UIT VERGEELDE PAPERASSEN.
HET TOONEEL.
BIOSCOOP
De Petroleumbrand in Roemenië.
H. D. VERTELLING
Uit de geschiedenis van Nederlandsch-lndië)
door P. J. ZüRCHER.
XXXIX.
Kleeding en „kwitasol"Humor in casa".
En hoe men ter kerke ging. Verregaande
Ödelheid.
r et betrekking tot den vrijwel alge-'
meenen eenvoud, die Indie ken
merkt, moet erkend worden, dat de
kleeding wel een ietwat buitensporige
plaats in het dagelijksch bestaan
innam. Van den Gouverneur-generaal Reynst
(1615) is bijvoorbeeld bekend, dat hij zijn
zwager in Holland opdraagt om voor hem te
koopen- zes paar gekleurd zijden kousen, an
derhalf el scharlaken voor een broek, een
zeemleeren wambuis „met goudt, silver ende
Sijde", benevens een gouden hoedband van
900 a 1000 gulden „want goude banden wor
den alhier by de commisen, onder-commisen
ende assistenten deurgaens (lees: algemeen)
gedragen." Als men hierbij in aanmerking
neemt, dat het maandelijksche traktement
van een „assistent" hoogstens twintig gul
den en dat van een G.G. in dien tijd 800
gulden bedroeg, dan ligt het voor de hand,
dat de Heer en er nog al wat konden bij
verdienen, want zoo'n hoedband alléén reeds
kostte hun een paar jaren traktement. Dit
verklaart dan gelijktijdig de uitbundige in
genomenheid van Ds. Valentijn als de Gou
verneur van Ambon hem, bij de begrafenis
van zijn echtgenoote een nieuw pak cadeau
doet. terwijl de Engelsche agent den G. G.
SDeelman. ter gelegenheid van diens ambts
aanvaarding. eennieuwen hoed durft
aan te bieden. Beschouwd in het kader van
dit weelde-budget, mag men vrijeluk ge
looven, dat de beide schenkers daardoor uit
drukking gaven aan gevoelens van méér dan
geDe°^iverneur-Eeneraal Coen voerde als
hoogste ambtenaar natuurlijk: zekere staat
sie. want hij zelf zegt: ..haihpt de Indianen
met een uyterlyck semblant gedient syri
Zoo bezat hij reeds tijdens het beleg van Ja,-
catra^!6191 een zilveren ^Petkan, waanrt
hij voor het eten water over de handen deed
eooien in een zilveren kom en er is ook spra-
Ifvan eëS zilveren tafelgerei Onder meer
maakte reeds toen een zonnescherm -- pa-
ioeng deel van zijn staatsie uit. BUtui
gen bestonden toen nog niet dus was een
zonnescherm of kwietosol, klepcrsd som-
brero of sombreel, wel noodzakelijk om de
groom innehitte te keeren Bij dePortugcc-
zen was deze algemeen in gebruik; zelfs als
mpn te paard uitreed, had men in zijn ge
TOl? een paiïïngdrager achter zich. naar het
heette- ..gaende langs der straete seer lanc-
saem ende met grooter
Ook had Coen een „camerling laat ons
tem in de vorstelijke lijn gelijkstellen met
een kamerdienaar Maar dit ambt schijnt b J
den grooten man weinig geteld te zbn, al
thans wij ontdekken, dat dezeheer vhfhen
guldens „incomens' per maand „genoot
Deze „genieting" stelde hem dus nog.niet;ra
staat 'zich behoorlijk daarvan te kleeden. Wij
vintien vermeld dat deze gedistingeerde fi
guur een zekere Isacq Strijcker van Wesel
las die met een „Compageniesdochter
trouwde. Dit scheen iets zéér bijzonders Je
ziin Hli werd verder vooraf gegaan door 10
of 12 hellebaardiers en gevolgd door 25 mus-
ieMetS'deze ietwat pompeuze staatsie toog
(waarom'jf'genoemd, op thee-
ViSDoch21gtenigkomende op den
rig«dLdS«^^:
voerde, dat hij meende aan zijn
phcht te zijn te „verordineereni», dat alten
de Heeren van de Hoogmogende endeEd«e
Re-rheerhige zich zulk een waardigheidsbe-
toon mochten laten welgevallen, ^vaarte=e
de Bataviasche burgerij in 164El m een re
kest aan de Staten Generaal met bitoerneia
opkomt. Of dit rekest geholpen heeft vind
in nergens bevestigd, maar zeker is. dat het
£r^d a?zeer slwht schijnt te zijn nage-
ÏÏStwinti? een schilderij vanBeekman
var 1656 is een mistiesch (halfbloedl echt
afeeSield dat een pajoendrager ach
ter zich heeft. Deze is een potsierlijk uitge
dost:: slaaf. Ook wordt er in die dagennogal
gemopperd tegen den wedijver van de da
SS om met zulke kostbare paloengs ter
kerke te gaan en in 1697 eindelijk
we zoover, dat alle burgers zich een Pajong
laten nadragen. Ds. Canter Visscher sehriJ
dat in 1724. zelfs vrouwen, die een
ling" van de Diaconie genieten, er een pa-
joeng op nahouden. Maar vreemd .en onbe-
"grijpelijk is het, dat een officier, bene^en den
rang van luitenant wij noemen zoo
onder-officier - daartoe niet het recht be
zat En Ds Valentijn vertelt, dat ambtena
ren beneden den rang van Onder-coopm^J-
slechts een „handkipersolletje mochten
hebben en dat zij verplicht waren dit na
tuurlijk weinig in aanzien zijnde onderschei-
dingsteeken te sluiten als zij het Kas-eel
binnenkwamen. Hoewel dus ,d®
eenigszins verward lijkt, schijnt deze mtus-
schen zoó te zijn geweest, dat compagnies-en
staatsdienaren onder een strengere bepaling
te dien opzichte leefden. Als dat zoo is, valt
het evenwel weer moeilijk te verklaren, dat
in 1747 zelfs de Europeesche soldaten een
pajoengdrager achter zich hebben, wat wel
een min of meer zonderling „escorte ge
weest moet zijn.
Het tenu van zoo'n pajoengdrager was
overigens nogal verschillend. Op het gebied
van de mode schenen zij totaal „vogelvrij
verklaard te zijn, althans men ziet ze op de
verschillende afbeeldingen dan weer In-
landsch naakt, of allerzonderlingst op zijn
Europeesch uitgedost.
Het gebruik van dezen pajoeng als groot-
eerbetoon voor de hoogste ambtenaren
Residenten en Regenten is eerst defini
tief door den Gouverneur-generaal van
Heutsz. bij zijn bekende Hormat-circulaire
m den aanvang van deze eeuw. afge
schaft. Men ziet hem dan nu ook niet meer
in gebruik. -
Maar vroeger diende hij zelfs tot bescher
ming van het huis tot het rijtuig. De kie
persol-drager" klom dan achterop en hield
hem boven het hoofd van zijn Meester, zoo
dra de zon en ook het maanlicht „vat op
hem kreeg. Beide werden voor allergevaar
lijkst gehouden. En met iemand. tlie zijn
eigen kiepersolletje droeg had men een
soort van Kaslan. „ayant pour tous laquais
son ombre seulement".
Te midden van al die staatsie treft he.
pijnlijk dat de echlgenooten der Raden van
Indic. die toch almee tot de „hoogden be
hoorden. gewoon met „juffrouw' aangespro
ken werden. Maar Valentijn (alwéér, de on
sterfelijke!) verhaalt van een Raad van In-
die, die gehuwd uit Holland kwam en daar
„mevrouw" genoemd werd. Zij blééf dit in
Indlë en hoewel het aanvankelijk wel eenige
„rumor in casa" (of humor in casa?) gege
ven zal hebben, namen de andere dames
collega geleidelijk aan dien „titel" over en
van toen af verdween met dien eenvoud ook
het burgerlijke „juffrouw". Een weduwe
heette: aouauière. ae zoons sprak men met
„Jonker" en de dochter met „Jonkvrouw"
aan. Zij, die dames, genoten allerhande hon
neurs. Sedert 1775 mochten uitsluitend de
kinderen der Heeren van de Regeering uit
hèt gouden bekken van de Hollandsche
Kerk worden gedoopt en de dames-weduwen,
wien dat „mevrouw" naar het hoofd geste
gen was, eischten, dat zonder uitdrukkelijke
vergunning van de regeering tegen haar
voortaan geen burgerlijk proces meer mocht
worden gevoerd.
Wellicht ook ontsproot deze eisch aan de
noodzakelijkheid, wijl de douairières geen
pensioen hadden. Met alle zorg van de Re
geering voor hunne echtgenooten en hun
beider „waardigheid", deed zij intusschen
niets voor de nabestaande weduwe, die maar
moest trachten in haar eigen onderhoud te
voorzien en zich natuurlijk vaak in
schulden moesten steken.
Het hierboven genoemde gouden doopvont,
in 1735 door de weduwe van den G. G. van
Cloor geschonken, bestaat nog. Het berust
thans in de Willemskerk te Batavia.
Babies van minderen „kom-af" ontvingen
den doop uit het zilveren bekken der Kas-
teelskerk en dit bevindt zich thans te Me-
nado.
Het KasteeLskerkje, dat reeds op een af
beelding van 1627 voorkomt, kreeg in het
zelfde jaar van de schenking van het gouden
bekken (1735) een spits toeloopend dak. In
dit benauwde kerkje woonden de G. G.'s ge
regeld den dienst bij. Het had zelfs reeds een
orgel. Maar Ds. Valentijn verwondert zich
daarover, want hij zegt, dat „voor iemand,
met een zóó zware stem als de zijne, de
weergalm zelfs bij het preeken eigenlijk al te
krachtig was". De organist dier kerk was
tegelijk afslager der vischmarkt en het moet
ongetwijfeld tot de gelukkigste .uren van zijn
overigens „onwelriekende" leven behoord
hebben, dat hij voor enkele oogenblikken de
cacofonische „herinnering" aan zijn bij
beroep, door de ruischende accoorden van
zijn toonkunstenaars-talent op den achter
grond kon dringen.
Er wordt over den Kerkdienst te Batavia
hier en daar in oude Kronieken wel eens
met minderen eerbied gesproken en wel in
dien zin, dat men dezen met een tooneel-
voorstelling vergelijkt. Er bestond inderdaad
eenige aanleiding toe zich in een schouw
burgzaal, met gereserveerde en eere-loges
te wanen, als men weet, dat voor den Gou
verneur-generaal, tegenover den kansel een
eergestoelte met baldakijn was opgericht,
alsmede andere eereplaatsen voor de Heeren
der Regeering, voor hun families en v«?rder
voor de verschillende „collegiën".
Hier ontbrak niet alleen alle eenvoud, maar
culmineerde tevens de grootste ij delheid.
Deze blasphemee vond verder een „waar-
digen" steun in de talrijke, veelkleurige wa
penborden, waarmede de wanden „versierd"
waren en die op hun beurt weer prijkten met
de even pompeuze als fantastische klaroenen
van, ondanks gebrek aan gewicht, vooruit -
gestruggelde oudgasten, die met hun geld
geen raad meer wisten en meenden, dat de
kerk de plaats was om zélfs na hun dood hun
ijdelheid te luchten.
De dienst zélf was wel in orde, want de
Compagnie zorgde voor goede predikanten
en de uitgezondenen kweten zich op een
enkele uitzondering na goed van hun
plichten. Maar mén „dè gróóte mèn. toog
ter kerke, met exact dezelfde intentie als men
thans naar een theater gaat: om zich te
laten zien en om anderen te zien; mannen
en jongelui voor vrouwen en meisjes en deze
beide laatsten om eikaars japonnen te be
wonderen en „te becritiseeren" en om verder
een „voordracht" bij te wonen, waarvan
men zich het recht van „critiek" al evenmin
liet ontnemen.
Dit was de stemming die allen bezielde en
die vermoedelijk wel haar oorzaak gevon
den moet hebben in de groote leegte van
geest van allen, waaruit, als natuurlijk ge
volg, de meest daverende en ellendigste ver
veling geboren werd.
In een volgend opstel nog eenige, wel zeer
merkwaardige, bijzonderheden van zoo'n
kerkdienst, uit welke de „vrij-gevochten-
heid" van de overwinnaars van Jacatra, naar*
voren komt.
RUSSISCHES KüNSTLER-
THEATER „KARUSSEL".
Een hittegolf en de Haarlemmers in af
wachting van de komst van Buziau. het
Russische Künstler Theater „K&russel" had
moeilijk een slechteren tijd kunnen uitkiezen
voor zijn debuut in onze stad. Deze beide
factoren hebben niet meegewerkt om het pu
bliek naar onzen stadsschouwburg te trek
ken. wat de Russen niet. heeft belet om het
beste te geven, wat zij bezaten. Deze Russi
sche kunstenaars hebben gedanst met een
entrain en een vuur en gezongen met een
brio, alsof het Siberisch koud in,plaats van
tropisch warm was.
Dat is wel het zeldzame der Russen, dat
zij zich altijd weer geheel en al geven, zoodat
men steeds weer den indruk bij hen krijgt op
een première te zijn. Wij herkenden gisteren
bij het gezelschap „Karussel" eenige oude
bekenden van het ensemble „Harlekin", dat
hier in den afgeloopen winter zulk een suc
ces heeft gehad. Enkele nummers zooals
de klappeien, de Boeren-Foxtrot, de Avond
klokken, Siberië, het aardige „Grootvader en
Kleindochter" en de twee finales waren
dan ook zoo ongeveer herhalingen van wat
wij vroeger reeds hadden gezien maar wij
zagen ze daarom met niet minder genoegen
In een Russisch cabaret schijnen wij
steeds in twee uitersten te moeten vervallen:
in het zware melancholische of in het op
windende, meesleepende rhythme van de
Russische volksdansen. Overgangen zijn er
Jjlijkbaar niet en herhaaldelijk gaan de Rus-
isen, zooals in de Siberische zangen der ban
nelingen, zonder eenigen overgang van het
eene uiterste naar het andere over.
Deze scherpe tegenstelling geeft ook de
afwisseling aan het programma. En altijd
weer worden wij getroffen door het kleur
rijke van de decors en de costuums en ae
aardige vondsten van de regie! Van dit laat
ste kregen wij weer een merkwaardig voor
beeld in de „Drie Giganters", drie oud-Rus
sen te paard, een statistische groep, die voor
al in het eerste oogenblik indruk maakte.
Het gezelschap „Harlekin" leek mij wat
sterker dan „Karusel", maar ook bij deze
groep Russen zijn er weer eenige prachtige
mannenstemmen welk een formidabele
bas heeft de reus Mariaschey en uitste
kende dansers.
Mvrouw Poplawskaja en de heer Taneef
zijn een danserspaar, die de tradities van
het oud-Russisch ballet voortdragen in hun
dansen vooral het „Rendez-vous" en
„Jacht naar Liefde" herinnerden aan de af
zonderlijke dansnummers van het Pawlowa-
ensemble. Met de ..Straatmuzikanten" be
proefden deze Russen het prachtige „Leier-
kasten" van Jushny te immiteeren doch dit
lukte maar half! Het was te geforceerd om
tragisch te werken.
Vanavond en morgenmiddag treden de
Russen nogmaals in onzen schouwburg op.
Het groote succes van gisteren en de
wetenschap, dat het in den schouwburg
koeler is dan buiten zal misschien van in
vloed zijn op den toeloop van het publiek!
Deze Russen verdienen* meer belangstelling
en wij hopen hen daarom in het winter
seizoen nog eens in Haarlem terug te zien.
J. B. SCHUIL.
PALACE.
Voor hen. die Tauber nog niet in ,JDas
lockende Ziel" gehoord hebben, bestaat nog
gelegenheid hem in deze Tonfilm te hooren.
hetgeen gelijk staat met bewonderen. Hier
hebben we Tauber op zijn best; het weeke in
zijn stem, dat ons. meer nuchterlingen dan
de Duitschers. op den duur niet boeien kan.
valt in deze film geheel weg. We hooren hier
Tauber in de volle kracht van zijn machtig
en groot orgaan. Jammer, dat de weergave
niet nog wat volmaakter was, nu hinderde
vaak een hoog schel bijgeluid. Daar deze
film de vorige week reeds uitvoerig is be
sproken. moeten we volstaan met deze en
kele regelen.
Van het bij programma noemen we „Ca-
viaar" een leuke geluldsteekenfilm uit de
Terry-Toon-serie van het Variété-nummer
uitgevoerd door D. en P. Mirado, die knap
werk geven.
„EMBRANDT THEATER.
Eenigen tijd geleden hebben wij een uit
voerige bespreking gewijd aan Jannings
jongste film „Der Biaue Engel".
Wij behoeven aan deze bespreking eigen
lijk niets toe te voegen. Wij hebben nog
maals geconstateerd dat het spel van dezen
grooten acteur weer phenomenaal is. maar
dat het jammer is, dat de Janningsstijl lang
zamerhand traditie en cliché begint te wor
den! We hebben het nu al zoo dikwijls ge
zien. hoe een fatsoenlijk burgerman aan
lager wal kan raken. Wij schreven ook in
dertijd, dat de heele eerste helft van de
film. waarin Jannings iProf. Rath), nog de
eerzame, rotsvast in zijn overtuiging leven
de leeraar is. waarlijk buiten gewoon goed
is. De regisseur Josef von Sternberg heeft
hier wel een heel bijzonderen kijk gegeven
op het leven in het kleine obscure cabaret,
met zijn zwoele, verderfelijke sfeer. En
Jannings voor de klasse, als een soort van
veldheer in klein formaat, als een echte
Pruis, als een loerende slimme oppasser. Is
prachtig. Ook de vier leerlingen, waarvan
er drie eigenlijk indirect zijn ondergang
bewerken, zijn voortreffelijk getypeerd.
Wij vestigen' thans nogmaals de aan
dacht op het spel van Mariene Dietrich, de
cabaretzangeres, de vrouw die ondanks
haar beter ik een soort van roofdieren-
natuur heeft, de vrouw die van den beginsel
vasten leeraar in eenige uren een clowneske
en tragische charlatan maakt.
Het spel van Mariene Dietrich, dat van
Jannings en dat van Kurt Gerron, Eduard
von Winterstein, Hanns Albers en eindelijk
de regie van Jozef von Sternberg' die in
menig opzicht hoogst merkwaardig en goed
geslaagd genoemd mag worden, doen ons
bijna vergeten, dat dit al de zooveelste maal
is, dat Jannings een reprise gaf van de
idee, die bijvoorbeeld aan de film „Vader"
ten grondslag lag.
Het bij programma ls goed.
Vooral het geluidsjournaal is weer hoogst'
belangwekkend.
LUXOR.THEATER.
Twee goede films die zich beide* t afspelen
In de milieus van de misdadigers.
„Jeugdige Vagebonden" is de geschiedenis
van Danny Williams, een zoon van een boot.
werker, die later propagandist wordt. Danny
wordt door zijn ouders zeer vrij opgevoed
Hij wordt één der beruchtste boefjes uit den
omtrek. Iets ouder geworden behoort hij tot
een bende vagebonden. De vader heeft- hem
tot nu toe uit de handen van de politie weten
te houden. Als hij het evenwel ai te bont
maakt wordt Danny gepakt en hij krijgt 2
jaar gevangenisstraf. Zijn meisje weet te be
werken dat hij het gestolen geld terug
geeft. Vóór het evenwel zoo ver is, gebeurt
er nog heel wat, daar zijn vroegere kamera
den de buit niet wilden afstaan.
Geholpen door zijn meisje en zijn vader,
begint Danny een nieuw leven. Een uitste
kende speelfilm, waarin de hoofdrollen ver
vuld worden door June Collyer en Don Terry
„Modern Banditisme" is een detective
drama. Het begin speelt zich af op het re-
dactie.bureau van 'n courant. Er is daar een
bericht binnen gekomen dat Jim Dunning
een dranksmokkelaar, op het Denneneiland
een vorstelijke villa bewoont. Een der redac.
teurén wordt er op uitgezonden en het ge.
lukt hem daar kopij te verzamelen, natuur
lijk tegen den zin van de dranksmokkelaars.
Het hoofd van de smokkelaars weet gedaan
te krijgen dat de courant met het bewuste
artikel niet verschijnt. Hetgeen tot gevolg
heeft, dat de hoofdredacteur en eenige leden
van de? redactie hun diensten aan een an
der blad aanbieden. In die courant wordt
het artikel wél geplaatst. De redacteur Chick
wordt er weer op uitgezonden en hij ont
dekt dat Jim Dunning behalve dranksmok
kelen. nog andere misdaden, op zijn geweten
heeft. Het eind van de geschiedenis is, dat
de dranksmokkelaar door zijn mannen wordt
doodgeschoten.
De Duitsche Reisjes brengen ons naar den
romantischen Rijn.
- Op het tooneel het Duo Calvé, dat den
bezoekers veel doet genieten van zijn zang.
Vooral de walsenpotpourri viel in den smaak.
Een uitstekend programma.
De brandende sonde 160. In het Roemeensche
oliegebied. - Angst voor de toekomst. Een
millioen Lei per dag schade. Vergeefsche
blusschingspogingen.
(Bijzondere correspondentie).
Morenl, Augustus.
Sedert Mei 1929 brandt in Moreni een pe-
troleumbron. De grootste en rijkste van Roe
menië. Van de bergen van den Predeal, 170
Kilometer ver. is de vuurgloed zichtbaar. De
maen gaat op en naast haar een zon. Prach
tige kleuren, geschakeerd als een Noorsche
zonsopkomst, een intensiteit van het licht,
die den nacht helder maakt. Ochtendsche
mering schijnt het eerst, dan een vlammen
de zonsondergang en eindelijk een sterre-
beeld, dat alles zet in een merkwaardig licht.
Van Sinaia, de zomerresidentie van de
Roemeensche koningen,.leidt een weg door
een grillig gebergte, smal als een rotsweg,
zonder veel ingenieursbekwaamheid aange
legd. En twee uren van deze oneindige wou
den en rotspartijen verwijderd, gaat plotse
ling een dal open. dat aanvankelijk aandoet
als een eigenaardig panorama: honderden
boortorens, omringd door olieplassen en
planken loodsen, in stoomwolken gehuld,
schimachtige menschen en booglampen, die
aandoen als glimwormen. En het geheel
sprookjesachtig geïllumineerd door een hon
derd Meter hooge petroleumlamp, een rood-
achtig-witte reusachtige vlam van branden
de petroleum. De grond beeft van het bruisen
van de vuurzuil, die alles hult in licht en
hitte, brullend oplaait, wanneer de druk van
de aarde steenen ter grootte van een men-
schenhoofd slingert uit het boorgat. Meer
dan een jaar lang speelt zich hier een dra
ma af. waarvan de gevolgen nog niet zijn te
beoordeelen. Sedert meer dan een jaar wordt
een heldhaftige, taaie strijd gevoerd, een
strijd om het bestaan van het rijkste Roe
meensche petroleum gebied. De sonde 160 is
in Mei 1929 aangeboord men kwam 1600
Meter diep. de grootste in Roemenië ooit
geboorde diepte was bereikt toen met. enor
me kracht de oliefontein opspoot, steenen
meesleurend en de omgeving hullend in een
regen van olie. Een steen botst tegen de
metalen constructie van den boortoren, rond
spattende vonken ontsteken de gassen. Het
volgende oogenblik staat de sonde in vlam
men. En sindsdien is de kracht van het vuur
dat dóór een reuzenblaasbalg omhoog schijnt
te worden geslingerd, niet verminderd. 25
atmosferen druk hebben de gassen thans
aan de monding van het boorgat. Op 200
schat men den oliedruk in de aarde.
Natuurlijk kan men in zoo'n geval van de
oppervlakte uit geen blusschingspogingen
aanwenden. Ook niet door het werpen van
bommen uit vliegtuigen, zooals werd voorge
steld, of door het boorgat met artillerievuur
dicht te maken. Kinderlijke middelen zijn
dat in verhouding met de geweldige krach
ten. die hier aan het werk zijn. Uit de ge-
heele wereld zijn vaklieden gekomen. Twee
millioen Lei zijn als premie uitgeloofd voor
dengeen. die een bluschmethode vindt. Maar
het gelukt niet. De menschen in Moreni zijn
aan het sidderen en beven van den grond en
het eeuwige licht gewoon geraakt. Maar
angst voor de toekomst versombert hun ge
zichten, want wanneer de sonde niet weldra
wordt gedempt, kan het geheele pctroleum-
gebied verloren zijn. kunnen al de andere
boorgaten onrendabel worden. Dagelijks
vloeien 2 a 3 millioen kubieke meters gas
weg. Natte gassen noemt men ze hier en
men zou dagelijks 300.000 kilogram lichte
benzine kunnen winnen, ter waarde van 1
millioen Lei. Dat alles verbrandt. En er is
bijna geen kans, dat aan deze catastrophe
een ?inde wordt gemaakt. De voeding van de
vlam uit hot binnenste van de aarde schijnt
onuitputtelijk. En dus kan het gebeuren, dat
Europa het schouwspel van een „eeuwig
vuur" beleeft. Aan de Kaspische Zee zijn
zulke „heilige vuren", bekend is de .eeuwige
vlam" van Bakoe, vuren, die al door reizigers
van de 10e en 13e eeuw zijn beschreven en
waar zich religieuze sectcn omheen vormden,
vuuraanbidders, die tegenwoordig in Perzië
nog bestaan.
Voortdurend wordt in Morenl met de ele
menten geworsteld. Drie gangen heeft men
tot dusver gegraven. Want de eenige moge
lijkheid, den brand te blusschen is gebaseerd
op het afsluiten van den gasdruk. Er moet
dus een gang worden gegraven, die diep on
der de aarde stuit op de sonde. Met eigen
toestellen moet men de ijzeren buis, die het
boorgat uitkleedt doorsnijden en afvoerka
nalen aanbrengen. Deze arbeid ln de gangen
ls ondragelijk. De naakte arbeiders worden
met water besproeid, gekoelde lucht wordt
in hun longen gepompt. Na twee weken
werken stortte de eerste gang in. Men be
gint aan de tweede Maar de omgewoelde
aarde laat gassen door en er volgt een ont
ploffing. die vijf arbeiders en twee ingenieurs
doodt. Óp 240 Meter afstand van de bran
dende sonde begint men de derde gang te
graven, die onmiddellijk gebetonneerd wordt.
Vier maanden werkt men en bereikt wer
kelijk op 60 Meter diepte de buis. En nu komt
het hazardspel: het aanbrengen van het
snij- en afleidingsapparaat. Geniaal is dit
werktuig geconstrueerd. Maandenlang heeft
men er aan gewerkt. Op een zelf gecon
strueerde kraan wordt het werktuig ln de
schacht gebracht. En dan gebeurt het ver
schrikkelijke: twee stalen trossen breken en
het toestel ls verloren. Men stelt een onder
zoek in en ontdekt, dat de kabels met vijlen
waren bewerkt. Sabotage dus. Een manoeu
vre van de concurrentie. Twee maanden
duurt het onderzoek. 200.000 Lel belooning.
Geen spoor is te vinden.
En weer moet men opnieuw beginnen. Ter
wijl onmetelijke rijkdommen verdwijnen.
Roemenië gevaar loopt, zijn waarde-rijkste
oliegebied te verliezen. De druk in de nabu
rige sonden begint al te verminderen. En
dat betcckent, dat men moet pompen, ln
plaats dat de druk van de aarde de olie om
hoog perst, dat beteekent. dat de rentabili
teit verloren gaat. Dagelijks een millioen.
En dagelijks nieuwe moeilijkheden.
Want de ramp heeft nu een ander aanzien
gekregen, een krater ls om het boorgat ont
staan. Een oogenblik heeft het geschenen,
dat dc brand was verstikt. De vlam verdween
Maar dan: een zandregen en uit den krater
vliegt een nieuwe vlammenzee omhoog. Lan
ger dan een jaar brandt sonde 160 te Mo
roni. Zal zij ooit dooven?
A. E. Z.
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbe
houden).
De Roman.
door WILLY VAN DER TAK.
e onzfri!" zei mijn vriend de ro
manschrijver minachtend, terwijl
hij mij een krant voorhield. „Heb
je dat gelezen? Daar beweert nou
toch waarachtig één van de
bekendste Duitsche schrijvers. dat hij
heusch de personen uit zijn romans niet
laat doen, wat hij wil, maar dat ze precies
doen wat ze zelf willen, en dat hij daar ook
niet de minste tittel of Jota aan verande
ren kan. Hier staat zelfs, dat hij gewoon
zegt: ,Jch geh' mal sehen was die Ludor
heute machen!" als hij bedoelt dat hij weer
een paar uur aan zijn boek gaat werken."
„Nou", zei ik weifelend, „ik heb toch wel
eens meer van zoo iets gehoord. Hoe werk
jij dan? Maak Je het heele plan van te vo
ren klaar, en verander je er dan nooit meer
iets aan?"
„Ach wel nee, natuurlijk niet!" zei hij
bijna boos, terwijl hU de krant venijnig op
de tafel smeet. Hèt zou me wat moois wor
den. als je Je gewoon op je kop liet zitten
door Je eigen romanfiguren. Natuurlijk ver
ander je er nog wel eens wat aan. terwijl je
bezig bent. maar ik verzeker je. dat ik dat
dan doe. omdat ik het zelf wil, en niet om
dat de mannelijke of vrouwelijke hoofdper
soon opeens zegt: „O. nee. geen sprake van!
Ik denk er niet aan om niet met Bertha of
Klaasje te trouwen, omdat ik inzie, dat we
elkaar ongelukkig zouden maken. Ik hou
van haar, en lk trouw met haar. en daarmee
basta.". Ik heb net weer een nieuwe roman
opgezet, waarin de hoofdpersoon, een man
van mijn leeftijd zoowat. gaat houden van
een meisje, dat zoowat twintig jaar Jonger
is en toch niet met haar wil trouwen,
omdat hij zegt, dat hij veel te oud is. En of
het kind, dat ook dol op hem is. nu hemel
en aarde beweegt om hem van zijn besluit
al te brengen en half gek wordt van el
lende, hij verdraait het, omdat hij be
weert, dat hU het leven kent. en honderd
van zulke gevallen heeft zien mis gaan. Nou
enfin, dat is dan ook gewoonlijk zoo. en de
man zet door en ik weet nog niet precies,
hoe het met het meisje zal afloopcr.. maar
ik vefeeker je. dat de zaak zoo zal loopen,
als ik het wildat ze allebei
hun eigen we£ weer gaan. en op dc een of
andere manier een oplossing vonden .Dwaas
en Idioot van hem misschien en het kost
hem de afgrijselijkste moeite om zijn ver
stand erbij te houden: maar het gebeurt.
Heb JU eenige fiducie in dat soort huwe
lijken?"
Ik gaf mijn opinie ten beste, en nam af
scheid van hem. Den volgenden dag vertrok
ik voor drie weken naar Zwitserland, en
twee dagen, nadat ik terug was. liep lk hem
ergens op straat tegen het lijf. Ik vond.
dat hU er slecht uitzag, maar toen lk met
hem over zUn roman begon, leek hU opeens
een heele boel opgewekter te worden.
„Ja, ik schiet goed op." zei hy. ..En het
gaat allemaal precies zooals ik gezegd heb,
hoor! Ik heb net een hoofdstuk af over de
tobberijen en ellende van het meisje, maar
ik heb haar naar het buitenland laten gaan.
en als ze terug komt is ze er een heel eind
over heen."
„En hU?" vroeg ik belangstellend.
ZUn gezicht betrok een beetje. „Nou. hij
trekt het zich wel erg aan. Maar tja, wat
wil Je? Het is zoo toch heusch verreweg
het beste.
Het is ook lang niet alles om een lief fijn
kind op te geven, dat dol op je is en dat
eruit ziet om te stelen. Blond en teer, en
een stem als een sprookje. God nee."
En hU zuchtte, en liet me opeens alleen
staan. Ik dacht even wat hU een weck ge
leden met zoo'n verontwaardiging betoogd
had, en vond, dat het leven van een auteur
en zijn eigen scheppingen toch wel nauw
met elkaar ln verband stonden, al was het
dan misschien niet zoo erg, als die Duitsche
schrijver beweerd had. HU scheen zich het
drama dat zich daar afspoelde op de vellen
papier, die hU beschreef, nogal erg aan te
trekken. Hoewel dat per slot van rekening
ook vrU logisch was. Het waren toch ook de
menschen. met wlen hU het grootste ge
deelte van zUn dag doorbracht.
Een week later ben lk hem eens gaan op
zoeken Ik was benieuwd naar de verdere
ontwikkeling van zUn roman. Ik vond hom
voor zUn schrUftafel en het gezicht dat hij
naar mU ophief. was bUna grauw. Hij
glimlachte flauw, toen hy zag hoe ik van
hem schrok.
„Ja", zei hU vermoeid, „het valt niet mee.
Ik weet niet hoe het komt, maar d;t boek
pakt me wel verschrlkkeiyk aan. Het iswer-
keiyk bUna waar. dat Je eigen romanfigu
ren je leelUk op Je* kop kunnen zitten. Zo is
gisteren weer teruggekomen, en ze is da-
deiyk naar hem toegegaan en ik weet. niet
hoe het kwam. maar erg flink heeft hij zich
niet gehouden. Het valt niet mee. als je ver
stand en Je liefde aan het vechten gaan.
Maar wat er ook gebeurt, toegeven aal hij
niet. Het zou dwaasheid zUn. waanzin! Mijn
God. hU is vUf en veertig en zy twin::;!
Wat moet dat over tien Jaar geven! Over
vUftien!"
Ik wist niet wat ik moest zeggen. HU zag
eruit, of hU het zelf allemaal onder
vond
Vlak daarop moest lk voor arle maanden
een zakenreis doen, en toen ik terug kwam.
hoorde ik, dat hij getrouwd was. Ik ben
hem direct gaan opzoeken. Hij ontving me
met een glimlach, en het viel me op, dat hU
er zoo goed uitzag, als hy nog nooit gedaan
had.
„Ja", antwoordde hij op mUn vraag. „Mijn
roman ls af. Afgekomcfi vlak voor mijn hu-
welUk. Weet Je nog dat gesprek, dat we had
den. toen Ik er net aan begonnen was? Nou
ik geef me gewonnen. Romanfiguren doen
precies wat ze willen. Ze rlngeloorcn hun
schryvers, en zetten hun zin door, dwars
tegen allo verstand in. Mijn vrouwelyke
hoofdpersoon deed het ook. Ze wou en ze
zou hem hebben en ze heeft hem gekregen.
Het werd hem op het laatst te machtig. Hij
hield van haar, en hU heeft toegegeven.
Drie weken geleden zijn ze getrouwd".
Achter ons ging een deur open.
„MUn vrouw", zei hU trotsch.
Ik keerde me nieuwsgierig om. Ze was nog
heel jong. niet ouder dan twintig, blond,
tenger en fljn. En ze had een stem, die
klonk als do zilveren klokjes uit een
sprookje