ZONDER GELD DOOR ZUID-ITALIE.
SiS;
H'
En toch een vorstelijke reis".
Hoe ver de gastvrijheid der automobilisten ons bracht.
Portretjes teekenen in Messina.
Een wit gekleede jongeling met glim
mende zwarte haren, bracht ons en
onze tasschen naar een hotel.
Daarna gingen we „Messina zien".
Maar er was niet veel te zien.
Na de aardbeving van 1908 wordt Messina
weer opgebouwd. Het is bijna heelemaal nieuw
en daarom de vervelendste stad, die ik ken.
Alles is leeg en onaangenaam. Als men ten
minste nog maar werkelijk modern bouwde!
Maar het zijn alle vierkante barakken van
hout of beton en imitaties van klassieke
stijlen. Aan alle muren steken nog de be
tonijzers in de lucht. Alles is kaal, nuchter,
armelijk. Dunne boompjes in de breede,
rechte, grijze straten maken alles nog arm
zaliger. De beroemde Duono zit van binnen
vol met hout. Balken, die alles steunen. Ergens
voor een altaar wordt een kind. gedoopt. Als
het water over zijn hoofd komt begint het
te schreeuwen en maakt daardoor alles nog
kouder en nuchterder.
We lagen vroeg in bed. Den volgenden mor
gen zaten wij voor het grootste café en on
der de 'belangstelling van de heele bevolking
teekende ik tien portrettan voor vijf Lire per
stuk. Dat zijn 65 cent Meer konden de mem
schen niet betalen. In een Trattoria bestelden
we brood, eieren en kaas en kregen tot onze
wanhoop in een groote pan de eieren samen
tmet zuremelk-kaas in olie gebakken op tafel
gezet. Nadat wij de eieren met moeite er uit
gepikt hadden, verlieten wij gauw het lokaal
en ook Messina.
Een boer bracht ons van de barakkenstad
aan de Oostkust van Sicilië naar Giardini
Met het wagentje, waarvoor een paar vin
nige paarden liepen, ging het over een berg
straat in gevaarlijke serpentines, vaak hon
derd meter recht boven de zee en aan den
anderen kant verhieven zich steile rotsen. Om
9 uur des avonds waren wij in Giardini en
klommen in het duister de rotsen op tus-
söhen metershooge fantastische cactussen
en donkere steenmuren. De maan stond zil
ver boven de diepzwarte zee. Laat in den
avond kwamen we in het slapende Taormina
aan.
De boer, die ons meegenomen had. bracht
ons in een kleine herberg. Want de groote
hotels van Taormina zijn niet te betalen.
500 Lire per dag. Dat is zestig gulden. In
ons hotelletje woonde een troep Siciliaansche
poppenspelers en gauw waren wij goede vrien
den. Zij toonden ons hun bijna levensgroote
ms-Tlonetten, die zwaarder dan een mensch
waren. Ridders met zwaarden, helmen, har*
nassen, van top tot teen gekleed in zwaar
koper en brons. Prinsessen en Feeën met
prachtige sluiers, zijde en juweelen. Alles
timmeren, hakken, snijden, construeeren.
smeden, schilderen en naaien die kerels zelf
bewonderenswaardig. Ook de décors. Eenige
dagen later zagen wij hun romantisch his**
torisch ridderschouwspel. In het laatste be
drijf worden den dapperen ridder Orlando
de oogen uitgestoken. Onder ademlooze span
ning der toeschouwers komt de beul Bran-
dabor in opdracht van den Sultan Mahomet
Selim ibn Ha run al Raschid en steekt zijn
zwaard in beide oogen en waarlijk: echt bloed
loopt bij liters over gezicht, baard en harnas.
Maar dan komt Carolo Magno en de arme
dappere ridder Orlanda wordt gewroken en
een stuk of zes Mooren en beulen liggen dood
op den grond! Natuurlijk heeft de goede fee
Radolinda geroepen.
Later vertelden de komedianten ons dat zij
echt ossenbloed in het hoofd van den armen
dapperen ridder Orlando doen. en dat na
iedere voorstelling de arme, dappere ridder
nieuw opgeverfd wordt en schoon goed krijgt
Den volgenden ochtend zagen wij Taormina
bij licht. Van zulk een paradijs hadden we
niet gedroomd. Het stadje ligt als de
meeste Italiaansche kleine steden terras
vormig op een rots, maar dan tweehonderd
meter boven een eindelooze ultramarijn*
blauwe zee. De valleien tusschen de rotsen
zijn rose, van de honderden en honderden
bloeiende amandelboomer.. En dan hangen,
staan, kleven aan en op de steile rotsen
de reusachtige cactussen en snijden groote
palmen donkere ornamenten in de diep
blauwe lucht. Op de smalle paadjes loopcn
ezeltjes met groote tonnen voor water, wijn
en olie op en neer. Achter de rots van
Taormina ligt een donker en wild bergland,
waarboven zich wit en majestueus de rooken
de Etna verheft.
Niet één nieuw gebouw is in het stadje te
zien. Alles is nog als voor eeuwen. Grieken,
Romeinen, Noormannen, Seracenen en Duit-
schers hebben hun sporen achtergelaten. In
oude palazzos, kas teel en en kloosters zijn de
voornaamste hotels. Wij loopen en loopen,
hebben geen woorden meer, vergeten tijd en
zorgen en kijken en kijken maar. Ik zit overal
te teekenen: huisjes, ezeltjes, cactussen, rot
sen, die in de zee staan, witte booten met
witte zeilen. We loopen door het antieke
Grieksche amphitheater^ien in de verte Naxos
liggen, droomen van Ariadne, van Archimedes,
van Vikingers. Mooren, Hohenstaufen. In het
Noorden ligt vlak op den horizon het laatste
eind van het continent in de zon te gloeien
en de rest van Griekenland, Malta, Tunis,
Thipolis en Spanje fantaseeren wij daarbij.
Wij staan aan het eind van Europa, dat ons
begrip van de wereld omsloot en nu plotse
ling opent zich een oneindige nieuwe wereld
met nieuwe wenschen, nieuwe verlangens,
's Avonds zitten wij onder een schitteren
den Zuidelijken sterrenhemel op het terras
van „Hotel San Domenico" zooals de naam
zegt, een oud klooster en onder ons aan
een rand van een onheilspellend*zwarte zee
gaat een trein voorbij, kleiner dan een mier.
Den volgenden morgen ontdekten wij vol
schrik, dat wij bijna geen geld meer had*
den en ik moest gaan verdienen. .Hier", zei
mijn vriend overtuigd, „hier kan je meer dan
10 Lire vragen. Dat zijn allen schatrijke
menschen, die in Taormina zitten". „Zoo
als wij!" zei ik. We gingen in de Giardino
publico en op een bank zaten een mijnheer
en een mevrouw, die Hollandsóh spraken. Zij
waren net als de overige Hollanders in het
buitenland, die elkaar niet aankijken, maar
we waren spoedig in gesprek. Toen vroeg ik
eindelijk met kloppend hart voor een land-
schapkrabbel 25 Lire en meneer betaalde dat
zoo maar uit zijn vestzak. Verheugd wandel
den wij verder kwamen aan een tennis
veld „entrance only for members!" waar
een groote, bruingebrande man met bijna
witte haren met een dame tennis speelde.
„Die meneer lijkt erg op den Duitschen ex*
kroonprins!", zei ik tegen mijn vriend. ..Je
bent gek!" antwoordde mijn vriend. „Je kan
gelijk hebben", zei ik.
Wij spraken al lang weer van Sophokles en
Euripides, wat het daggesprek van Taor
mina was, omdat in Syracuse net de open
luchtspelen in het autieke amphitheater
plaatsvonden, toen we plotseling een dame
op een bank zagen, die opsprong en ons tege
moet liep. We herkenden een kennis uit Rome
en vroegen haar, of zij niet een rijken
Amerikaan of zoo iemand wist. dien ik kon
portretteeren voor een ton of wat minder.
Zij dacht een oogenblik en riep toen: .Daar
achter speelt de Duitsche ex-kroonprins
tennis. Die heeft geld
genoeg. Teeken hem!"
Wij gingen met ons
drieën terug en ik
begon van buiten te
teekenen, terwijl de
heer Von Hohenzol-
lern heen en weer
liep. Hij zag mij tee
kenen en riep: „Desl-
gustare?" „Ja",
antwoorde ik. Daar
bij kreeg ik een rib
benstoot. „Je moet
ten min^e „Hoog
heid" zeggen!", fluis
terde mijn vriend.
„Nee! Ik heb mijn
principes", antwoord
de ik woedend. Maar
De ex-kroonprins Frie-Hoogheid kwam aan t
drich Wilhelm von hek en vroeg of het
Hohenzollern. niet moeilijk was tc
teekenen, terwijl hij
heen en weer sprong. Daarbij keek hij onzc-
vriendin uit Rome in de oogen. „O", zei ik.
„mag ik binnen komen? dan zal het beier
gaan!"
De ex-kroonprins vond het best en met ons
drieën wandelden wij den entrance only for
members binnen onder de eerbiedige blik
ken van de in massa toekijkende vreemde*
1 in gen. Ik liep dus een kwartier met. mijn
potlood en de ..Kaiserliche Hoheit", zooals hij
door den trainer genoemd werd, achter den
ba! aan Toen zei hij: „dat gaat niet, ik ga
zitten!" En met zijn zonnebril op mün neus.
zat ik een uur te teekenen. Terwijl hij
poseerde, vertelde hij duizend dingen, flirtte
tegelijk met onze Romeinsche vriendin, keek
nog naar verschillende andere dames die
achter het hek stonden en bewees mij door
zijn gesprek, dat hij heelemaal niet- dom.
integendeel: zeer ontwikkeld en heel aardig
was. Wij spraken van Holland, van Amster
dam, dat hij goed kende en hij stemde in met
mijn lofzang op d:e mooiste der steden. „Ik
heb ook geteekend", zei hij. „Oh", zei ik.
het binnenste van zijn neusgat zwart
makend. „Ja", vervolgde hy ijverig, „maar
alléén profielen!" „Oh!", zei ik en teeken
de een kuiltje in zijn kin. „Ja, ik heb les
gehad van een beroemd professor. Ik herin
ner mij zijn naam niet meer". „Oh", zei
ik, en teekende met een grooten zwaai zijn
neusrug. „Maar niet met krijt, zooals u.
maar met gekleurde potlooden!", zei hij als
een vakman. „Oh, oliekrijt-potlooden!" zei
ik en maakte zijn rechter wenkbrauw wat
lichter. „Neen, geen oliekrijt«potlooden, ge
kleurde potlooden!", zei Hoogheid. „Dat zijn
oliekrijt-potlooden!" doceerde ik onverstoor
baar en vlakte een glimlichtje in zijn lichte
oogen. Toen begon hij over wat anders.
„Speelt u ook tennis?" ,.Neen, ik
teeken!" zei ik en omlijnde zorgvuldig zijn
adamsappel „Hoe vindt u Taormina?"
„Het mooiste, wat ik ooit gezien heb", zei ik
en maakte een paar stippeltjes, om aan te
duiden, dat het tijd werd, dat hij zich liet
scheren. Het leek net. als of hij mij inter
viewde. „Ja, het is heel mooi", vervolgde
hij. ,Den meesten tijd ben ik aan de Riviera
om tennis te spelen. Maar om dezen tijd kom
ik naar Taormina. Het is aardig en voor
al de trainer heeft een bijzondere manier
van spelen en dat is nieuw voor mij. Ik speel
al sinds vijf en dertig jaar".
Ik liet met geen woord merken, dat ik
wist, dat hij de zoon van Wilhelm was en
deed of ik het „Kaiserliche Hoheit" van den
trainer niet hoorde. „U bent niet zoo bruin
als ik?" vroeg hij verwonderd. „Neen", zei ik.
„ik ben nog niet zoolang in de zon als u".
„Ik vervel heelemaal niet meer!" ver
klaarde hij trotsch. „Alleen af en toe in mijn
handen". En hij toonde een paar mooie,
bruine, gespierde handen. Dan sprak hij weer
van andere dingen. Ik merkte dat hij zich voor
alles interesseerde en van alles op de hoogte
was en ik had den indruk, d,at hij zich abso
luut niet meer om zijn verloren troon be>
kommerde.
Na een uur bekeek hij de teekening, maakte
complimentjes en veroorloofde zich op te
merken, dat zijn neus wat te groot en zijn
achterhoofd wat te klein was. Ik vervulde zijn
wenschen. Ondertusschen had de trainer ons
verschillende keeren met zijn toestel gekiekt
Toen was de teekening klaar en ik stond
op en gaf hem zijn zonnebril terug. „Wilt
u de teekening koopen?" vroeg ik. „Gaarne!
Wat kost ze?" Ik raapte al mijn moed bij
elkaar en zei: „Tweehonderd Lire!" „Zoo
veel heb ik niet bij mijzei de ex-kroonprins.
„Maar als u mij vertrouwt, zal ik het hier
bij den trainer brengen en daar kunt u het
halen, als u tijd hebt!"
,Dan kunt u meteen de foto's meenemen",
zei de trainer. „Goed!" Wij drukten hem
de hand en gingen. Toen wij om den hoek
waren en ik mijn vriend triomfantelijk aan
keek, kreeg ik een stomp in mijn maag.
Avond op Sicilië.
„Idioot! Twee honderd Lire! Vijf honderd had
je moeten vragen! Zoo een kans heb je maar
een keer in je leven!" Ik legde hem uit wat
het kunstenaarsgeweten is en dat je voor zoo
een teekeningetje niet meer kunt vragen.
Maar hij luisterde niet en ook orize vriendin
was niet tevreden. En al mijn vrienden, ken
nissen en familieleden schelden sindsdien
op mü, omdat ik den kroonprins niet meer
gevraagd heb.
Twee dagen later, om niet al te begeerlg
te lijken, kwam ik „even langs" om mijn
200 Lire te halen en vroeg naar de foto's.
,Die zijn mislukt!" zei de trainer. En hij had
nog al zoo'n prachtige camera! Ik vermoed
dat de ex-kroonprLns den trainer bevolen
heeft, mij de kiekjes niet te geven.
Denzelfden avond teekende ik in een café
een groot portret van een rijken Argentijn,
die met zijn jonge vrouw sinds anderhalf
jaar met auto en chauffeur op de huwelijks*
reis was. Door Europa en Azië. Om 12 uur
stonden wij op straat met vijfhonderd Lire.
Ik rekende uit, dat ik in twee dagen met
mijn prijzen van vijf tot vijfhonderd Lire ge
stegen was. ,AJs het zoo verder gaat, reizen
we over drie weken alléén nog met de Zeppe
lin", zei mijn vriend. Ik twijfelde daar
aan.
AGA.
„BEENEN" KNOOPEN.
U zult het misschien niet willen gelooven
maar het boordknoopje dat u draagt en zeer
waarschijnlijk ook de knoopen van uw over
hemd zijn u geleverd door eenkoe. De
dingen in deze wereld zijn nu eenmaal dik
wijls niet wat zij schijnen eh „beenen"
knoopen hebben vaak geen been gezien,
zien.
Zoo gaat het ook met vele „ivoren" kammen
en borstels.
Al deze artikelen begonnen hun bestaan,
om het zoo eens uit te drukken, als melk.
In zekere tijden van het jaar wordt er meer
melk geproduceerd dan er noodig is voor de
gewone doeleinden en het maken van boter
en kaas. Maar er zijn fabrieken, die dan
gaarne het te-veel koopen.
Melk n.l. bevat een stof, die caseine heet
en die er langs scheikundigen weg uit afge.
scheiden kan worden. Door alle vocht door
persing uit de caseïne te verwijderen en de
stof verder op vernuftige manieren te be
handelen, ontstaat een witte zelfstandigheid,
waaraan elke gewenschte vorm kan worden
gegeven en die zeer duurzaam is. Dit is her
„been", waarvan knoopen enz. vervaardigd
worden.
Van het vocht uit de caseïne maakt men
bovendien nog lijm en kleefpasta.
H, D, VERTELLING
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbe
houden).
Achter het loket.
door AUGUSTE BAILLY
élène Jaudeuïl verbeeldde zich op
veertigjarigen leeftijd nog zeer
bekoorlijk te zijn. Ze was mager,
had een eenigszlns gebogen hou
ding en loenschte een weinig.
Heur haren waren strookleurig; haar licht
blauwe oogen waren glansloos, maar zij zel
ve vond dat ze aschblonde haren had als
een Venetiaansche en dat die bijna onmerk
bare eigenaardigheid van haar blik haar
aantrekkelijkheid nog verhoogde.
Hélène was directrice, en tevens eenig
ambtenares, van het postkantoor te Planche-
en-Montagne. Reeds vele malen had zij een
dergelijke functie in andere kleine plaatsen
in Frankrijk bekleed, en zij wist eigenlijk
over niet veel anders te praten, dan over
haar Morse-toestel en de vellen met post
zegels, waarvan zij er af en toe een af
scheurde, als een boer zijn bruingebrand ge
zicht voor het loket vertoonde en om een
postzegel van 5 of 10 cent vroeg. De boeren
waren, volgens haar. overal gelijk: het wa
ren allemaal achterdochtige en domme lie
den.
Waarom kwam er toch nooit eens een
heer aan haar loket, voor wien haar schoon
heid zeer zeker niet verborgen zou blijven?
Ook Hélène Jaudeuil zou echter haar ro
man beleven
Toen zi.i op zekeren dag een stapeltje
brieven sorteerde, werd zij plotseling opge
schrikt door den klank van een haar onbe
kende stem.
„Neemt u me niet kwalijk, dat ik u stoor,
juffrouw, maar kun u me ook zeggen, hoe
laat de bestellingen hier geschieden?"
Hélène hief het hoofd op en keek In het
knappe gezicht van een heer met een wel
verzorgd puntbaardje.
Eenigszins overstuur van emotie antwoord
de zij stamelend:
„Meneer.in dit eenzame dorpje hebben
we maar één bestelling, 's morgens om 8
uur".
„Dank u wel. Juffrouw'*
En aLs raadde hij de vfaag in haar blik,
voegde hij er bij:
„Ik ben de nieuwe onderwijzer, Virgile
Crétin".
„O juist, meneer, aangenaamzeer
aangenaam!''
De onderwijzer vertrok en Hélène verzonk
weer in hare eenzaamheid. Zij ging aan het
raam staan om hem zoo lang mogelijk na te
kijken. Zou hij wellicht nog eens omzien0
Maar neen, de onderwijzer vervolgde zijn
weg. niet wetend dat hij het hart van juf
frouw Jaudeuil in vlam had gezet.
Van dien dag af begon een nieuw leven
voor Hélène. De dorpelingen verwonderden
zich over haar vriendelijkheid en welwil
lendheid, waaraan zij heusch niet gewend
waren. Midden in haar werk kon Hélène
soms ophouden en dan dacht zij aan den
man, die haar geheel in beslag nam Onge
twijfeld had hij haar wederkeerig lief. Zij
was wel een jaar of tien ouder, maar welke
man heeft geen behoefte aan moederlijke
teederheidEn kon hij niet veel beter
zijn leven binden aan dat van een intellec-
tueele vrouw, als zij, dan met een boerin
trouwen, die alleen maar dacht aan haar
kippen en koeien en varkens? Hij zou haar
fiu wel spoedig vragen.
Maar de tijd verliep. Soms kwam de on
derwijzer in het postkantoor om een aange-
teekenden brief te verzenden of een pakje
te laten wegen. Hij leefde heel eenvoudig en
ontving weinig post. Eiken Zondag ging hij
er steeds vroeg op uit en kwam eerst des
avonds laat terug.
„Hij houdt van de natuur!" dacht Hélène.
Soms kon zij den lust niet weerstaan een
gesprek met hem aan te knoopen.
„Mooi weer vandaag, vindt u niet? Hebt u
onze omstreken al eens bewonderd?"
„Ja zeker, juffrouw", haastte Virgile Cré
tin zich tc zeggen, maar verder kwam het
niet.
„Hij is verlegen, de arme jongen. Maar
eens zal de dag komen
Ondertusschen sprak ze zachtjes zijn voor
naam uit: Virgile!.... Wat klonk dat mooi.
Jammer dat zijn achternaam hiermede niet
bijzonder harmonieerde. Crétin! Toch zou
het niet slecht luiden: Hélène CrétinJau
deuilOch, waarom sprak hij toch niet?
's Zondags bespeelde Hélène het orgel in
de kerk. Dan had zij gelegenheid haar
mooie japonnen door de dorpelingen tc la
ten bewonderen, en hen versteld te doen
staan door haar prestaties op muzikaal ge
bied. Dat zij dikwijls heel valsch speelde
merkte niemand op.
Maar sinds haar ontmoeting met Virgile
Crétin improviseerde zij nog meer dan ooit
te voren.
Zij maakte ook gedichten
Eens was zij daar juist mee bezig, toen de
onderwijzer zijn brieven kwam halen. Hij
zag het velletje papier liggen, waarop eeni
ge dichtregels geschreven stonden en vroeg
belangstellend:
„Maakt u gedichten, juffrouw Jaudeuil?"
„Ja meneer antwoordde Hélène blozend.
„Ik geloof wel. dat ik die gave bezit. Wilt u
het eens lezen?"
En zonder zijn antwoord af te wachten
schoof zij hem het vel papier toe.
„Dat is heel goed!" zei Virgile Crétin, na
dat hij het vers doorgelezen had. „Ik heb
er een beetje verstand van, weet u, want ik
schrijf zelf ook gedichten'".
„U ook? Dat had ik nooit durven denken!
Mag ik er misschien een van u lezen? U
zoudt mij daarmee zeer gelukkig maken!"
„Als ik er u een genoegen mee kan doen,
juffrouw, dan heel graag".
Hij haalde een stuk papier uit zijn porte
feuille.
„Deze regelen zijn opgedragen aan een
jong meisje, dat uw naam.draagt", zei hij.
Met kloppend hart las Hélène het gedicht,
zy kreeg er tranen van in de oogen, zóó
mooi vond zij het.
„Prachtigprachtig!" stamelde zy.
„Ja, niet waar 't is nogal goed", gaf Vir
gile gaarne toe.
Gedurende de dagen, die volgden, leefde
Hélène in den zevenden hemel: zy had alles
begrepen Te verlegen om zyn gevoel
voor 'naar te bekennen, had de knappe on-
derwyzer deze list gebruikt: veinzende een
gedicht te richten aan een meisje, dat toe
vallig Hélène heette, had hy haar zyn liefde
op zeer delicate wyze kenbaar gemaakt.
„Als hy nu maar kwam! Dan zou hy we
ten, dat zijn liefde beantwoord werd!"
Inderdaad kwam hy eenige dagen later.
Zyn oogen straalden van bUjdschap en op
vroolyken toon riep hy:
..Juffrouw Jaudeuil, wilt u dit dringend
telegram voor my verzenden?"
„Zeker meneerantwoordde Hélène, een
weinig uit het veld geslagen.
Zy nam het papier van hem aan en las:
„Helene Moreau. Champagnole. Ben tot
onderwyzer benoemd in Champagnole. Zeg
het je ouders. Ben dolgelukkig. Virgile".
„Hoeveel is het?" vroeg hy, terwyl de post-
directrice met afwezigen blik de woorden
telde,
Hoe de Baskenpetjes gedragen
worden.
Wij teekenen hierbij aan. dat ook deze
vrouwenmode natuurlijk iveer is gelanceerd
door een man, n.l. door den Franschen ten
nisser Jean Borotra. In tegenstelling met
Worth, Paquin, Poiret, en hoe de modekonin
gen van de Rue de la Paix nog meer heeten
mogen, kreeg hij het artikel erin door het zelf
te dragen. Ook had hij er geen financieel be
lang bij. Hij handelt niet in Baskenpetjes,
maar in Benzinepompen.
Vert/ioedelijk hebben de gevolgen van zijn
goedbedoeld petje hem nogal ontsteld.
„Een franc tachtig", zei zy op goed ge
luk af.
En hy vervolgde, vol vreugde:
..Besrypt u het? Hélène is myn verloofde,
voor wie ik die mooie verzen van Ronsard
overschreef uit een oud boek. Ik heb zelf
nooit een gedicht gemaakt, hoor! Haar
ouders waren tegen het huweiyk. tenzy ik
benoe -d werd in Champagnole. En dat ge
luk is me nu te beurt gevallen!En over
een paar jaar neem ik myn ontslag....
Myn schoonvader bezit een groote bocrderU
met veel koeien, varkens, kippen enz. Dan
kan ik ganzen fokken en den grond bebou
wen. wat altyd myn liefste wensch is ge
weest! Weg mei alle boeken! Wenscht u me
geen geluk met myn benoeming, juffrouw?"
„Ik feliciteer u", zei Hélène op yskouden
toon. „Ik waardeer uw goeden smaak".
Toen hij vertrokken was ging ze aan het
Morse-toestel zitten en automatisch begon
zy het telegram over te seinen: het nummer,
het uur van verzending, het aantal woor
den. Toen zy gekomen was aan den naam:
„Hélène Moreau", peinsde zij op een middel
om haar mededingster met één slag te ver
nietigen Maar zy vond dit middel niet.
En uit gewoonte vervolgde zy haar taak,
zy het ook met een half verdrietigen, half
boozen trek om haar reeds ouden mond:
„Tik tik tik tik; tik; tik tak tik tik;
tak tik.enz.
Mj,'
T'"i
BL
ife
IL.
Het hardloopen door alle eeuwen.
ISketchX,