Droomerijen bij een kop koffie. WAT IS HUMOR? HAARLfclW OAGBLAD VRIJDAG 26 SEPTEMBER 1930 Rome„Ulpia". Roma, Zomer 1930 L [J en kan ook bij een kop koffie droo- men. Sinds eeuwen staat vast, dat de mensch bij een glas wijn kan droomen, en velen beleefden het, in den slaap te droomen. Maar bij een kop koffie? Toch is het zoo. Ik zit op straat voor een café; de zon maakt alles wit van de hitte en de stof. En de auto's maken lawaai. De straat Is druk, de warmte vermoeiend, de koffie slecht en ik denk met weemoed terug aan de koffie, die ik ln jongere jaren genoot. Ik droom van den hulselijken haard met de groote zwarte en verbrande en verrookte familiekom; van koffiemiddagen met tan tes, waar bergen koek en taart werden ge geten en de koffie als een bergstroom vloei de. O, heerlijke tijden! De koffie was toen niet juist het ideaal. Er was eerlijk ge zegd te veel water in, maar zij diende ook alléén als hulp bij de koek. O. die onbezorgd heid! De taart werd op je bord gelegd, en je at en dronk, zonder te kiezen, zooals je de producten der moederlijke kookkunst zon der te denken en met plezier nam zonder er over te peinzen, dat je eens in den vreem de de kwellingen zou beleven van iederen dag in een restaurant, met een groote kaart in de hand, uit dertig of veertig schotels met mooie namen je keuze te moeten doen voor je dagelijksch brood. Maar de tijd der jeugd gaat voorbij. ..Der Mann muss hinausom met Schiller te spreken en moet met waardig gezicht tusschen zakelijke conversatie of nachtelijk, gefilosofeer in het café stil en plechtig de drie donkerbruine druppels ln zijn kop over uren verdeelen. Of zelf als student, artiest, vrijgezel en menschel omverlosser, die gevlucht is voor de eenzaamheid van zijn gemeubileerde kamer en zjjn koude kachel naar het café. de boven genoemde drie druppels over halve en heele dagen verdeelen. Zou deze niet gewenschte toestand, geach te lezer, wien ik alles goeds wensch. u over komen ln ons dierbaar Nederland, het land van de koeien en den koffiehandel mis schien zit u er juist uit verveling deze op papier gebrachte droomerijen te lozen. Zoo wees verheugd, want niets beters kan u op aarde gebeuren, dan bijvoorbeeld in Amster dam en omgeving in een warm café te zitten en de heerlijkste koffie met en zonder suiker of melk te drinken, die een sterveling kan bereiden. Deze koffie is voor lederen buiten lander alléén al een reis naar Holland waard en geen mensch. die ooit in American op het Leidscheplein of in een kroegje in een smalle steeg dezen „besonderen Saft" om ditmaal met Goethe te opreken dronk, zal deze groote emotie ooit vergeten. En als uw geluk of uw nieuwsgierigheid u op den Zeedijk leidde, en ge den moed hadt, met uw ge- borstelden hoed en uw das een kroeg binnen te gaan. waar de havenarbeiders en matro zen vloekend en spuwend klaveraas spelen, en ge het heroïsme bezat, uw fatsoen en uw goede opvoeding te vergeten en met twee handen de groote bak vol koffie aan uw lip pen te brengenen als ge dan weer bij gekomen waart, dan zult ge met oneindige superioriteit terug gedacht hebben aan den „ober" in het Duitsche café die u als „Mokka" iets opdiende, dat de Ne- derlandsche maat met minachting onder tafel zou gooien. En uw rijke tante op de Heerengracht of in Aerdenhout, bij wie ge de maandelijksche visite met de chrysanten maakte, fuifde u op een mengsel van koffie en melk, zoodat u den waren geest van dezen drank ten volle begreep en de koffie, die eens uw Turksche tapijthandelaar met zijn beroem den molen draaide, als een kinderachtige grap zult beschouwd hebben. Laten wij afscheid nemen van deze teere herinneringen en laat ons even glimlachen over het apparaat, dat de gargon in België voor ons op tafel zette tot onze groote ver. legenheid, en dat zich toen als filter ont popte. Nadat wij evenals de menschen om ons heen een half uur gewacht hadden, was de taaiste druppel in het glas geloopcn- Vol verwachting namen wij den filter weg. maar de op die manier bereide en koud ge» worden koffie stelde ons erg teleur. Dan nog liever: „Ober, eincn Mokka!" Heusch. Maar in Bazel merkte ik op. dat Zwitserland en Nederland van één ras zijn. Belde landen hebben, behalve hun vrijheidsdrang, weiden tn daarop koelen en dus veel en warme melk \n de koffie en bij het ontbijt kreeg ik een drank die mij vol aandoening een serie brief kaarten aan Ncderlandsche vrienden deed senden met de verklaring, dat Zwitserland een prachtig land is en de Alpen overweldigend en grandioos zijn. CTot myn groote verlegen heid en tot mijn schande zij het hierbij vermeld moest ik later erkennen, dat men in Bazel niets van de Alpen kan zien, maar dat deze pas een uur sporen achter Bazel beginnen). Deze trein bracht mij naar Genua. En daar moest ik ondervinden, dat deze zelden mooie stad, behalve, dat zij aan' de MiddeUandsche Zee ligt, ook groote palmen en palazzo's en slechte koffie bezit. Zoo ben ik in Italië en dronk koffie ln het uiterste Noorden en het verste Zuiden, en moet uit het midden, uit Rome verklaren, dat dit land reusachtig mooi, wild en liefe lijk tegelijk, goud van de zon, zilver van de maan, blauw van de zee, '^roen van de plan- tenweelde, wit en rood van de huizen, grijs van de rotsen en de stof, wit van de sneeuw, zwart van de lava en de lokken der men schen, rose van het marmer, oranje van de sinaasappelen en geel van de citroenen, maar dat de koffje er ontzettend, zwart en bitter is. (Ik hoop dat over honderden jaren de schrijvers der beschavingsgeschiedenis deze regels zullen vinden, om een basis te hebben om den stand der cultuur van Italië in 1930 vast te leggen. De koffie is slecht! Dat zegt genoeg!) „II Espresso", zooals men hier een mini maal kopje met een zwart goed erin noemt, beheerscht heel Italië, van Lugano tot Syracuse en van den Brarmer tot Girgenti. Rome, bijvoorbeeld is een wereldstad, en heeft dus vele straten. In iedere straat staat minstens één kerk, twee Carabinieri, drie an tiquiteiten en aan ieder vierde huis geschre ven het woord: Espresso". Onder dit woord ls een open, breede deur en daarachter is een toonbank, waarvoor de Romeinen zich staande verdringen, ieder met een kop in de hand. Op de toonbank staat een levensgroot folterinstrument van blinkend metaal, waar de.espresso langzaam en in yreeselijk gekwel de druppeltjes uitgeperst wordt. Een „ragazzo" een soort kellner, staat er achter en gooit in leder kopje tenminste net zoo veel suiker als er koffie in is, zoodat na het inslikken van deze medicijn je keel heesch is van de bit terheid en je lippen kleverig van de zoetig» heid. Af en toe vindt men ook een café, waar men zittend aan tafels meestal op straat andere mogelijkheden van koffie kan II ca]jé latte. verwachten, zelfs met melk, maar ln het zuiden natuurlijk overal geitenmelk. Na grondige studie ben ik tot de volgende ver talingen gekomen: il espresso de modder; il cappuccino dito met melk; il caffé latte dito met een onoverzienbaar arrangement van koppen, kommen, glazen, lepels, waterflesschen, suikerdoozen en bor» den op een blad, dat twee keer zoo groot is als een tafeltje met een rekening ter waarde van een postzegel voor het buitenland (15 cent). Nu is het overdreven, te zeggen, dat er heelemaal geen drinkbare koffie bestaat en men zou kunnen zeggen dat ik onwaarheid spreek. Als men in de grootste hotels gaat, waar de vreemdelingen komen, waarmee Rome als „middelpunt der wereld" gezegend is, daar vindt men heele goede koffie maar nóg niet zoo, als ln het kleinste Nederland- sche kroegje. En als ik hier af en toe van de eene of andere aandoening moet bijkomen dan ga ik naar „Casina delle Rose" of naar de Via Vlttorio Veneto, onder de boomen zit ten met dansende licht- en schaduwvlekken op mijn tafel en voor mijn voeten en kom weer bij. Maar waarvan bijkomen? 11. Rome is geen stad om met vacantie naar toe te gaan. om op te knappen. Ik geloof, dat het de griezeligste stad der wereld is. Hier werkt alles op je zenuwen*de hitte, het lawaai, de uniformen, die je huiverend doen denken aan het vooroorlogsch Duitschland en honderd andere dingen, die Rome tot een merkwaar dige stad maken, dit mengsel van Etruskische, Grieksche, heidensche, Romeinsche, kerkelij ke, pauselijke, christelijke, ridderlijke, Duit sche, Fransche, Italiaansche, antieke, klas sieke, byzantijnsche, Middeleeuwsche, Re naissance-, Bar ook-, Rokoko, 19-eeuwsche en fascistische levens, menschen, invloeden, tijden, evenementen, die alle hun sporen in de steenen der eeuwige stad diep hebben in gegraven. En vele dezer sporen hebben in vloed op Je zenuwen. Rome is een mengeling van .-nationalisme en cosmopoiitisme, van menschenliefde en wreedheid, van liefelijk heid en gruwelijkheid, van martelaarschap, ascese en uitbundige levensvreugde, van uiterste armoede en schitterenden rijkdom en zooals men in het Castel Sant" Angelo een kapel naast een folterkamer vindt, een luxueuse badkamer en prachtig versierde feestzalen naast een kanon en verborgen af gronden, zooals de Chlesa San Lorenzo met wanden vol robijnen en juweelen in het arm ste stadsdeel staat, zooals de marmer op- hooping van het Monumento Vittorio Em- manuele voor oen wijk van vervallen en brokkelende huizen is geplaatst, zooals de Piazza Venezia, het centrum van het la waaiige moderne leven dicht bij de doode steenen van het Forum Romanum ligt, zoo bloeien iedere lente de amandelboomen en de viooltjes om de schepen van keizer Tibe rius aan den Nemi-zee, zoo spelen de kinde ren in de schaduw van den stadsmuur van Roma eAterna en de katten aan den voet der zuil van Trajanus en zoo rijden de boeren met hun wijn wagentjes en hun mulos tus schen de Fiats en Rolls Royces, zoo zweven de vliegmachines over de oude aquaducten, zoo worden de vervallende muren van oude Palazzo's en de kolommen van antieke tem pels met ijzerbeton gesteund en zoo kijkt men op straat uit de branding der auto's, het net der electrische draden, het stormen der bussen en trams plotseling in een stille poort, waarachter een verlaten hofje ligt met bloemen, palmen en klassieke beelden. Dat is Rome. Als men van de Piazza Barherinl de Via Vlttorio Veneto op gaat naar de Porta Pin- ciana, waar op het gladde asfalt schitteren de automobielen met witte wielen geluid loos en deftig rijden, om voor een marme ren hotel te stoppen, om eenige stille en elegante heeren en dames uit te laten, die dan net zoo geluidloos door een glazen por taal met blinkend koper worden opgeslokt, ziet men aan den rechter kant een kerk. Dat is niets bijzonders, want Rome heeft 365 kerken, evenveel als het jaar da gen heeft. Maar je hebt het onbegrijpelijk gevoel, dat het een bijzondere kerk is mis schien heb je er eens van gehoord en je gaat naar binnen en bent teleurgesteld, want de kerk lijkt op de 500 kerken, die je in Italië al gezien hebt en daar je het al lang opgegeven hebt, de beroemdste schil derijen, fresco's en beelden te bewonderen, omdat ze meestal in ondoordringbaar duis ter zijn, sta je er voor en denkt: „daar heb ik nou de Fillippiuh Lippi of de vijf Ru- bensen en ik zie niets!". Of ze zijn zoo slecht, ver of hoog geplaatst dat je er even weinig van ziet, zooals de Piéta in San Pie- tro. Of zij zijn geheel met goud en zilver bedekt, dat gelóovige ménschen den Heili gen geschonken hebèen. Je wilt dus net weer naar buiten gaan, om je hoofd maar weer onder de zon te buigen, daar zie je een troep vreemdelingen naar een klein deurtje t^e gaan. Aha, daar is wat! Er zijn veel vreemdelingen,, te veel om kunst pf architectuur te bestudeeren, dus daar valt een sensatie te beleven. Je loopt snel achter de anderen aan en daalt onder leiding van een ouden monnik een donkere trap af. Oh, catacomben! Neen, geen catacom ben. Je komt in een kelder. De lucht slaat je koel en onaangenaam in het gezicht. Het licht is grijs en scherp en maakt alles even duidelijk. In één blik heb je alles gezien en je valt van schrik bijna achterover. Skeletten en mummies! Wanden en plafond zijn geornamenteerd met menschenbeenderen. De muren zijn geheel en al bedekt door de kunstvolste guir landes, rosetten. sterren en kransen, sa mengevoegd- uit bleek glimmende wervels, sleutelbeenderen, schouderbladeren, opper arm- en dijbeenen, middenhands- en mid- delvoetsbeenderen, bekkens, zorgvuldig uit elkaar gehaald en opgehangen, akelig dui delijk en om te huilen belachelijk door de cynische manier van versieren. Op den grond zwarte grafheuvels, rij aan rij, aan den kant meterhooge, vierkante stapels van witte skeletdeelen. Tusschen iederen stapel hangt een zwarte, grijnzende mummie voorover. Dat alles heb je in één oogopslag gezien. Je stapt snel verder en komt in een tweeden kelder die precies hetzelfde is, je loopt in den volgenden, hetzelfde, je gaat verder: alles, alles hetzelfde, een kelder naast den anderen, met duizenden en duizenden men schen beenderen en tientallen vooroverhan gende glimlachende, gedroogde lijken. Jij holt tusschen bewusteloos neerzinkende vrouwen, tusschen bleekwordende mannen tusschen grijnzende schedels naar boven. Naar de zon, naar de zon! VI. „Ulpia" heet een oude romeinsche wijn kelder op het „Toro Trejano". Dat moet je gezien hebben. Maar voor half 12 's avonds ïs er geen mensch, dus je komt tegen midder nacht, als de maan de zuil van Trajanus ver zilvert en de katten op het Forum schreeu wen. Als je de oude trap afdaalt, hoor je al zingen en gultaarspel. „Torna a Sarrento.." of zoo ïets. En dan zit je tusschen meneeren in smoking, en dames, die ongeveer uitge kleed zijn. De hoogste élégance van Rome. Amerikanen, Engelschen, Skandinaviërs, Franschen en Duitschers. mïlliardairs, hooge ambtenaren, Consuls, ambassadeurs en der gelijke. Het licht is groen en gedempt. Men drinkt cocktails, Sect en whiskey. Aan de muren van ouden steen staan of hangen antiake wijnkruiken en flesschen. Op den grond liggen gebroken oude st^enplaten uit den Romeinschen tijd. Het lokaal was al ln gebruik voor Christus' geboorte. Alles echt oud. antiek, Romeinsch. dateerende van vóói Christus, En in deze omgeving loopen de kell- ners in rok en zitten de nakomelingen der barbaren uit dezen tijd met gemanicuurde handen en glimmend, verzorgd haar. En op de wijs der Napolltaansche liedjes drinken de meneeren uit het droge Amerika hun whiskey en hun op sensatie beluste vrouwen hangen ln het geraffineerde licht, met blinkende huid en glimmende en schitterende juweelen brillanten en fonkelende steenen, in goud, brokaat, hermelijn achterover, sluiten hun oogen en „genieten", geleund tegen een ko lom, de sentimenteele muziek. Tegen den mor gen verlaat men het lokaal. De heeren druk ken een van van musici de hand en laten een 100 lire biljet daarin achter. Dan rijden de auto's weg. Je wandelt langzaam door de schemering voorbij slapende huizen en ver langt naar het daglicht, naar de zon! A. G. A. 30. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. HA ARDEN Fa. GEBRs. BRAKEL SOPHIAPLE1N 6-12 TEL. 10533 Zullen mijn stukken het nageslacht vervelen? Een interview met G. Bernard Shaw, door CHARLES FERDINAND VON HUTTEN. n een bergdorpje in Savoye ontmoette ilc Il George Bernard Shaw. De oude heer bleef stilstaan en terwijl hij mij glim- lachend aankeek, zeide hij op zijn eigenaardige manier: „Ja, ik geloof, dat ik het ben!" Hij sprak met aangenaam aandoende be minnelijkheid en gedurende het nu volgende uur zou ik ondervinden, hoe verbluffend pa radoxaal de grootheid van een mensch is. „Ik geloof dat daar een kerk is?" zoo ging Shaw aanmoedigend voort. „Ik zie graag kerken; misschien wilt u wel zoo vriendelijk zijn, mij den weg te wijzen?" Met groote, veerkrachtige passen liep hij naast mij voort en begon te praten over het bergklimaat, de overdreven reputatie van de Fransche kookkunst en andere alledaagsche dingen, terwijl ik langzamerhand mijn zelf- beheersching terug kreeg in het kalmeerend gezelschap van dezen flinken, krachtigen ouden heer. In de leege kerk hing een typi sche lucht van wierook en Zondagsche klee- ren want de mis was juist afgeloopen en de kaarsen op het hoogaltaar brandden nog met zwakke, flikkerende vlammen. Shaw onderwierp dadelijk de naïve praal van de architectuur aan een grondig onder zoek en deed daarbij denken aan een gepen- sionneerd kolonel, die op reis is; hij haalde zelfs een gehavenden Baedeker uit zijn zak. Het maakte niet den ministen indruk op hem toen ik hem vertelde dat hij in de lan den waar Duitsch gesproken wordt, het voorwerp is van aanbidding en heldenveree- ring. Maar er kwam iets als een ondeugende flikkering in zijn oogen toen hij antwoordde: „Heldenvereering? Zoo moet het juist zijn! En dit bevestigt mij in mijn diepgewortelde overtuiging dat uw landgenooten in weer wil van alle scheldwoorden die hun in de laatste jaren naar het hoofd zijn geworpen een hoogst beschaafd volk vormen, hetgeen", voegde hij er op een toon die tegelijkertijd minachtend en vaderlijk teeder was aan toe, „niet altijd kan gezegd worden van John Buil. Uit een oogpunt van intellect is de ge middelde Engelschman niets dan een barbaar en een holbewoner". Dit klonk niet erg overtuigend en ik kon de gedachte niet geheel van mij afzetten dat G. B. S. soms kastijdt wat hij vaag en misschien onbewust bewondert. Na eenige oogenblikken keek mijn metge zel op zijn horloge en zeide, dat hij een ver- schrikkelijken honger had. „Zoudt u denken", vroeg hij mij, „dat men in uw hotel een behoorlijke en smakelijke lunch zou kunnen opdienen voor een vege tariër?" Gelukkig kon ik hem een bevestigend ant woord geven en toen wij op het verlaten vóórplein van de kerk kwamen op den tijd van het apéritif, herinnerde ik mij plotseling mijn strijd tegen dien anderen beroemden tooneelschrijverWilliam Shakespeare. .Amuseeren u nu de komische figuren van Shakespeare?" informeerde ik brutaalweg, en in 't bijzonder Falstaff? Mijn moeder en mijn jongere broer kunnen om hem schudden van het lachen, maar mij verveelt hij doodelijk. Hebt U ooit hartelijk kunnen lachen om dien dikken, banalen dronkelap?" Shaw keek eenigszins beteuterd. „Hartelijk kunnen lachen?" herhaalde hij, de wenk brauwen fronsend. „Neen, dat kan ik nu be paald niet zeggen, maar de oude dwaas heeft mij toch wel dikwijls in een vroolijke stem ming gebracht." Plotseling voegde hij er aan toe: „U veronderstelt zeker dat ik geen ge voel voor humor heb?" „Goeie hemel!" riep ik uit. „Ik vraag dit juist, omdat ik geloof dat u buitengewoon veel gevoel voor humor hebt!" Hij glimlachte. „En wat zoudt u zeggen als ik beweerde dat volgende geslachten mis schien wel een geheel andere meening zijn toegedaan en mijn stukken wellicht hyper vervelend zullen vinden?" „Ik zou zeggen dat die geslachten dan idioot zijn. Maar u gelooft toch zeker niet (Ik was vrijwel buiten adem, want de weg werd tamelijk steil en Shaw's krachtige pas toonde een beschamende onverschilligheid voor mijn zwak gestel). „Zie eens", vervolgde hij en hij stond mij met groote barmhartigheid een minuut rust toe, „er is iets zeer tegenstrijdigs in wat wij gevoel voor humor noemen. Het gezichts vermogen van den mensch, zijn gehoor en zijn begeerten veranderen niet veel in den loop der eeuwen. Maar hoe staat het met zijn geneigdheid tot lachen? Heeft het u nooit getroffen, dat deze geheimzinnige reac tie van onze zonnevlecht de gisting is van wat wij onze „tragische begrippen" zouden kunnen noemen? Daar heb je bij voorbeeld uw vriend Falstaff, wiens middenrif bijna barstte van het lachen om zooveel buitenge woon vroolijke plagen waaronder de mensch- heid gebukt gaat en zooveel verscheidenheid der menscheiijk.- wreedheid. Als u vandaag lacht om wat u 'n goeie mop vindt, vergeet dan niet, dat uw achterkleinkinderen er waarschijnlijk om zullen huilen Op dat oogenblik werd ik er mij vol wroe ging van bewust, dat ik Shakespeare nog een kans moest geven. Toen vroeg ik Shaw's meening over het paradoxaal verschijnsel, dat Shakespeare in het buitenland veel meer populair is dan in zijn geboorteland. „Zon der twijfel", zoo ging ik voort, „verklaart de hoogte waarop de cultuur in Duitschland staat, veel wat dat land betreft, maar „Volstrekt niet", viel G. B. S. mij in de rede. „De Duitsche cultuur heeft niets met de zaak te maken. Als Shakespeare's stukken, geen volle zalen kunnen trekken in Enge land, moeten wij dat maar niet dadelijk op rekening stellen van de stompzinnigheid van John Buil. Laat ons eerlijk zijn en niet van hem verwachten dat hij eenige uren kan zit ten luisteren naar onbegrijpelijk gepraat in wat voor hem bijna een vreemde, in ieder geval een verouderde taal is. Het feit dat „Koning Lear" een storm van geestdrift in Boedapest wekt, getuigt minder voor het in tellect van de Hongaren dan voor de wijze waarop Shakespeare in het Hongaarsch ver taald is met inachtneming van de eischen van onzen tijd. De populariteit van Shake speare in de geheele wereld is recht evenre dig aan de manier, waarop zijn vertalers zich van hun taak hebben gekweten". Dit leek logisch en ik gevoelde dat ik Hongarije mijn excuses moest aanbieden voor het feit, dat ik tot nu toe meende dat de artistieke prestaties van dat land zich bepaalden tot het maken van Zigeunermu- ziek. Ik had nie veel tijd meer en vroeg dus nog vlug de opinie van den grooten man over het leven in Duitschland. Hij zeide dat hij, ofschoon hij veel in Duitschland had gereisd, toch zijn meening hierover niet kon geven. „Wel is het waar", zoo ging hij voort, „dat lk bijna alle Duitsche steden ken, behalve Berlijn". De gong voor de lunch klonk juist, toen wij het hotel bereikt hadden en binnen eeni ge minuten zou mijn avontuur voorbij zijn. Ik wilde het zoo prettig mogelijk doen eindi gen. Daarom vroeg ik Shaw mij te zeggen, hoe het kwam dat een zoo sympathiek en humaan man als hij de reputatie heeft ge kregen van ongenaakbaar te zijn en altijd geneigd, zijn groote schare bewonderaars af te snauwen? „Spreek in 's hemels naam niet over mijn reputatie", antwoordde hij lachende. „Kijk, het zit daar zóó mee: zoolang de menschen mij niet persoonlijk kennen zijn zij de mee ning toegedaan dat ik een akelige oude man moet zijn. En als zij mij dan eens ontmoet hebben, vinden zij, dat ik een veel aardiger oude man ben dan ik in werkelijkheid benDaar is nu eenmaal niets aan te doen". „En is het waar, dat u een van de Bor- rome'ische eilanden gaat koopen om daar verder in afzondering te leven?" vroeg ik. „Ah, hebt u dat ook gehoord! Ik had het ook onlangs in de kranten gelezen", ant woordde hij. „En daar er heel wat Italiaan sche eilanden zijn, die onbezonnen million- nairs hebben gekocht en waarop zij paleizen hebben gebouwd waarin zij niet kunnen wo nen, zal ik natuurlijk in de eerste twee jaar voortdurend door hun makelaars worden las tig gevallen. Nu goeden dag en het ga u goed!" Zoo eindigde mijn interview met George Bernard Shaw. (Nadruk verboden). SYNAGOGEDIENSTEN. Ned. Israël. Gemeente. Sabbath: Vrijdagavonddienst bij den In gang te 6 1/2 uur. Ochtenddienst te 8 uur. Predikatie voor het Moesafgebed. Middagdienst te 1 1/2 uur. Avonddienst te 7.27 uur. Werkdagen: Ochtenddiensten te 6.15 uur. Zondag en Vrijdag te 6.45 uur. Middagdienst op Woensdag te 1 1/2 uur. Avonddiensten te 7.45 uur. Jom Kippoer: Kol Nidrei te 7 uur n.m. Predikatie voor het gebed Ja'aleh. Ochtenddienst te 7 uur. Talmoed Torah: Zondag te 7 uur. Werkda gen: 's avonds te 7.15 uur. De Avonddiensten op de Werkdagen, als mede Talmoed Torah, worden verricht in het Gemeentegebouw L. Wijngaardstraat 14. Alle overige diensten vinden plaats ter Sy nagoge L. Begijnestraat 11. ARROND. RECHTBANK. UITSPRAKEN. W. J. J. B., broodbakker wonende te Haar lem. appèl overtr. Arbeidswet, f 50 boete subs. 20 dagen hechtenis. J. P. L.. chauffeur, wonende te Heemstede, appèl overt. Motor en Rijwielreglement. f 10 boete subs. 10 dagen hechtenis en toewijzing civiele vordering tot een bedrag van f 46.50. H. O. D., wonende te Haarlem, appèl over treding Motor- en Rijwielreglement. Vonnïs. Kantonrechter Haarlem bevestigd. Chr. W„ wonende te Heemstede, appèl over treding Motor- en Rijwielreglement, f 4 boete subs 4 dagen hechtenis. ZEVENDE DAGS BAPTISTE GEMEENTE. Kapel Parklaan 21. Vrijdagavond 8.30 uur: Besloten bidstond Ps. 116.. Sabbath v.m. 10 uur. Prediking Matth. 16:18. Voor ieder toegankelijk. Sabbath nam. 3.30. Bijbelbespreking Job 9. Voorganger in alle diensten P. Nieuwstra- ten. AANWINSTEN VOOR DE VAN GOGH- TENTOONSTELLING. Van Donderdag af zijn in het Stedelijk Museum te Amsterdam aan de Van Gogh- tentoonstelling toegevoegd de door het Mu seum Folkwang te Essen toegezegde schilde rijen. Het zijn twee belangrijke werken van Vin cent, een stuk van Gauguin uit Tahiti en een schilderij van Manet. Ook is een belangrijk werk van de Tou louse-Lautrec, van heden af aldaar te be zichtigen. AMBTENAREN RECHTERLIJKE MACHT. Het hoofdbestuur van den Bond van ambte naren bij de Rechterlijke Colleges besloot de salaris-actie onverminderd voort te zetten. Speciaal voor de arbeidscontractanten en de hulpschrijvers zal worden opgekomen. Voorts nam de vergadering met instem ming nota van de ter audiëntie van den Mi nister van Justitie verkregen toezegging, dat niet alleen in 1930 maar ook in 1931 gelegen heid zal bestaan, het diploma voor Rijksklerk te behalen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 10