BRIEF UIT BERLIJN.
UIT DE GENEEFSCHE SAMENLEVING.
LANGS DE STRAAT.
MARKTNIEUWS
HAARLEM'S DAGBLAD
VRIJDAG 26 SEPTEMBER 1930
VIERDE BLAD
De extremisten en de bezadigde meerderheid.
Duitschland heeft hoven zjjn stand geleefd. Waar
is de Leider?
(Van onzen correspondent.)
Berlijn, 24 September.
Wij willen hier niet uitsluitend op de
uiterst moeilijke tijden, die Duitcchland op
politiek, financieel en economisch gebied
'thans doormaakt, de aandacht vestigen. De
feiten, de resultaten van de verkiezingen van
14 September jl. zijn voldoende bekend. Hier
is afwachten, hoe de dingen zich ontwikkelen
zullen, de eenige mogelijkheid.
Zien we liever eens rond in de Duitsche
hoofdstad en vragen we ons af, hoe de „man
in the street" leeft, hoe hij over dit alles en
veel andere zaken denkt, hoe Berlijner de
dingen ziet en of de menschen even onrustig
zijn als de berichten doen vermoeden.
Beginnen we bij het algemeene. Ja, de
Berlijner in het bijzonder, de Duitscher in
het algemeen, is in deze dagen, bijna zou ik
neerschrijven na vele jaren, hevig voor de
politiek, voor het lot van zijn vaderland,
voor zijn eigen toekomst als staatsburger ge
ïnteresseerd. De verkiezingen, die een vrij
willige deelname van ongeveer 85 tot 88 pet.
van het kiezerskorps brachten, hebben dat
dunkt mij ook in cijfers aangetoond. Er is
iets gaande in Duitschland, de menschen, die
sinds jaren de dingen maar liever op hun
beloop lieten en zich van al dat politieke
gedoe hadden afgewend, zijn plotseling weer
wakker geworden.
Hoe dat mogelijk was? Nu, natuurlijk in
de eerste plaats omdat het hun slecht gaat.
Zoodra de particuliere portemonnaie in het
gedrang komt, volgt in alle hoeken der we
reld ook onvermijdelijk de belangstelling.
Men wil weten, wat er aan de hand is, men
vraagt naar de programma's van partijen,
men leest de redevoeringen van volksverte
genwoordigers, men bezoekt politieke verga
deringen en schaft zich bladen aan. En het
is onvermijdelijk dat men zich als politieke
leek laat lokken door de dikste woorden, de
meestvergaande beloften, de radicaalste cri-
tiek. „Ze zeggen het een beetje brutaal, maar
in de kern van de zaak hebben ze toch ge
lijk", kon men de laatste maanden overal in
Duitschland hooren als er van de Nationaal-
Socialisten of van de Communisten sprake
was. „Men moet ze een kans geven", oor
deelden de brave burgers en de door de ge
matigde arbeiderspartijen blijkbaar teleur
gestelde werklieden en beambten. „Al kun
nen we niet alles uit hun programma's onder
schrijven, de hoofdzaak is, dat ze de andere
partijen eens wakker maken en dat eindelijk
eens iets gebeurt om aan de tegenwoordige
onhoudbare toestanden een einde te maken".
Zoo sprak de Duitscher. En hij bracht zijn
stem uit voor de Nationaal-Socialisten of
voor de communisten, namelijk in die geval
len, waarin hij niet door trouw en traditie,
door georganiseerden dwang of door reli-
gieuse overtuiging reeds in bepaalde richting
zich vastgelegd had,
Leest men nu In de kranten van partijen,
'die eigenlijk erg „radicaal" zijn en die er
programma's op na houden, waaruit de rus-
tige staatsburger in binnen- en buitenland
een schrik voor het leven zou kunnen putten,
dan moet men zich goed voor oogen hou
den, dat slechts een zeer, zeer klein deel van
de mannen en vrouwen, die naar den Duit-
schen Rijksdag bijna 32 pet. woedende anti
kapitalisten afgevaardigd hebben, ook wer
kelijk bereid zijn, de verschrikkelijke dingen
practisch door te voeren, die er op papier zoo
revolutionnair en bloeddorstig uitzien.
De vraag, of werkelijk na korter of langer
tijd een Sovjet-Duitschland naar Russisch
voorbeeld of een fascistisch Duitschland vol
gens Italiaansche model Europa verrassen
zal, is zelfs na dezen veertienden September
nog allesbehalve actueel en er is hier in
Duitschland geen nuchter denkend mensch
(en dezulken vormen gelukkig de groote
meerderheid) die in waarheid gelooft, dat
het ooit zoo ver komen zal. Natuurlijk zijn er
ook domme heethoofden onder een bevolking
van zeventig millioen, en de barre winter,
bar op sociaal-economisch gebied, dien we
hier blijkbaar tegemoet gaan, zal wellicht
dezen menschen een kansje geven om wat
onrust in de wereld te brengen. Maar het
Duitschland van 1930-1931 is niet meer het
Duitschland van 1919 of van 1923. Men is
hier niet meer op vrijwilligerskorpsen aange
wezen om de autoriteit eener regeering te
handhaven en de groote massa's der bevol
king kennen uit eigen aanschouwing alle ver
schrikkingen van een burgeroorlog en wen-
schen zooiets evenmin terug als een buiten-
landschen oorlog, die in Duitschland niet
één procent van het volk meer in beweging
zou kunnen zetten.
Dat weten de leiders der zoogenaamde ra
dicale partijen veel te goed en daarom zijn ze
bij alle uiterlijk vertoon van onverzoenlijk
heid en strijdlust verstandig genoeg om niet
te rekenen op menschen die voor hun partij
gestemd hebben en die onmiddellijk van voor
standers tegenstanders zouden worden zoo
dra de eerste kogels in de gevels der woon
huizen gedrongen zijn.
Massale partijen als die der katholieken
met hun grooten aanhang uit de rijen der
Christelijke arbeiders en die der sociaal-de
mocraten, die de enorm sterke vrije vak-
vereenigingen achter zich hebben, zouden
volgens het voorbeeld van de Kapp-dagen
door dreiging met algemeene werkstaking
onvoorzichtigheden van radicale heethoofden
voldoende kunnen afschrikken. Om al deze
redenen gelooft de Duitsche burger, arbeider
zoowel als werkgever, middenstander zoowel
als proletariër, in overgroote meerderheid
niet aan een storing van revolutionnair ka
rakter. De heerschende werkloosheid, het ge
brek aan kapitaal, de geweldige schuld van
het Rijk en daardoor ook van de Landen en
van de gemeenten drukt hem meer dan de
zoogenaamde „groote politiek*'. En inderdaad,
het ziet er somber uit in de Duitsche landen.
Een rijkstekort van een half tot driekwart
milliard, het alle energie doodend gevoel, dat
men nu lange, lange jaren twee milliard per
jaar aan den vroegeren vijand zal moeten
afstaan, een stijging van het aantal werk-
loozen over de eerste helft van September
met 100.000 ondersteunden, waardoor het to-
totale cijfer de drie millioen bijna bereikt
heeft. Dat alles in September, terwijl de
zon weer krachtig begint te schijnen, en aan
winter-ellende nog niet gedacht wordt! Het
is te begrijpen, dat de menschen hier niet
meer met een glimlach naar het werk kun
nen gaan.
De verstandige Duitscher voelt, dat de koers
veranderd zal moeten worden.
Duitschland heeft van de groote bedragen,
die het buitenland leende, te weelderig ge
leefd in een tijd, toen sparen het eerste ge
bod behoorde te zijn. Men heeft niet arm
willen zijn, uit een soort nationale valsc'ne
schaamte ten deele, maar ook omdat men de
theorie verdedigde, dat weelde-industrie toch
ook honderdduizenden handen werk gaf en
recht van bestaan had zoolang er nog men
schen waren, die zich luxe-artikelen konden
en wilden aanschaffen en geld voor een weel-
deleven over hadden. Tot op zekere hoogte
moge deze theorie te verdedigen zijn, ze had
de schaduwzijde, dat men teveel naar het
kleine keek en de groote lijnen verwaarloosde.
Natuurlijk zijn er ook heden nog tal van
zeer rijke menschen in Duitschland, men
schen vooral ook, die eerst na den oorlog
zoo rijk geworden zijn, anderen weer, die
eigenlijk niet rijk zijn, maar een leven van
schijnweelde leiden en duchtig van crediet-
mogelijkheden gebruik gemaakt hebben. Na
tuurlijk met het «resultaat, dat ze na korter
of langer tijd ineenstorten. In gen land ter
wereld is de dagelijksche rubriek van tra
gische zelfmoorden, van corruptie en op
lichterij zoo groot als in de Duitsche repu
bliek. Althans wanneer men zich bij het
vergelijken bepaalt tot landen van gelijk
soortige beschaving.
Nog heden kan men opmerken, dat overal
nieuwe grootsche projecten opdiuiken, en dat
nog millioenen te vinden zijn voor bouw
werken, voor weelde-huizen, voor phantasti-
sche ontwerpen, waaTbij men steeds weer
lezen kan, dat men het 'buitenland overtref
fen wil en wil aantoonen, dat het terneerge-
worpen Duitschland in ongelooflijk korten rijd
zich uit de misère omhoog gewerkt heeft en
met elk ander land concurreeren kan.
Dat kan het ook, zonder eenigen twijfel.
Maar ten koste waarvan?
Een wandeling door de straten der groote
Duitsche steden leert ons, dat men hier de
laatste jaren prachtige dingen tot stand ge
bracht heeft. Men heeft weelde-soholen ge
bouwd, die een voorbeeld voor Europa kun
nen zijn, men heeft sportterreinen in weinige
maanden tijds te voorschijn getooverd, die
nergens ter wereld overtroffen worden. Alles
met geleend geld betaald, dat naar rente en
naar aflossing schreeuwt. Alleen daarover
heeft men liever niet al te veel nagedacht.
Men organiseerde wereldcongressen, die
stellig handen vol geld gekost hebben en liet
daar ministers mee deel en, dat men „den een
voud verontschuldigen moest omdat Duitsch
land arm is geworden en slechts pover ont
vangen kan". Maar intusschen keken zich de
afgevaardigden uit alle deelen der wereld de
oogen uit en verklaarden nergens zoo groot
scheeps ontvangen te zijn
Ziet u, zulke dingen hebben veel kwaad
gedaan. Men heeft de kunst niet verstaan,
als volk arm te zijn. Men heeft niet het voor
beeld van het veel verstandiger Oostenrijk ge
volgd, dat aan al dat vertoon van schijn
weelde niet meedeed en nu lachen kan om
dat het den grooten medestrijder zijn onver
standige dingen alleen heeft laten doorzet
ten.
Nog heden kunt u in de groote Duitsche
steden machtig veel luxe-auto's zien en kunt
u zich terecht afvragen, waarom niet uit
sluitend met goedkoope massa-wagentjes ge
reden wordt. Acteurs van naam moeten nog
altijd 20 tot 30.000 mark per maand verdienen
en de directies der schouwburgen moeten nog
heden tien tdt vijftien gulden voor een be
hoorlijke plaats vragen, willen zij deze
enorme gages opbrengen.
Alles moet hier duur zijn. De huishuren
varieeren tusclien 500 en 1100 Mark per jaar
en per kamer. Alle verkeersmiddelen worden
duurder en de loonen en traktementen moeten
natuurlijk omhoog geschroefd worden om
zulk een levensstandaard mogelijk te maken
en drukken dan weer op de belastingen, die
eveneens omhoog vliegen.
Men hoort fraaie redevoeringen over liefde
tot den staat en opofferingsgezindheid. Maar
in de practij'k offert vrijwel niemand meer.
De meeste groote kapitalen zijn in het
buitenland belegd. En wie hier nog iets te ver
liezen heeft verschuilt zich achter het argu
ment, dat mén „voor dezen staat" geen duit
over heeft.
De „man in the street" leeft van den $enen
dag op den anderen. Het gaat hem slecht en
hij kan zich niet ontworstelen aan de gedach
te, dat het hem morgen nog slechter zal gaan.
Een drukkend pessimisme heeft zich van het
leven van den gemiddelden staatsburger en
van den zakenman meester gemaakt. Een
pessimisme, dat stellig gewettigd, maar dan
tot overdrijving geneigd is.
Het ongeluk voor Duitschland en voor Europa
ligt in de omstandigheid dat geen figuur van
meer dan levensgroot formaat opduikt, om
den menschen het vertrouwen terug te geven
en paal en perk te stellen aan een zucht naar
weelde, die weinig past bij de ellende, welke de
massa's hier door te maken hebben.
BELANGRIJKE CONFERENTIE BIJ DE
NED. SPOORWEGEN'.
Op 7 October wordt tussohen de directie
der Nederlandsohe Spoorwegen en den per-
soneelraad een bespreking gehouden, waar
behalve het voornemen om de wijziging van
het R. D. V. een jaar uit te stellen, zullen
worden 'besproken de aanstelling van arbei
ders bij den dienst van het vervoer, de be-
noembaarheidsvoorwaarden van het tech
nisch- en technisch-administratief personeel
bij den dienst van weg en werken, de toe
komstige positae der arbeiders-remmer in
verband met de invoering der Kunze-Knorr-
rem op de goederentreinen, de benoeming
van wagennoteerders te Eindhoven en
Enschedé tot voorman-arbeiders, invoering
voor het spoorwegpersoneel .van overeenkom
stige bepalingen als voorkomen in titel III
van de Ambtenarenwet 1929, inzake inhou
ding, beslag en korting op het loon en de
uitbreiding van de kaders rangeerders.
TELEFOONNUMMERS VAN 6 CIJFERS.
Met ingang van 5 Januari 1931 worden
alle Haagsche telefoonnummers gewijzigd.
Zij zullen dan bestaan in plaats van uit
5 uit 6 cijfers. Den Haag is dan het eenige
net in Nederland, waar de nummers uit meer
dan vijf cijfers bestaan.
Amsterdam.
Hebt u wel eens op één van de bruggen
over een Amsterdamsche gracht gestaan en
omlaag gekeken in het groene, langzame wa
ter, waarin een enkel herfstig geel blaadje
dreef? Hebt u we! eens een poos lang tus-
schen de twee rijen boomen door naar de
volgende brug staan turen, waarover wat
kleine figuurtjes op en af schoven, en beseft,
dat het waarlijk geen wonder is, dat een
vreemdeling stil wordt, als hij aan onze oude
Amsterdamsche grachten denkt?
IIP heb er gisteren gestaan en ik had weer
dat zelfde gevoel, dat Ik al zoo. dikwijls ge
had heb, dat gevoel of ik al dat moois voor
den eersten keer ontdekte.. Het had geregend
en de groote straatkeien waren nat en glom
men een beetje, en van de ritselende boomen
drupte van tijd tot tijd een dwarrelend
blaadje naar beneden. Een heel eind verder
speelde een draaiorgel, de zangerige klanken
deinden langs de stille grachtkanten en ste
gen langzaam omhoog langs de statige hui
zen, tot ze als een zeepbel wegdreven over de
daken, den grijzen hemel tegemoet.
Voor mij lag een oude zolderschuit, waar
van het dek groen uitgeslagen was van ouder
dom en nattigheid, op het vervelooze roefje
zat een man een kist uit elkaar te trekken
met de langzame, bedaarde bewegingen van
iemand, die den tijd heeft. Hij keek niet op
of om. hij zong niet. b4 floot niet, en zelfs
een vliegmachine, die hoog over de boomen
ronkte, leidde zijn aandacht niet af; hij
trok, en draaide om, en trok weer van den
anderen kant, en draaide desnoods tweemaal
om alleen om te zien of een weerbarstige
spijker al begon te wijken: en legde plank na
plank naast zich neer. Een man uit een pak
huis in een gele lange jas riep iets naar hem,
hij hoorde het zelfs niet.
Van den kant van de stad kwam een oud
mannetje aangewandeld met een grooten,
vuilen, bruinen hond aan een. touw; hij had
een oude vale pandjesjas aan en een ge
streepte broek, een pothoed stond te diep op
zijn groezelig voorhoofd. In zijn linkerhand
zwaaide hij een paar blinkend schoone witte
handschoenen. Hij keek even naar den man
op de zolderschuit, maar ging voorbU en het
leek meer de wil van den hond dan zijn eigen
bijna tot niets geworden kleine willetje, die
hem tot dat voorbijgaan noopte. Hij keek
zelfs nog een keer spijtig achterom. Maar hij
mocht niet van den hond. De man op de
schuit trok net weer een groote plank los en
legde hem naast zich neer. Aan den overkant
bolderde een paar groote vrachtauto's langs.
Het orgel zong nog. steeds. Het was of het ook
niet scheiden kon van die Amsterdamsche
gracht, waar het stil en vredig was.
Toen kwam na vijf minuten van den an
deren kant het mannetje weer terug. Met
den hond. Met de handschoenen. Hij bleef
staan voor de zolderschuit, schoof omzichtig
met den hond achter zich aan over de wie
belende plank, en zette zich naarst den man
op het roefje.
Die keek bedaard even op en zei wat
met een diepe stem. Het mannetje piepte
hoog wat terug en legde zijn schoone hand
schoenen met zorg op de minst vuile plaats
van het roefje. Zwijgend werkten ze toen
samen door, ieder aan een kant van de lang
zaam aftakelende kist. Na tien minuten
stond het mannetje weer op, groette ernstig,
en schoof weer terug over de wiebelende
plank Met den hond. Met dé handschoenen.
En met een blinkend' witte groote plank on
der zijn arm. De hond trok zoo hard, dat hij
er op een sukkeldrafje achteraan stuntelde.
De kist was bijna verdwenen. Een heele
stapel planken lag te pronken op het roefje.
Toen hij de laatste er bij gelegd had nam
de man den heelen hoop op en stapte zwaar
naar den wal. De plank deinde. De schuit
trilde. Aan den overkant verdween hij in het
pakhuis.
In het water dreven de gelige blaadjes
langzaam voorbij het groen uitgeslagen dek
van de schuit. Het orgel in de verte hield
met een ruk op met spelen en liet een on
metelijke leegte. Toen ben ik maar wegge
gaan.
W. T.
DE „ZENDER VAN KOETJEPOFF"
De „Tribune" schrijft:
„De sovjet-autoriteiten worden op het
oogenblik verontrust door de werking van
een geheimzinnig radiostation.
Geheel het uitgestrekte gebied van het rijk
der vereenigde sovjet-republieken, van de
Europeesche grens tot Wladiwostock wordt
voortdurend gestoord door de uitzendingen
van een onbekend radio-station. Zelfs in het
verre Oosten is dit station duidelijk te hoo
ren.
Een onbekende stem vertelt aan de luis
teraars in sovjet-Rusland, hoe de stemming
is onder de Russische emigranten in het bui
tenland. lederen keer als de uitzending begint
dient dit radiostation zich aan als de zender
van generaal Koetjepoff. Het is in ieder ge
val zeker, dat dit station zeer krachtig uit
zendt, en volgens de verklaringen van des
kundigen ligt dit station in Europa, waar
schijnlijk in Frankrijk.
Het radio-station van generaal Koetjepoff,
over wiens lot nog steeds een geheimzinnige
sluier ligt, zendt geregeld uit iederen Dins
dag, Donderdag en Zondags 's avonds om 10
uur Oost-Europeeschen tijd. De omroeper-
geeft dan het laatste nieuws over den poli-
tieken toestand in West-Europa, waarover de
lezers van de Russische kranten, tengevolge
van de censuur der sovjets nooit iets te hoo
ren krijgen. Na ieder bericht wordt een mu
zieknummer uitgezonden, afwisselend Rus
sische volksliéderen en dansmuziek.
De officieele zenders der sovjets probeeren
wel om de uitzendingen van Koetjepoff te
storen, maar voor de Russische luisteraars is
het toch een kleine moeite om hun toestel
uitsluitend op Koetjepoff af te stemmen",
HET SEIZOEN VOOR
MENGELBERG.
LONDEN, ROME EN AMSTERDAM.
De Tel. weet het programma van dr. Wil
lem Mengelberg voor het aanstaand seizoen
te publiceeren. Op 13 October vangt hij
zijn werkzaamheden aan te Londen, al
waar hij in twee concerten het London
Symphonie Orchestra leidt. Einde October
begeeft hij zich naar Parijs voor twee uit
voeringen met het „Orchestre Symphonlque
de Paris" (het orkest van Pierre Monteux.
Midden November zal hij te Rome met een se
rie concerten in het Augusteum beginnen, om
zich einde November naar Amsterdam te be
geven en de Concertgebouw-concerten ge
durende de volle maand December te lelden.
IV.
Op de terugreis van Genève naar huis. We
sporen door den Elzas, waar zoo juist een
tweetal jongelui den coupé zijn binnenge
treden, die in een minimum van tijd in een
levendig politiek gesprek verwikkeld zijn.
Mijn journalistieke belangstelling wordt ge
prikkeld. kortom ik ven-ui den rol van „ob-
servateur" en nu vang is het noodige op. dat
weer eens laat merken, hoeveel ontevre
denheid er in den Elzas heerscht, hoevelen
der inheemsche bevolking verre van geest
driftig gestemd zijn over de wijze waarop
Parijs den Elzas laat besturen. Ock hier een
minderhedenkwestieen vanzelf moet ik
terugdenken aan Briand's optreden in de
Assemblee-commissie, waar de minderhe
denbescherming een punt van debat heef:
uitgemaakt. Hij liet heel goed blijken niets
op generalisatie van de minderhedenbe
scherming gesteld te zijn en legde er bij-
zonderen nadruk op, dat men toch vooral
moet nalaten onder het mom van op te ko
men voor de rechten van minderheden,
stook-politiek te voeren.
Daar had de Fransche Minister van Bui-
tenlandsche Zaken groot gelijk in, doch
aan den anderen kant kreeg men toch weer
heel sterk den Indruk, dat tal van staten in
werkelijkheid nog geenszins zoo braaf op
treden als hun vertegenwoordigers het ge
lieven voor te stellen. En zeker gaf het ver
loop van deze beraadslagingen aanleiding
tot de conclusie volkomen passend bij wat
onze landgenoot Loudon had opgemerkt
dat in elk geval het nut van zulke open
bare besprekingen onmiskenbaar is.
Intusschen heeft de Zeppelin nog aanlei
ding gegeven tot booze opmerkingen, wel te
verstaan, niet in de discussies, doch als
commentaar daarop, van den kant van som
mige Fransche journalisten en waarlijk ook
van een lid eener delegatie, die een zooge-
naamden meerderheldsstaat vertegenwoor
digt. Het feit, dat de Zep. tijdens deze de
batten, rondom het gebouw van het Volken
bondssecretariaat had gevlogen, werd als een
opzettelijke Duitsche demonstratie be
schouwd. De gedelegeerde, die deze opmer
king maakte, keek bepaald niet vriendelijk,
toen ik hierop zei, dat inderdaad ook in
neutrale oogen er een verband te ontdek
ken valt tusschen Zeppelins en minderheids
kwesties, namelijk in zooverre, dat Frankrijk,
wat Zeppelins betreft, in de minderheid is,
vergeleken bij Duitschland! Ja, ja, die jonge
staten en hun leiders moeten nog heel wat
leeren onder meer wat internationale sporti
viteit is, doch ik vrees, dat bij de huidige
zucht tot bezuiniging, die zich in de Vol
kenbondswereld openbaart, van een serie
voetbalwedstrijden tusschen de diverse dele
gaties wel heel weinig zal komen, hoe op
voedend dat ook zou kunnen werken.
Van opvoedend gesproken, meer en meer
kom ik tot de conclusie, dat het van groot
belang is, dat er uit Indië zoo veel en zoo
geregeld mogelijk menschen komen, die eens
iets meemaken van het Geneefsche werk.
Trouwens, omgekeerd is en blijft het
dringend noodzakelijk, dat in de Volken-
bondsstad iemand vertoeft, die daar het oor
te luisteren kan leggen en op zijn beurt ook
door persoonlijk contact ter plaatse het zijne
kan doen om misverstanden met betrekking
tot Indië weg te nemen. Vergis ik me niet,
dan is Professor Moresco slechts voor twee
Jaar met de bekende opdracht te Genève
gedetacheerd. Juist uit wat ik uit de kringen
van hen, die er kijk op hebben en tot objec
tief oordeelen in staat zijn. vernam, durf ik
concludeeren, dat indien de heer Moresco
over een jaar weer naar Holland mocht te-
rugkeeren, voortzetting van den arbeid,
waarmee hij belast was, dringend noodza
kelijk zal zijn. Men zal goed doen, in deze
aangelegenheid niet te krenterig te zijn en
sussc zich niet in slaap met de gedachte,
dat het ook eigenlijk best van den Haag uit
kan gebeuren. Dat ware half werk. Neen, het
is van het grootste belang, dat er ook In de
toekomst zorg wordt gedragen voor de be
zetting van dien Geneefschen post door
iemand die trouwens in den regel tevens
van elke Nederlandsche delegatie deel hoort
uit te maken die op vlotte, gemakkelijke
wijze zich in de Volkenbondssamenleving zal
weten te bewegen, en daar afwisselend als
vraagbaak en als luisterpost kan fungeeren,
iemand, die natuurlijk midden in de kracht
van zijn leven moet staan, ondernemend
dient te wezen en over de noodige dosis
initiatief moet beschikken.
Doch laat ik nog even terugkeeren tot
den gang van z,-\ken in de commissies en
dan wel tot wat de door Colijn voorgezeten
commissie bereikt heeft, waar men druk
bezig is geweest over de economische proble
men. Eerlijk gezegd, geloof ik niet bijster
veel. Niettemin is er uit al het. gepraat bin
nen en buiten de muren van liet Volken
bondsgebouw tenminste toch één goed ding
op het economisch terrein voorgekomen: ik
bedoel de afspraak der drie Scandinavische
staten met Nederland.
Zeer veel belangstelling bestond er voor
de vierde commissie, waar men zich met
het vraagstuk, ik mag wel zeggen, de vraag
stukken, betreffende de reorganisatie van
het Secretariaat heeft bezig gehouden. Te
recht legden vrijwel .allen sympathie aan
den dag voor handhaving van de eenhoof
dige leiding onder een Secretaris-Generaal.
Overigens lieten zoowel de heer Trip als
Mevrouw Kluyver krachtige bezuinigings
klanken hooren, op grond van de malaise..
Overigens zij vermeld, dat Nederland In
de derde commissie ten aanzien van ontwa
pening een goed standpunt heeft ingeno
men, toen het zich aan de zijde van hen
schaarde, die de overeenkomst Inzake flnan-
cieelen bijstand aan den aangevallen staat,
alleen willen doen gelden ten behoeve van
die landen, welke een eventueele ontwape
ningsconventie zullen nakomen. Dat onze
eerste gedelegeerde zijn taak niet als een
sine cura beschouwt, trad ditmaal ook nog
aan het licht door het feit, dat hij zoowel
een deel der commissoriale besprekingen
over de economische problemen waaron
der natuurlijk tenslotte toch ook de meest
begunstlglngs-clausule valt als die over
de kwestie van den financleelen bijstand
aan den aangevallen of bedreigden staat,
geruimen tijd heeft bijgewoond.
En wat is er dan niet verder zoo al to
doen, buiten de vergaderingen nmi
Natuurlijk, er "komen tal van lieden
naar zulke feesten uitsluitend voor de pret,
doch de meeste serieuze gedelegeerden ver
geten onder de hand niet met dezen en
genen over allerlei min of meer moeilijke
kwesties te praten, terwijl voorts ook meer
malen met tusschen-personen gewerkt
wordt, als men ergens achter wenscht te
komen, zonder dat zelf openlijk te laten blij
ken. Kortom als internationaal-politieko
Jaarbeurs bezit de Volkenbond een ontzag
gelijke waarde en daarvan wordt men Juist
tijdens een Assemblee als deze, die vrij sober
is, des te meer doordrongen.
Dr. E. v. RAALTE.
In Februari keert hij terug naar Londen
en maakt met het London Symphony Or
chestra, waarvan hem de opperste leiding
toevertrouwd is, een tiendaagsche groote
tournee door Engeland. En einde Februari
keert hij ten slotte terug naar Amsterdam,
waar hij zijn arbeid gedurende de maanden
Maart, April en Mei zal voortzetten.
STRIJD TUSSCHEN VAK-
VEREENIGINGEN.
EEN STROOIBILJET MET
BESCHULDIGINGEN.
Onze correspondent te IJtmuiden schrijft:
In een strooibiljet, dat Donderdagmorgen
door de van Amsterdam gekomen NA.S-
aanhangers werd verspreid en dat mede aan
leiding tot de relletjes gaf, worden beschul
digingen gericht aan het adres van de heeren
Brandsteder, directeur van de IJmuider Pro
viand Centrale en Blaas, bestuurslid van de
IJmuiden Federatie.
Eerstgenoemde wordt er van beschuldigd,
dat hij door zijn verkeerde financieele poli
tiek den toestand der IJ.P.C. hopeloos heeft
gemaakt, zoodat deze instelling nu reeds
70.000 gulden heeft gekost, voorts dat' hij
misbruik van vertrouwen heeft gemaakt en
het crediet bij de "Rotteraamsche Bank aan
de IJ.P.C. met 6000 gulden heeft overschre
den en hij ais directeur geweigerd heeft,
commissarissen en aandeelhouders in te lich
ten en overleg met hen te plegen.
Beide heeren worden er van beschuldigd
dat zij hebben aangestuurd op afscheiding
van de Transportfederatie en het N.A.S. en
op aansluiting bij de Sociaal-Democratische
vakbeweging en handelingen hebben verricht,
zonder overleg met de leden te hebben ge
pleegd. Verder dat zij duizenden guldens aan
de algemeene revolutionnaire vakbeweging
toekomende, hebben aangewend voor andere
doeleinden en geweigerd hebben, overleg te
plegen met bestuurders van het N.AB.
Het nummer van 20 September van „De
Arbeid", orgaan van het N.A.S. dat eveneens
werd verspreid, bevat een zeer uitvoerig ar
tikel over het conflict en de afscheiding
en waarmede de schrijver wil aantoonen, dat
het „zoogenaamde" bestuur der IJmuider
Federatie de afscheiding heeft bewerkstel
ligd, zonder de leden daarin te hebben ge
kend.
Het artikel besluit als volgt:
„Wij zijn er zeker van, dat opnieuw een
positie voor het N.A.S. bij de IJmuider
trawiervisschers zal worden verkregen. Het
ontbreken van elk normaal vereenigingsleven
te IJmuiden, het ontbreken van oen kern
in de IJmuider organisatie maakte de ab
normale handelingen der bestuurders te
IJmuiden mogelijk en doet tevens ten scherp
ste uitkomen hoezeer die bestuurders tekort
geschoten zijn bij hét verrichten van hun
werk in de beweging. Als de Transportfede
ratie na deze crisis een nieuwe bonafide af-
deeling te IJmuiden zal hebben verkregen,
zal ongetwijfeld haar eerste zorg zijn, de
alleenheerschappij van gesalarieerde functio
narissen onmogelijk te maken".
Naar wij nog vernamen, zal heden (Vrij
dag)-avond In Thalia een openbare verga
dering wórden gehouden, waarin o.a. het
woord zal worden gevoerd door den heer E.
Bouwman.
HAARLEMMERMEER
GRAANMARKT.
Donderdag was de aanvoer op de graan-
bcurs te Hoofddorp als volgt: tarwe (witte)
f 5 a f 10; tarwe (roode) f 6 a f 8; rogge f 5
a f 5.50; wintergerst f4.75 a f 5.25; gerst che
valier f 5 a f 5.75; haver f 5 a f 6 duiveboo-
boonen f 12 a f 13; paardeboonen f 7.50 a
f 8.50; groene erwten f 8 a f 10; karwij f 29
a f 30; gele mosterd f 20 a f 22.50; blauw-
maanzaad f 30 a f 31; kanariezaad f 13 a f 14.
Alles per 100 K.G.
BEVERWIJK.
Noteering van den 24en September 1930.
Spinazie per k.g. f 0.40f 1.
Postelein per k.g. 3575 ct.
Andijvie per kist 2070 ct.
Wortelen 100 bos f 816.
Komkommers per 100 f 1—10.
Augurken per kistje f 0-75—f 1.60.
Aardappelen, kiel per k.g. 36 ct.
Idem zand per k.g. 6 ct.
Doppers per k.g. 1228 ct.
Capucijners per k.g. 2034 ot.
Snijboonen per k.g. 1638 ct.
Heerenboonen per k.g. 816 ct.
Heerenboonen (tros) p. k.g. 152 4ct.
Spruitjes per k.g. 1012 ct.
Roode kool per 100 f 3—f 6.
Savoye kool per 100 f 5f 9.
Bloemkool per 100 f 1f 14.
Uien, per mand 4 ct.
Sla. per 100 krop f 10f 60.
Selderie per bis 25 ct.
Appelen per k.g. 1226 ct.
Peren p. k.g. 14—36 ct.
Wie niet groen is,
maakt voor al zijn kleine Advertentie^
gebruik van
,,Onze Groentjes" in Haarlem's
Dagblad.
V*