UIT VERGEELDE PAPERASSEN. HET TOONEEL. BIOSCOOP De Petroleumbrand in Roemenië. H. D. VERTELLING Uit de geschiedenis van Nederlandsch-lndië) door P. J. ZüRCHER. XXXIX. Kleeding en „kwitasol"Humor in casa". En hoe men ter kerke ging. Verregaande Ödelheid. r et betrekking tot den vrijwel alge-' meenen eenvoud, die Indie ken merkt, moet erkend worden, dat de kleeding wel een ietwat buitensporige plaats in het dagelijksch bestaan innam. Van den Gouverneur-generaal Reynst (1615) is bijvoorbeeld bekend, dat hij zijn zwager in Holland opdraagt om voor hem te koopen- zes paar gekleurd zijden kousen, an derhalf el scharlaken voor een broek, een zeemleeren wambuis „met goudt, silver ende Sijde", benevens een gouden hoedband van 900 a 1000 gulden „want goude banden wor den alhier by de commisen, onder-commisen ende assistenten deurgaens (lees: algemeen) gedragen." Als men hierbij in aanmerking neemt, dat het maandelijksche traktement van een „assistent" hoogstens twintig gul den en dat van een G.G. in dien tijd 800 gulden bedroeg, dan ligt het voor de hand, dat de Heer en er nog al wat konden bij verdienen, want zoo'n hoedband alléén reeds kostte hun een paar jaren traktement. Dit verklaart dan gelijktijdig de uitbundige in genomenheid van Ds. Valentijn als de Gou verneur van Ambon hem, bij de begrafenis van zijn echtgenoote een nieuw pak cadeau doet. terwijl de Engelsche agent den G. G. SDeelman. ter gelegenheid van diens ambts aanvaarding. eennieuwen hoed durft aan te bieden. Beschouwd in het kader van dit weelde-budget, mag men vrijeluk ge looven, dat de beide schenkers daardoor uit drukking gaven aan gevoelens van méér dan geDe°^iverneur-Eeneraal Coen voerde als hoogste ambtenaar natuurlijk: zekere staat sie. want hij zelf zegt: ..haihpt de Indianen met een uyterlyck semblant gedient syri Zoo bezat hij reeds tijdens het beleg van Ja,- catra^!6191 een zilveren ^Petkan, waanrt hij voor het eten water over de handen deed eooien in een zilveren kom en er is ook spra- Ifvan eëS zilveren tafelgerei Onder meer maakte reeds toen een zonnescherm -- pa- ioeng deel van zijn staatsie uit. BUtui gen bestonden toen nog niet dus was een zonnescherm of kwietosol, klepcrsd som- brero of sombreel, wel noodzakelijk om de groom innehitte te keeren Bij dePortugcc- zen was deze algemeen in gebruik; zelfs als mpn te paard uitreed, had men in zijn ge TOl? een paiïïngdrager achter zich. naar het heette- ..gaende langs der straete seer lanc- saem ende met grooter Ook had Coen een „camerling laat ons tem in de vorstelijke lijn gelijkstellen met een kamerdienaar Maar dit ambt schijnt b J den grooten man weinig geteld te zbn, al thans wij ontdekken, dat dezeheer vhfhen guldens „incomens' per maand „genoot Deze „genieting" stelde hem dus nog.niet;ra staat 'zich behoorlijk daarvan te kleeden. Wij vintien vermeld dat deze gedistingeerde fi guur een zekere Isacq Strijcker van Wesel las die met een „Compageniesdochter trouwde. Dit scheen iets zéér bijzonders Je ziin Hli werd verder vooraf gegaan door 10 of 12 hellebaardiers en gevolgd door 25 mus- ieMetS'deze ietwat pompeuze staatsie toog (waarom'jf'genoemd, op thee- ViSDoch21gtenigkomende op den rig«dLdS«^^: voerde, dat hij meende aan zijn phcht te zijn te „verordineereni», dat alten de Heeren van de Hoogmogende endeEd«e Re-rheerhige zich zulk een waardigheidsbe- toon mochten laten welgevallen, ^vaarte=e de Bataviasche burgerij in 164El m een re kest aan de Staten Generaal met bitoerneia opkomt. Of dit rekest geholpen heeft vind in nergens bevestigd, maar zeker is. dat het £r^d a?zeer slwht schijnt te zijn nage- ÏÏStwinti? een schilderij vanBeekman var 1656 is een mistiesch (halfbloedl echt afeeSield dat een pajoendrager ach ter zich heeft. Deze is een potsierlijk uitge dost:: slaaf. Ook wordt er in die dagennogal gemopperd tegen den wedijver van de da SS om met zulke kostbare paloengs ter kerke te gaan en in 1697 eindelijk we zoover, dat alle burgers zich een Pajong laten nadragen. Ds. Canter Visscher sehriJ dat in 1724. zelfs vrouwen, die een ling" van de Diaconie genieten, er een pa- joeng op nahouden. Maar vreemd .en onbe- "grijpelijk is het, dat een officier, bene^en den rang van luitenant wij noemen zoo onder-officier - daartoe niet het recht be zat En Ds Valentijn vertelt, dat ambtena ren beneden den rang van Onder-coopm^J- slechts een „handkipersolletje mochten hebben en dat zij verplicht waren dit na tuurlijk weinig in aanzien zijnde onderschei- dingsteeken te sluiten als zij het Kas-eel binnenkwamen. Hoewel dus ,d® eenigszins verward lijkt, schijnt deze mtus- schen zoó te zijn geweest, dat compagnies-en staatsdienaren onder een strengere bepaling te dien opzichte leefden. Als dat zoo is, valt het evenwel weer moeilijk te verklaren, dat in 1747 zelfs de Europeesche soldaten een pajoengdrager achter zich hebben, wat wel een min of meer zonderling „escorte ge weest moet zijn. Het tenu van zoo'n pajoengdrager was overigens nogal verschillend. Op het gebied van de mode schenen zij totaal „vogelvrij verklaard te zijn, althans men ziet ze op de verschillende afbeeldingen dan weer In- landsch naakt, of allerzonderlingst op zijn Europeesch uitgedost. Het gebruik van dezen pajoeng als groot- eerbetoon voor de hoogste ambtenaren Residenten en Regenten is eerst defini tief door den Gouverneur-generaal van Heutsz. bij zijn bekende Hormat-circulaire m den aanvang van deze eeuw. afge schaft. Men ziet hem dan nu ook niet meer in gebruik. - Maar vroeger diende hij zelfs tot bescher ming van het huis tot het rijtuig. De kie persol-drager" klom dan achterop en hield hem boven het hoofd van zijn Meester, zoo dra de zon en ook het maanlicht „vat op hem kreeg. Beide werden voor allergevaar lijkst gehouden. En met iemand. tlie zijn eigen kiepersolletje droeg had men een soort van Kaslan. „ayant pour tous laquais son ombre seulement". Te midden van al die staatsie treft he. pijnlijk dat de echlgenooten der Raden van Indic. die toch almee tot de „hoogden be hoorden. gewoon met „juffrouw' aangespro ken werden. Maar Valentijn (alwéér, de on sterfelijke!) verhaalt van een Raad van In- die, die gehuwd uit Holland kwam en daar „mevrouw" genoemd werd. Zij blééf dit in Indlë en hoewel het aanvankelijk wel eenige „rumor in casa" (of humor in casa?) gege ven zal hebben, namen de andere dames collega geleidelijk aan dien „titel" over en van toen af verdween met dien eenvoud ook het burgerlijke „juffrouw". Een weduwe heette: aouauière. ae zoons sprak men met „Jonker" en de dochter met „Jonkvrouw" aan. Zij, die dames, genoten allerhande hon neurs. Sedert 1775 mochten uitsluitend de kinderen der Heeren van de Regeering uit hèt gouden bekken van de Hollandsche Kerk worden gedoopt en de dames-weduwen, wien dat „mevrouw" naar het hoofd geste gen was, eischten, dat zonder uitdrukkelijke vergunning van de regeering tegen haar voortaan geen burgerlijk proces meer mocht worden gevoerd. Wellicht ook ontsproot deze eisch aan de noodzakelijkheid, wijl de douairières geen pensioen hadden. Met alle zorg van de Re geering voor hunne echtgenooten en hun beider „waardigheid", deed zij intusschen niets voor de nabestaande weduwe, die maar moest trachten in haar eigen onderhoud te voorzien en zich natuurlijk vaak in schulden moesten steken. Het hierboven genoemde gouden doopvont, in 1735 door de weduwe van den G. G. van Cloor geschonken, bestaat nog. Het berust thans in de Willemskerk te Batavia. Babies van minderen „kom-af" ontvingen den doop uit het zilveren bekken der Kas- teelskerk en dit bevindt zich thans te Me- nado. Het KasteeLskerkje, dat reeds op een af beelding van 1627 voorkomt, kreeg in het zelfde jaar van de schenking van het gouden bekken (1735) een spits toeloopend dak. In dit benauwde kerkje woonden de G. G.'s ge regeld den dienst bij. Het had zelfs reeds een orgel. Maar Ds. Valentijn verwondert zich daarover, want hij zegt, dat „voor iemand, met een zóó zware stem als de zijne, de weergalm zelfs bij het preeken eigenlijk al te krachtig was". De organist dier kerk was tegelijk afslager der vischmarkt en het moet ongetwijfeld tot de gelukkigste .uren van zijn overigens „onwelriekende" leven behoord hebben, dat hij voor enkele oogenblikken de cacofonische „herinnering" aan zijn bij beroep, door de ruischende accoorden van zijn toonkunstenaars-talent op den achter grond kon dringen. Er wordt over den Kerkdienst te Batavia hier en daar in oude Kronieken wel eens met minderen eerbied gesproken en wel in dien zin, dat men dezen met een tooneel- voorstelling vergelijkt. Er bestond inderdaad eenige aanleiding toe zich in een schouw burgzaal, met gereserveerde en eere-loges te wanen, als men weet, dat voor den Gou verneur-generaal, tegenover den kansel een eergestoelte met baldakijn was opgericht, alsmede andere eereplaatsen voor de Heeren der Regeering, voor hun families en v«?rder voor de verschillende „collegiën". Hier ontbrak niet alleen alle eenvoud, maar culmineerde tevens de grootste ij delheid. Deze blasphemee vond verder een „waar- digen" steun in de talrijke, veelkleurige wa penborden, waarmede de wanden „versierd" waren en die op hun beurt weer prijkten met de even pompeuze als fantastische klaroenen van, ondanks gebrek aan gewicht, vooruit - gestruggelde oudgasten, die met hun geld geen raad meer wisten en meenden, dat de kerk de plaats was om zélfs na hun dood hun ijdelheid te luchten. De dienst zélf was wel in orde, want de Compagnie zorgde voor goede predikanten en de uitgezondenen kweten zich op een enkele uitzondering na goed van hun plichten. Maar mén „dè gróóte mèn. toog ter kerke, met exact dezelfde intentie als men thans naar een theater gaat: om zich te laten zien en om anderen te zien; mannen en jongelui voor vrouwen en meisjes en deze beide laatsten om eikaars japonnen te be wonderen en „te becritiseeren" en om verder een „voordracht" bij te wonen, waarvan men zich het recht van „critiek" al evenmin liet ontnemen. Dit was de stemming die allen bezielde en die vermoedelijk wel haar oorzaak gevon den moet hebben in de groote leegte van geest van allen, waaruit, als natuurlijk ge volg, de meest daverende en ellendigste ver veling geboren werd. In een volgend opstel nog eenige, wel zeer merkwaardige, bijzonderheden van zoo'n kerkdienst, uit welke de „vrij-gevochten- heid" van de overwinnaars van Jacatra, naar* voren komt. RUSSISCHES KüNSTLER- THEATER „KARUSSEL". Een hittegolf en de Haarlemmers in af wachting van de komst van Buziau. het Russische Künstler Theater „K&russel" had moeilijk een slechteren tijd kunnen uitkiezen voor zijn debuut in onze stad. Deze beide factoren hebben niet meegewerkt om het pu bliek naar onzen stadsschouwburg te trek ken. wat de Russen niet. heeft belet om het beste te geven, wat zij bezaten. Deze Russi sche kunstenaars hebben gedanst met een entrain en een vuur en gezongen met een brio, alsof het Siberisch koud in,plaats van tropisch warm was. Dat is wel het zeldzame der Russen, dat zij zich altijd weer geheel en al geven, zoodat men steeds weer den indruk bij hen krijgt op een première te zijn. Wij herkenden gisteren bij het gezelschap „Karussel" eenige oude bekenden van het ensemble „Harlekin", dat hier in den afgeloopen winter zulk een suc ces heeft gehad. Enkele nummers zooals de klappeien, de Boeren-Foxtrot, de Avond klokken, Siberië, het aardige „Grootvader en Kleindochter" en de twee finales waren dan ook zoo ongeveer herhalingen van wat wij vroeger reeds hadden gezien maar wij zagen ze daarom met niet minder genoegen In een Russisch cabaret schijnen wij steeds in twee uitersten te moeten vervallen: in het zware melancholische of in het op windende, meesleepende rhythme van de Russische volksdansen. Overgangen zijn er Jjlijkbaar niet en herhaaldelijk gaan de Rus- isen, zooals in de Siberische zangen der ban nelingen, zonder eenigen overgang van het eene uiterste naar het andere over. Deze scherpe tegenstelling geeft ook de afwisseling aan het programma. En altijd weer worden wij getroffen door het kleur rijke van de decors en de costuums en ae aardige vondsten van de regie! Van dit laat ste kregen wij weer een merkwaardig voor beeld in de „Drie Giganters", drie oud-Rus sen te paard, een statistische groep, die voor al in het eerste oogenblik indruk maakte. Het gezelschap „Harlekin" leek mij wat sterker dan „Karusel", maar ook bij deze groep Russen zijn er weer eenige prachtige mannenstemmen welk een formidabele bas heeft de reus Mariaschey en uitste kende dansers. Mvrouw Poplawskaja en de heer Taneef zijn een danserspaar, die de tradities van het oud-Russisch ballet voortdragen in hun dansen vooral het „Rendez-vous" en „Jacht naar Liefde" herinnerden aan de af zonderlijke dansnummers van het Pawlowa- ensemble. Met de ..Straatmuzikanten" be proefden deze Russen het prachtige „Leier- kasten" van Jushny te immiteeren doch dit lukte maar half! Het was te geforceerd om tragisch te werken. Vanavond en morgenmiddag treden de Russen nogmaals in onzen schouwburg op. Het groote succes van gisteren en de wetenschap, dat het in den schouwburg koeler is dan buiten zal misschien van in vloed zijn op den toeloop van het publiek! Deze Russen verdienen* meer belangstelling en wij hopen hen daarom in het winter seizoen nog eens in Haarlem terug te zien. J. B. SCHUIL. PALACE. Voor hen. die Tauber nog niet in ,JDas lockende Ziel" gehoord hebben, bestaat nog gelegenheid hem in deze Tonfilm te hooren. hetgeen gelijk staat met bewonderen. Hier hebben we Tauber op zijn best; het weeke in zijn stem, dat ons. meer nuchterlingen dan de Duitschers. op den duur niet boeien kan. valt in deze film geheel weg. We hooren hier Tauber in de volle kracht van zijn machtig en groot orgaan. Jammer, dat de weergave niet nog wat volmaakter was, nu hinderde vaak een hoog schel bijgeluid. Daar deze film de vorige week reeds uitvoerig is be sproken. moeten we volstaan met deze en kele regelen. Van het bij programma noemen we „Ca- viaar" een leuke geluldsteekenfilm uit de Terry-Toon-serie van het Variété-nummer uitgevoerd door D. en P. Mirado, die knap werk geven. „EMBRANDT THEATER. Eenigen tijd geleden hebben wij een uit voerige bespreking gewijd aan Jannings jongste film „Der Biaue Engel". Wij behoeven aan deze bespreking eigen lijk niets toe te voegen. Wij hebben nog maals geconstateerd dat het spel van dezen grooten acteur weer phenomenaal is. maar dat het jammer is, dat de Janningsstijl lang zamerhand traditie en cliché begint te wor den! We hebben het nu al zoo dikwijls ge zien. hoe een fatsoenlijk burgerman aan lager wal kan raken. Wij schreven ook in dertijd, dat de heele eerste helft van de film. waarin Jannings iProf. Rath), nog de eerzame, rotsvast in zijn overtuiging leven de leeraar is. waarlijk buiten gewoon goed is. De regisseur Josef von Sternberg heeft hier wel een heel bijzonderen kijk gegeven op het leven in het kleine obscure cabaret, met zijn zwoele, verderfelijke sfeer. En Jannings voor de klasse, als een soort van veldheer in klein formaat, als een echte Pruis, als een loerende slimme oppasser. Is prachtig. Ook de vier leerlingen, waarvan er drie eigenlijk indirect zijn ondergang bewerken, zijn voortreffelijk getypeerd. Wij vestigen' thans nogmaals de aan dacht op het spel van Mariene Dietrich, de cabaretzangeres, de vrouw die ondanks haar beter ik een soort van roofdieren- natuur heeft, de vrouw die van den beginsel vasten leeraar in eenige uren een clowneske en tragische charlatan maakt. Het spel van Mariene Dietrich, dat van Jannings en dat van Kurt Gerron, Eduard von Winterstein, Hanns Albers en eindelijk de regie van Jozef von Sternberg' die in menig opzicht hoogst merkwaardig en goed geslaagd genoemd mag worden, doen ons bijna vergeten, dat dit al de zooveelste maal is, dat Jannings een reprise gaf van de idee, die bijvoorbeeld aan de film „Vader" ten grondslag lag. Het bij programma ls goed. Vooral het geluidsjournaal is weer hoogst' belangwekkend. LUXOR.THEATER. Twee goede films die zich beide* t afspelen In de milieus van de misdadigers. „Jeugdige Vagebonden" is de geschiedenis van Danny Williams, een zoon van een boot. werker, die later propagandist wordt. Danny wordt door zijn ouders zeer vrij opgevoed Hij wordt één der beruchtste boefjes uit den omtrek. Iets ouder geworden behoort hij tot een bende vagebonden. De vader heeft- hem tot nu toe uit de handen van de politie weten te houden. Als hij het evenwel ai te bont maakt wordt Danny gepakt en hij krijgt 2 jaar gevangenisstraf. Zijn meisje weet te be werken dat hij het gestolen geld terug geeft. Vóór het evenwel zoo ver is, gebeurt er nog heel wat, daar zijn vroegere kamera den de buit niet wilden afstaan. Geholpen door zijn meisje en zijn vader, begint Danny een nieuw leven. Een uitste kende speelfilm, waarin de hoofdrollen ver vuld worden door June Collyer en Don Terry „Modern Banditisme" is een detective drama. Het begin speelt zich af op het re- dactie.bureau van 'n courant. Er is daar een bericht binnen gekomen dat Jim Dunning een dranksmokkelaar, op het Denneneiland een vorstelijke villa bewoont. Een der redac. teurén wordt er op uitgezonden en het ge. lukt hem daar kopij te verzamelen, natuur lijk tegen den zin van de dranksmokkelaars. Het hoofd van de smokkelaars weet gedaan te krijgen dat de courant met het bewuste artikel niet verschijnt. Hetgeen tot gevolg heeft, dat de hoofdredacteur en eenige leden van de? redactie hun diensten aan een an der blad aanbieden. In die courant wordt het artikel wél geplaatst. De redacteur Chick wordt er weer op uitgezonden en hij ont dekt dat Jim Dunning behalve dranksmok kelen. nog andere misdaden, op zijn geweten heeft. Het eind van de geschiedenis is, dat de dranksmokkelaar door zijn mannen wordt doodgeschoten. De Duitsche Reisjes brengen ons naar den romantischen Rijn. - Op het tooneel het Duo Calvé, dat den bezoekers veel doet genieten van zijn zang. Vooral de walsenpotpourri viel in den smaak. Een uitstekend programma. De brandende sonde 160. In het Roemeensche oliegebied. - Angst voor de toekomst. Een millioen Lei per dag schade. Vergeefsche blusschingspogingen. (Bijzondere correspondentie). Morenl, Augustus. Sedert Mei 1929 brandt in Moreni een pe- troleumbron. De grootste en rijkste van Roe menië. Van de bergen van den Predeal, 170 Kilometer ver. is de vuurgloed zichtbaar. De maen gaat op en naast haar een zon. Prach tige kleuren, geschakeerd als een Noorsche zonsopkomst, een intensiteit van het licht, die den nacht helder maakt. Ochtendsche mering schijnt het eerst, dan een vlammen de zonsondergang en eindelijk een sterre- beeld, dat alles zet in een merkwaardig licht. Van Sinaia, de zomerresidentie van de Roemeensche koningen,.leidt een weg door een grillig gebergte, smal als een rotsweg, zonder veel ingenieursbekwaamheid aange legd. En twee uren van deze oneindige wou den en rotspartijen verwijderd, gaat plotse ling een dal open. dat aanvankelijk aandoet als een eigenaardig panorama: honderden boortorens, omringd door olieplassen en planken loodsen, in stoomwolken gehuld, schimachtige menschen en booglampen, die aandoen als glimwormen. En het geheel sprookjesachtig geïllumineerd door een hon derd Meter hooge petroleumlamp, een rood- achtig-witte reusachtige vlam van branden de petroleum. De grond beeft van het bruisen van de vuurzuil, die alles hult in licht en hitte, brullend oplaait, wanneer de druk van de aarde steenen ter grootte van een men- schenhoofd slingert uit het boorgat. Meer dan een jaar lang speelt zich hier een dra ma af. waarvan de gevolgen nog niet zijn te beoordeelen. Sedert meer dan een jaar wordt een heldhaftige, taaie strijd gevoerd, een strijd om het bestaan van het rijkste Roe meensche petroleum gebied. De sonde 160 is in Mei 1929 aangeboord men kwam 1600 Meter diep. de grootste in Roemenië ooit geboorde diepte was bereikt toen met. enor me kracht de oliefontein opspoot, steenen meesleurend en de omgeving hullend in een regen van olie. Een steen botst tegen de metalen constructie van den boortoren, rond spattende vonken ontsteken de gassen. Het volgende oogenblik staat de sonde in vlam men. En sindsdien is de kracht van het vuur dat dóór een reuzenblaasbalg omhoog schijnt te worden geslingerd, niet verminderd. 25 atmosferen druk hebben de gassen thans aan de monding van het boorgat. Op 200 schat men den oliedruk in de aarde. Natuurlijk kan men in zoo'n geval van de oppervlakte uit geen blusschingspogingen aanwenden. Ook niet door het werpen van bommen uit vliegtuigen, zooals werd voorge steld, of door het boorgat met artillerievuur dicht te maken. Kinderlijke middelen zijn dat in verhouding met de geweldige krach ten. die hier aan het werk zijn. Uit de ge- heele wereld zijn vaklieden gekomen. Twee millioen Lei zijn als premie uitgeloofd voor dengeen. die een bluschmethode vindt. Maar het gelukt niet. De menschen in Moreni zijn aan het sidderen en beven van den grond en het eeuwige licht gewoon geraakt. Maar angst voor de toekomst versombert hun ge zichten, want wanneer de sonde niet weldra wordt gedempt, kan het geheele pctroleum- gebied verloren zijn. kunnen al de andere boorgaten onrendabel worden. Dagelijks vloeien 2 a 3 millioen kubieke meters gas weg. Natte gassen noemt men ze hier en men zou dagelijks 300.000 kilogram lichte benzine kunnen winnen, ter waarde van 1 millioen Lei. Dat alles verbrandt. En er is bijna geen kans, dat aan deze catastrophe een ?inde wordt gemaakt. De voeding van de vlam uit hot binnenste van de aarde schijnt onuitputtelijk. En dus kan het gebeuren, dat Europa het schouwspel van een „eeuwig vuur" beleeft. Aan de Kaspische Zee zijn zulke „heilige vuren", bekend is de .eeuwige vlam" van Bakoe, vuren, die al door reizigers van de 10e en 13e eeuw zijn beschreven en waar zich religieuze sectcn omheen vormden, vuuraanbidders, die tegenwoordig in Perzië nog bestaan. Voortdurend wordt in Morenl met de ele menten geworsteld. Drie gangen heeft men tot dusver gegraven. Want de eenige moge lijkheid, den brand te blusschen is gebaseerd op het afsluiten van den gasdruk. Er moet dus een gang worden gegraven, die diep on der de aarde stuit op de sonde. Met eigen toestellen moet men de ijzeren buis, die het boorgat uitkleedt doorsnijden en afvoerka nalen aanbrengen. Deze arbeid ln de gangen ls ondragelijk. De naakte arbeiders worden met water besproeid, gekoelde lucht wordt in hun longen gepompt. Na twee weken werken stortte de eerste gang in. Men be gint aan de tweede Maar de omgewoelde aarde laat gassen door en er volgt een ont ploffing. die vijf arbeiders en twee ingenieurs doodt. Óp 240 Meter afstand van de bran dende sonde begint men de derde gang te graven, die onmiddellijk gebetonneerd wordt. Vier maanden werkt men en bereikt wer kelijk op 60 Meter diepte de buis. En nu komt het hazardspel: het aanbrengen van het snij- en afleidingsapparaat. Geniaal is dit werktuig geconstrueerd. Maandenlang heeft men er aan gewerkt. Op een zelf gecon strueerde kraan wordt het werktuig ln de schacht gebracht. En dan gebeurt het ver schrikkelijke: twee stalen trossen breken en het toestel ls verloren. Men stelt een onder zoek in en ontdekt, dat de kabels met vijlen waren bewerkt. Sabotage dus. Een manoeu vre van de concurrentie. Twee maanden duurt het onderzoek. 200.000 Lel belooning. Geen spoor is te vinden. En weer moet men opnieuw beginnen. Ter wijl onmetelijke rijkdommen verdwijnen. Roemenië gevaar loopt, zijn waarde-rijkste oliegebied te verliezen. De druk in de nabu rige sonden begint al te verminderen. En dat betcckent, dat men moet pompen, ln plaats dat de druk van de aarde de olie om hoog perst, dat beteekent. dat de rentabili teit verloren gaat. Dagelijks een millioen. En dagelijks nieuwe moeilijkheden. Want de ramp heeft nu een ander aanzien gekregen, een krater ls om het boorgat ont staan. Een oogenblik heeft het geschenen, dat dc brand was verstikt. De vlam verdween Maar dan: een zandregen en uit den krater vliegt een nieuwe vlammenzee omhoog. Lan ger dan een jaar brandt sonde 160 te Mo roni. Zal zij ooit dooven? A. E. Z. (Nadruk verboden; auteursrecht voorbe houden). De Roman. door WILLY VAN DER TAK. e onzfri!" zei mijn vriend de ro manschrijver minachtend, terwijl hij mij een krant voorhield. „Heb je dat gelezen? Daar beweert nou toch waarachtig één van de bekendste Duitsche schrijvers. dat hij heusch de personen uit zijn romans niet laat doen, wat hij wil, maar dat ze precies doen wat ze zelf willen, en dat hij daar ook niet de minste tittel of Jota aan verande ren kan. Hier staat zelfs, dat hij gewoon zegt: ,Jch geh' mal sehen was die Ludor heute machen!" als hij bedoelt dat hij weer een paar uur aan zijn boek gaat werken." „Nou", zei ik weifelend, „ik heb toch wel eens meer van zoo iets gehoord. Hoe werk jij dan? Maak Je het heele plan van te vo ren klaar, en verander je er dan nooit meer iets aan?" „Ach wel nee, natuurlijk niet!" zei hij bijna boos, terwijl hU de krant venijnig op de tafel smeet. Hèt zou me wat moois wor den. als je Je gewoon op je kop liet zitten door Je eigen romanfiguren. Natuurlijk ver ander je er nog wel eens wat aan. terwijl je bezig bent. maar ik verzeker je. dat ik dat dan doe. omdat ik het zelf wil, en niet om dat de mannelijke of vrouwelijke hoofdper soon opeens zegt: „O. nee. geen sprake van! Ik denk er niet aan om niet met Bertha of Klaasje te trouwen, omdat ik inzie, dat we elkaar ongelukkig zouden maken. Ik hou van haar, en lk trouw met haar. en daarmee basta.". Ik heb net weer een nieuwe roman opgezet, waarin de hoofdpersoon, een man van mijn leeftijd zoowat. gaat houden van een meisje, dat zoowat twintig jaar Jonger is en toch niet met haar wil trouwen, omdat hij zegt, dat hij veel te oud is. En of het kind, dat ook dol op hem is. nu hemel en aarde beweegt om hem van zijn besluit al te brengen en half gek wordt van el lende, hij verdraait het, omdat hij be weert, dat hU het leven kent. en honderd van zulke gevallen heeft zien mis gaan. Nou enfin, dat is dan ook gewoonlijk zoo. en de man zet door en ik weet nog niet precies, hoe het met het meisje zal afloopcr.. maar ik vefeeker je. dat de zaak zoo zal loopen, als ik het wildat ze allebei hun eigen we£ weer gaan. en op dc een of andere manier een oplossing vonden .Dwaas en Idioot van hem misschien en het kost hem de afgrijselijkste moeite om zijn ver stand erbij te houden: maar het gebeurt. Heb JU eenige fiducie in dat soort huwe lijken?" Ik gaf mijn opinie ten beste, en nam af scheid van hem. Den volgenden dag vertrok ik voor drie weken naar Zwitserland, en twee dagen, nadat ik terug was. liep lk hem ergens op straat tegen het lijf. Ik vond. dat hU er slecht uitzag, maar toen lk met hem over zUn roman begon, leek hU opeens een heele boel opgewekter te worden. „Ja, ik schiet goed op." zei hy. ..En het gaat allemaal precies zooals ik gezegd heb, hoor! Ik heb net een hoofdstuk af over de tobberijen en ellende van het meisje, maar ik heb haar naar het buitenland laten gaan. en als ze terug komt is ze er een heel eind over heen." „En hU?" vroeg ik belangstellend. ZUn gezicht betrok een beetje. „Nou. hij trekt het zich wel erg aan. Maar tja, wat wil Je? Het is zoo toch heusch verreweg het beste. Het is ook lang niet alles om een lief fijn kind op te geven, dat dol op je is en dat eruit ziet om te stelen. Blond en teer, en een stem als een sprookje. God nee." En hU zuchtte, en liet me opeens alleen staan. Ik dacht even wat hU een weck ge leden met zoo'n verontwaardiging betoogd had, en vond, dat het leven van een auteur en zijn eigen scheppingen toch wel nauw met elkaar ln verband stonden, al was het dan misschien niet zoo erg, als die Duitsche schrijver beweerd had. HU scheen zich het drama dat zich daar afspoelde op de vellen papier, die hU beschreef, nogal erg aan te trekken. Hoewel dat per slot van rekening ook vrU logisch was. Het waren toch ook de menschen. met wlen hU het grootste ge deelte van zUn dag doorbracht. Een week later ben lk hem eens gaan op zoeken Ik was benieuwd naar de verdere ontwikkeling van zUn roman. Ik vond hom voor zUn schrUftafel en het gezicht dat hij naar mU ophief. was bUna grauw. Hij glimlachte flauw, toen hy zag hoe ik van hem schrok. „Ja", zei hU vermoeid, „het valt niet mee. Ik weet niet hoe het komt, maar d;t boek pakt me wel verschrlkkeiyk aan. Het iswer- keiyk bUna waar. dat Je eigen romanfigu ren je leelUk op Je* kop kunnen zitten. Zo is gisteren weer teruggekomen, en ze is da- deiyk naar hem toegegaan en ik weet. niet hoe het kwam. maar erg flink heeft hij zich niet gehouden. Het valt niet mee. als je ver stand en Je liefde aan het vechten gaan. Maar wat er ook gebeurt, toegeven aal hij niet. Het zou dwaasheid zUn. waanzin! Mijn God. hU is vUf en veertig en zy twin::;! Wat moet dat over tien Jaar geven! Over vUftien!" Ik wist niet wat ik moest zeggen. HU zag eruit, of hU het zelf allemaal onder vond Vlak daarop moest lk voor arle maanden een zakenreis doen, en toen ik terug kwam. hoorde ik, dat hij getrouwd was. Ik ben hem direct gaan opzoeken. Hij ontving me met een glimlach, en het viel me op, dat hU er zoo goed uitzag, als hy nog nooit gedaan had. „Ja", antwoordde hij op mUn vraag. „Mijn roman ls af. Afgekomcfi vlak voor mijn hu- welUk. Weet Je nog dat gesprek, dat we had den. toen Ik er net aan begonnen was? Nou ik geef me gewonnen. Romanfiguren doen precies wat ze willen. Ze rlngeloorcn hun schryvers, en zetten hun zin door, dwars tegen allo verstand in. Mijn vrouwelyke hoofdpersoon deed het ook. Ze wou en ze zou hem hebben en ze heeft hem gekregen. Het werd hem op het laatst te machtig. Hij hield van haar, en hU heeft toegegeven. Drie weken geleden zijn ze getrouwd". Achter ons ging een deur open. „MUn vrouw", zei hU trotsch. Ik keerde me nieuwsgierig om. Ze was nog heel jong. niet ouder dan twintig, blond, tenger en fljn. En ze had een stem, die klonk als do zilveren klokjes uit een sprookje

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 15