DE GROOTE DAHLIAKEURING EN BLOEMENTENTOONSTELLING. DE DAHLIA ALS TUINPLANT. LETTEREN EN KUNST Muziek te Amsterdam. HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAG 19 SEPTEMBER 1930 Interessante en leerzame inzending van den Gemeentelijken Kweektuin. De opening door den Burgemeester. (Vervolg van do beichryvingen der stands). Een decoratieve inzending. Dahlia „Gartendirector Korten". De tuinbaas F. Go ode van Huize „Spaar en Hout" laat ook zien dat hij zijn vak verstaat, evenals de leden der Vereeniging van Oud- Leerlingen te Haarlem; deze heeft o.a. een tuin met een rotspad ontworpen met in een hoek een aardig zitje. Deze stand is heel goed geslaagd en maakt een rustlgen indruk. De firma R. A. van der Schoot te Hillegom exposeert een schitterende collectie Canna's, op het veld gekweekt, os. de roode „Feuer- zauber", de karmljn-roodc „Garam" (de mooiste en hoogste bloemen), de oranje „Wyoming" enz. „Floralia" heeft een stand met tijdschrif ten en tuinbouwlectuur. De Vereenigingvan Schoolwerk tuinen te Haarlem heeft prachtige sier-pompoenen, zonnebloemen enz. Twee inzendingen cactussen, tot één groep vereenigd, van G. F. W. Bausch en D. Smit zullen de aandacht trekken, evenals de vuur pijlen van G. Lubbe en Zoon te Oegstgeest. De Gemeentelijke Kweektuin komt schit terend voor den dag, maar doet bulten me dedinging mee. Hier zien we een groote ver scheidenheid, o.a. een gómboom, een drieja rige bananenboom en verder vele exotische planten. We zagen b.v. kaneel, rubber, ana nas, peper, apennootjes, kamerlinde, rijst, koffie, Indisch bloomcnxlet, kruidje-roer-me- niet enz. Hoogst interessant en buiten-gewoon mooi. Ons compliment! Hedenmiddag twee uur sprak de heeT J. L. Bouwer, voorzitter der Regelingscommissie, tot de talrijke genoodlgden, een kort wel komstwoord, waarbij hij o.a. dank bracht aan de schenkers van de prijzen; aan de in zenders voor de mooie resultaten en aan de juryleden voor hun moeite. Daarna gaf hij het woord aan den heer C. Maarschalk, burgemeester van Haarlem, die do openingsrede uitsprak. Dc Opening. Na den welkomstgroet van den heer J. L. Bouwer, den voorzitter der Regelingscom missie, kreeg do heer C. Maarschalk, Burge meester van Haarlem, het woord voor het uitspreken van de openingsrede. Hij sprak o.a. het volgende: „Gaarne voldoe Ik aan het wederom tot mij gericht verzoek om deze tentoonstelling te openen. Niet alleen om het feit, dat deze ten toonstelling den naam van onze bloemenstad weder op veler lippen brengt, maar wel net allermeest omdat hetgeen hier te aanschou wen wordt gegeven, lk durf wel zeggen allen in verrukking brengt. En hoe kdn dat ook anders. Gaat van den plantengroei in de vrije natuur een groote bekoring uit, niet minder is dit het geval met deze door culti veering verkregen bloemen en planten, die daarenboven nog zijn gerangschikt op een wijze, die getuigt van fijnen smaak en groote vakkennis. Dat de tentoonstelling in dezen tijd wordt gehouden ls wel treffend, omdat zich daarbuiten reeds afteekent de komst van een jaargetijde, armer aan bloemen, dan dat wat voorbij ging. En nu is deze expositie daar, om ons nog eenmaal te doen genieten, voordat de zomer ons geheel heeft verlaten, van hetgeen verschillende jaargetijden ons kunnen brengen. Dat de Commissie aan deze Dahlia-expo sitie ook een tentoonstelling van andere ge wassen heeft toegevoegd, verhoogt bij velen nog de interesse. Evenals den vorlgen keer blijkt ook thans wederom opnieuw, dat op hot gebied van Dahlia's soorten en variëteiten zijn gewon nen, welke de bestaande, hetzij in kleur, het zij in vorm of groei, weer overvleugelen. Hier schijnen onbegrensde mogelijkheden te be staan. De eigenschappen, welke men aan een goede Dahlia stelt, zijn vele en de wijze waarop de keuringen plaats hebben bewijst wel, dat alleen aan die soorten of variëteiten een certificaat gegeven wordt, waarvan men met de grootste waarschijnlijkheid kan ver onderstellen, dat ze een verbetering zijn. Ook dit jaar zond de Nederlandschc Dahlla- vereeniging een collectie naar de tentoon stelling te Antwerpen en Luik en nog kort geleden naar Engeland, een duidelijk bewijs, dat men tracht het afzetgebied te vergroo- ten. Voorwaar een streven, dat zeker door ons allen hoogelljk moet worden gewaar deerd. Bijna in alle woningen prijken tegen woordig bloemen, van kweekers afkomstig. Daarom alleen reeds is het kweeken van bloemen en planten zulk een mooi vak. omdat het den kweekers oen groote voldoe ning kan schenken te weten, dat >et pro duct er zooveel toe bildraagt om in vele hui zen de eentonigheid te breken en veler soms lijdend bestaan op te fleuren In de Keuringszaal zult u vinden een collectie Or chideeën, die ieders bewondering zal afdwin gen. Onze stad bezit gelukkig een kweeker, die zich aan deze cultuur wijdt en hij heeft nu de gelegenheid aangegrepen om deze zoo bewonderenswaardige planten aan het pu bliek te laten zien. Ook vetplantenverzame laars zullen kunnen genieten van den aan blik van deze vreemdsoortige gewassen. Dat ook het streven uwer vereeniging in onze gemeente waardeering vindt behoef ik u nauwelijks te zeggen. De burgerij „zegt het met bloemen" zoowel in haar prachtige etala ges als door de op verschillende plaatsen in de stad aangebrachte versiering. Met den wensch, dat het tentoonstellingsbestuur veel succes zal oogsten van zijn werk en de in zenders in niet mindere mate voor hun 'ëigen zaken, verklaar ik deze Tentoonstelling voor geopend." (Applaus.) Hierop werd door de genoodlgden de ten toonstelling bezichtigd. De bekroningen. De volgende bekroningen zijn toegekend: Gouden medailles aan decoratieve Orchi deeën, J. J. van Cruynlngen, Haarlem; aan decoratieve groep bindwerk, C. R. van,Ampe len, Heemstede; aan groep glaswerk opge maakt met bloemen, mevrouw A. Wigman, Haarlem; aan decoratieve groep Wnd/werk, A. Koper, Bennebroek (plus f 100); aan groep bindwerk, mevrouw A. Wigman, Haar lem; aan decoratieve groep Varens en Cro- tons, S. Pool en Zn., Haarlem; aan decoratie ve groep afgesneden Dahlia's Firma D. Brui degom, Baarn; aan decoratieve groep afge sneden Dahlia's, N.V.R.A. v. d. Schoot, Hille gom; aan decoratieve greep afgesneden Dahlia's, N.V. Tuinb. Inr. „Enchantress" vh. H. Carlée, Haarlem; aan decoratieve groep afgesneden Dahlia's, firma J. G. Ballego en Zn., Lelden. Eereprijzenzilveren medaille van H.M. de Koningin aan decor.-groep afgesneden Dahlia's Inz. N. V. „Enchantress" vh. Carlée Haarlem; zilveren medaille van H. M. de Koningin-Moeder aan decor, groep afgesne den Dahlia's fa. J. G. Ballego Zn. te Lei den; zilveren medaille van H. K. H. Prinses Juliana aan groep bindwerk, inz. mevrouw A. Wigman, Haarlem; zilveren medaille van Z. K. H. Prins Hendrik, aan decoratieve groep bloeiende en niet-bloeiende exotische plan ten, Gemeente Plantsoenen te Haarlem, Dir. J. L. Bouwer; verguld-zilveren medaille der gemeente Haarlem, dec. groep afgesneden Dahlia's, Firma Q. Bruidegom, Baarn; gouden medaille Alg. Ver. voor Bloembollencultuur, an de belangrijkste groep Dahlia-aanwinsten van binnen- en buitsnlandschen oorsprong, N. V. R. A. v. d. Schoot, Hillegom; Bronzen- plaquette van de Vereeniging tot Bevordering van Vreemdelingenverkeer, aan bindwerk, door A. Koper, Bennebroek: Bloemkussen van mevrouw Martens van Balgooy aan groep varens en crotous, S. Pool en Zn., Haarlem; Kunstvoorwerp van Firma Heenk en We- fers Bettlnk, aan gToep afgesneden Dahlia's, K. van Bourgondiën. Hillegom; zilveren wisselbeker aan Dahlia „Roval Velvet", N.V. Tb. Inr. Enchantress, v.h. H. Carlée, Haar lem. Verguld zilveren medailles aan: Groep: Cacteeën en Succulenten, G. Bausch; krans van lila Dahlia's mevrouw Wigman, Haar lem: bloemstuk van BougainvlllUa, A. Koper Bonnebroek: decor, groep Anjelieren, Coleus, varens en canna's. F. Goode, Haarlem: de- cot. groen afgesneden Dahlia's Chr. Duyn Santpoort! decor, groep afgesneden Dahlia's C. de Wit. Dordrecht: decor, vroep afgesne den dahlia's, C. S. Wevers, Hillegom; decor, groep, afgesneden Dahlia's fa. W. Topsvoort, Aalsmeer. De etalageversieringen. Dc winkelweek, die tot en met Zaterdag a.s.. tijdens de dahliatentoonstelling ln onze stad wordt gehouden, is begonnen. De etala ges in onze voornaamste winkelstraten zien er keurig uit. (Zij maken trouwens over 't algemeen altijd een uitstekenden indruk, maar thans hebben de etaleurs natuurlijk hun uiterste best gedaan.) Min of meer kwistig zijn vele etalages ver sierd met de bloem, die ln deze dagen in Haarlem het onderwerp van veel gesprekken is. De meeste winkeliers hebben eenvoudig een vaas met dahlia's in hun etalage ge plaatst: enkelen hebben wat meer werk ge maakt en een bepaalde bloemversiering aan gebracht. Zooals altijd bij zulke gelegenheden, wa ren enkele etalages hedenmorgen nog aan het oog onttrokken door een langs de ramen gespannen doek, daar de winkeliers nog be zig waren, de laatste hand aan hun etlage en de versiering te leggen, maj,r vanmiddag en in ieder geval vanavondzal alles wel gereed zijn. Zooals wij reeds meldden zijn op verschil lende plaatsen palen en zuilen in de stad ge plaatst. Vooral de zullen doen het heel goed. Zeker zullen onze stadgenooten in de ko mende dagen veel belangstelling voor de Haarlemsche winkelweek waaraan, zooals bekend, ook een wedstrijd verbonden is aan den dag leggen. ST. AUGUSTINUS-ORATORIUM. In tegenwoordigheid van Z.D.H. W. Bouter, bisschop van Nellore (Britsch-Indië) en tal van andere geestelijken heeft Dinsdagavond in het Concertgebouw te Amsterdam de eerste uitvoering plaatsgevonden van het ter ge legenheid van het 15de eeuwfeest van St. Augustfnus door J. Nieland gecomponeerde St. Augustinus-Oratorium. Daar het ook Ih Haar lem op Zaterdag 27 September zal uitgevoerd worden, kunnen we bij de bespreking van de Amsterdamsche auditie volstaan met het weergeven van algemeene indrukken. Uit voerenden waren; het koor der Amst. R.K. Oratoriumvereenlging, de solisten Jo Vincent, LoUis van Tulder en Willem Ravelli, het Con certgebouworkest en de organist Willy Frangois onder leiding van den dirigent Theo van der Bijl. De tekst ls gedicht door p. fr. W .A. Bloem, O.E.S.A. De tekst behandelt fragmenten uit het leven van St. Augustlnus, voomamellik uit zijn jeugd en uit den tijd zijner bekeering. De hoofdpersoon diens moeder Monica en de verhaler Possidius worden door de drie vocale solisten muzikaal uitgebeeld; de baryton ver vult ook de kleine partij van Ambrosius. De tekst munt noch door dichterlijke vlucht, noch door schoone taal, noch door logische ge slotenheid uit, en zou op zich zelf weinig musici kunnen insplreeren. Regels als: Possidius: Augustinus In zijn droomen Wil zich baden in haar stroomen In haar bron van wetenschap. Maar die onberaden stap Die naar aardsche wijsheid streeft Foltert Monica. Zij beeft Bij 't vooruitzien der gevaren Nieuwe smart komt haar bezwaren Want het kind spot met de lessen uit haar mond. Ambrosius: Geen theorie van valsche waanbegrippen Kan voedsel zijn voor 't groote menschenhart. om slechts een paar voorbeelden aan te halen kunnen moeilijk op den titel; „poëzie" aan spraak maken, nog minder erna com; o- 1st In- spireeren. Ik kom nu van zelf op de muzikale behan deling. Reeds bij den eersten orkest-inzet bemerkt de hoorder dat Nieland niet getracht heeft de moderne wegen der toonkunst fn te slaan. Hij heeft melodieuze, zoetvloeiende muziek geschreven, zijn harmonieeringen zijn grooten deels eenvoudig. Men staat er verbaasd over dat een jong musicus in het jaar 1930 den moed heeft om zóóveel consonanten te schrij ven. Hebben de Six, Schönberg en zoovele anderen dan tevergeefs geleefd en gewerkt; dat Nieland het rijk van vorst Drieklank wil hersteller)? Zullen ze hem niet voor een ver stokten, reactionair uitmaken? Enfin, dat moeten zij maar- weten. De vloeiende melodiek, de gemakkelijke zingbaarheid en last not least de uitstekende orkestbehandeling, die het geheel steeds baadt in een .bron van welluidendheid, zijn voor het meerendeel der hoorders even aan genaam als voor de nzangers. Maar daar tegenover staan ook minder goede kwaliteit ten. De natuurlijkheid der muziek gaat vaak over ln banaliteit, in conventioneele wen dingen. De liedvorm, twee- en driedeelig, de homophone koorschrijfwijze zijn overheer- schend; de muzikale karakteristiek, zoowel in het orkest als ln de solo- en koorpartijen is machteloos. De zoetvloeiendheid is te groot, te aanhoudend: bijna alles schijnt in suiker en honig gedrenkt. De tempi zijn meestal behagelijk. langzaam; slechts enkele opfleuringen geven frischheid. Zoo is het den componist niet gelukt den indruk van mono tonie te vermijden, die, het zij terstond op gemerkt, in de talrijke tusschenspelen het beste van het werk deed hooren en in de vocale gedeelten tal van banaliteiten succes vol camoufleerde. Bij de schildering der schurkerij schoot Nieland geheel te kort; hij moet, evenals de brave père Franck, een goed mensch zijn, die het slechte alleen bij name kent, en daar om niet weet uit te beelden. Als een ander bezwaar tegen Nieland's muziek mag ge noemd worden de oorspronkelijkheid zijner themas. De reminiscenties liggen soms erg voor de hand: het Graalmotief uit .Parsi fal", episodes uit „Tod und Verklarung", om de meest voorkomende te noemen. Ver der stijgingen en herhalingen k la Tchai- kowsky, hier en daar wat Franck en Mahler en dat alles om een kern die in hoofdzaak uit gewone liedmelodieën in den volkstoon bestaat. De zoetvloeiendheid wordt tenslotte vermoeiend bij den langen duur van dit werk, dat tenslotte den indruk na laat het product te zijn van een musicus, die voorals nog niet zijn eigen taal spreekt, die niet in harden strijd met zich zeiven als met zijn hartebloed dit oratorium heeft geschreven, maar die de muzikale middelen, vooral de instrumentatie, goed beheerscht, al kon de laatste misschien nog meer verscheidenheid van kleur, vooral meer lichte kleurt, too- nen. De uitvoering mag over 't geheel voortref felijk genoemd worden. Het Concertgebouw orkest drenkte ons in stroomen van wellui dendheid, Jo Vincent, Van Tulder en Ravelli zongen als engelen, en Theo van der Bijl toonde zich een bekwaam dirigent van goe den smaak, wiens sobere, doch zekere leiding geen oogenblik van weifeling toeliet. Trou wens, groote moeilijkheden schijnt het werk mij niet op te leveren; slechts een paar ko ren vangen met een fugatischen inzet aan, maar ook dan blijft de polyphonie vrij een voudig, en de tempi maken het den uitvoer ders doorgaans niet lastig. Vóór het begin hield een der aanwezige geestelijken een toespraak, waarin l}lj op de beteekenis van Augustinus voor de geheele menschheid in warme bewoordingen wees en deze groote en edele figuur in een helder licht stelde. Het „oratorium", dat ter viering van de na gedachtenis van den heilige geschreven is, en dat grootendeels eigenlijk eer een reeks van koor- en sololiederen vormt, heeft op het vrij talrijke gehoor grooten indruk gemaakt, Den componist werd in de pauze en na af loop een langdurige en geestdriftige ovatie gebracht. K. DE JONG. Wie nu op de tentoonstelling in het Kre- lage-huis de beste nieuwe soorten ziet, met bloemen van de grootte, vorm en kleur, die men zich maar wenschen kan, kan zich nauwelijks voorstellen dat deze voortgeko men zijn uit het kleine roode bloemetje dat Fransisco Hermandez, lijfarts van Philips II van Spanje, in 1615 beschreef in een boek over de dieren en planten van Mexico. En nog eeuwen zou de Dahlia zoo blijven. In 1789 werd de eerste Dahlia vanuit Mexico naar Europa gestuurd. De directeur van den botanischen tuin van de stad Mexico, Vicentes Cervantes, zond zaad naar zijn vriend Cavanilles, directeur van den Botanischen tuin te Madrid. In 1791 bloeiden de planten pas en Cavanilles keek vreemd op toen hij ze aantrof in verschillen de kleuren, n.l. purper, rood en vermiljoen- rood. Deze gaf toen de plant «ook zijn naam, naar den Zweedschen plantkundige Andréas Dahl, een leerling van Linnaeus. Later noemde men de Dahlia volledig: Dahlia variabilis, dit laatste duldend op de veranderlijkheid van de kleur bij het uit zaaien. Wanneer de lezers dit ook nu nog eens willen zien. kan ik ze raden een Dahlia- veld te aanschouwen aan den Zijlweg, noord zijde, ongeveer op de helft tuirsehen de viaduct en „Van Ouds het Raadhuis", bij de firma Thoolen en Co. Vooraan staan de Dahlia's „op kleur", zooals men dat noemt. Doch achteraan staan bedden met alle tin ten dooreen en die zijn uit zaad gekweekt. Reeds vanaf den weg is te zien hoe prachtig die kleurenmengeling van enkelvoudige bloemen voldoet. Een heel enkele steekt er boven uit en lijkt weer op de moderne, hooge Dahlia's. Die veranderlijkheid wijist er op dat onze Dahlia geen soort op species ls. maar een hybride van verschillende soorten want deze hybriden hebben de grootste mogelijkheid in zich om te veranderen. De kweekers hebben handig gebruik ge maakt van deze veranderlijkheid, doch ik loop vooruit, want in 1803, toen In Europa de Dahlia nog beperkt was als curiositeit in Botanische tuinen vond von Humboldt de plant op zijn reis door Mexico en verzamelde zaad dat hij naar Otto stuurde. Directeur van den Botanischen tuin te Berlijn. Van hieruit kwamen ze bij Duitsche kweekers en in 1808 werd in een zaaisel een plant aangetroffen met „gevulde" bloemen, met bloemen dus waar geen geel hartje in zit en alle bloem bladen plat zijn. In 1814 slaagde Donckelaar, Hortulanus te Leuven er in een gevuld bloe- mige te winnen, die hij naar Engeland stuurde. Ook in ons land ging men zoeken naar ge vulde Dahlia's. In 1821 slaagde de Leidsche kweeker C. Arentz er in een goede dubbele witte te winnen en daarop werd met succes verder gewerkt zoodat in 1836 R. C. Affourtit de beste Hollandsche aanwinsten naar Leip zig zond en met de bloemen zijn winkel ver sierde, waar de toeloop zoo groot was, dat de politie eraan te pas moest komen. Ik zal nu maar eenige tientallen Jaren overslaan tot in 1903 de heer Horusveld te Baarn (deze leeft nog) met een nieuwe serie zaailingen kwam, die een groote stap vooruit waren; de eerste Pioen- of Decoratieve Dahlia's. De heer Vervooren, Hoofdopzichter van de Gemeente-plantsoenen te Rotterdam won in 1908 de Mignon Dahlia's en in 1914 werden de Pioen-Cactus, nu meestal tuin-cactus Dahlia genoemd, getoond door den heer Horusveld te Baarn. Door kruising zijn nog vele andere rassen ontstaan, Halskraag-, Pompon-, Rosette-, en Sterdahlia's, zoordat ze haast voor alle doel einden geschikt zijn, als snijbloem, voor perkbeplanting, in borders en ieder zijn schoonheidszin bevredigd vindt in de vele soorten. Wie van mahoniehout-kleur houdt, neemt Rapello, wie van de zalmkleur houdt vindt dit in Salmonea en anderen, het bronsbruin zit in Insulinde, het rood in Border Perfec tion het geel in Yellow King en zoo zou ik door kunnen gaan. Daar komt nog bij dat de dahlia's weinig eischen stellen aan den bodem, ook in half schaduw nog veel bloeien, en op drogen grond zelfs uitstekend voort willen. Alleen te groote nattigheid en koude in de groeiperiode is beslist nadeelig en verder mogen de knollen 's winters niet bevriezen en te nat liggen. Een particulier doet het beste nu op de tentoonstelling zijn planten uit te zoeken en te bestellen voor levering Mei. Men heeft dan geen zorgen voor de bewa ring en in Mei of begin Juni ontvangt men van den kweeker de planten in een potje gekweekt die zonder te lijden van het over planten in den grond gezet kunnen worden. Men plaatse een bamboe-stok er bij, wanneer het een hooge soort betreft want de dahlia heeft, vooral op open winderige plekken, wel een steuntje nocdig. Hoewel de dahlia in allle landen van Europa goed groeit is in ons land de cultuur op de hoogste trap en hebben we een flinke export naar andere landen, ook naar Indië, waar de dahlia het eveneens best doet. De tentoonstellingen en keuringen te Haar lem en Amsterdam, uitgaande van de tuin bouworganisaties vertoonen het beste wat er op dit gebied is op de wereld en wie in het buitenland in een tuin dahlias ziet Verwon dert zich dat die daar nog niet vervangen zijn door de reeds goedkoope nieuwere aan winsten. De allernieuwste worden, wanneer er nog geen groote partijen van bestaan met tientallen guldens per stuk betaald, zijn er grootere partijen van den daalt de prijs al spoedig tot enkele guldens, daarna tot enkele kwartjes per stuk om ten slotte tot den prijs te zakken van de gewone soorten, zoo tus- schen één en twee kwartjes. Het is wel eens aardig enkele dahlia-kwee kers bijeen te zien, bij het zaken doen. Ze weten precies wat hun soorten waard zijn en voor welk land van de wereld en aller hande methodes en overeenkomsten worden gemaakt om de nieuwigheden zoo lang mo gelijk op prijs te houden. Ook een bezoek aan een kweekertj is de moeite waard. Ik herinner mij nog een rit langs de kweekerijen van Leiden en omstre ken die de dahliavereeniging aanbood aan diverse pers-vertegenwoordigers, een jaar of 8 geleden. Op die rondrit kreeg ik wel een uitsteken den indruk van de zorg en moeite die er be- steed wordt aan het winnen van de nieuwe soorten, een zorg en een moeite die wel be loond mag wotrden met een extra goeden prijs. En zonder de eigenschappen van deze kweekers, (het zijn er maar een dozijn in ons land) was de wereld armer aan tuinbloemen geweest, zoodat het werk van onze Holland sche dahlia-kweekers van internationale be teekenis is. C. SIPKES. De Van Gogh-tentoonstelling. ra. In dit laatste artikeltje willen wij nu nog even op de hoofdfiguur van deze expositie terug komen. Ze blijft de aandacht trekken en wie ze rustig bezien wil en er de gelegen heid voor heeft, bezoeke haar op een werk dag, daar het er 's Zondagsmiddags overvol is. Een zoo uitgebreide collectie werk zal men van Van Gogh niet zoo spoedig meer bijeen zien. Nu valt er natuurlijk over die massale vertooningen te discussieeren. Be gint men bijvoorbeeld dadelijk bij den in gang de zalen vol teekeningen uit Van Gogh's aanvangperiode serieus stuk voor stuk te be kijken, dan is men misschien doodmoe, als men iets verder bij de belangrijke schil derijen uit Parijs, Aries, St. Rémy en Auvers komt. Het kan voor een enkelen Van Gogh* fanatieker onaangenaam zijn, doch waar schijnlijk Ujkt het mij dat de tijd aan veel van dat vroege teekenwerk geen andere dan documentaire waarde zal toekennen. Nu kan voor Van Gogh-studie ieder document waar de hebben, voor den gewoon belangstellende lijkt het geraden niet te veel tijd aan deze zaken te besteden en zich liever dadelijk aan den werkelijk grootsch zich manifesteeren- den schilder, in de volgende zalen, gewonnen te geven. Want inderdaad is de entourage, het werk der tijdgenooten, zooals wij ge zien hebben, bij deze gelegenheid alleen maar ln staat om Van Gogh's glorie te onder- streepen, het komt er niet naast, doch er n&, in onze waardeering. De verzameling Kröller, met haar eenvoudige, uniforme lijs ten levert telkens weer een indrukwekkend ensemble, of men naar links of naar rechts zich wendt Zoo imponeert de wand waar de Berceuse ln het midden hangt met aan iede- ren kant één dier cypressen-landschappen waarvan het linksche de jongste debatten over een cypressenlandschap in herinnering brengt. Daarnaast het prachtige landschap met de wandejende figuurtjes, dat lang ge* leden in de verzameling Van Valkenburg was. Weer rechts het landschap met den op loopenden weg te St. Remy en aan dien zelfden wand het restaurant-terras en een pijnboomeen waarlijk imponeer end©". kleur-manifestatie. Een curieus schilderij daar in de buurt is nr. 216, de Stroomijt, met dtfi blauwen schaduw, die als het ware een program in houdt voor veel, later, peilnayrlstisch werk. Op een schot ln het vierkante zaaltje hangt de Treurende Oude-man en vindt er de rechtmatige bewondering van ieder; niet in de laattse plaats van hen die in Vincent den schilder van het leed der kleine luiden vereeren. Rechts van hem een kleine wand, waar ge een dier bloeiende boomgaarden uit Alles vindt, met er naast het zeetje met scheepje waar blijven de bewijzen van hen die het betwistten! en rechts in den hoek het half-gepolntilleerde restaurant-Interieur dat, al jaren geleden, door een anderen ge leerde voor %en Lautrec versleten werd, doch dat zekerlijk van Van Gogh is. In de buurt daarvan de bekende kastanje* boom ln «bloei en eenige bosch-lnterieurs. Wij behoeven niet veel verder te gaan om van het pracht.ge Ravijn te genieten, zooals dat daar uitmuntend Langt tusschen den blauwen „Postman" en den officier met de roode kepi. Twee zeer belangrijke Van Gogh'sche uitingen vallen hier even eens te bewonderen: de Zaaier en de Bloesemboom. Uit de collectie der Kröller- stichting deden wij slechts enkele grepen: er is echter in deze afdeeling weinig dat- niet een rustige, - en veelal bewonderende be schouwing waard is. Wij schreven reeds in ons eerste stukje dat van de Kröller-collectie een afzonderlijke catalogus aan den ingng verkrijgbaar is. In zooverre dat een mani festatie van krachtig isolement beduidt, is zulks begrijpelijk. Er zit iets van „klets maar raak, wij gaan onzen gang" in, dat me wel aantrekt. Doch als nieuwbakken wijze van catalogiseering kan ons dit boekwerk aller minst bekoren. Bij lederen titel heeft de samensteller een fragment uit een brief van Vincent afgedrukt soms slaat dat schrijven op de schilderij, maar meestal staat het er in verwijderd verband mee en werd dat ver band eerst door den maker van den cata logus gelegd Ge krijgt dan curieuse dingen die het boekje als catalogus niet bruikbaar* der maken. Zoo wordt, bijvoorbeeld, bij de teekenlng eener „Kippenvoerende Vrouw" het volgende afgedrukt: „Weet gij wel, dat het zoo hoog, hoog noodig is, dat er eer lijke lui in de kunst blijven? 'k Wil niet zeggen dat er geen zijn, maar gij zelf voelt, wat ik bedoel en weet even goed als ik, hoe een massa lui, die schilderen, fameuse leungenaars zijnBijna niemand weet, dat het geheim van mooi werk voor een groot deel goede trouw en oprecht gevoel is. Brief 251. Het geheim van mooi werk en deze kippen voerende vrouwis het niet een beetje erg willekeurig met den tekst van Vincent's brieven aan zijn broer omspringen? En nu nam ik nog opzettelijk een voorbeeld, waarbij iets van een verband mogelijkerwijs gelegd kan worden. Met andere zouden lichte spot ternijen mogelijk zijn, die ik achterwege laat. En ln brief 251 wordt van deze teeke- ning niet gerept. Van korte, zakelijke be schrijving van schilderij of teekening heeft nut in een cat-alogus, deze citaten hebben zelfstandig nut, in den vorm van een tractaatje misschien; hier leiden ze af. Men mag hopen dat dergelijke catalogi geen mode worden. De overige Van Gogh's zijn hoofdzakelijk uit het bezit van Theo's zoon, den ingenieur Vincent, die een groot aantal mooie, belang rijke specimens van den schilder afstond. Den grooten „Père Tanqui" dien het Museum Rodin zond, kent men hier nog niet. Het zelfportret (met het verwonde oor) uit de Londensche collectie Courtauld evenmin, noch het Korenveld uit de Berlijnsche Na tional Galerie of de Ziekenoppasser, uit Solothurn. Mooie werken werden afgestaan door den heer Nolthenius (het bekende Zelfportret) en Dr. van Linge, die thans de mooie „Laan" bezit, welke vroeger in de collectie Bas Veth was. Maar het leeuwendeel der Van Gogh's is in deze afdeeling nog familie-bezit. Zoo vindt ge hier het Korenveld met de Kraaien en Vincent's interpretaties van Rembrandt, Millet en Delacroix terug; de Irissen en de Zonnebloemen en de kleine Cypresesn, dat machtige kleine schilderij (nr. 78) zoowel als den beroemden bloelenden „Amandel- tak" (93) en werk van den triesten Bra* bantschen aanvangstijd tot de gelukkige momenten van het laatste levensjaar als hij op den Nationalen Feestdag (14 Juli) nog het Raadhuis van Auvers schildert met vlaggen en festoenen. Het einde volgt kort jaarna. Men weet het. Nu, na veertig jaar is de zege bevochten en men verwijt elkaar reeds thans niet tot de allereerste strijders behoord te

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 10