BRIEF UIT BERLIJN. UIT DE GENEEFSCHE SAMENLEVING. LANGS DE STRAAT. MARKTNIEUWS HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAG 26 SEPTEMBER 1930 VIERDE BLAD De extremisten en de bezadigde meerderheid. Duitschland heeft hoven zjjn stand geleefd. Waar is de Leider? (Van onzen correspondent.) Berlijn, 24 September. Wij willen hier niet uitsluitend op de uiterst moeilijke tijden, die Duitcchland op politiek, financieel en economisch gebied 'thans doormaakt, de aandacht vestigen. De feiten, de resultaten van de verkiezingen van 14 September jl. zijn voldoende bekend. Hier is afwachten, hoe de dingen zich ontwikkelen zullen, de eenige mogelijkheid. Zien we liever eens rond in de Duitsche hoofdstad en vragen we ons af, hoe de „man in the street" leeft, hoe hij over dit alles en veel andere zaken denkt, hoe Berlijner de dingen ziet en of de menschen even onrustig zijn als de berichten doen vermoeden. Beginnen we bij het algemeene. Ja, de Berlijner in het bijzonder, de Duitscher in het algemeen, is in deze dagen, bijna zou ik neerschrijven na vele jaren, hevig voor de politiek, voor het lot van zijn vaderland, voor zijn eigen toekomst als staatsburger ge ïnteresseerd. De verkiezingen, die een vrij willige deelname van ongeveer 85 tot 88 pet. van het kiezerskorps brachten, hebben dat dunkt mij ook in cijfers aangetoond. Er is iets gaande in Duitschland, de menschen, die sinds jaren de dingen maar liever op hun beloop lieten en zich van al dat politieke gedoe hadden afgewend, zijn plotseling weer wakker geworden. Hoe dat mogelijk was? Nu, natuurlijk in de eerste plaats omdat het hun slecht gaat. Zoodra de particuliere portemonnaie in het gedrang komt, volgt in alle hoeken der we reld ook onvermijdelijk de belangstelling. Men wil weten, wat er aan de hand is, men vraagt naar de programma's van partijen, men leest de redevoeringen van volksverte genwoordigers, men bezoekt politieke verga deringen en schaft zich bladen aan. En het is onvermijdelijk dat men zich als politieke leek laat lokken door de dikste woorden, de meestvergaande beloften, de radicaalste cri- tiek. „Ze zeggen het een beetje brutaal, maar in de kern van de zaak hebben ze toch ge lijk", kon men de laatste maanden overal in Duitschland hooren als er van de Nationaal- Socialisten of van de Communisten sprake was. „Men moet ze een kans geven", oor deelden de brave burgers en de door de ge matigde arbeiderspartijen blijkbaar teleur gestelde werklieden en beambten. „Al kun nen we niet alles uit hun programma's onder schrijven, de hoofdzaak is, dat ze de andere partijen eens wakker maken en dat eindelijk eens iets gebeurt om aan de tegenwoordige onhoudbare toestanden een einde te maken". Zoo sprak de Duitscher. En hij bracht zijn stem uit voor de Nationaal-Socialisten of voor de communisten, namelijk in die geval len, waarin hij niet door trouw en traditie, door georganiseerden dwang of door reli- gieuse overtuiging reeds in bepaalde richting zich vastgelegd had, Leest men nu In de kranten van partijen, 'die eigenlijk erg „radicaal" zijn en die er programma's op na houden, waaruit de rus- tige staatsburger in binnen- en buitenland een schrik voor het leven zou kunnen putten, dan moet men zich goed voor oogen hou den, dat slechts een zeer, zeer klein deel van de mannen en vrouwen, die naar den Duit- schen Rijksdag bijna 32 pet. woedende anti kapitalisten afgevaardigd hebben, ook wer kelijk bereid zijn, de verschrikkelijke dingen practisch door te voeren, die er op papier zoo revolutionnair en bloeddorstig uitzien. De vraag, of werkelijk na korter of langer tijd een Sovjet-Duitschland naar Russisch voorbeeld of een fascistisch Duitschland vol gens Italiaansche model Europa verrassen zal, is zelfs na dezen veertienden September nog allesbehalve actueel en er is hier in Duitschland geen nuchter denkend mensch (en dezulken vormen gelukkig de groote meerderheid) die in waarheid gelooft, dat het ooit zoo ver komen zal. Natuurlijk zijn er ook domme heethoofden onder een bevolking van zeventig millioen, en de barre winter, bar op sociaal-economisch gebied, dien we hier blijkbaar tegemoet gaan, zal wellicht dezen menschen een kansje geven om wat onrust in de wereld te brengen. Maar het Duitschland van 1930-1931 is niet meer het Duitschland van 1919 of van 1923. Men is hier niet meer op vrijwilligerskorpsen aange wezen om de autoriteit eener regeering te handhaven en de groote massa's der bevol king kennen uit eigen aanschouwing alle ver schrikkingen van een burgeroorlog en wen- schen zooiets evenmin terug als een buiten- landschen oorlog, die in Duitschland niet één procent van het volk meer in beweging zou kunnen zetten. Dat weten de leiders der zoogenaamde ra dicale partijen veel te goed en daarom zijn ze bij alle uiterlijk vertoon van onverzoenlijk heid en strijdlust verstandig genoeg om niet te rekenen op menschen die voor hun partij gestemd hebben en die onmiddellijk van voor standers tegenstanders zouden worden zoo dra de eerste kogels in de gevels der woon huizen gedrongen zijn. Massale partijen als die der katholieken met hun grooten aanhang uit de rijen der Christelijke arbeiders en die der sociaal-de mocraten, die de enorm sterke vrije vak- vereenigingen achter zich hebben, zouden volgens het voorbeeld van de Kapp-dagen door dreiging met algemeene werkstaking onvoorzichtigheden van radicale heethoofden voldoende kunnen afschrikken. Om al deze redenen gelooft de Duitsche burger, arbeider zoowel als werkgever, middenstander zoowel als proletariër, in overgroote meerderheid niet aan een storing van revolutionnair ka rakter. De heerschende werkloosheid, het ge brek aan kapitaal, de geweldige schuld van het Rijk en daardoor ook van de Landen en van de gemeenten drukt hem meer dan de zoogenaamde „groote politiek*'. En inderdaad, het ziet er somber uit in de Duitsche landen. Een rijkstekort van een half tot driekwart milliard, het alle energie doodend gevoel, dat men nu lange, lange jaren twee milliard per jaar aan den vroegeren vijand zal moeten afstaan, een stijging van het aantal werk- loozen over de eerste helft van September met 100.000 ondersteunden, waardoor het to- totale cijfer de drie millioen bijna bereikt heeft. Dat alles in September, terwijl de zon weer krachtig begint te schijnen, en aan winter-ellende nog niet gedacht wordt! Het is te begrijpen, dat de menschen hier niet meer met een glimlach naar het werk kun nen gaan. De verstandige Duitscher voelt, dat de koers veranderd zal moeten worden. Duitschland heeft van de groote bedragen, die het buitenland leende, te weelderig ge leefd in een tijd, toen sparen het eerste ge bod behoorde te zijn. Men heeft niet arm willen zijn, uit een soort nationale valsc'ne schaamte ten deele, maar ook omdat men de theorie verdedigde, dat weelde-industrie toch ook honderdduizenden handen werk gaf en recht van bestaan had zoolang er nog men schen waren, die zich luxe-artikelen konden en wilden aanschaffen en geld voor een weel- deleven over hadden. Tot op zekere hoogte moge deze theorie te verdedigen zijn, ze had de schaduwzijde, dat men teveel naar het kleine keek en de groote lijnen verwaarloosde. Natuurlijk zijn er ook heden nog tal van zeer rijke menschen in Duitschland, men schen vooral ook, die eerst na den oorlog zoo rijk geworden zijn, anderen weer, die eigenlijk niet rijk zijn, maar een leven van schijnweelde leiden en duchtig van crediet- mogelijkheden gebruik gemaakt hebben. Na tuurlijk met het «resultaat, dat ze na korter of langer tijd ineenstorten. In gen land ter wereld is de dagelijksche rubriek van tra gische zelfmoorden, van corruptie en op lichterij zoo groot als in de Duitsche repu bliek. Althans wanneer men zich bij het vergelijken bepaalt tot landen van gelijk soortige beschaving. Nog heden kan men opmerken, dat overal nieuwe grootsche projecten opdiuiken, en dat nog millioenen te vinden zijn voor bouw werken, voor weelde-huizen, voor phantasti- sche ontwerpen, waaTbij men steeds weer lezen kan, dat men het 'buitenland overtref fen wil en wil aantoonen, dat het terneerge- worpen Duitschland in ongelooflijk korten rijd zich uit de misère omhoog gewerkt heeft en met elk ander land concurreeren kan. Dat kan het ook, zonder eenigen twijfel. Maar ten koste waarvan? Een wandeling door de straten der groote Duitsche steden leert ons, dat men hier de laatste jaren prachtige dingen tot stand ge bracht heeft. Men heeft weelde-soholen ge bouwd, die een voorbeeld voor Europa kun nen zijn, men heeft sportterreinen in weinige maanden tijds te voorschijn getooverd, die nergens ter wereld overtroffen worden. Alles met geleend geld betaald, dat naar rente en naar aflossing schreeuwt. Alleen daarover heeft men liever niet al te veel nagedacht. Men organiseerde wereldcongressen, die stellig handen vol geld gekost hebben en liet daar ministers mee deel en, dat men „den een voud verontschuldigen moest omdat Duitsch land arm is geworden en slechts pover ont vangen kan". Maar intusschen keken zich de afgevaardigden uit alle deelen der wereld de oogen uit en verklaarden nergens zoo groot scheeps ontvangen te zijn Ziet u, zulke dingen hebben veel kwaad gedaan. Men heeft de kunst niet verstaan, als volk arm te zijn. Men heeft niet het voor beeld van het veel verstandiger Oostenrijk ge volgd, dat aan al dat vertoon van schijn weelde niet meedeed en nu lachen kan om dat het den grooten medestrijder zijn onver standige dingen alleen heeft laten doorzet ten. Nog heden kunt u in de groote Duitsche steden machtig veel luxe-auto's zien en kunt u zich terecht afvragen, waarom niet uit sluitend met goedkoope massa-wagentjes ge reden wordt. Acteurs van naam moeten nog altijd 20 tot 30.000 mark per maand verdienen en de directies der schouwburgen moeten nog heden tien tdt vijftien gulden voor een be hoorlijke plaats vragen, willen zij deze enorme gages opbrengen. Alles moet hier duur zijn. De huishuren varieeren tusclien 500 en 1100 Mark per jaar en per kamer. Alle verkeersmiddelen worden duurder en de loonen en traktementen moeten natuurlijk omhoog geschroefd worden om zulk een levensstandaard mogelijk te maken en drukken dan weer op de belastingen, die eveneens omhoog vliegen. Men hoort fraaie redevoeringen over liefde tot den staat en opofferingsgezindheid. Maar in de practij'k offert vrijwel niemand meer. De meeste groote kapitalen zijn in het buitenland belegd. En wie hier nog iets te ver liezen heeft verschuilt zich achter het argu ment, dat mén „voor dezen staat" geen duit over heeft. De „man in the street" leeft van den $enen dag op den anderen. Het gaat hem slecht en hij kan zich niet ontworstelen aan de gedach te, dat het hem morgen nog slechter zal gaan. Een drukkend pessimisme heeft zich van het leven van den gemiddelden staatsburger en van den zakenman meester gemaakt. Een pessimisme, dat stellig gewettigd, maar dan tot overdrijving geneigd is. Het ongeluk voor Duitschland en voor Europa ligt in de omstandigheid dat geen figuur van meer dan levensgroot formaat opduikt, om den menschen het vertrouwen terug te geven en paal en perk te stellen aan een zucht naar weelde, die weinig past bij de ellende, welke de massa's hier door te maken hebben. BELANGRIJKE CONFERENTIE BIJ DE NED. SPOORWEGEN'. Op 7 October wordt tussohen de directie der Nederlandsohe Spoorwegen en den per- soneelraad een bespreking gehouden, waar behalve het voornemen om de wijziging van het R. D. V. een jaar uit te stellen, zullen worden 'besproken de aanstelling van arbei ders bij den dienst van het vervoer, de be- noembaarheidsvoorwaarden van het tech nisch- en technisch-administratief personeel bij den dienst van weg en werken, de toe komstige positae der arbeiders-remmer in verband met de invoering der Kunze-Knorr- rem op de goederentreinen, de benoeming van wagennoteerders te Eindhoven en Enschedé tot voorman-arbeiders, invoering voor het spoorwegpersoneel .van overeenkom stige bepalingen als voorkomen in titel III van de Ambtenarenwet 1929, inzake inhou ding, beslag en korting op het loon en de uitbreiding van de kaders rangeerders. TELEFOONNUMMERS VAN 6 CIJFERS. Met ingang van 5 Januari 1931 worden alle Haagsche telefoonnummers gewijzigd. Zij zullen dan bestaan in plaats van uit 5 uit 6 cijfers. Den Haag is dan het eenige net in Nederland, waar de nummers uit meer dan vijf cijfers bestaan. Amsterdam. Hebt u wel eens op één van de bruggen over een Amsterdamsche gracht gestaan en omlaag gekeken in het groene, langzame wa ter, waarin een enkel herfstig geel blaadje dreef? Hebt u we! eens een poos lang tus- schen de twee rijen boomen door naar de volgende brug staan turen, waarover wat kleine figuurtjes op en af schoven, en beseft, dat het waarlijk geen wonder is, dat een vreemdeling stil wordt, als hij aan onze oude Amsterdamsche grachten denkt? IIP heb er gisteren gestaan en ik had weer dat zelfde gevoel, dat Ik al zoo. dikwijls ge had heb, dat gevoel of ik al dat moois voor den eersten keer ontdekte.. Het had geregend en de groote straatkeien waren nat en glom men een beetje, en van de ritselende boomen drupte van tijd tot tijd een dwarrelend blaadje naar beneden. Een heel eind verder speelde een draaiorgel, de zangerige klanken deinden langs de stille grachtkanten en ste gen langzaam omhoog langs de statige hui zen, tot ze als een zeepbel wegdreven over de daken, den grijzen hemel tegemoet. Voor mij lag een oude zolderschuit, waar van het dek groen uitgeslagen was van ouder dom en nattigheid, op het vervelooze roefje zat een man een kist uit elkaar te trekken met de langzame, bedaarde bewegingen van iemand, die den tijd heeft. Hij keek niet op of om. hij zong niet. b4 floot niet, en zelfs een vliegmachine, die hoog over de boomen ronkte, leidde zijn aandacht niet af; hij trok, en draaide om, en trok weer van den anderen kant, en draaide desnoods tweemaal om alleen om te zien of een weerbarstige spijker al begon te wijken: en legde plank na plank naast zich neer. Een man uit een pak huis in een gele lange jas riep iets naar hem, hij hoorde het zelfs niet. Van den kant van de stad kwam een oud mannetje aangewandeld met een grooten, vuilen, bruinen hond aan een. touw; hij had een oude vale pandjesjas aan en een ge streepte broek, een pothoed stond te diep op zijn groezelig voorhoofd. In zijn linkerhand zwaaide hij een paar blinkend schoone witte handschoenen. Hij keek even naar den man op de zolderschuit, maar ging voorbU en het leek meer de wil van den hond dan zijn eigen bijna tot niets geworden kleine willetje, die hem tot dat voorbijgaan noopte. Hij keek zelfs nog een keer spijtig achterom. Maar hij mocht niet van den hond. De man op de schuit trok net weer een groote plank los en legde hem naast zich neer. Aan den overkant bolderde een paar groote vrachtauto's langs. Het orgel zong nog. steeds. Het was of het ook niet scheiden kon van die Amsterdamsche gracht, waar het stil en vredig was. Toen kwam na vijf minuten van den an deren kant het mannetje weer terug. Met den hond. Met de handschoenen. Hij bleef staan voor de zolderschuit, schoof omzichtig met den hond achter zich aan over de wie belende plank, en zette zich naarst den man op het roefje. Die keek bedaard even op en zei wat met een diepe stem. Het mannetje piepte hoog wat terug en legde zijn schoone hand schoenen met zorg op de minst vuile plaats van het roefje. Zwijgend werkten ze toen samen door, ieder aan een kant van de lang zaam aftakelende kist. Na tien minuten stond het mannetje weer op, groette ernstig, en schoof weer terug over de wiebelende plank Met den hond. Met dé handschoenen. En met een blinkend' witte groote plank on der zijn arm. De hond trok zoo hard, dat hij er op een sukkeldrafje achteraan stuntelde. De kist was bijna verdwenen. Een heele stapel planken lag te pronken op het roefje. Toen hij de laatste er bij gelegd had nam de man den heelen hoop op en stapte zwaar naar den wal. De plank deinde. De schuit trilde. Aan den overkant verdween hij in het pakhuis. In het water dreven de gelige blaadjes langzaam voorbij het groen uitgeslagen dek van de schuit. Het orgel in de verte hield met een ruk op met spelen en liet een on metelijke leegte. Toen ben ik maar wegge gaan. W. T. DE „ZENDER VAN KOETJEPOFF" De „Tribune" schrijft: „De sovjet-autoriteiten worden op het oogenblik verontrust door de werking van een geheimzinnig radiostation. Geheel het uitgestrekte gebied van het rijk der vereenigde sovjet-republieken, van de Europeesche grens tot Wladiwostock wordt voortdurend gestoord door de uitzendingen van een onbekend radio-station. Zelfs in het verre Oosten is dit station duidelijk te hoo ren. Een onbekende stem vertelt aan de luis teraars in sovjet-Rusland, hoe de stemming is onder de Russische emigranten in het bui tenland. lederen keer als de uitzending begint dient dit radiostation zich aan als de zender van generaal Koetjepoff. Het is in ieder ge val zeker, dat dit station zeer krachtig uit zendt, en volgens de verklaringen van des kundigen ligt dit station in Europa, waar schijnlijk in Frankrijk. Het radio-station van generaal Koetjepoff, over wiens lot nog steeds een geheimzinnige sluier ligt, zendt geregeld uit iederen Dins dag, Donderdag en Zondags 's avonds om 10 uur Oost-Europeeschen tijd. De omroeper- geeft dan het laatste nieuws over den poli- tieken toestand in West-Europa, waarover de lezers van de Russische kranten, tengevolge van de censuur der sovjets nooit iets te hoo ren krijgen. Na ieder bericht wordt een mu zieknummer uitgezonden, afwisselend Rus sische volksliéderen en dansmuziek. De officieele zenders der sovjets probeeren wel om de uitzendingen van Koetjepoff te storen, maar voor de Russische luisteraars is het toch een kleine moeite om hun toestel uitsluitend op Koetjepoff af te stemmen", HET SEIZOEN VOOR MENGELBERG. LONDEN, ROME EN AMSTERDAM. De Tel. weet het programma van dr. Wil lem Mengelberg voor het aanstaand seizoen te publiceeren. Op 13 October vangt hij zijn werkzaamheden aan te Londen, al waar hij in twee concerten het London Symphonie Orchestra leidt. Einde October begeeft hij zich naar Parijs voor twee uit voeringen met het „Orchestre Symphonlque de Paris" (het orkest van Pierre Monteux. Midden November zal hij te Rome met een se rie concerten in het Augusteum beginnen, om zich einde November naar Amsterdam te be geven en de Concertgebouw-concerten ge durende de volle maand December te lelden. IV. Op de terugreis van Genève naar huis. We sporen door den Elzas, waar zoo juist een tweetal jongelui den coupé zijn binnenge treden, die in een minimum van tijd in een levendig politiek gesprek verwikkeld zijn. Mijn journalistieke belangstelling wordt ge prikkeld. kortom ik ven-ui den rol van „ob- servateur" en nu vang is het noodige op. dat weer eens laat merken, hoeveel ontevre denheid er in den Elzas heerscht, hoevelen der inheemsche bevolking verre van geest driftig gestemd zijn over de wijze waarop Parijs den Elzas laat besturen. Ock hier een minderhedenkwestieen vanzelf moet ik terugdenken aan Briand's optreden in de Assemblee-commissie, waar de minderhe denbescherming een punt van debat heef: uitgemaakt. Hij liet heel goed blijken niets op generalisatie van de minderhedenbe scherming gesteld te zijn en legde er bij- zonderen nadruk op, dat men toch vooral moet nalaten onder het mom van op te ko men voor de rechten van minderheden, stook-politiek te voeren. Daar had de Fransche Minister van Bui- tenlandsche Zaken groot gelijk in, doch aan den anderen kant kreeg men toch weer heel sterk den Indruk, dat tal van staten in werkelijkheid nog geenszins zoo braaf op treden als hun vertegenwoordigers het ge lieven voor te stellen. En zeker gaf het ver loop van deze beraadslagingen aanleiding tot de conclusie volkomen passend bij wat onze landgenoot Loudon had opgemerkt dat in elk geval het nut van zulke open bare besprekingen onmiskenbaar is. Intusschen heeft de Zeppelin nog aanlei ding gegeven tot booze opmerkingen, wel te verstaan, niet in de discussies, doch als commentaar daarop, van den kant van som mige Fransche journalisten en waarlijk ook van een lid eener delegatie, die een zooge- naamden meerderheldsstaat vertegenwoor digt. Het feit, dat de Zep. tijdens deze de batten, rondom het gebouw van het Volken bondssecretariaat had gevlogen, werd als een opzettelijke Duitsche demonstratie be schouwd. De gedelegeerde, die deze opmer king maakte, keek bepaald niet vriendelijk, toen ik hierop zei, dat inderdaad ook in neutrale oogen er een verband te ontdek ken valt tusschen Zeppelins en minderheids kwesties, namelijk in zooverre, dat Frankrijk, wat Zeppelins betreft, in de minderheid is, vergeleken bij Duitschland! Ja, ja, die jonge staten en hun leiders moeten nog heel wat leeren onder meer wat internationale sporti viteit is, doch ik vrees, dat bij de huidige zucht tot bezuiniging, die zich in de Vol kenbondswereld openbaart, van een serie voetbalwedstrijden tusschen de diverse dele gaties wel heel weinig zal komen, hoe op voedend dat ook zou kunnen werken. Van opvoedend gesproken, meer en meer kom ik tot de conclusie, dat het van groot belang is, dat er uit Indië zoo veel en zoo geregeld mogelijk menschen komen, die eens iets meemaken van het Geneefsche werk. Trouwens, omgekeerd is en blijft het dringend noodzakelijk, dat in de Volken- bondsstad iemand vertoeft, die daar het oor te luisteren kan leggen en op zijn beurt ook door persoonlijk contact ter plaatse het zijne kan doen om misverstanden met betrekking tot Indië weg te nemen. Vergis ik me niet, dan is Professor Moresco slechts voor twee Jaar met de bekende opdracht te Genève gedetacheerd. Juist uit wat ik uit de kringen van hen, die er kijk op hebben en tot objec tief oordeelen in staat zijn. vernam, durf ik concludeeren, dat indien de heer Moresco over een jaar weer naar Holland mocht te- rugkeeren, voortzetting van den arbeid, waarmee hij belast was, dringend noodza kelijk zal zijn. Men zal goed doen, in deze aangelegenheid niet te krenterig te zijn en sussc zich niet in slaap met de gedachte, dat het ook eigenlijk best van den Haag uit kan gebeuren. Dat ware half werk. Neen, het is van het grootste belang, dat er ook In de toekomst zorg wordt gedragen voor de be zetting van dien Geneefschen post door iemand die trouwens in den regel tevens van elke Nederlandsche delegatie deel hoort uit te maken die op vlotte, gemakkelijke wijze zich in de Volkenbondssamenleving zal weten te bewegen, en daar afwisselend als vraagbaak en als luisterpost kan fungeeren, iemand, die natuurlijk midden in de kracht van zijn leven moet staan, ondernemend dient te wezen en over de noodige dosis initiatief moet beschikken. Doch laat ik nog even terugkeeren tot den gang van z,-\ken in de commissies en dan wel tot wat de door Colijn voorgezeten commissie bereikt heeft, waar men druk bezig is geweest over de economische proble men. Eerlijk gezegd, geloof ik niet bijster veel. Niettemin is er uit al het. gepraat bin nen en buiten de muren van liet Volken bondsgebouw tenminste toch één goed ding op het economisch terrein voorgekomen: ik bedoel de afspraak der drie Scandinavische staten met Nederland. Zeer veel belangstelling bestond er voor de vierde commissie, waar men zich met het vraagstuk, ik mag wel zeggen, de vraag stukken, betreffende de reorganisatie van het Secretariaat heeft bezig gehouden. Te recht legden vrijwel .allen sympathie aan den dag voor handhaving van de eenhoof dige leiding onder een Secretaris-Generaal. Overigens lieten zoowel de heer Trip als Mevrouw Kluyver krachtige bezuinigings klanken hooren, op grond van de malaise.. Overigens zij vermeld, dat Nederland In de derde commissie ten aanzien van ontwa pening een goed standpunt heeft ingeno men, toen het zich aan de zijde van hen schaarde, die de overeenkomst Inzake flnan- cieelen bijstand aan den aangevallen staat, alleen willen doen gelden ten behoeve van die landen, welke een eventueele ontwape ningsconventie zullen nakomen. Dat onze eerste gedelegeerde zijn taak niet als een sine cura beschouwt, trad ditmaal ook nog aan het licht door het feit, dat hij zoowel een deel der commissoriale besprekingen over de economische problemen waaron der natuurlijk tenslotte toch ook de meest begunstlglngs-clausule valt als die over de kwestie van den financleelen bijstand aan den aangevallen of bedreigden staat, geruimen tijd heeft bijgewoond. En wat is er dan niet verder zoo al to doen, buiten de vergaderingen nmi Natuurlijk, er "komen tal van lieden naar zulke feesten uitsluitend voor de pret, doch de meeste serieuze gedelegeerden ver geten onder de hand niet met dezen en genen over allerlei min of meer moeilijke kwesties te praten, terwijl voorts ook meer malen met tusschen-personen gewerkt wordt, als men ergens achter wenscht te komen, zonder dat zelf openlijk te laten blij ken. Kortom als internationaal-politieko Jaarbeurs bezit de Volkenbond een ontzag gelijke waarde en daarvan wordt men Juist tijdens een Assemblee als deze, die vrij sober is, des te meer doordrongen. Dr. E. v. RAALTE. In Februari keert hij terug naar Londen en maakt met het London Symphony Or chestra, waarvan hem de opperste leiding toevertrouwd is, een tiendaagsche groote tournee door Engeland. En einde Februari keert hij ten slotte terug naar Amsterdam, waar hij zijn arbeid gedurende de maanden Maart, April en Mei zal voortzetten. STRIJD TUSSCHEN VAK- VEREENIGINGEN. EEN STROOIBILJET MET BESCHULDIGINGEN. Onze correspondent te IJtmuiden schrijft: In een strooibiljet, dat Donderdagmorgen door de van Amsterdam gekomen NA.S- aanhangers werd verspreid en dat mede aan leiding tot de relletjes gaf, worden beschul digingen gericht aan het adres van de heeren Brandsteder, directeur van de IJmuider Pro viand Centrale en Blaas, bestuurslid van de IJmuiden Federatie. Eerstgenoemde wordt er van beschuldigd, dat hij door zijn verkeerde financieele poli tiek den toestand der IJ.P.C. hopeloos heeft gemaakt, zoodat deze instelling nu reeds 70.000 gulden heeft gekost, voorts dat' hij misbruik van vertrouwen heeft gemaakt en het crediet bij de "Rotteraamsche Bank aan de IJ.P.C. met 6000 gulden heeft overschre den en hij ais directeur geweigerd heeft, commissarissen en aandeelhouders in te lich ten en overleg met hen te plegen. Beide heeren worden er van beschuldigd dat zij hebben aangestuurd op afscheiding van de Transportfederatie en het N.A.S. en op aansluiting bij de Sociaal-Democratische vakbeweging en handelingen hebben verricht, zonder overleg met de leden te hebben ge pleegd. Verder dat zij duizenden guldens aan de algemeene revolutionnaire vakbeweging toekomende, hebben aangewend voor andere doeleinden en geweigerd hebben, overleg te plegen met bestuurders van het N.AB. Het nummer van 20 September van „De Arbeid", orgaan van het N.A.S. dat eveneens werd verspreid, bevat een zeer uitvoerig ar tikel over het conflict en de afscheiding en waarmede de schrijver wil aantoonen, dat het „zoogenaamde" bestuur der IJmuider Federatie de afscheiding heeft bewerkstel ligd, zonder de leden daarin te hebben ge kend. Het artikel besluit als volgt: „Wij zijn er zeker van, dat opnieuw een positie voor het N.A.S. bij de IJmuider trawiervisschers zal worden verkregen. Het ontbreken van elk normaal vereenigingsleven te IJmuiden, het ontbreken van oen kern in de IJmuider organisatie maakte de ab normale handelingen der bestuurders te IJmuiden mogelijk en doet tevens ten scherp ste uitkomen hoezeer die bestuurders tekort geschoten zijn bij hét verrichten van hun werk in de beweging. Als de Transportfede ratie na deze crisis een nieuwe bonafide af- deeling te IJmuiden zal hebben verkregen, zal ongetwijfeld haar eerste zorg zijn, de alleenheerschappij van gesalarieerde functio narissen onmogelijk te maken". Naar wij nog vernamen, zal heden (Vrij dag)-avond In Thalia een openbare verga dering wórden gehouden, waarin o.a. het woord zal worden gevoerd door den heer E. Bouwman. HAARLEMMERMEER GRAANMARKT. Donderdag was de aanvoer op de graan- bcurs te Hoofddorp als volgt: tarwe (witte) f 5 a f 10; tarwe (roode) f 6 a f 8; rogge f 5 a f 5.50; wintergerst f4.75 a f 5.25; gerst che valier f 5 a f 5.75; haver f 5 a f 6 duiveboo- boonen f 12 a f 13; paardeboonen f 7.50 a f 8.50; groene erwten f 8 a f 10; karwij f 29 a f 30; gele mosterd f 20 a f 22.50; blauw- maanzaad f 30 a f 31; kanariezaad f 13 a f 14. Alles per 100 K.G. BEVERWIJK. Noteering van den 24en September 1930. Spinazie per k.g. f 0.40f 1. Postelein per k.g. 3575 ct. Andijvie per kist 2070 ct. Wortelen 100 bos f 816. Komkommers per 100 f 1—10. Augurken per kistje f 0-75—f 1.60. Aardappelen, kiel per k.g. 36 ct. Idem zand per k.g. 6 ct. Doppers per k.g. 1228 ct. Capucijners per k.g. 2034 ot. Snijboonen per k.g. 1638 ct. Heerenboonen per k.g. 816 ct. Heerenboonen (tros) p. k.g. 152 4ct. Spruitjes per k.g. 1012 ct. Roode kool per 100 f 3—f 6. Savoye kool per 100 f 5f 9. Bloemkool per 100 f 1f 14. Uien, per mand 4 ct. Sla. per 100 krop f 10f 60. Selderie per bis 25 ct. Appelen per k.g. 1226 ct. Peren p. k.g. 14—36 ct. Wie niet groen is, maakt voor al zijn kleine Advertentie^ gebruik van ,,Onze Groentjes" in Haarlem's Dagblad. V*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 11