van piet. - ^°lpK HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAG 26 SEPTEMBER 1930 DERDE BLAD (Per gastvrij autoverkeer.) door D. ZIJLSTRA. Hoe lang is het geleden, dat ilk een opstel construeerde overihet verleddelijike onderwerp: „Een Reisje naar Parijs", met als eenige docu mentatie een oude Baedekea-, twee geïl lustreerde hotel-reclames en drie briefkaar ten (twee van den Eifeltoren en één van de Venus van Milo)? Ik herinner het mij niet meer maar wel weet ik dat het cijfer, be doeld als 'belooning voor m'n zwoegen, nauwe lijks voldoende haalde. Het is dan ook niet zonder aarzeling, dat ik mij er toe zet nog maals iets over het meergenoemde reisje op papier te brengen. Wat mij alleen steun geeft is de gedachte dat ik er nu toch werkelijk geweest ben en dat ik voor ditmiaal dus gelukkig .niet al te veel van mijn poovere fantasie zal behoeven te vergen. Neen, ik zal u dezen keer een reëel verslag trachten te geven van een wer kelijke reis, een reis, die wel niet begon aan hét einde van de Spoorstraat, maar die dan toch een aanvang nam daar, waar de Molen van Piet boven op zijn bolwerk de armen ten blauwen hemel strekt, anders en eenvoudiger gezegd: op de Heilooërbrug. En toch heb ik geen auto, nog Sterker zelfs: vrienden of kennissen, die het reeds zoo ver in de wereld hebben gebracht, bezit ik ook niet zij zouden weemoedig glimlachen, als zij uw veronderstelling hoorden. Om kort te gaan: den derden Pinksterdag heb ik mij wandelend op weg begeven naar den Moulin Rouge! „Scheiden tut weh", zegt men, maar zonder eenig spoor van verdriet hefo ik, dien laten lentemorgen afscheid genomen van zijn naamgenoot in de groene hoogte! Het begin is bemoedigend. Ik word uitge leide gedaan door 'een tweetal belangstellende vrienden van wie Frits mij een eindweegs zal begeleiden. Wij loopen den Straatweg af, doch vlak bij de Vierstaten hebben wij eensklaps ruimschoots genoeg van het wandelen: een auto stopt op ons uitnoodigend gebaar; wij stappen in, wuiven een laatste vaarwel toe aan Mel( met Alkmaar op den achtergrond) en snellen weg naar het Zuiden, Parijs tege moet Evenwel moeten wij in Heiloo er al weer uit, na een hartelijke dankbetuiging overigens aan de twee joviale inzittenden. Tegenover het kerkje, in de bocht, stellen wij ons op en nauwelijks hebben wij ae ochtendbladen voor den dag gehaald, of Chevrolet Nr. G 43088 noopt ons onze lectuur af te breken en mee te rijden naar Heemskerk. Haar eigenaar, handelsreiziger van beroep, wijzigt zijn route om ons zoo ver mogelijk te .brengen. Dit spreekt voor zichzelf. In Heemskerk wordt ons weer heel weinig tijd gegund, want vóórdat wij het weten zitten wij in Ford G 66014, bemand met twee •bollenbeursbezoekers. Zij korten ons den tijd met fantastische vertellingen over handels zaken en aanverwante bezigheden waarnaar, ik met open mond zit te luisteren. Fries daarentegen glimlacht als de man, die op de iioogte is. Ik kan hem niet benijden. 'en Kuieren welgemoed naar den Wagenweg. De Velserpont levert geen bezwaar op en de prachtige rechte weg daarna evenmin. In Haarlem nemen wij voor Brinkman afscheid en kuieren welgemoed naar den Wagenweg. Hier krijgen we even tijd om tot onszelf te komen en een paar zoogenaamde gevulde koeken aan te schaffen. Hoewel ik vergeefs naar de vulling zoek, kunnen zij niet de goede stemming verstoren, want wie nadert daar in de verte!?Het is de F.N. genaamd L 17858, die zijn vreugde over de ontmoeting door een luid gerammel uit. Twee jongelui van onzen leeftijd zitten voorin, de achter bank biedt ons een zachte zitplaats. „Maar ik waarschuw jelui van tevoren", zegt de'chauffeur voorzichtig, „we staan niet in" voor den toestand waarin je te Rotterdam aankomt". Alzoo naar Rotterdam! Wij gnuiven verge noegd en sprekep af zoo lang mogelijk vol te houden. En het valt mee. Wel zijn de veeren niet meer wat zij geweest zijn, doch de wegen zijn toch ook niet zoo slecht als wij wel mochten verwachten. Vooral na Leiden ligt een mooie asfaltweg voor ons open en de bosschen rondom Wassenaar gaven ons zelfs veel schoons te genieten. Wij moeten dwars door den Haag, maar aan de hand van de onvolprezen A.N.WH.- wegwijzers is dit een peulschilletje. Een paar kilometer verder echter belet ons een paal dwars over den weg plotseling het verdergaan. Er staat een heer bij, die in bedelende houding zijn hand uitgestrekt houdt. Ieder ander hier in Holland zou deswege onmiddellijk be keurd worden, maar dit is een tolbaas en die heeft met de wet blijkbaar niets van noode. Hij krijgt van ons vieren tezamen een dub beltje en laat ons dan met een onvoldaan gezicht passeeren. Delft komt nu in zicht en Calvé geeft maar al te zeer blijk van zijn aanwezigheid. De F. N. verhaast zijn gang om de onwelriekende dampen te ontkomen, met als. eenig gevolg een tweede bad, nu in vischlijmgeuren. Mis schien weet u het niet, maar dat is nog veel erger. Wij rijden inmiddels tachtig en het helpt tenslotte. Zelfs zoo sterk, dat wij Schiebroek al achter ons hebben als wij de zakdoeken voor onze gezichten weg durven nemen en Rotterdam in het oog krijgen. Rotterdam's silhouet is dat van de zeer groote handelsstad met ontelbare schoor- steenen, kranen, pakhuizen en hier en daar een kerk. Wij komen langs het nieuwe ge bouw van Van Nelle, dat vrijwel uitsluitend glas is. Het is typisch modern, maar lang niet leeüijk. Dan neemt de groote stad ons op en verzoeken wij onze vrienden ons zoo dicht mogelijk bij den Coolsingel af te willen zet ten. D.aar aangekomen willen zij geen dank van ons hooren, wat het afscheid licht maakt. Wij staan op den hoek van den Coolsingel en Frits deelt mij mee, dat dit wel de uiterste grens is tot waar hij gaan kan. Een kopje thee aan Rotterdam's (en Nederland's) eenige boulevard geeft ons de kracht onze wegen te doen scheiden: Frits gaat terug in de richting van Pietts molen en ik neem als voorloopig doelwit de stad Dordrecht. Geeft ons de kracht onze wegen te doen scheiden. Het is een agent van politie, die mij lijn 9 aanwijst om naar den Dordtschen straatweg te komen. Ik tram de nieuwe, breede Maas brug over. De rivier is druk en zonbeschenen; sleepbootjes slepen trage aken voort, die op hun beurt een glinsterend schudmspoor achter zich aan trekken. Dit is Rotterdam, Neder land's eerste koopstad. Het leven gaat hier snel en rumoerig, en alles wijkt voor de haven en wat er bij hoort: zoo wachten wij in de tram geduldig vijf minuten tot dat een goe derentrein over de straat is gereden, op weg. naar een geweldig pakhuis. De conducteur waarschuwt mij eindelijk om uit te stappen en ik sta alleen in een vrij stille straat. Een melancholiek draaiorgel helpt het gevoel van verlatenheid nog ver- hoogen. Zoo gaat het niet. Vlug loop ik de straat uit, rechtsom een brug over, en dan sta ik op den eigenlijken Dordtschen Straat weg. Na enkele koeren bot vangen weet ik H 57781 te bewegen tot stilstand te komen. Het is een vrachtauto (Dodge) en de chauf feur is zwijgzaam en in zichzelf gekeerd. Als ik hem mijn plannen vertel, glimlacht hij medelijdend, waarschijnlijk zijn eerste lach van dien dag, want zijn gezicht trekt terstond weer in een spijtigen plooi. Ik bepaal mij dus tot het landschap, dat niet veel variatie biedt. Zoo kunnen en kennen wij het in Noord- Holland ook. Vóór Dordrecht nog 'krijg ik gelegenheid om uit te stappen en de beenen weer eens te strekken. Ik nader een pont over de een of andere rivier (mag i)k haar de Merwede noemen?) en verzuim tijdig een veerkaartje te koopen. Dat scheelt mij een kwartier, maar dan vaar ik toch ook 'n heel stuk voor den luttelen prijs van 4 centen. Geleid door de handwijzers loop ik Dordrecht door. De oppervlakkigen indruk welken ik krijg, is die van een oude stad aan een jonge, veelbelovende rivier. Misschien wordt t doorgaand verkeer langs stille buur ten geleid, maar ik vind het er niet druk ge noeg om van een bloeiende stad te kunnen ge wagen. Buiten de kom, onder een viaduct door, zoek ik een goed plekje uit boven op een hek. Ik vermoed dan nog niet, dat ik hier enkele Zoek ik een goed plekje uit "boven op een hek. uren van het heerlijke zomerweer zal mogen1 genieten. Toch is het zoo. Wel Is het er nie:. stil, maar de auto's stoppen niet. Het wordt vijf uur, zes uur en later nog eer Ford H 6663 aarzelend stilstaat en vraagt wat ik wensch. Schor van aandoening en dorst ver zoek ik hem mee te mogen rijden in de rich ting Moerdijk. Het wordt goed gevonden en ik leun behagelijk achterover in de kussens. Maar Juist als ik mij thuis begin te voelen. Juist dan zet de heer naast mij zijn motor stop: hij gaat recht door en naar de Moer dijk is links af. Ik stap met tegenzin uit. „Het is toch een Ford?" vraag ik voor de statistiek. Hij kijkt mij even zwaarmoedig aan. „Jazegt hij dan en er ligt een wereld van verontschuldiging in zijn stem. Nu ben ik hcelemaal buiten en alleen. Het is hier mooi. Het hooi geurt zomersch en in de verte steekt een donker bosch scherp tegen den llchtblauwen, helderen hemel af. De stilte is echter bijna drukkend en ik ben dan ook blij als een claxon haar komt verscheu ren. Het is de heer Gerritse in zijn tweeper soons Mathis (N 24835). Hij zit er alleen in en de andere plaats maakt hij bereidwillig voor mij vrij. Het wordt een gezellige rit langs goede wegen. Hij rijdt hard en vertelt er in de gauwigheid een anecdote over. Onlangs liet hij ook een heer meerijden en die had hem gevraagd of hij altijd zoo snel reed Op zijn bevestigend antwoord had die heer toen ge vraagd of hij dan niet veel ongelukken ver oorzaakte. Och, had hij geantwoord, dat scheelt natuurlijk erg. de ééne week of de andere. Deze week gaat het b.v. nog al: twee dooden en drie zwaar gekwetsten. Met krijt wit gelaat had die heer hem toen verzocht ter plaatse uit te mogen stappen „omdat hij er hier was". Dat was midden op een een zamen landweg geweest. Ongemerkt landen wij zoo bij de Moerdijk aan, waar de pont ons in dezelfde vaart over zet. Ik tel veertien bogen aan de spoorbrug links en bewonder het breede, zee-gelijke water. Aan den 'overkant spurt een Duïbsche auto IJS., voor ons uit den weg op. Vol enthousiasme vliegen wij er achter aan. De Opel is echter sneller en verdwijnt langzaam maar zeker aan den horizon. Het landschap is weer vlak en eentonig en snelheid is de eenige bekoring van de rit. naast de spannende verhalen natuurlijk. Als wij Breda binnen rijden, slaakt de heer Ger ritse geheel onverwacht een juichkreet. „Daar heb je Is weer!" roept hij mij toe en inderdaad, aan den ovenkant van een singel rent dezelfde Opel van zoo even. Wij halen hem in, dank zij meerdere plaatselijke bekendheid, maar op de vlakte davert hij, triomfantelijk toeterend en wuivend, ons weer voorbij. Bij de grens evenwel, bij West Wezel, krijgen wij hem eindelijk definitief te pak ken. Daar moet hij van alles na laten zien, terwijl wij, zonder dat ik zelfs mijn pas be hoef te vertoonen, België binnen rijden. Wij wuiven hier een afdoende revanche en ook de claxon kraait uitgelaten. Het zijn nu onafzienbare rechte wegen, waarover wij in het lage zonlicht voorbvlie- gen. Hagen van bloeiende rozen, (rhododen drons omzoomen den weg. Wij snorren langs een landgoed van geweldige uitgestrektheid. De eigenaar komt er drie dagen in het jaar jagen. Het deert mij niet, ik voel mij volmaakt gelukkig, ook zonder landgoed, hier op den weg, op den weg naar Antwerpen In een auto, die niet van mij is Te gauw bijna zijn wij in Merxem, een voorstad van Antwerpen. De heer Gerritse wil mij ineens naar de Wereldtentoonstelling brengen, maar ik geef er de voorkeur aan eerst rustig een hotel te zoeken. Het is 9 uur als wij op de Keyserlel afscheid nemen. Dan ga ik de stad in, die op het oogen- blik wel groot is, maar niet druk. Het gloed nieuwe Century hotel bezit een hall van on afzienbare afmetingen en een legertje por tiers. Dit lijkt mij niet heelemaal geschikt voor mij, en ik vraag een agent den weg naar goedkoopere oorden. Het hotel Monico wordt voor dezen nacht mijn gastheer. En dan, na eenige verfrisschingen naar de Wereld tentoonstelling. Wat zal ik daarvan vertellen? De paviljoens zijn gesloten, maar er zwermen toch nog duizenden menschen naar toe. Reeds in de verte ziet men de enorme, met zoeklichten beschenen, kalkwitte gebouwen. Dichterbij gekomen vind ik ze imposant en leelijk. Reusachtige standbeelden van de koninklijke familie, op wier voetstukken hun belangrijkste uitspraken vermeld, staan b.v. Albert. „Een vrij volk als het onze moet zijn historie zelf schrijven". Terwijl ik het lees brult Al Jolson via een verscholen loudspeaker ons zijn lief de voor Sonny, Sonny boy toe. Dit neemt niet weg, dat ik de spreuk niet goed begrijp: of het is. letterlijk, een advies aan de Belgi sche geschiedschrijvers en dan lijkt het mij overbodig, of „schrijven" is hier gelijk: maken en dan is iedere Volkenbonds- en vredes- gedachte er vreemd aan. Ik kijk tenslotte liever naar de sierlijke fontein of naar het Hollandsche paviljoen, dat Wijdeveld bouwde. Het is meer merkwaardig dan mooi, een beetje gewild, maar tenminste van dezen tijd. Bij den uitgang klaiyp ik weer een agent aan en vraag hem den weg naar het drukste Antwerpen. Ik heb wel eens van het Schip perskwartier gehoord, maar dat raadt hij mij sterk af. Als zij zelf daar dienst hebben, loopen zij er met angst in het harte rond, vanwege de vele dronken zeelui der vreemde naties. Hij praat Vlaamsch, wat leelijk klinkt. Niets van het smakelijke taaltje dat Tim mermans b.v. schrijft. Het klinkt plat en als het goed gesproken wordt, is het even on verstaanbaar als Friesch. (Wordt vervolgd). PROF. JHR. MR. DR. W J.. M. VAN EYZINGA GEEN HOOGLEERAAR MEER. Naar wij vernemen zal Prof. Jihr. Mr. Dr. W. J. M. van Eysinga wegens zijn verkie zing van rechter voor het Permanente Hof van Internationale Justitie te Den Haag. zijn ambt van Hoogleeraar aan de Leidsche Uni versiteit neerleggen en wel per 1 Januari 1931. ZWARE MISHANDELING. Tegen iemand, uit Eindhoven, die te 's-Hertogenbosch in dronkenschap een ander met een mes gestoken en geslagen heeft, ten gevolge waarvan deze is overleden, heeft het O. M bij de Rechtbank te 's-Hertogenbosch een jaar gevangenisstraf geëlscht. PERSONALIA. In de jaarlijksche algemeene vergadering van den Nedcrlandschen Uitgeversbond, ge houden te 's-Gravenhage werd tot bestuurs lid gekozen de heer Jan Tadema (Haarlem), tot vertegenwoordigers in den Centralen Raad voor Vakbelangen de heeren Jan Tadema, W. L. Brusse, J. E. Belinfante en G. Hana. HET TOONEEL TE AMSTERDAM DE HEROPENING VAN DEN HOLLANDSCHEN SCHOUWBURG. AMPHITRYON. WEDEROPTREDEN VAN ELSE MAUHS Amsterdam is een nieuwe schouwburg rijk geworden. Dat was de blijde verrassing voor de vele genoodigden die gisteren de eerste voorstelling van Amphitryon in den Hol- landschen schouwburg hebben bijgewoond. Wat daar in dat oude, vroeger zoo holle ge bouw in drie maanden door den architect Wolter Bakker is volbracht, grenst aan een wonder. De oude Hollandsche schouwburg is verdwenen, een modern intiem theater is on der de oude kap verrezen. Van de ongezellig ste zaal is de Hollandsche schouwburg als bij tooverslag het meest moderne theater van Amterdam geworden. Stemmig van lijn, rus tig van kleur is deze schouwburg niet- zijn fraaie en gezellige vestiaire-halls en zijn twee ruime amphitheatersgewijze oploopende en achter elkander gelegen balcons die aan groote loges doen denken van een inti miteit als geen ander theater in ons land. Wanneer ik dit intieme gerestaureerd theater dat aan 800 personen plaats biedt ver gelijk met onzen stadsschouwburg, dan rijst het verlangen In mij. dat een Haarlemsch maecenas aan den architect Bakker ook nog eens de opdracht zal verstrekken ons stads theater te restaureeren. Maar dit zal wel tot de vrome wenschen blijven behooren. In dezen vernieuwden Hollandschen schouw burg verscheen na anderhalf jaar rust voor het eerst weer Else Mauhs ten tooneele. Een bijna even feestelijk evenement, dat door het zeer talrijk publiek tout Amsterdam was aanwezig geestdriftig is gevierd. Onze groote actrice, die in het zeer ori- gineele en geestige blijspel van Giraudoux de rol van Alcmene met een absoluut on-Hol- landsche verfijnde gratie en féline charme speelde, heeft onmiddellijk weer het publiek stormenderhand veroverd. Voor den archi tect Bakker en Else Mauhs was het groote succes van den avond. Op het stuk en de opvoering die ik door het late uur helaas niet tot het eind kon bij wonen kom ik later terug. J. B. SCHUIL. SLECHTE WONINGTOESTANDEN EEN PROTESTVERGADERING. De afdeeling Haarlem van de Internatio nal Arbeidershulp heeft Donderdagavond in gebouw „Caecilia" tezamen met de bewoners van het Rozenprieel een protestvergadering belegd tegen de slechte woningtoestanden in deze wijk. Sprekers waren de raadsleden L. Peper en G. Oversteegen. De heer Oversteegen. die het eerst het woord voerde betreurde het feit, dat niet meer bewoners aan de oproeping gehoor had den gegeven en gaf vervolgens een uiteen zetting van de acties, die in andere landen, o.a. Engeland zijn gevoerd tegen de noodtoe standen op woninggebïed.Over de Haarlemsche toestanden sprekende en in het bijzonder die in het Rozenprieel, zeide de heer Oversteegen dat een directe actie, van de bewoners zelf, uitgaande, noodig ïs, om tot verbetering te komen. Daarom achtte hij het gewenscht een commissie uit de vergadering te benoemen, die zich zou belasten met instellen van een onderzoek, zoodat naar aanlerding daarvan later aan den gemeenteraad een adres met de verschillende klachten gezonden zou kun nen worden. Spreker meende dat op deze wijze zeker gunstige resultaten zouden wor den bereikt. De heer Peper zelde. dat het de plicht van de overheid is, de bepalingen van de woning wet na te komen. Het feit, dat deze protest vergadering bijeen moest worden geroepen, bewijst, dat de overheid in de nakoming dezer wet te kort is geschoten. Spreker gaf ver volgens een beschouwing over de slechte wo ningtoestanden tijdens den oorlog en merkte daarbij op, hoe de regeering hier te lande In 1918 de neiging gevoelde om verbetering in de huisvesting der arbeiders te brengen. Inderdaad zijn er verbeteringen gekomen, maar langzamerhand is de toestand weer snel achteruitgegaan en thans is het weer zoo ver. zoo zeide spreker ongeveer, dat er een stijgend tekort aan woningen is en de arbeiders weer overgeleverd zijn aan de willekeur van de „huisjesmelkers". Spreker gaf voorts enkele bewijzen van noodzakelijkheid van nieuwe wo ningen. O.a. zeide hij. dat gedurende de eerste maanden van 1928 het aantal wonin gen in deze stad met niet minder dan 308 is afgenomen, terwijl het aantal huwelijken hier ter stede per jaar 800 bedraagt. Spreker verweet het gemeentebestuur, dat ofschoon destijds besloten is tot het bouwen van arbeiderswoningen, nog steeds niet met de invoering van het plan begonnen is. Ook leverde spreker c.rltiek op de nieuwe ge meentewoning. Zij is slecht uitgevoerd en bo vendien te klein. Voorts kon spreker zich niet vereenigen met de uitvoering van de aan den: Harmenjansweg verrezen woningen voor zg. „sociaal achterlijken". Spreker was van oor deel. dut de toestand van deze menschen door de inrichting van deze woning er sterk op zou achteruitgaan. De woningen, door parti culieren voor de arbeiders gebouwd zijn. vol gens spreker te duur en geven maar al te dikwijls aanleiding tot het „dubbel bewonen" van een eengezinswoning met al de nadeelige gevolgen daaraan verbonden. Ook de gemeen tewoningen zijn te duur: de arbeider moet op allerlei andere noodzakelijke uitgaven bo- zulnigen, wil hij den huurprijs kunnen be- talen. Volgens spreker is een oplossing van het woningvraagstuk onder het huidige staats gezag onmogelijk. Dat wil echter niet zeggen, dat de arbeiders bij de pakken moeten neer zitten. Het is noodig dat er verzet van de arbeiders komt. Ook de bewoners van het Rozenprieel moeten protesteeren en daarom achtte spreker het noodzakelijk een comité samen te stellen uft de bewoners, ten einde een nader onderzoek in te stellen. Een tweetal personen werden hiermede be last. Tenslotte voerden nog enkele bewoners van genoemde wijk het woord over den on- houdbaren toestand aldaar, in het bijzonder in de Tulpenstraat. GOUDEN VOORWERPEN „GEROOID". MISSCHIEN WAREN ZIJ GEROOFD. Men schrijft uit Deventer aan de N.R.C.: Toen Woensdagavond G. V. alhier op zijn land aan het aardappelrooien was. haalde hij plotseling een groote hoeveelheid gouden voorwerpen mede op. Er waren verscheiden* gouden mutsspelden bij, broches met cantillc- werk. manchetknoopen van gelijke soort, halssnoeren en armbanden, alsmede verschil lende ringen, waarvan enkele met edcl- steenen bezet. De politie vermoedt, dat het gevondene van diefstal afkomstig is. DE ZAKELIJKE BEDRIJFS BELASTING. AFSCHAFFING BEVORDERT HET BEDRIJFSLEVEN. De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam, heeft zich met een adres tot den Gemeenteraad van Amsterdam ge wend, waarin zij het d.d. 26 Juni 1930 door de heeren Romme c.s. bij den Raad aan hangig gemaakte voorstel om B. en W. uit te noodlgen, een voordracht in te dienen tot op heffing met ingang van 1931 van de zakelijke belasting op het bedrijf, me tgroote instem ming begroet. Zij wijst er o.a. op. dat ten onrechte wordt beweerd, dat deze belasting een rechtsgrond zou kunnen ontleenen aan de noodzakelijk heid om compensatie te vinden voor de finan- cieele opofferingen, welke de gemeente zich voor een toenemende arbeidensbevolking moet getroosten, waarbij in het bijzonder opgemerkt wordt dat het beroep op de noodzaak tot het vinden van een compensatie ook al zou dit terecht worden gedaan door de met In- g&ng van 1 Mei 1931 in werking tredende wet betreffende de financieete verhouding tuschen Rijk en Gemeenten. Het opheffen van de zakelijke bedrijfsbe lasting zal een factor van beteekenis zijn, die er toe kan bij dragon het wederopleven van het bedrijfsleven te bevorderen. VLEESCHHOUWERIJ A. MEIJER. De vleeschhouwerij van den heer A. Meyer, Paul Krugerstraat no. 15 heeft eenige be langrijke verbouwingen moeten ondergaan. De geheele winkel is uitgebreid, zoodat er thans geen „opstoppingen" meer in den win kel plaats hebben, zooals dat vroeger wel eens op de Zaterdagavonden het geval was. Boven dien zijn er verscheidene koelcellen bijge komen. De koelinrichting is van een zoodanl. gen omvang, dat er vijftien koeien in gebor gen kunnen worden. Den snellen bloei van deze zaak kan men zich eenigszins Indenken, wanneer men weet, dat dit reeds de vijfde verbouwing is, die de zaak in haar bestaan van zes Jaren heeft be leefd, terwijl de diepte van vfer meter tot 11 meter „aangroeide". Ook de toonbank is vergroot; de étalages zijn verbeterd doordat zij in marmer werden gezet en stofvrij werden gemaakt en de vloe ren zijn opnieuw betegeld. Voor de verbouwing zorgde de aannemers firma Box, die een pluim voor de keurige uit voering verdient. Den heer Meyer onze gelukwenschen met deze nieuwe aanwinst. ZANDVOORTSCHE REDDINGSBRIGADE. De Zandvoortsche Reddingsbrigade Is haar winterwerk begonnen met het instellen van een cursus ln „reddend zwemmen", In Stoop's bad. De vreemdeling in Venetie zal zich niet lang meer met de duivemwerm op het Marcusplcin kunnen vermaken, want het stadsbestuur heeft besloten, de arme dieren neer te schie ten, omdat de reiniging van de door de gevleu gelde bewoners verontreinigde gebouwen jaar lijks millioenen verslindt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 9