Mijn Herbariums
Postzegelrubriek
WIENS PET IS DIT?
DE HEER DES HUIZES.
WOUTERTJE TEGEN
DEN DRAAD IN.
bi geweest, je begrijpt, wat dat zeg
gen wil: tegen den draad in. Altijd
anders dan 'n ander.
Al van zijn prilste jeugd af was hij
zoo geweest; toen hij maar eventjes
besef kreeg, dat er verschil was tus-
schen dag en nacht, begon het al.
Natuurlijk, héél jonge kindertjes,
voor wien dag en nacht nog precies
eender zijn, kunnen van hun moe
der, of wie hen anders verzorgt, ook
nog wel eens een deel van de nacht
rust opeischen, maar wanneer zij
gezond zijn, verandert dat al héél
gauw en de kleine snuiters gebrui
ken, net als de groote menschen. in
de eerste plaats den nacht om te
slapen.
Wouter was van den beginne af
aan van een andere meening; hij
was zoo gezond als 'n visclije. alle
tantes waren het met moeder eens,
dat het 'n héééérlijke jongen was,
maartegen den draad moest hij
zijn. Hij vond, dat juist de dag op
perbest geschikt was om te slapen
en 's nachtsdan was hij zoo
frisch als een hoentje, krijschte van
levenslust, sloeg met z'n speelgoed
links en rechts in het rond, at en
dronkkortom, hij maakte van
den nacht den dag.en omgekeerd.
Want overdag wenschte mijnheer
in zijn rust niet gestoord te worden;
iedereen in huis oefende zich, om
toch maar zoo geruischloos mogelijk
te loopen, want anders 's Avonds
leefde Wouter weer heelemaal op,
vermaakte iedereen met zijn gui
tenstreken, maakte pret van be
lang, enwas weer geheel gereed
om moeder en vader het grootste
deel van den komenden nacht bezig
te houden.
Het is te begrijpen, dat dit niet
zoo door kon gaan en hoewel vader's
vrienden hem wel eens plaagden, dat
hij voor de toekomst van zijn zoon
niet bang behoefde te zijn, want dat
er ongetwijfeld 'n pracht van een
nachtwaker uit hem zou groeien, hij
vond dat maar een bedroefd schrale
troost. Als hij zoontjelief ertoe kon
brengen, meer overdag zijn jonge le
venslust uit te vieren, dan zou dat
papa veel aangenamer zijn dan die
mooie toekomst.
Alle zachte middelen om Wouter
tje van zijn hebbelijkheid te gene
zen, faalden; och, hij was toch zoo
lief en hij was toch zoo moeder's
eenige schat, dat hoe vader ook
bromde, zij maar niet over haar kart
kon verkrijgen, krassere maatrege en
tegen den kleinen rebel te nemen.
Tot eindelijkWouter op ge
voelige wijze moest ondervinden, dat
dat kleine willetje van hem toch
niet altijd kon blijven regeeren.
Moeder werd ziek de zorg voor
Woutertje kwam in andere handen
en toen ondervond hij al gauw, dat
er strengere meesters regeerden. Zijn
moedertje, ach, wanneer die wel
eens boos op hem werd, nm^at hij
toch zoo vreeselijk .tegen den
draad in" was, dan was 'n lachje
een guitigheid je. alweer voldoende
om haar al die zorg te doen vergeten
hem eens heerlijk te knuffelen en
hem dan toch maar weer z'n zin te
geven. Maar nu!moeder had na
tuurlijk voor haar lieve schat gepleit,
Want zij begreep heel goed, dat de
tijd van verwennen nu voor hem
voorby washet had alles niets
gebaat.... Dokter vond het 'n
schande, dat moeder op dergelijke
wijze met haar gezondheid had ge
speeld, ter wille van zoo'n klein
dwarsdxijvend stukje mensch
Dokter gaf zijn instructiesen 't
lieve leventje was uit! finaal uit!
Wilde Woutertje 's nachts liever
wakker blijven? Best..., maar in 't
donker;Speelgoed.Geen
denken aanEten of drinken....?
Dat doen we overdag!Dan maar
huilen....? Ook al goed.... Huil jij
maarmoeder en vader kunnen
je niet meer hooren
Het werd 'n harde tijd voor het
jonge mensch, maar lang duurde het
niet, want al heel gauw begreep
Wouter Junior, dat hij het toch niet
kon winnen en het maar beter was,
die groote menschen hun zin te ge
ven.
Had hij dat nu in zijn verder le
ven maar steeds voor oogen gehou
den. dan had hem dat veel verdriet
bespaard, maar neenaltijd weer
moest §n zou hij „tegen den draad
in" zijn. Als het winter was, zeurde
hij bij zijn moeder om een of ander
zomerkostje, had hij opeens zoo'n
vreeselijke trek in aardbeien of iets
dergelijks, 's zomers kwam hij niet
uitgepraat over de heerlijkheden van
gepofte kastanjes of gebraden ap
pelen en snakte hij ernaar, te gaan
schaatsenrijden. Was 't mooi weer,
dan zat hij liever thuis, regende het
pijpesteeltjes, dan moest men hem
verbieden uit te gaan.
Op school was het al precies een
der; niet. dat hij ondeugender was
dan zijn kornuiten, of minder goed
leerde, heelemaal niet. Maar hij wil
de altijd graag anders. Als de heele
klas zich van te voren erop had ver
heugd, dat ze zoo'n fijne dag op
school zouden hebben, want dat er
weer voor de eerste maal buiten ge
speeld zou worden, inplaats van die
taaie gymnastiekles binnen, of dat
er voorgelezen zou worden uit dat
spannende Indianen-boek, dan za
nikte Woutertje den heelen morgen
over die nare school; was tot groote
vreugde van iedereen de vacantie
aangebroken, dan was Wouter het er
heelemaal niet mee eens en bleef
véél liever op school.
Dat dat mis moest loopen tot
Woutertje's eigen schande en ver
driet dat spreekt wel van zelf.
Van huis naar school voerde de
kortste weg langs een mooi p'.ein.
waar in het midden een prachtig
plantsoen met groote bloembedden
en. er omheen een fraai hek was aan-
gelegd a Het had Wouter heel wat
moeite gekost, het met z'n vriendjes
eens te worden, dat dat werkelijk
de kortste weg was; al na 'n paar
dagen, toen ze als gewoonlijk 's mor
gens met 'n heel troepje tegelijk naar
school gingen, was hij erover begon
nen-
Zeg, we kunnen toch véél beter
dat zijstraatje loopen, dat is toch
korter.
O, die heeft weer watWou
tertje wil weer wat anders.Me
neer ..tegen den draad in" heeft wat
nieuws verzonnenvielen ze alle
maal tegelijk op hem aan.
En toch heb ik gelijk, hield
Wouter vol.
Best. hoor, dan heb je gelijk
Jij het zijstraatjekom, jongens
dan gaan wij den omweg Dag
Wout, prettige wandeling
«En zoo had Wouter wekenlang in
zijn eentje het zijstraatje geloopen.
Wel vervelend, vond hij, veel gezel
liger om met elkaar te gaan..,,
maar de anderen wilden niet Hoe
moest dat nu Hij piekerde en
piekerde; hij kon toch niet gaan
zeggen, dat ze werkelijk den kort-
sten weg liepen? Daar ging hem 'n
licht op
Nou, jullie hebben gelijk, hoor.
met dat zijstraatjevoegde hij
zich op 'n morgen weer bij de vrien
den.
-Daar had je toch niet zoo lang
over hoeven te denken, meende er
een.
Heb je daarover al dien tijd in
je eentje loopen te suffen, plaagde
een ander.
Ja, dat straatje loopt om. gaf
Wouter toe.
Dat zeiden we toch allemaal
jij altijd met je dwars zijnhet
is toch de kortste weg, dien we al
tijd loopen!.... klonk het in koor.
Nee. viel Wouter ineens met
overtuiging in. het straatje is om.
maar toch loopen jullie niet den
kortsten weg.
AIgemeene verbazing.
Je lijkt wel dol, wat heb jé nu
weer in je hoofd gehaald.Jij hebt
nou waarachtig altijd wat bijzon
dersEerst zeg je. het zijstraatje
is om en dan is het weer niet zoo....
Ik wil dan wel eens zien, hoe jij kor
ter naar school looptbegonnen
de jongens zich steeds meer op te
winden.
Hou jullie nu je gemak en wacht
tot vanmiddag, als we naar huis
gaan.
En 's middags wachtten de vrien
den weer allemaal op elkaar, nieuws
gierig, hoe Wouter er zich dezen keer
uit zou redden; het was hun een
raadsel, hoe die dwarskop toch kon
-blijven volhouden, dat h ij gelijk
had. Z ij waren het met z'n allen roe
rend eens, dat er geen kortere weg
bestond.
Gezamenlijk slenterde het troepje
huiswaarts, totdat bij het plant
soen gekomen Wouter de anderen
beduidde, dat hij wat achter wou
blijven. Ze begrepen niet goed, wat
zijn bedoeling was, vooral omdat hij
voorzichtig in het rond bleef staan
kijken, maar opeens.daar nam
hij een aanloopje'n sprong
en hij stond midden in 't gras van
het plantsoen. Ze schrokken ervan.
hoe durfde hij dat nu te doen?....
elk oogenblik kon er een politie
agent langs komen en dan moest
hij er weer uitover dat hek met
die scherpe punten
Wouter zelf scheen ook wel 'n beet
je angstig geworden te zijn; hij
bleef tenminste weifelend staan en
dacht er blijkbaar hard over, maar
weer denzelfden weg terug te gaan.
Maar daar zag hij aan den over
kant de anderen staan, die intus-
schen rond waren geloopen, en die
hem natuurlijk braaf zouden uit
lachen en met zijn dwarsdrijverij in
het ootje nemen, als hij midden in
zijn heldendaad bleef steken.
Hij keek dus eerst nog eens schich
tig in het rond, verzamelde al zijn
moeden daar liep hij op 'n draf
je dwars over het grasveld naar den
tegenovergestelden kant, waar het
troepje vrienden met spanning den
afloop van zijn gevaarlijke onderne
ming afwachtte.
't Was wel 'n rare, altijd met z'n
gelijk willen hebbenen het
mocht toch eigenlijk heelemaal niet,
dat loopen door het plantsoen....
als de politie het zag.maar toch
vonden ze het wel 'n beetje kranig
van hem.
Dat begreep Woutertje óók wel, en
daaromeerst om dat grooóe
bloembed heendan met 'n vaart
je het andere grasveld overdan
het hekdaar was hij in 'n wip
over.... en danfijn, dan had
hij gelijk gehad, hij had den kort
sten weg genomen.
Maar helaashij had te vroeg
gejuichtdaar voelde hij zich
eensklaps van achteren vastgegre
penhij dacht door den grond te
zinken van schrikkeek angstig
achter zichmaar gelukkig, het
was alleen maar het prikkeldraad
rond het bloemperk, dat hij in zijn
angstige haast niet gezien had en
dat achter in zijn blouse was blij
ven vasthaken. Met zenuwachtige
vingers trachtte hij zich van die ve
nijnige prikkels los te maken, eerst
voorzichtig, toen met rukkendie
lamme dingen, nu haakten ze nog
in z'n broek ook Opeens een
noodkreet van buiten het hek
Wouter!Wouter!gauw
daar komt 'n politieagent aan! Je
moet. terugNee.... terug! In
hun schrik holde het troepje jongens
gezamenlijk den anderen kant uit.
trokken daardoor juist de aandacht
van den agent, die nu opeens het
arme slachtoffer midden in het
plantsoen in het oog kreeg.
Wouter bestierf het haast van
angstTi wanhopige ruk aan
zijn blouse gelukkig, daar was
hij los. Zijn goed was wel gescheurd,
alle menschen, z'n broek ook al....
nu kon hij dien agent tenminste ont-
loopen.... Daar had je hem al....
Gauw terug Zoo nu over 't hek...
Au! 'n angstige kreet van pijn ont
snapte hembewegen dorst hij
zich niet meerhet wa-s, alsof er
gloeiende messen in zijn been wer
den gestokenWeg waren z'n
schrik, z'n angst voor den politie
agentalles was verdreven door
die vreeselijke pijn en toen de
agent hem na enkele oogenblikken
met uiterste voorzichtigheid van het
hek afhielp, nadat de kwaadaardige
punt behoedzaam uit de wond was
getrokken, Was hij 'dén man SSelfs
dankbaar.
Het was voor Wouter „tegen den
draad in" een bittere les; zijn ver
wonding door die verroeste spijlpunt
genas maar héél, héél langzaam en
na heel veel pijn.
Nooit heeft hij na dien meer moei
te gedaan, om door een of andere
heldendaad te bewijzen, dat hij ge
lijk had. Liever géén gelijk dan op
zoo'n manier, en dat heeft hem in
zijn verder leven géén kwaad gedaan.
Nog enkele waterplanten zijnt
Waterlelie (Nymphaéa alba) zie
fig. 1. fam. Waterleliën (Nymphae-
ceeën). Een overblijvende plant, die
in vijvers, slooten en veenplassen
algemeen voorkomt. De bladeren
zijn drijvend, rond, met hartvormi-
gen voet, gaafrandig. De bladstelen,
die een lengte hebben naarmate de
diepte van 't water, zijn verder
evenals de bloemstelen buisvormig
met 4 groote lucht holten. De bloe
men zijn groot, wit gekleurd, iets
welriekend. Er zijn vele bloembla
den, die naar binnen overgaan in
meeldraden. De stempel is geel.
Bloeitijd MeiAugustus.
De gele plomp (N. lüteum), zie fig.
la, die zeer algemeen is, heeft niet
zulke groote bloemen. Gekweekt
komt de waterlelie voor in vele kleu
ren. In de Groenendaalsche vijver
staan bijv. lichtgele, rose en roode.
Kleine lischdodde (Typha angusti-
folia) zie fig. 2, fam. Lischdodden
(Typhaceeén). Een plant, die ook
veel in ons waterlandje voorkomt.
Welke Hollandsche jongen kent niet
de water- of riet-sigaren, die in de
zomervacantie wel geplukt worden
voor een droog bouquet.
Wanneer de plan bloeit, bestaat
de bloem uit een vrouwelijke en een
mannelijke aar, de mannelijke iets
boven de vrouwelijke. De vrouwe
lijke heeft alleen stamperbloemen,
de mannelijke meeidraadbloemen.
Deze laatste vallen gauw af, zoodat
alleen een stukje stengel overblijft.
De stempels zijn zwartbruin en ge
ven aan de vrouwelijke aar de don
kere kleur. De bladen zijn smal-lijn-
vormig, grasgroen. Bloeitijd Juli—
Augustus.
Ook komt wel voor de groote
Lischdodde (T. latifólia). Ze zijn
dadelijk van de eerste te onder
scheiden, doordat de mannelijke en
vrouwelijke aar tegen elkaar zitten;
de bladen zijn breed, lijnvormig,
blauwgroen.
Begin Augustus zaaien we Alpen
yergeet-mij-niet (Myosotis alpestris)
tam. Ruwbladigen (Asperifoliaceeën)
Een gemakkelijk te kweeken
plantje met blauwe bloempjes. In
September moeten ze worden ver-
jspeend, om half October op de be
stemde plaats te worden gezet. De
plantjes moeten ongeveer 25 c.M. uit
elkaar staan. Bij strenge kou moe
ten we de plantjes afdekken met
tijshout. Er bestaan variëteiten met
witte en rose bloempjes. Een van de
beste soorten is de Victoria. De
Myosotis alpestris triumph kan zelfs
nog in Maart gezaaid worden, daar
deze reeds 8 a 10 weken ha uit
zaaiing bloeit. Wanneer jullie deze
soort evenwel nu reeds zaait, in Oc
tober wat plantjes in bloempotten
zet en in de kamer brengt, zullen ze
den heelen winter bloeien.
Silene pendula.
tam. Muurachtigen (Caryophylla-
Ceeën). Een sierplantje uit Zuid-
teuropa, dat men hier weinig aan
treft, omdat de plantjes buiten,
.Vooral in 't Noorden van ons land,
moeilijk overwinteren. Het wordt 25
a 30 c.M. hoog en overlaadt zich
met vrij groote, rose bloempjes.
Onder glas overwinteren ze gemak
kelijk. Heb je geen bakje, verspeen
dan in September op een beschutte
plaats. Ze kunnen dan eind Maart
dp hun bestemde plaats uitgeplant
worden. De meest gebruikte varië
teit is de S.p. compacta. Een mooi
soort met donker bruinachtig blad
is S.p. Bonnetti.
Nog meer soorten kunnen reeds in
den herfst gezaaid worden, doch
overwintering onder glas is dan
noodzakelijk. Daarom zal ik de be
handeling hiervan maar achterwege
laten.
Peterselie.
Van de toekruiden is peterselie
wel een der meest gebruikte. Voor
vele gerechten is ze onmisbaar.
Soms wordt de voorkeur gegeven
aan fijngekruide soorten, daar de
gewone veel overeenkomst vertoont
met de in 't wild groeiende giftige
hondspeterselie. We zaaien vroeg,
daar het zaad soms een maand
lang ligt eer het opkomt. Het ont
kiemen kunnen we bevorderen door
het enkele dagen vóór het zaaien
met vochtig zand te vermengen. Het
fijne zaad wordt heel dun uitge
zaaid en nadat 't een weinig gedekt
en flink aangedrukt is, goed bego
ten. Bij droogte is 't noodig, dat dit
vaak herhaald wordt. Hoewel pe
terselie een tweejarige plant is, is
ze tegen strenge vorst niet bestand.
In het najaar kunnen we de blade
ren drogen en in stopflesschen be
waren,
TUINIER.
NEDERLAND
II.
sa
/Oe.
O'S
Se
/ic
/0C.
/JÏ<L
/re.
Joe.
Mie
JSe-
soe.
/<//a
Jt&fO
7 4
/e
Jie.
In 1871 werden de eerste straf
portzegels uitgegeven. Ze vertoonen
een groot waardecijfer in een cirkel.
In den bovenrand staat „Te beta
len", in den onderrand „Port". De
waarden zijn: 5 cent (bruin op
oranje) en 10 cent (violet op
blauw). Grootte van de vakjes 2.8
bij 2.3 c.M.
Gedurende 1872 tot 1888 verscheen
een nieuwe serie met de kleine beel
tenis van koning Willem III in een
cirkel. Daarboven staat in een band
de landsnaam, er onder de waarde.
Deze zijn: 5 cent (ultramar.), 1/
cent (roodbruin), 10 cent (rose),
12 1/2 cent (grijs), 15 cent (bruin),
20 cent (groen), 22l/2 cent (blauw
groen), 25 cent (lila), 50 cent (geel
bruin), 1 gulden (violet), en 2 gul
den 50 (rood en blauw). Grootte
van de vakjes 2.8 bij 2.3 c.M., be
halve voor de 2 gld. 50, die in groo-
ter formaat verscheen. Hiervoor zijn
de afmetingen 3 bij 2.5 c.M.
In 1876 verscheen een nieuwe uit
gifte voor de lagere waarden in 't
cijfertype. In een cirkel staat een
groot waardecijfer, terwijl dit te
vens op de hoeken In kleine cirkel
tjes is aangebracht. De landsnaam
staat in een band bovenaan; het
woord „Cent" onderaan. Uitgege
ven werden y2 cent (rood), 1 cent
(blauwgroen), 2 cent (olijfgeel) en
2 12 cent (donker violet). Deze serie
komt ook in lichtere kleuren voor,
n.l. resp. lichtrose, groen, oranje en
lichtlila. Grootte van de vakjes 2.8
bij 2.3 c.M. Zie voor de indeeling het
schetsje.
Rustenburgerlaan 23.
S.
Hier zie Je drie flinke knapen of
liever gezegd: drie flinke jongens
koppen. Er is er een die een pet
heeft, maar wie dat is, kan Je niet
zoo dadelijk uitmaken. Daar is meer
voor noodig, zooals je ziet.
De pet ligt in het midden, geheel
yerward in een kluwen van lijnen.
Aan een der kanten is een pijltje
geteekend. Als je nu weten wil wiens
pet het is, moet je langs dit pijltje
teruggaan, net zoo lang tot je bij
den jongen bent. Dan weet je het.
Maar pas op, dat je geen vergis
sing begaat, hoorl
„Maar moeder," hield Annie vol,
„Bob is toch geen man. Hij is pas
tien jaar en ik ben er al elf."
„Zeker, dat is nu wel zoo," gaf moe
der kalm ten antwoord, „maar hij
wórdt toch een man," en tegelijker
tijd deed zij de oven open, waaruit
een heerlijke geur kwam, die zich
door de warme keuken verspreidde.
„Best hoor," mopperde Annie en
smeet de groote houten beslaglepel
met een boos gezicht boven op de
prachtig uitgerolde plak dee^ (net
of het deeg de schuld van alles was)
.,U zult zien, dat Bob alles ln de war
zal laten loopen."
„Ik hoop, dat er niemand anders
zal zijn, die het in de war laat loo
pen," antwoordde moeder, en Annie
begreep heel goed, wat mams daar
mede bedoelde. Ze had wel graag een
beetje brutaal antwoord gegeven,
maar gelukkig kon zij dat, door flink
op haar lippen te bijten, inhou den
Maar boos was zij, heel erg! Va
der was morgen voor zaken op reis,
terwijl het juist Bob's verjaardag
was, en nu zou er te zijner eere een
echt diner zijn, waarvoor verschil
lende ooms en tantes, en neefjes en
nichtjes waren uitgenoodigd. Als
vader thuis was, dan zat die natuur
lijk altijd aan het hoofd van de ta
fel, dat hoorde nu eenmaal zoo. Maar
wat ging mams nu toch doen? Bob,
die kleine jongen, op vader's plaats
laten zitten? Maar dat was toch ver
schrikkelijk! Annie vond, dat zij, de
oudste, daar behoorde te zitten, of
anders mams, en dan zij tegenover
haar, aan het ondereind van de
tafel.
„Ik geloof, dat ik nog nooit zoo
boos geweest ben op moeder," dacht
de kleine meid bij zichzelf.
Het spreekt van zelf, dat Bob met
de regeling juist heel erg ingenomen
was, en hij vond, dat moeder groot
gelijk had; wanneer vader er niet
was dan was hij de heer des huizes
en dan was zijn plaats ook aan het
hoofd van de tafel.
„Als je je niet netjes gedraagt,"
dreigde hij zijn zusje, toen die tegen
hem ook al begon te mopperen, ,.dan
geef ik je van de kalkoen alleen
maar de nek!"
De hoofdschotel van het diner was
namelijk kalkoen; daar was het nu
wel niet de tijd van het jaar voor,
maar Bob als de jarige had mogen
kiezen en had toen kalkoen boven
aan op het programma gezet. Moe
der had het eerst wel een beetje
vreemd gevonden, den gasten nu
zoo'n winterkostje voor te zetten,
maar och, het was toch allemaal fa
milie aan tafel en het zou voor Bob
toch wel een beetje naar geweest
zijn, als hij nu hierin niet zijn zin
had kunnen krijgen. Dat zouden de
ooms en tantes ook wel vinden.
„Ik zal de kalkoen voorsnijden,"
zei moeder tegen Bob, „dan moet jij
toekijken, dan kan je het de vol
gende maal ook."
„Hè, ik geloof zeker, dat ik het nu
ook al wel kan," riep Bobbie uit, „je
houdt de kalkoen maar flink vast met
een vork en dan snijd je maar met
van die lange halen. Rats! de poo-
ten eraf! Rats! de vleugels! Rats de
nek! En moeder, Annie krijgt de nek
van me."
„Neen, vent," zei moeder, „dat gaat
niet, de nek van de kalkoen mag je
aan niemand geven."
Annie nam zich ten slotte voor, om
toch aan tafel maar zoet te zijn; het
is altijd dom om boos te blijven over
iets, waaraan je toch niets kunt ver
anderen. Bob dacht natuurlijk, dat
zij bang was, de nek te krijgen.
Wat rook het den volgenden dag
heerlijk uit de keuken Buiten kwa
men de lekkere geuren je al tege
moet; moeder was dan ook bekend,
dat zij zoo heerlijk kon koken.
De gasten begonnen al vroeg te
komen; Annie ontving het gezel
schap en bracht de dames naar bo
ven, om hoeden en mantels af te
doen. Onderwijl ging Bob met een
van zijn neefjes naar de garage ach
ter in den tuin om naar zijn witte
muizen te gaan kijken.
„Zeg Har, ik zit vanmiddag op va
der's plaats aan tafel en mag dee-
len."
„Als je mij dan maar niet vergeet,"
waarschuwde Harry, het neefje.
„Nee hoor, ik zal je goed bedienen,
reken maar
Maar natuurlijk, moeder ver
trouwde hem en hij moest dus zor
gen, dat iedereen zijn deel kreeg.
Zoodoende liep alles prachtig en
van de kalkoen bleef zelfs niets ove?
voor een schoteltje den volgenden
dag.
De gasten waren allen vol bewon
dering voor de manier, waarop Bob
de plaats van zijn vader innam.
„Hij is van het goede hout gesne
den, hoor," riep een van de ooms,
,,het is, of ik zijn vader zie zitten."
„Hij doet het haast tè netjes en tè
precies", meende een der tantes.
Zelfs Annie begon er plezier in te
krijgen.
Zooals gezegd, alles liep best, en
toen kwam het dessert! En daar
moeder er niet van hield, om bij zul
ke gelegenheden iets half te doen,
waren er niet alleen pasteitjes, maar
ook ijs, en bovendien nog schuim,
twéé soorten, zacht wit schuim bin
nenin en van buiten harde chocola-
deschuim. Het was een prachttaart.
Moeder maakte er zoo een een paar
maal in het jaar, met verjaardagen
en met Kerstmis. Bob was er dol op.
„Hè, mams, laat mij de taart ver-
deelen" en meteen stond hij al op,
terwijl zijn oogen schitterden.
Hij nam het mes, dat moeder hem
ervoor gaf en rats! de eerste snede
was er. Prachtig! Wat een fijne cho-
coladegeur kwam eruit!
11e gasten zaten in gespannen ver-
wachtig, terwijl moeder onderwijl
ijs ronddiende.
Bob deed zijn best; eerst sneed hty
groote stukken, tot hij plotseling zag,
dat hij dan niet toekwam; dan maar
wat kleinere stukken, steeds kleiner,
tot het laatste stuk een heel dun
schijfje was. Enfin, de taart ging
rond, de dames namen de kleine
stukken, de jongens natuurlijk de
groote, maar o, jammer! toen de
schotel eindelijk bij Bob terugkwam
waren er niet meer dan een paar
kruimeltjes waar eens die prachtige
taart had gelegen. Bob had maar
steeds angstig toegekeken en toen hij
zag. dat zijn nichtje Floortje het al
lerlaatste stukje nam, voelde hij
plotseling een prop in zijn keel ko
men en vergat- hij heelemaal, dat hij
op vaders plaats zat, dat hij van
daag heer des huizes was. De tranen
kwamen hem in de oogen; slikken
kon hij niet meer, het verdriet werd)
hem te machtig. Opeens sprong hij
op en holde naar boven
Al had liij ook niets gekregen van
de kalkoen, of van de bessensap, of
van een van de andere gerechten,
dat had hem allemaal niets kunnen
schelen (natuurlijk, dat kon hij nu
licht denken, nu het diner achter
den rug was) als hij tenminste maar
één klein stukje van die heerlijke
taart had gehad.
Net wilde hij de deur achter zich
dicht doen, toen hij iemand naar
boven hoorde komen hollen; het was
Annie, die met oogen twinkelend van
pret de kamer kwam binnenvallen.
„O, Bobbie!" lachte zij, „ik zag di
rect, dat je met de taart niet toe
kwam en weet je, wat ik toen ge
daan heb?Ik heb stilletjes voor
jou ook een stuk genomen!" En
waarempel, daar had zij het in haar
servet.
„Maar heb je dan twéé stukken
durven nemen?" vroeg Bob, terwijl
hij de tranen uit zijn oogen "boende
en zich eigenlijk toch wel een beetje
schaamde.
„Neen, ik heb maar één stuk geno
men. maar 'n héél groot, dat kun
nen we best in tweeën snijden, kijk
maar!
Het was werkelijk een reuzenstuk;
Bob nam dadelijk zijn zakmes, sneed
het stuk netjes in tweeën en nadat
zij hun portie hadden opgesmuld,
gingen zij weer naar beneden.
Daar bleek dat alle ooms voor die
arme Bob 'n stukje taart hadden
overgehouden.
„Ik dank U wel, glimlachte Bob,
„maar ik hoef het heusch niet te
hebben. Kijk, toen ik daarnet even
weglieptoentoentoen
heb ik'n witte muis gehaald, om
U te laten zien." En werkelijk kwam
er een klein muisje uit zijn zak kij
ken.
De dames gilden en moeder zei:
„Kom. pas nu maar op, dat je dat
beest niet laat loopenen ga weer
op je plaats zitten.
Bob ging naar Annie toe, liet haar
opstaan en ging toen op haar plaats
zitten.
„Wat is dat nu!" riep zij, „waar
moet ik nu zitten?"
„Wel, jij bent toch eigenlijk ouder
dan ik, zoodat jij toch tegenover
moeder moet zitten," fluisterde Bob,