LOGEETJES.
bijvoegsel:
Het Klaverblad
HET NIEUWE SPEELGOED.
Moeder moet het maken.
En Is naar zijn moes op zoek.
„D'oude is stuk, moes, ziet U wel?
Zorgt U eens voor het herstel?"
Maar daar Is hij niet mee klaar,
Moes zegt: „Jan, wat zeg jij daar?
Stoute zoon, wat denk je wel,
Dat ik zoomaar dit herstel?
Heb jij hem kapot gemaakt.
Dan heb jij je plicht verzaakt.
Voor dat ik het werk begin:
Jij voor straf den kelder in!
Het vreemde varkensoog.
Dit varken kan een heel gezelschap
vermaken. Maar dan moet het flink
wat grooter nageteekend worden. En
nis je het mooi wil teekenen, moet
je het net zoo doen als onze teeke-
nares: uit één lijn. Zie je het?
Je begint bij het oor en dan trek
Je zonder ophouden een lijn zoodanig
dat je op het laatst de omtrekken
van het varken Jiebt Het is niet zoo
moeilijk als het lijkt hoor, want ten
slotte is een varken vrij gemakkelijk
te teekenen. Het dier heeft niet zulke
ingewikkelde vormen als b.v. een
paard of een mooie hond.
Als het nu klaar ls, moet Je een
zwart cirkeltje uitknippen en er een
speld doorsteken. Dat is het oog De
opgaaf is nu, dat ieder probeeren
moet geblinddoekt het oog op de
Juiste plaats te steken. Daartoe
hangt men de plaat waarop het var
ken getcekend is ergens aan den
muur. niet te laag en ook niet te
hoog. De geblinddoekte deelnemers
worden nu een voor een voor het
varken geplaatst, een paar malen
rondgedraaid en dan moeten zij het
oog vastprikken.
Je begrijpt natuurlijk wel. dat de
meesten het oog op de gekste plaat
sen steken, m.-nir nooit op de goede
"Wie goed prikt heeft het zeker aan
het toeval te danken. Nu kan je, en
dat ls vooral bij een feestje leuk,
twee prijzen uitloven. De eene prijs
geldt, voor hem die het oog het
dichtst bij de goede plaats gestoken
heeft en de andere prijs noemt men
troostprijs. Die ls voor hem. die het
oog op de gekste plaats gestoken
heeft. Maar denk eraan, dat je de
beslissing omtrent het toekennen van
de prijzen aan één persoon overlaat,
b.v aan vader. Anders krijg je be
slist twist zie je, want de één vindt
b.v. de staart de gekste plaats en de
ander meent misschien dat de lin
ker-voorpoot het ls.
Of spreek onder elkaar eerst af
wat als gekste plaats zal worden aan
gemerkt. Dan krijgt hij den prijs, d e
er het dichtste bij komt.
DOI.F KON OOK SLIM WEZEN
„Wil Je een stukje koek jongen?
..Graag moeder, 'k Wou dat uw
bril opzette."
..Waarom Jongen?"
„Gisteren zei U dat die bril zoo erg
vergrootte. Enne, omdat U nu toch
koek ging snijden."
Mientje. 'n meisje van 'n jaar of
acht en haar zusje Greetje, die pas
vijf Jaar oud was, woonden met hun
ouders buiten. Ze hadden in de stad
'n massa familie wonen en op ze
keren dag kwam er 'n brief van een
van de ooms, dat zijn dochtertjes
Ada en Lousje, 'n weekje bij hen
buiten zouden komen logeeren. Je
begrijpt, hoe blij Greetje en haar
zusje met dat bericht waren; Mientje
en Ada waren ongeveer even oud, cn
de beide anderen scheelden maar 'n
paar maanden in leeftijd.
Wat zal dat heerlijk zijn, zei
Mientje telkens weer, een speeelka-
meraadje van mijn eigen leeftijd te
hebben! Ada en ik gaan leuk met
elkaar spelen; misschien geeft moe
der wel 'n partijtje, dan vraag ik al
de meisjes van m'n klas
Eindelijk kwamen dan de beide
nichtjes, maar toon zij er eenmaal
waren was de blijdschap van Mien
tje ineens verdwenen. En wat was de
oorzaak daar wel van? WelAda
en Lousje hadden natuurlijk voor de
gelegenheid aardige heel dunne
jurkjes aan en nu meende Mientje,
dat zij er met haar katoenen Jurken,
die toch voor bulten het meest ge
schikt waren, heel erg alledaagsch
uitzag.
's Avonds vroeg zij dan ook aan
haar moeder, of zij den vo'genden
dag en zoolang als de logeetjes er
waren, niet haar allermooiste ge
borduurde jurk aan mocht.
Mevrouw Meertens glimlachte en
liet Mientje rustig uitpraten; waarop
ging zij met haar naar de kleer
kast cn nam er de pracht! go jurk uit,
waaraan zij zoovele uren geduldig
had zitten borduren.
Kijk nu 'ns hier, lieve kind. zei
ze met 'n glimlach, Moeder heeft
aan deze Jurk voor jou, en net zoo
een voor Greetje, 'n paar weken lang
gewerkt. Ik wilde zoo graag, dat
wanneer jullie eens naar 'n partijtje
gingen, je er dan werkelijk heel net
jes uit zou zien. Ga Je nu in deze
jurk spelen, dan zal ze natuurlijk al
heel gauw vuil zijn en misschien
gescheurd, zoodat wanneer je uit
gaat. je niets anders zult hebben
dan je katoenen Jurken. Voor het
maken van nieuwe Jurken heb Ik
dezen zomer geen tijd meer en Je
zult dus nu moeten kiezen. Wil je
Je mooie Jurk aan, om daarmee in
den boom te klimmen of door 't wa
ter te plassen.Ik heb er niets te
gen, maar... dan moét je ook Je
katoentjes dragen als Je uit gaat, en
dan niet erover mopperen.
Mientje kon 't daar hóélemaal niet
mee eens zijn en zij pruilde:
Ik wil altijd mooie jurken heb
ben. net als Ada en Lousje!
Mevrouw Meertens wees haar ech
ter onmiddellijk terecht:
Nee kind. dat gaat niet; Ada
en Lousje wonen in de stad; als ze
gaan wandelen, zijn er overal goed
bestrate wegen, willen ze ergens ln
'n park gaan spelen, dan is het gras
er netjes geknipt en alle steenen en
vuil zijn opgeruimd. Maar als jul
lie naar buiten gaan, in 't bosch of
waar dan ook, dan heb je kleeding
noodig, die er tegen kan.
Kom, kleine meid, maak Jezelf niet
onpleizierig door je te gaan verge
lijken met je nichtjes. Laat ze zien,
hoe heerlijk wij het hier bulten heb
ben. Het beste zou zijn, als zij deze
dagen jurken van jullie aandeden;
als zij je dan verschillende spelle
tjes loeren, die jullie nog niet ken
nen, dan kan je 't samen heel pret
tig hebben.
Zoo gingen de kinderen den vol
genden morgen naar bulten, om,
zoodra het gras droog was van den
dauw, op het groote grasveld achter
het huls te gaan spelen. Daar be
gonnen Ada en Lousje met aan hun
nichtjes 'n aardige volksdans te lee-
ren, zooals de Noorsche kinderen die
ln hun eigen land dansen; ze lachten
en zongen tezamen en hadden met
z'n viertjes heel veel pret.
Na eenlgen tijd werden ze moe
en gingen in 't gras zitten om uit te
rusten.
Nu gaan we „Visite maken"
spelen ,zei Ada. Ik ben de moeder
en Mientje, jij bent de vader, en
Lousje, dat is de grootmoeder, die
komt ons bezoeken. Greetje is de
mevrouw die naast ons woont.
Maar hier bulten kan je niet
naast iemand wonen, protesteerde
Mientje.
Wel zeker zei Ada. dat kan best.
Kijk, zie je daar, dat is 'n huis, en
ze wees naar 'n paar serlngenboo-
men, waarvan de takken door elkaar
heen geslingerd waren, zoodat er 'n
soort poortje gevormd was. Nu ga jij
daar wonen, Greet, en na 'n poosje
vliegt je huis in brand en dan kom
je naar buiten hollen en dan helpen
we je.
Greetje ging dus naar „het hu;s
van hiernaast" en Lousje draafde
weg om 'n pop te halen, dan kon zij
grootmoeder zijn.
Breng 'n mandje moe, riep Ada
haar na, en vraag dan om wat koek
jes. We moeten net doen. of we gaan
eten, zie je, en dat gaat zoo moeilijk,
als we niets hébben om te eten we
kunnen alles na doen, maar dat niet.
We kunnen natuurlijk wel nèt doen
of de koekjes taartjes zijn, of pud
ding, of cake, maar we moeten dan
werkelijk iets kunnen eten.
Mientje knikte; Ja. dat b°greep ze.
Zoo. zei Ada, die altijd graag
aan anderen vertelde, hoe iets ge
beuren moest, ik ben de vrouw en
Mientje, jij bent mijn echtgenoot jy
moet dus zorgen voor de meubelen,
want grootmoeder komt bij ons lo
geeren. o, ja dan moeten we ook
nog 'n paar kinderen hebben.
Mientje keek eens rond; zij begon
er nu ook plezier ln te krijgen.
O, kijk. de meubelen heb ik al
Daar is de kinderstoel voor de baby,
en ze wees op 'n lage boomtak vlak
bij. En daar zijn de andere stoelen
en 'n tafel en 'n bed
En hier hebben we de baby, be
sliste Ada, terwijl ze 'n oud kussen
ln de hoogte hield.
Mientje vond t nog niet mooi ge
noeg.
Daar heb je 'n sohommeLstoel
ook, wees ze ergens ln de lucht, daaüi
kan je heerlijk in gaan zitten schom
melen, met de baby op je schoot.
Ada deed alsof, maar ze zat op die
manier toch niet erg gemakkelijk:,
en daarom viel de baby heel gauw in
slaap en werd naar bed gebracht, op
'n hoopje gras dat daar lag.
Mientje stond werkelijk verbaasd;
zij en Greetje speelden wel eens op
deze manier, maar ze had nooit ge
dacht, dat stadskinderen er ook van
zouden houden.
Nu, zei Ada, Petertje, ons oud
ste zoontje, is net gestorven. Hij
kreeg bessensap en daar heeft hij
veel te veel van gegeten en daar is
hij aan dood gegaan. Nu moeten we
natuurlijk 'n begrafenis hebben en
dan gaana we hem begraven. Kijk,
daar is net 'n mooi kuiltje, daar is
de grona zacht ook.
O, daar heeft Hector 'n been
begraven, gaf Mientje opheldering.
Maar dat kon Ada minder schelen.
Hier hebben we Petertje, ver
klaarde zij, en ze liet 'n dik stuk
van 'n tak zien, dat schitterend het
overleden familielid kon voorstel
len.
En dan maken we 'n mooie
grafsteen, kondigde Mientje enthou
siast aan, ik vraag aan vader zoo'n
mooie groote tegen en daar teekenen
we dan met potlood op: Petertje,
overleden 2 Juni, door te veel bes
sensap".
Ben Je nu heelemaal wijs,
spotte Ada, dat hoort toch niet op
'n grafsteen. Nee, we moeten zeggen:
„Heengegaan, maar niet vergeten!"
Daar komt die lieve grootmoe
der, riep Mientje Ineens. Nu zullen
we eerst die begrafenis doen en
dan.... dan hebben we 'n partijtje.
O, maar zeg. we moeten 'n heele
massa bloemen hebben voor de be
grafenis
Juist op dat moment kwam de
„mevrouw van hiernaast" haar deur
uithollen:
Brand! brand! schreeuwde zij
hard, er is wérkelijk brand!
Haar oogen, gewoonlijk blauw ais
van viooltjes, schenen nu wel zwart,
en ze had vuurroode wangen.
Kijk! gilde ze, en wees naar 't
dak van hun huls.
En werkelijk, daar schoot 'n vurige
tong hoog boven 't dak uit.
Gauw! belt de brandweer op,
schreeuwde Ada.
Maar Mientje wist béter, wat er
hier gedaan moest worden; zij rende
naar de groote bel, die daar hing
om de menschen bulten ln 't land
voor 't eten te waarsohuwen, of wan
neer ze voor 't een of ander naar huis
moesten komen. Mientje luidde wat
ze kon en in minder dan geen tijd
kwamen van alle kanten menschen.
aanloopen, om te helpen. Er werd
'n lange ladder tegen het huls ge
zet en met emmers water, die men
van hand tot hand reikte, was he*
brandje heel vlug geblusoht. Heb
was ontstaan op de vliering, doorda't
er aan den schoorsteen iets haperde,
en wanneer de kinderen het niet 7/>o
vlug ontdekt en direct alarm ge
maakt hadden, was het mooie oude
huls misschien geheel ln vlammen
opgegaan.
's Middags nam mevrouw Meer
tens de kinderen mee, om te gaan
plcniccen, er was niet ver daar van
daan 'n aardig meertje, waar het
viertal kon gaan baden, zoodat ze
zich kostelijk amuseerden. Het
spreekt wel haast van zelf, dat toen
zij eindelijk na 'n heerlijken mid
dag weer naar huls reden, ze allen
doodmoe waren, en de kleintjes vie
len onderweg al in slaap
Het heele gezelschap ging dan ook
vroeg naar bed en toen Mientje haar
moeder welterusten" kwam zeggen
sloeg zU de armen om haar hals en
zelde:
Moesjelief, lk vind Ada en
Lousje allebei echte schatten. Ik
houd zoo van ze. En 't kan me
heusch niets meer schelen, dat ze
mooiere Jurken hebben dan wij,
want Ada heeft zélf gezegd, dat ze
ook gewone katoenen Jurken dragen,
wanneer ze niet uit logeeren zijn.
En vind je het ook niet heer
lijk, herinnerde moeder haar. cn
moeten we niet héél dankbaar zijn,
dat we ons lief huls nog hebben,
waar we rustig kunnen gaan slapen?
Mientje sliep al haast:
Het was .mevrouw van hier
naast die den brand het eerste zag,
mompelde ze nog, en haar oogen
vielen dicht
VRIJDAG 1 AUGUSTUS 1930
No. 189
door
WOLLY RESOORT
Corry Bergsma had 't heerlijk ge
vonden, dat Stien, haar nichtje uit
Amsterdam, den heelen zomer bij
hen zou komen op 't dorpje. Want
ze zou dan natuurlijk den heelen dag
met Stien kunnen spelen en Vader
en Moeder hadden ook nog gezegd,
dat Stien met haar mee naar de
dorpsschool zou gaan.
En vol trots had Corry haar nicht
je dien eersten ochtend meegenomen
naar de andere meisjes, en ze zorg
de er dadelijk voor, dat Stien in hun
vriendinnetjeskring werd opgeno
men. Stien merkte echter al gauw,
dat Corry graag de aanvoerster was
bij de verschillende spelletjes. Corry
besliste altijd wat ze zouden spelen,
en Corry koos de meisjes uit, die mee
mochten doen, maar omdat ze altijd
zoo vroolijk was en als ze iets mis
dreven had, dadelijk de schuld op
zich nam, hielden bijna alle meisjes
toch van haar. En ook Stien voelde
zich spöedig op de school thuis, en
vertelde haar Oom en Tante al
gauw, dat ze 't er wat prettig vond.
Zoo gingen zij en Corry dus iede-
ren dag samen getrouw heen en
weer. En onderweg voerden ze altijd
drukke gesprekken, want ze hadden
elkaar altijd heel veel te vertellen.
Maar op een middag moest Stien
steeds weer denken aan 't meisje,
waarnaast ze met zingen gezeten
had. 't Was een heel stil meisje, dat
zich nooit bij de anderen aansloot,
maar altijd alleen haar weg ging, en
hoe Stien er haar best ook voor had
gedaan, ze kon met geen mogelijk
heid een gezellig praatje met Anke
houden.
Nu op weg naar huis vroeg ze er
Corry eens naar.
„Zeg, Cor, wie ls dat toch die
Anke? je weet wel, ik zat vanmiddag
weer naast haar".
Corry keek verwonderd op; ze was
druk bezig een veldruikertje voor
Moeder thuis te plukken, maar toen
antwoordde ze:
..O, dat kind! Ja, ze is ook nog niet
zoo lang op school, maar toch al heel
wat langer dan Jij. Toen ze er pas
was, vroegen we haar steeds, of ze
mee wilde spelen, maar toen deed ze
zoo raar.We wilden ziekenhuisje doen
maar daar werd ze kwaad om. Zc
zei, geloof ik, dat 't niet mooi was,
dat je zoo maar vroolijk speelde, dat
Je ziek was en 7,00 had ze altijd wat.
Nu Ja, zie je, zoo komt het vanzelf,
dat ze nooit inet ons meedoet. Maar
Stien hield er nog niet over op:
„Neen. ik geloof vast, dat ze toch
aardig Ls, Cor Waar woont ze9"
„Hm, aan de Beukenlaan, den an
deren kant op Ze gaat altijd dadelijk
van school naar huls Eens vroeg
Tine haar, of ze met haar mee ging,
maar dat wou ze beslist niet: ze
moest dadelijk naar huis. En ze heeft
ons nooit gevraagd, eens met haar
mee te gaan. Wc zijn 't bepaald niet
waardig bij haar te komen".
„Maar zeg. Stien. wou jij soms eens
naar haar toegaan?"
„Ik weet niet, ik vind 't zoo zielig
voor haar. dat ze altijd zoo alleen is".
Corry haalde de schouders op en
mompelde nog zoo lets van „Eigen
schuld". Verder spraken ze er teen
niet oven en al spoedig waren ze
Anke alweer gchce! vergeten. Totdat
op een dag Corry, die languit in den
Vader was eens in de stad,
En toen dacht hij: weet je wat,
'k Zal voor Lies Iets koopen hier,
'k Doe haar graag een klein plezier!
En zoo kwam hij dan naar huis.
Met een kleinen speelgoed-muis!
Aan een touwtje met een veer,
Sprong het beestje op en neer.
Maar o. wee, de kleine poes,
't Troetelkind van Lies en moes,
Zag niet dat het speelgoed was,
En dacht woedend: dat ls kras!
C2iS~
Sluipend kwam z' op Liesje aan.
Maar opeens bleef zij weer staan,
Want de muis bewoog zich niet
Totdat Lies hem springen liet!
Foei, wat schrok de kleine kat....
Wat een vreemde muis was dat!
Kijk nu zat hij daar weer stil,
Was er weer iets geks op til
Maar opeens lacht Liesje luid,
„Domme poes, jou kleine guit....
Houdt toch op, je lijkt wel dol.
't Is een muis van hout en wol
tuin lag te lezen, plotseling door
Stien werd gestoord, die nog hijgend
van 't harde loopen er haastig uit
stootte:
„Zeg, Cor! ik heb een plan, lk weet
wat leuks!"
Corry keek van haar boek op.
,.Wat Stien?"
„Wel, Gerritsen, jullie oude tuin
man, zei me, dat hij van avond nog
eieren naar Mevrouw van *t Hof, aan
de Beukenlaan moest brengen. Nu
dat Ls natuurlijk Ankes moeder. Al3
wy 't nu voor hem gaan doen. heb
ben we meteen een boodschap om
Anke toch eens op te gaan zoeken
,En kunnen we trouwe vriendschap
met haar sluiten." voltooide Corry
spottend. „Och, Stien, er Is toch
heusch geen eer aan Anke te beha
len. Als zy nu zoo wil, laat ze dan!"
Maar Stien was niet te overtuigen.
„Neen, Corry, wy moeten eens
naar haar toegaan, Ik vind 't flauw
om haar nu ook zoo maar links te la
ten liggen. Ze vindt 't heusch zelf
ook niet leuk. Ik ga, wat jy dan doet,
moet Je zelf weten!"
..Nu dan. ik ga maar mee." gaf
Corry nog brommerig toe. terwyl ze
haar boek dicht sloeg. „Zeg Jij het
dan even tegen Moeder, dan ga ik de
eieren halen en Gerritsen meteen
eens vertellen, waarom jij zoo vrien-
deiyk voor hom bent. maar lk doe 't
echt om hem een plezier te doen, en
nergens anders om!"
Stien lachte. Corry meende 't niet
zoo erg.
Even later stapten ze samen den
weg op. met een mandje tusschen
hen in. Ze gingen bulten het dorp om,
dat was korter, zoodat het niet lang
duurde of ze sloegen de Beukenlaan
In en kwamen by een aardig villaatje
met daarvoor een moolon bloemen
tuin, een kiezelpad leidde langs den
'zUmuur naar den achterkant.
Stien duwde 't hekje open en sa
men liepen ze naar de voordeur.
Met een hevigen armzwaai haalde
Corry de bel over.
Spoedig werd de deur openge
daan door een dame met een vrien-
deiyk gelaat, en de beide meisjes be
grepen dadelyk. dat zij Mevrouw van
't Hof zelf was, want Anke leek
verbazend veel op haar. Mevrouw
nam de eieren over en vroeg de
meisjes toen even mee te gaan naar
Anke. Ze liepen de gang door naar
de tuinkamer.
Corry liep een beetje onverschillig
achteraan en liet Stien steeds het
woord doen. Raar toch van Stien">
bepeinsde ze, „om hier heen te gaan.
Als Anke ons ziet, wordt ze of kwaad
erom. of verlegen, maar in ieder ge
val zal zc wel geen woord tegen ons
zeggen." Toen opende Mevrouw van
't Hof de deur van de tuinkamer en
liet de beide meisjes vriendelijk bin
nen. die echter verwonderd bleven
staan, in de gezellige kamer, met
vroolijke platen aan den muur, en
waar verscheidene planten Iets pret
tigs en frisch in brachten. De meu
beltjes, de snuisterytjes, alles gaf 't
idee of 't een meisjeskamer was.
Toch Anke was er niet. Maar op een
rustbank, tegen een van dc muren,
lag een meisje uitgestrekt, met fyne
donkere krullen om 't smalle gerucht
je. Dadeiyk, toen Corry en Stien
binnentraden, keerde ze haar leven
dige bruine kijkers naar hen toe en
lachend vroeg ze meteen:
„Dag! Jullie zijn by Anke op
school? Ja, zeker?"
Mevrouw knikte haar rustig toe en
gaf Stien en Corry leder een stoel,
terwyi ze zei:
„Dit ls ons Jetje, Ankes zusje. Maar
Jet moet dezen zomer stil blijven lig
gen, omdat ze te hard groeide, dai
was niet goed voor haar."
En Jet voegde er dadelyk vroolijk
bij
„Maar ik ben nu al heel veel be
ter, hoor!"
Juist kwam Anke binnen van uit
den tuin, wel verbaasd Corry ea
Stien hier te zien, maar Corry voel
de dadelyk: niet Anke werd verle
gen, maar zy, die anders altyd het
hoogste woord had. Gelukkig maar
dat Stien er was. Die vertelde rus
tig aan Anke, hoe ze hier zoo kwa
men.
„O," zuchtte jet, „weet Je wel, dat
ik die eieren moet eten en er heele
maal niet van houd?"
Ze zei het op zoo'n grappigon toon,
dat allen moesten lachen. Toen werd
ook Anke spraakzamer, zoodat de
benauwde stemming gelukkig week.
Anke had een ruikertje bloemen uit
den tuin gehaald.
.JMjntjes, zeg!" prees Jet. maar ln
welk vaasje zullen we ze zetten?"
„Hier in dit kannetje op den
schoorsteenmantel," koos Stien. „Dan
heb je er een leuk gezicht op. en jc
zult zien, dat ze daar zoo aardig
uit zullen komen."
„Je hebt geiyk, hoor," en Anke
volgde Stiens raad op. Samen 111 ^t
Stien schikte zc de bloemen, terwijl
de laatste aan Jet vertelde, dat. ze bU
haar thuis ln Amsterdam heelemaal
geen bloementuintje hadden.
Dank zy Anke en Stien. word 't
een vrooiyk uurtje, maar Corry bleef
tegen haar gewoonte heel stil Tel
kens keek ze naar dat vrooiyke meis
je op de rustbank en dan weer naar
Anke, 't zorgzame zusje voor Jet, die
een en al gezelligheid was en van
alles deed om 't Jet toch maar ple
zierig te maken en daarnaast, zag zc
dan weer Anke van school, 't meisje
waar niemand zich mee bemoeide,
dat altyd alleen was. „En alleen door
myn schuld", dacht ze dan steeds
weer. „Wat moet Anke 't wel niet
akelig vinden by ons op school en
my vindt ze natuuriyk heelemaal
een spook.
Corry was eigenlijk blij, toen te
weer vertrokken. Ze namen een
vrooiyk afscheid van Jet, maar toen
Anke hen uitliet en ze met hun
drieën door de gang liepen, zwegen
ze plotseling en voelden ze allen
drie een beklemmende stilte. Maar
toen opeens, terwyi Anke de deur
al wilde openen, legde Corry haar
hand op Ankes schouder en ze vroeg
Anke, zeg, ben Je erg boos op
me?"
..Boas? Maar Corry waarom?"
Dlc zachte stem trof Corry nog
meer. En .sterker nog voelde ze, hoe
veel verdriet ze Anke toch had aan
gedaan. Heftig zei ze:
„Waarom? Omdat lk op school
altijd zoo'n akelige kat ben en Jou
wel 't allerergst heb geplaagd!"
Maar Anke schudde haar vriende
lijk gezichtje en harteiyk zei ze:
„Dat is toch allemaal voorbij,
Cor?"
Toen bleven ze nog even praten,
over Jet. Stien en Corry hadden even
veel medelijden met haar als Anke
en ze beloofden heel dikwijls terug
te komen om 't Jet zoo gezellig mo
ge hjk te maken.
Zoo werd de vriendschap tusschen
het viertal gesloten en ze bleven een
trouw klaverblad.
„Een klaverblad van vier," ael Jet
later eens, toen ze weer eens te za-
men een heerlijken middag hadden
gehad, „dat zich zelf geluk aan-
brengtl"