vertrokken. Ze namen een vrooiyk afscheid van Jet, maar toen Anke hen uitliet en ze met hun drieën door de gang liepen, zwegen ze plotseling en voelden ze allen drie een beklemmende stilte. Maar toen opeens, terwyi Anke de deur al wilde openen, legde Corry haar hand op Ankes schouder en ze vroeg Anke, zeg, ben Je erg boos op me?" ..Boas? Maar Corry waarom?" Dlc zachte stem trof Corry nog meer. En .sterker nog voelde ze, hoe veel verdriet ze Anke toch had aan gedaan. Heftig zei ze: „Waarom? Omdat lk op school altijd zoo'n akelige kat ben en Jou wel 't allerergst heb geplaagd!" Maar Anke schudde haar vriende lijk gezichtje en harteiyk zei ze: „Dat is toch allemaal voorbij, Cor?" Toen bleven ze nog even praten, over Jet. Stien en Corry hadden even veel medelijden met haar als Anke en ze beloofden heel dikwijls terug te komen om 't Jet zoo gezellig mo ge hjk te maken. Zoo werd de vriendschap tusschen het viertal gesloten en ze bleven een trouw klaverblad. „Een klaverblad van vier," ael Jet later eens, toen ze weer eens te za- men een heerlijken middag hadden gehad, „dat zich zelf geluk aan- brengtl"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 13