ATEEtDAGilV
MM
BIJVOEGSEL VAN HAARLEWS DAGBLAD
WALTHER RATHENAU.
Zijn leven en zijn werken.
- v.
ZATERDAG 9 AUGUSTUS 1930
doorL, A.
Naar aanleiding van het verschijnen van
een Hollandsche vertaling van Harry Graaf
Kessler's boek „Walther Rathenau" (Van
Loghum Slaterus' Uitg. Mij. Arnhem) zullen
wij in een tweetal artikelen een overzicht ge
ven van het leven en de werken van den
grooten Duitscher, die den grondslag legde
voor de vervullingspolitiek, die door wijlen Dr.
Stresemann werd voltooid. In 1922 werd Ra
thenau te Berlijn lafhartig vermoord.
Walther Rathenau in zijn studententijd,
pit: Harry Graaf Kessler „Walther Rathenau"
Gabriel Maurey, die een min of meer
pathetische levensschets van den
grooten Franschen romanticus
Eugène Deleacroix heeft geschreven
zegt: „Laten wij in zijn „Journal"
bladeren, laten wij ons over z-ijn ziel buigen
en hem zien- sidderen en lijden". Met dit
woord kan men gevoegelijk een karakter
schets van den grooten Duitscher Walther
Rathenau beginnen: „Laten wij ons over
zijn ziel buigen en hem zien sidderen en
lijdenWat voor den biograaf van Dela
croix diens Journal" is, dat zijn voor denge-
ne, die Rathenau's leven wil beschrijven,
diens brieven. Zij zijn het zeer melodieuze,
doch zeer sombere gedeelte ook, in de sym-
phonie van Rathenau's leven. Wanneer men
zijn brieven aan zijn vriendin gelezen heeft,
dan weet men: Deze mensch heeft mateloos
geleden.
Wil men Rathenau begrijpen dan dient
men hem op twee manieren te zien. Hij was
kunstenaar en dus gevoelsmensch, èn ge
leerde en dus verstandsmensch. of zooals
hij het zelf uitdrukte doelmensch. Deze
tweeslachtigheid was bet noodlot van zijn
leven. Zij komt voortdurend tot uiting in
zijn werken, die goed beschouwd niets
anders zijn dan het resultaat van den strijd
met zijn ander ik.
Hij werd op den negenentwintigsten Sep
tember van het jaar 1867 in de Chaussee-
strasse in Berlijn geboren. In de fabrieks-
wijk. Zijn vader bezat een kleine ijzergieterij.
Rathenau's voorouders waren rijk en zeer
gezien. Zij waren bankiers of industrieelen:
zijn grootmoeder was een Liebermann, óók
de grootmoeder van den grooten schilder
Max Liebermann. Men ziet dat de tweeslach
tigheid hier begint! Walther's vader, Emil
Rathenau, was een groot man en baanbreker
van de Duitsche groot-industrie. Hij kocht de
Edison-patenten, richtte de „Duitsche Edi
son vereeniging voor toegepaste Electriciteit"
op en legde zoo den grondslag voor de latere
A. E. G. „Er was iets in hem van Napoleon",
heeft Walther Rathenau van hem gezegd.
Zijn scheppingen veroorzaakten een algehee-
le omwenteling in de geheele Duitsche eco
nomie.
Het dubbelzinnige in Walther Rathenau's
karakter was de oorzaak van een vervreem
ding tusschen vader en zoon. De vader was
het proto-type en de volmaakte vorm van
het type mensch dat Rathenau later in zijn
philosophische en economische studies zou
afschilderen, als de doelmensch, die met een
hartstochtelijken wil behept is. om een doel
te bereiken, die slaaf wordt van zijn wil. van
de materie, en de vrije ontplooiing van zijn
ziel in den weg staat. Rathenau daarentegen
haatte iedere afhankelijkheid en sloot zich
dichter bij zijn moeder aan. Eerst veel later
zou er tusschen den vader en den zoon een
innige vriendschap ontstaan. „In de moeder
zegt Harry graaf Kessler in zijn biogra- i
phie leerde hij de wereld der idealen van
Goethe en de romantiek, van een rustige
waardigheid in haar aantrekkelijksten vorm
kennen: zijn vader belichaamde die andere
wereld van ademloos winstbejach. van rus
teloos zoeken naar technische moeilijkhe
den, die hem onwaardig toescheen, maar
toch zóó onafwijsbaar, zóó indrukwekkend
geniaal, dat het tot diep in de ziel van het
kind doordrong".
Zijn zieleleven ontwikkelde zich dus van
zijn jongste jaren af, langs twee wegen. Hij
wilde zich zoo spoedig, mogelijk onafhanke
lijk maken en gaf zich met lichaam en ziel
aan dat doel en hij had de neiging om zich
geheel over te geven aan innerlijke verdie
ping, los van ieder doel, de ziel gelegenheid
gevende zich zuiver te ontplooien, vrij van
ieder materialisme, vrij van elke eerzucht.
„In dezen dubbelen maalstroom consta
teert Kessler werd een geweldige massa
kennis en ervaring getrokken".
Rathenau was 17 jaar toen hij slaagde
voor zijn gymnasiaal eind-examen en philo-
sophie ging studeeren, mathematische na-
tuurkünde en chemie, in Berlijn en Straats
burg. Hij promoveerde op 22-jarigen leeftijd
en hij wijdde zijn speciale belangstelling van
toen af aan de electrochemie, merkwaardi
gerwijze de eenige tak van industrie op het
gebied der electro techniek waar de onder
nemingen van zijn vader nog niet de hand
op hadden gelegd. In 1893 werd hij leider van
de electrochemische fabrieken in Bitterfeld,
een kwijnende industrie, die hij met een on
verzettelijke wilskracht tot bloei wist te
brengen.
Voor een goed begrip van de figuur Rathe
nau dient men te weten welke verklaring hij
zelf gaf van zijn natuur. Hij was Jood en hij
beschouwde zijn schier onbegrensd intellect
als eigen aan zijn ras. „Het wapen der zwak
ken, zeide hij, is vrees en vlucht, maar wan
neer de vrees-menschen hun zorgen op de
toekomst richten, worden zij zich van de
macht van hun verstand bewust". „De Joden
zijn vrees-menschen, die zich uit het wapen
„verstand" een bolwerk gesmeed hebben te
gen eeuwenlange onderdrukking". Volgens
Rathenau was het verstand van het „Joden
dom" geweldig en tot onvruchtbaar wordens
toe, overgecultiveerd". Kessler sluit zich bij
deze uitspraak aan en vult haar, voor wat
Rathenau aangaat, aan met de woorden: „Het
wapen dat zijn volkomen overwicht verze
kerde, was zijn verstand, dat met duizend
armen, als van een Indische godheid, gewil-
ligen en weerspannigen in boeien sloeg".
Zijn meer dan middelmatige begaafdheid
voor de schilderkunst ten spijt koos Rathe
nau een burgerlijk beroep. Tot zijn één en
dertigste jaar bekleedde hij een afhankelijke
zij het leidende positie in de electro
chemische industrie. Kessler veronderstelt
dat Rathenau zich zoo volledig en zoo met
opoffering van ieder persoonlijk genoegen
aan zijn taak gegeven heeft, omdat hij on
afhankelijk wilde zijn van zijn schatrijken
vader van wien hij na zijn drie en twintigste
jaar toen hij in de practijk ging geen
cent ondersteuning meer aangenomen had.
(..Zooals in onze familie te doen gebruikelijk
was", verklaarde Rathenau zelf).
Toch dreef zijn gespleten zielstoestand hem
reed? in de moeilijke Bitterfeldsche jaren tot
geestelijken arbeid.
In 1899 bood de A. E. G. hem een direc
teursplaats aan en gedurende drie jaren
bouwde Walther Rathenau centrales in Man
chester. Amsterdam, Buenos Aires en Bakoe.
Tegelijkertijd werd hij gedelegeerde van een
groote electriciteitstrust. „Ik sloeg een blik
-- schreef hij later in de groot-industrie
en behoorde in dien tijd tot bijna honderd
ondernemingen". Geen wonder dat hij als
geen tweede de huishoudkundige en econo
mische gesteldheid van zijn land leerde ken
nen.
Dit fs het begin van den Berlijnschen tijd.
Hij werd opgenomen in de Berlijnsche mi
lieu's „waar zooals Kessler zegt een
nieuwe geest rondwaarde" en waar Rathe
nau een graag geziene gast werd. Deze „nieu
we geest" werd vertegenwoordigd door Ber
lijnsche hofkringen, door de bankiers en
den keizer. Merkwaardig Ls Kessler's beschrij
ving van den Rathenau uit dien tijd: „Hij
was een slanke, jonge man, zijn hoofd was
ongewoon gevormd en meer negerachtig dan
r-p
tit
Delphi, teekening vga W althei Rathenau. VitHang Graal Kessler. „Weather Rathenau"
Europeesch. Hij had diepliggende, koele, ree
bruine. langzame oogen. Een diepe stem
drukte een veelheid van fonkelende gedach
ten uit. Wanneer men hem één keer opge
merkt had, vergat men hem nooit, evenmin
als den typischen indruk dien hij maakte:
dien van massieve kracht en tegelijkertijd
van de een of andere zwakheid, misschien
-men wist het zelf niet precies van een
al te teere huid. Hij was interessant en een
beetje geheimzinnig. Hij deed denken aan
een anderen Jood. die zeventig jaar vroeger
in een anderen kring, met een gelijksoortig
sprankelenden geest, maar in een met goud
geborduurd Turksch vest en met ringen in
de ooren, zijn vlucht begon te nemen: Ben
jamin Disraeli!
Uit zijn geschriften „Der Kaiser" en „An
Deutschland's Jugend" weten wij overigens
hoe Rathenau over de Berlijnsche aristocra
tische milieus dacht. In het eerste zegt hij
onder anderen: De monarch werd door zijn
hofhouding omgeven, die in groote zorg
zaamheid en zelfverzaking hem verafgoodde,
den Staat als allerhoogste familie-aangele
genheid beschouwde en alles wat onaange
naam was ver van hem verwijderd hield.
„Hij moet zon hebben" heette het.
Toch had Rathenau veel succes in zijn
omgang met de Berlijnsche aristocratie, want
zijn intuitie was fijn en zijn geest scherp en
schitterend. Hij ontmoette den keizer voor
het eerst in 1901, toen hij een wetenschappe
lijke voordracht voor den monarch moest
houden. Later beschreef hij deze ontmoeting
als volgt: „Een vriend vroeg mij wat voor
indruk ik van zijn verschijning en van mijn
gesprek met hem gekregen had. Ik zeide:
„Hij is betooverenden een geteekende.
Een gespleten natuur, die zelf zijn gespleten
heid niet bespeurt. Hij gaat het noodlot tege
moet".
Van het noodlot in Rathenau's eigen leven
merkt men in deze prelude nog niets. Toch
was het er. Rathenau verkeerde in zijn vroeg
Berlijnschen tijd veel in kunstenaarskringen,
die door den keizer gehaat werden. Hij ging
geregeld om met zijn neef Max Liebermann.
Maximilian Harden, (die hem waarschijn
lijkst in zijn hart wel het naast heeft ge
staan) Reinhardt, Wedeklnd. Hofmannsthal.
Dehmel, Hauptmann, Moissi, Gertrud
Eysoldt, Tilla Durieux en anderen. Iedereen
merkte echter dat er tusschen Rathenau en
de wereld, een glazen wand was, dien hij zelf
had opgetrokken. Hij was een eenzame.
Kessler zegt: „Hij smeedde met de jaren,
bewust, woord voor woord, schitterende too-
verformules, die zijn innerlijk omhullen en
hem macht over menschen en dingen ge
ven moesten. Maar achter dit geestelijk om
hulsel greep een ommekeer plaats. De nei
ging naar verdieping, het snakken naar gees
telijk leven, werd sterker en sterker". Hij
wendde zich meer en meer af van het ver
stand en keerde meer en meer in tot de ziel.
Hij begon te twijfelen aan de onbegrensde
macht van het intellect, dat de ziel tekort
deed schieten.
Hier begint de tragedie. De tragedie, die
zelfs indirect den vreeselijken moordaanslag
op de Königsallee tot gevolg had.
Wij zijn weer teruggekeerd bij het uit
gangspunt: Rathenau's dualisme. Hij zelf
heeft Rathenau meedoogenloos geana
lyseerd in een opstel in de „Zukunft". In dit
opstel komt de strijd van de ziel tegen het
verstand duidelijk tot uiting. Het verstand in
dienst van de materie, van de eerzuchjt. van
de slavernij, slavernij aan macht, aan succes,
dat in wezen geen succes is, omdat het geen-
gewin opbrengt voor de ziel. „Al het verstan
delijke zegt Rathenau in zijn „Ongeschre
ven Geschriften" loopt tenslotte dood in de
niet-essentieele werkelijkheid. Slechts de
droomende phantasie vindt haar weg naar
boven. De tegenwoordige materieel onderne
mende wereld, kan zich slechts handhaven,
wanneer zij zich wil afwenden van haar
overdreven waardeering van den analyti-
schen. den onderzoekenden geest en zich
voor het ideele wil buigen".
Rathenau's strijd leeren wij kennen uit de
diep ontroerende brieven van zijn vriendin,
tot welke daden deze strijd hem bracht, we
ten wij uit zijn omvangrijk oeuvre. Hij
schreef een reeks staathuishoudkundige, phi
losophische en economische werken, die in
één woord revolutionnair waren en waarin
hij zeer dicht de bekende woorden naderde:
„Eigendom is diefstal".
Van beslissenden invloed op zijn zieleleven
was zijn reis naar Griekenland, een soort
van bedevaart, die hem veel bewust deed
worden wat voor dien tijd nog vaag was-
Daarna schildert hij in zijn hoofdwerk
„Mechanik des Geises" onder anderen, „de
geboorte van de ziel".
De gesteldheid van zijn ziel werd hij
zich in Griekenland bewust. Hij stond toen
onder sterke mystieke invloeden en was heel
dicht bij de natuur. Hij liet „de droomende
fantasie naar boven gaan" en in deze stem*
ming vond hij het antwoord op de vraag die
hem lang gekweld had. Hij twijfelde, hij
vroeg zich af,waarvoor deze wanhopige levens
strijd toch diende, wat. den zin was van dit
leven. Nu is die twijfel weg. Hij heeft de
oplossing immers gevonden: „Waarvoor dc
mensch bestaat? Om altijd cn altijd weer
het reine geluk van zijn innerlijke vrijheid,
altijd weer zijn ziel te beleven".
Dit woord is als de kristallisatie van een
reeks diepzinnige beschouwingen, die
Rathenau heeft opgeteekend in drie hoogst-
belangrijke werken, die men als de grondsla
gen moet beschouwen van een nieuwe men-
schelijke, sociale economische en politieke
wereldorde. De drie werken zijn: „Kritiek der
Zeit" 1912), .Mechanik des Geistes" (1913)
en „Von kommenden Dingen", dat in den
oorlog geschreven werd. Walter Rathenau
stelt hierin allereerst de vraag wat er in de
samenleving van de menschelijke ziel terecht
komt, de ziel die in de boeien der mecha
niseering vastligt. Mechaniseering be
schouwt Rathenau als een dwangorganf-
satie waaronder de ziel ten gronde gaat. En
kapitalisme is volgens hem „gemechaniseerd
bezit". Dit geheele systeem dient door een
ander vervangen te worden en uit de omwen>
teling van het economisch leven, zou een
crisis in het politieke denken moeten ont
staan. Rathenau heeft op ongemeen scherpe
wijze de arbeidsmethoden uitgeplozen en aan
critiek onderworpen. In „Von kommenden
Dingen" geeft hij den weg aan die de mensch*
heid moet bewandelen „om tot de remedie, de
wedergeboorte van de ziel te geraken". Hij
geeft een antwoord op de vraag „Hoe moet
het volk uit de oiuterste sjegr vaa de hel
der mechaniseering, waar de zie! verre van
is, verlost worden?", en legt daarbtf een ver
wantschap met. Marx aan den dag. hoewel
hij in tegenstelling met dezen, behalve den
proletariër ook den bourgeois weer tot
mensch wilde maken, opdat de proletariër
niet weer een kleine bourgeois zou worden".
Het zou ondoenlijk zijn om in dit overzicht
een eenigszins volledige beschijving te geven
van Rathenau's groote plan, het plan voor
den opbouw van een klassenlooze maatschap
pij. waarin geen proletariaat, geen erfelijke
onderdrukking, geen van de geboorte af be
voorrechte heerscherskaste zou zijn. Als
maatregelen wenschte Rathenau genomen te
zien, in de eerste plaats de beperking van
het erfrecht. Boven een matige vermogens-
eenheid, zou iedere nalatenschap aan den
staat moeten behooren. Door middel van be
lastingen zou particuliere rijkdom volledig
opgeheven moeten worden. Hij naderde het
communisme. Hij geeft echter ook het ant
woord op de vraag, op welke wijze men den
prikkel tot arbeid in stand moet houden. HU
liet het- niet bij theoretiseeren. In zijn
„Neue Wirtschaft" behandelde hij de practijk
van zijn iedeën en het stichten van geheel
nieuwe productiemethoden, arbeidsverdeelin-
gen en kapitaalsvormingen. Daarij vergat hij
nimmer dat de grondslag van zijn hervor
mingsplan was: grootere vrijheid voor den
mensch, uitbreiding van de ruimte waarbin
nen hij zijn ziel ontplooien kan. Eens schreef
hij: „Het is niet mijn bedoeling om uit mas
sa's proletariërs de ongetelde talenten te
halen, ook niet om van vakvereenigingssecre-
tarissen ministers te maken, dat alles is
bijkomstig en onschadelijk. Maar hetgeen u
gepeupel noemt, moeten menschen en gods.
kinderen worden, ondanks alle zwakheden en
ondeugden, d:e in hen mogen schuilen, vrije
menschen, geen braaf dienstpersoneel en
eerzame onderdanen".
In 1909 schreef Walther Rathenau: „Drie
honderd mannen, van wien iedereen ieder
nen kent, beheerschen de economische lot
gevallen van het continent". Hij was ééa
dier driehonderd. Kessler vertelt, dat hij in
den loop der Jaren bij 86 Duitsche- en 21
buitenlandsche ondernemingen een leidende
positie innam. „HIJ kende de geheele pro
ductie- cn verdeel mach me als een racer zijn
motor, die hij snik voor stuk uit elkaar heeft
genomen en weer in elkaar heeft gezet, op
ede cn slechte wegen heeft geprobeerd en
bij weer en geen weer bestuurd heeft". Op 12
Februari 1907 greep deze man voor het eerst
in de politiek van zijn land in. In een ar#
tikel in den Hannoverschen Courier nam hij
stelling tegen dc algemeen geldende opinie,
dat de belangrijkste machtsfactor van een
land. zijn effectieve bewapening was... Voor
waar voor dien tijden in dat land een ver
licht standpunt! HU beweerde dat oorlog nim
mer tot een wezenlijke beslissing kon leiden.
„Beslissender middelen zijn intellectueele en
economische waarden'. Rathenau trol met
dit artikel, hoewel het voorzichtig gesteld was,
de politiek van den Duitschen xeizer in het
hart. Maar ook op ander gebied leverde hij
in zijn eerste politieke essay belangrijk baan
brekend werk. Hij richtte zich namelijk tegen
het voortrekken van den Pruisischen adel en
brak een lans voor de burgerüjke intelli
gentie.
Schreef hij niet reeds lang voordat iemand
aan de mogelijkheid van Duitschland's on
dergang dacht: „Een volk van millioenen is
verplicht ten allen tijde zeer bekwame men
schen voort te brengen. Geschiedt dit niet,
of worden ze door politieke indolentie en
gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel een
voudig niet gevonden, dan heeft, dat volk
zijn eigen vonnis geveld?" Reeds in 1906
deelde hij graaf Kessler mede, „dat het wan
beheer nu al zoo lang duurde, dat men zou
kunnen gaan hopen, dat het zonder ca
tastrophe zou afloopen".
Hij was misschien de eenige Duitscher, die
Duitschlands ondergang voorzag.
(In een der volgende nummers volgt het slot
Der Blaue Engel.
Eigenlijk wordt het bedenkelijk. Iets
nieuws heeft Jannings ons met
zijn jongste films niet meer ge
schonken. Het begrip Jannfngs be
gint zich meer en meer te vereen
zelvigen met het idee „draak" waar we in
dezen tijd van opheffing der cinematogra
phic zoo bang voor zijn. Toch is het met een
zekere angst een onrechtvaardigheid te be
gaan, dat men zóó schrijft. Want Jannings
is een groot kunstenaar. Het moge dan waar
zijn, dat hij voor het oogenblik vast schijnt
te zitten aan een soort van Janningsstijl met
alle sentimenteele consequenties van dien.
wij zullen toch nooit vergeten, wat hij in
„Variété" gewrocht heeft, welk een formida
bele „Tartuffe" hij gecreëerd heeft.
Het komt ons voor dat er maar één goed
scenario gevonden behoeft te worden om
Jannings voor goed uit het moeras van den
wansmaak verlost te krijgen. Wanneer men
maar eens durfde breken met dat verschrik
kelijk afgezaagde, voor Jannings specifieke
motief, van den deugdzamen burgerman, die
van den maatschappelijken ladder rolt en in
de onmaatschappelijke goot terecht komt.
De tweeslachtigheid van zijn films spruit
uit dit motief voort. De deugdzame Jannings.
de burgerlijke huisvader, ie bourgeois, weet
hij steeds weer in een anderen en interes
santen vorm te geven. Zijn professor Rath
uit Heinrich Mann's roman is zoolang
hij fatsoenlijk blijft een uiterst belang
wekkende figuur; ook een nieuwe figuur,
waarin wij den ouden Jannings van vroegere
films niet herkennen. Dat is een groote
verdienste. Maar nauwelijks heeft het nood
lot in den vorm van een vampier-achtige
vrouw, dezen man den knock-out gegeven, of
wij vallen met een smak terug in de ons al
zoo heel goed bekende wereld, waar de Jan-
nings-conventies regeeren. Daar loopt hij
met onvaste stappen door de besneeuwde
straten. Zijn oogen staren wezenloos, de on
derlip hangt slap naar voren, het gezicht ls
gezwollen: hij is stuurloos, half bestiaal, ge
degenereerd en hij zoekt een stille plek op
liefst de plaats waar hij eens zonder zor
gen geleefd heeft om eenzaam te ster
ven.
Ik had „Professor Unrath" van Heinrich
Mann, waar deze film naar gemaakt is, niet
gelezen. Men verzekerde mij echter dat er
tusschen boek en film een belangrijk ver
schil is. De korte inhoud van de film luidt
als volgt: Professor Rath, die door zijn leer
lingen „professor Unrath" genoemd wordt,
ontdekt dat drie zijner discipelen hun nach
ten zoek brengen in 'n beruchte kroeg waar
een jonge vrouw Lola Lola als zangeres
van obscure liedjes, triomfen viert. De goede
man gaat op onderzoek uit en vindt zijn
leerlingen inderdaad in „Der blaue Engel".
Hij geraakt echter onder de bekoring van
Lola Lola engaat door haar ten gronde.
Hij trouwt haar, en moet zijn carrière opge
ven. Jaren later komt hij terug in de stad
waar hij gewerkt heef*. Hij treedt op als
clown in „Der blaue Engel". De halve bevol
king loopt uit om „Professor Immanuel
Rath" in zijn nieuwe rol te zien. De profes
sor vlucht in een zenuwcrisis, dringt des
nachts het gymnasium binnen waar hij eens
les heeft gegeven en sterft in het katheder
dat voor de leege klasse staat.
In het boek van Mann gaat het eenigszins
anders toe. De professor zoekt zich, wanneer
hij tot de ontdekking is gekomen, dat zijn
ondergang niet meer tegen te houden is, een
nieuw zij het verre van edel doel.
Hij wijdt de rest van zijn leven aan de
wraak en laat iedereen in den strik loopen
die hem eens gespannen werd: zfjn vrouw
Zijn vroegere leerlingen, die de oorzaak wa
ren van zijn ondergang, zijn vroegere colle
ga's, die hem verbanden, hij brengt ze onder
den verderfelijken invloed van het bizarre
en aantrekkelijke wezen, dat van hem, den
geleerde den deugdzame, een gek. een clown,
een hond maakte. Maar zóó mocht het niet.
Men verkoos den ouden stijl. Den vol-vetten
Janningsstijl.
Dit bezwaar moest ons van het hart. voor
wij er toe kunnen overgaan de goede dingen
op te sommen van de film „Der blaue Engel
Mariene Dietrich vertolkte de rol van ,Lola
Lola" de zangeres in het cabaret. En
hoe! Haar creatie behoort tot de beste
dingen die wij den laatsten tijd op het witte
ftoek sagea, Deze figuur yaa ae obscure, aota
zuiver vrouwelijke zangeres is buitengewoon
zuiver en psychologisch rijk gescha
keerd. De regisseur. Jozef von Sternberg,
heeft voorts een heel merkwaardige en per
soonlijke kijk gehad op het kleine, zwoele
cabaret, waar de ondergang van Professor
Rath veroorzaakt wordt. Hier is werkelijk
iets van het verderf, van het langzaam-
werkende vergif, van het geheimzinnig-
wurgende, waarin de deugd van don profes
sor om hals gebracht moet worden. Dit is
zuivere filmkunst! En Jannings dien wij
hier voor het eerst sprekend hooren, is
zooals wij al zeiden in het eerste gedeelte
van de film een nieuwe figuur, een andere
Jannings, die ons meer dan ooit bewijst,
dat hij een acteur van groot formaat is. En
na den ommekeer, wanneer hij weer de oude,
lugubere, afgestompte, aan lager wal ge
raakte is. dien wij uit vele films kennen,
blijft zijn spel toch grootsch, geweldig, in
drukwekkend, en win een bezetenheid af en
toe, die niet licht uit 't geheugen gaat. Als de
gewild-dramatische en verregaand senti
menteele opzet van het geval het plezier nu
maar niet bedorven had
Binnenkort zal „Der blaue Engel" ook in
Haarlem vertoond worden. Wij woonden de
Amsterdamsche première bij in het Rem
brandt Theater. Wij twijfelen er niet aan of
deze film zal het bij het publiek doen. Dit
werk behoort nu eenmaal tot de groote groep
films, die altijd succes hebben, omdat zij
ondanks de tweeslachtigheid uit artistiek
oogpunt groote aantrekkelijkheid bezitten,
door de volmaakte technische uitvoering,
door de inderdaad ongemeen fraaie muziek,
den min of meer sensationeelen inhoud en
het verbijsterend knappe spel van Duitsch
land's beste actrices en acteurs, die zich
hier sprekend doen hooren En, wanneer
men het op die manier wil bekijken, blijft
er ook genoeg om gelukkig mee te zijn,
over.
L. A.
Een Engelsch echtpaar ontving twee bil
jetten voor den schouwburg, met een briefje
er bij waarop alleen gekrabbeld was: „Weten
jullie wie deze gezonden heeft?"
Toen zij 's avonds uit den schouwburg
thuis kwamen, bleek hun dat alles van waar
de gestolen was.
Op tafel lag een tweede briefje, waarop
alleen gekrabbeld was: „Nu weten jullie *t!"
„Dat meisje daar", riep de Engelsche oude
dame opgewonden, wijzend naar zee, „ver
drinkt! Waarom springt u niet te water om
haar te redden?"
De Engelsche Jongeling kuchte verlegen.
„Ja ziet u", zei hij, „het zou eigenlijk onhof
felijk worden. Opdringerig, en zoo. En pijnlijk
voor haar. Ik heb haar namelijk gisteren ook
al gered."