van piet. -
^°lpK
HAARLEM'S DAGBLAD
VRIJDAG 26 SEPTEMBER 1930
DERDE BLAD
(Per gastvrij autoverkeer.)
door D. ZIJLSTRA.
Hoe lang is het geleden, dat ilk een opstel
construeerde overihet verleddelijike onderwerp:
„Een Reisje naar Parijs", met als eenige docu
mentatie een oude Baedekea-, twee geïl
lustreerde hotel-reclames en drie briefkaar
ten (twee van den Eifeltoren en één van de
Venus van Milo)? Ik herinner het mij niet
meer maar wel weet ik dat het cijfer, be
doeld als 'belooning voor m'n zwoegen, nauwe
lijks voldoende haalde. Het is dan ook niet
zonder aarzeling, dat ik mij er toe zet nog
maals iets over het meergenoemde reisje op
papier te brengen.
Wat mij alleen steun geeft is de gedachte
dat ik er nu toch werkelijk geweest ben en
dat ik voor ditmiaal dus gelukkig .niet al te
veel van mijn poovere fantasie zal behoeven
te vergen. Neen, ik zal u dezen keer een
reëel verslag trachten te geven van een wer
kelijke reis, een reis, die wel niet begon aan
hét einde van de Spoorstraat, maar die dan
toch een aanvang nam daar, waar de Molen
van Piet boven op zijn bolwerk de armen ten
blauwen hemel strekt, anders en eenvoudiger
gezegd: op de Heilooërbrug.
En toch heb ik geen auto, nog Sterker zelfs:
vrienden of kennissen, die het reeds zoo ver
in de wereld hebben gebracht, bezit ik ook
niet zij zouden weemoedig glimlachen,
als zij uw veronderstelling hoorden. Om kort
te gaan: den derden Pinksterdag heb ik mij
wandelend op weg begeven naar den Moulin
Rouge! „Scheiden tut weh", zegt men, maar
zonder eenig spoor van verdriet hefo ik, dien
laten lentemorgen afscheid genomen van zijn
naamgenoot in de groene hoogte!
Het begin is bemoedigend. Ik word uitge
leide gedaan door 'een tweetal belangstellende
vrienden van wie Frits mij een eindweegs zal
begeleiden. Wij loopen den Straatweg af, doch
vlak bij de Vierstaten hebben wij eensklaps
ruimschoots genoeg van het wandelen: een
auto stopt op ons uitnoodigend gebaar; wij
stappen in, wuiven een laatste vaarwel toe
aan Mel( met Alkmaar op den achtergrond)
en snellen weg naar het Zuiden, Parijs tege
moet
Evenwel moeten wij in Heiloo er al weer uit,
na een hartelijke dankbetuiging overigens aan
de twee joviale inzittenden. Tegenover het
kerkje, in de bocht, stellen wij ons op en
nauwelijks hebben wij ae ochtendbladen voor
den dag gehaald, of Chevrolet Nr. G 43088
noopt ons onze lectuur af te breken en mee
te rijden naar Heemskerk. Haar eigenaar,
handelsreiziger van beroep, wijzigt zijn route
om ons zoo ver mogelijk te .brengen. Dit
spreekt voor zichzelf.
In Heemskerk wordt ons weer heel weinig
tijd gegund, want vóórdat wij het weten
zitten wij in Ford G 66014, bemand met twee
•bollenbeursbezoekers. Zij korten ons den tijd
met fantastische vertellingen over handels
zaken en aanverwante bezigheden waarnaar,
ik met open mond zit te luisteren. Fries
daarentegen glimlacht als de man, die op de
iioogte is. Ik kan hem niet benijden.
'en Kuieren welgemoed naar den Wagenweg.
De Velserpont levert geen bezwaar op en
de prachtige rechte weg daarna evenmin. In
Haarlem nemen wij voor Brinkman afscheid
en kuieren welgemoed naar den Wagenweg.
Hier krijgen we even tijd om tot onszelf te
komen en een paar zoogenaamde gevulde
koeken aan te schaffen. Hoewel ik vergeefs
naar de vulling zoek, kunnen zij niet de
goede stemming verstoren, want wie nadert
daar in de verte!?Het is de F.N. genaamd
L 17858, die zijn vreugde over de ontmoeting
door een luid gerammel uit. Twee jongelui
van onzen leeftijd zitten voorin, de achter
bank biedt ons een zachte zitplaats.
„Maar ik waarschuw jelui van tevoren", zegt
de'chauffeur voorzichtig, „we staan niet in"
voor den toestand waarin je te Rotterdam
aankomt".
Alzoo naar Rotterdam! Wij gnuiven verge
noegd en sprekep af zoo lang mogelijk vol
te houden. En het valt mee. Wel zijn de
veeren niet meer wat zij geweest zijn, doch
de wegen zijn toch ook niet zoo slecht als
wij wel mochten verwachten. Vooral na Leiden
ligt een mooie asfaltweg voor ons open en de
bosschen rondom Wassenaar gaven ons zelfs
veel schoons te genieten.
Wij moeten dwars door den Haag, maar
aan de hand van de onvolprezen A.N.WH.-
wegwijzers is dit een peulschilletje. Een paar
kilometer verder echter belet ons een paal
dwars over den weg plotseling het verdergaan.
Er staat een heer bij, die in bedelende houding
zijn hand uitgestrekt houdt. Ieder ander hier
in Holland zou deswege onmiddellijk be
keurd worden, maar dit is een tolbaas en die
heeft met de wet blijkbaar niets van noode.
Hij krijgt van ons vieren tezamen een dub
beltje en laat ons dan met een onvoldaan
gezicht passeeren.
Delft komt nu in zicht en Calvé geeft maar
al te zeer blijk van zijn aanwezigheid. De
F. N. verhaast zijn gang om de onwelriekende
dampen te ontkomen, met als. eenig gevolg
een tweede bad, nu in vischlijmgeuren. Mis
schien weet u het niet, maar dat is nog
veel erger. Wij rijden inmiddels tachtig en
het helpt tenslotte. Zelfs zoo sterk, dat wij
Schiebroek al achter ons hebben als wij de
zakdoeken voor onze gezichten weg durven
nemen en Rotterdam in het oog krijgen.
Rotterdam's silhouet is dat van de zeer
groote handelsstad met ontelbare schoor-
steenen, kranen, pakhuizen en hier en daar
een kerk. Wij komen langs het nieuwe ge
bouw van Van Nelle, dat vrijwel uitsluitend
glas is. Het is typisch modern, maar lang
niet leeüijk.
Dan neemt de groote stad ons op en
verzoeken wij onze vrienden ons zoo dicht
mogelijk bij den Coolsingel af te willen zet
ten. D.aar aangekomen willen zij geen dank
van ons hooren, wat het afscheid licht
maakt. Wij staan op den hoek van den
Coolsingel en Frits deelt mij mee, dat dit
wel de uiterste grens is tot waar hij gaan
kan. Een kopje thee aan Rotterdam's (en
Nederland's) eenige boulevard geeft ons de
kracht onze wegen te doen scheiden: Frits
gaat terug in de richting van Pietts molen
en ik neem als voorloopig doelwit de stad
Dordrecht.
Geeft ons de kracht onze wegen te doen
scheiden.
Het is een agent van politie, die mij lijn
9 aanwijst om naar den Dordtschen straatweg
te komen. Ik tram de nieuwe, breede Maas
brug over. De rivier is druk en zonbeschenen;
sleepbootjes slepen trage aken voort, die op
hun beurt een glinsterend schudmspoor achter
zich aan trekken. Dit is Rotterdam, Neder
land's eerste koopstad. Het leven gaat hier
snel en rumoerig, en alles wijkt voor de haven
en wat er bij hoort: zoo wachten wij in de
tram geduldig vijf minuten tot dat een goe
derentrein over de straat is gereden, op
weg. naar een geweldig pakhuis.
De conducteur waarschuwt mij eindelijk om
uit te stappen en ik sta alleen in een vrij
stille straat. Een melancholiek draaiorgel
helpt het gevoel van verlatenheid nog ver-
hoogen. Zoo gaat het niet. Vlug loop ik de
straat uit, rechtsom een brug over, en dan
sta ik op den eigenlijken Dordtschen Straat
weg. Na enkele koeren bot vangen weet ik
H 57781 te bewegen tot stilstand te komen.
Het is een vrachtauto (Dodge) en de chauf
feur is zwijgzaam en in zichzelf gekeerd. Als
ik hem mijn plannen vertel, glimlacht hij
medelijdend, waarschijnlijk zijn eerste lach
van dien dag, want zijn gezicht trekt terstond
weer in een spijtigen plooi. Ik bepaal mij
dus tot het landschap, dat niet veel variatie
biedt. Zoo kunnen en kennen wij het in Noord-
Holland ook. Vóór Dordrecht nog 'krijg ik
gelegenheid om uit te stappen en de beenen
weer eens te strekken. Ik nader een pont
over de een of andere rivier (mag i)k haar de
Merwede noemen?) en verzuim tijdig een
veerkaartje te koopen. Dat scheelt mij een
kwartier, maar dan vaar ik toch ook 'n heel
stuk voor den luttelen prijs van 4 centen.
Geleid door de handwijzers loop ik
Dordrecht door. De oppervlakkigen indruk
welken ik krijg, is die van een oude stad aan
een jonge, veelbelovende rivier. Misschien
wordt t doorgaand verkeer langs stille buur
ten geleid, maar ik vind het er niet druk ge
noeg om van een bloeiende stad te kunnen ge
wagen.
Buiten de kom, onder een viaduct door, zoek
ik een goed plekje uit boven op een hek. Ik
vermoed dan nog niet, dat ik hier enkele
Zoek ik een goed plekje uit "boven op een hek.
uren van het heerlijke zomerweer zal mogen1
genieten. Toch is het zoo. Wel Is het er nie:.
stil, maar de auto's stoppen niet. Het wordt
vijf uur, zes uur en later nog eer Ford H
6663 aarzelend stilstaat en vraagt wat ik
wensch. Schor van aandoening en dorst ver
zoek ik hem mee te mogen rijden in de rich
ting Moerdijk. Het wordt goed gevonden en
ik leun behagelijk achterover in de kussens.
Maar Juist als ik mij thuis begin te voelen.
Juist dan zet de heer naast mij zijn motor
stop: hij gaat recht door en naar de Moer
dijk is links af. Ik stap met tegenzin uit.
„Het is toch een Ford?" vraag ik voor de
statistiek.
Hij kijkt mij even zwaarmoedig aan.
„Jazegt hij dan en er ligt een wereld
van verontschuldiging in zijn stem.
Nu ben ik hcelemaal buiten en alleen. Het
is hier mooi. Het hooi geurt zomersch en in
de verte steekt een donker bosch scherp tegen
den llchtblauwen, helderen hemel af. De
stilte is echter bijna drukkend en ik ben dan
ook blij als een claxon haar komt verscheu
ren. Het is de heer Gerritse in zijn tweeper
soons Mathis (N 24835). Hij zit er alleen in
en de andere plaats maakt hij bereidwillig
voor mij vrij. Het wordt een gezellige rit langs
goede wegen. Hij rijdt hard en vertelt er in
de gauwigheid een anecdote over. Onlangs liet
hij ook een heer meerijden en die had hem
gevraagd of hij altijd zoo snel reed Op zijn
bevestigend antwoord had die heer toen ge
vraagd of hij dan niet veel ongelukken ver
oorzaakte. Och, had hij geantwoord, dat
scheelt natuurlijk erg. de ééne week of de
andere. Deze week gaat het b.v. nog al: twee
dooden en drie zwaar gekwetsten. Met krijt
wit gelaat had die heer hem toen verzocht
ter plaatse uit te mogen stappen „omdat hij
er hier was". Dat was midden op een een
zamen landweg geweest.
Ongemerkt landen wij zoo bij de Moerdijk
aan, waar de pont ons in dezelfde vaart over
zet. Ik tel veertien bogen aan de spoorbrug
links en bewonder het breede, zee-gelijke
water. Aan den 'overkant spurt een Duïbsche
auto IJS., voor ons uit den weg op. Vol
enthousiasme vliegen wij er achter aan. De
Opel is echter sneller en verdwijnt langzaam
maar zeker aan den horizon.
Het landschap is weer vlak en eentonig en
snelheid is de eenige bekoring van de rit.
naast de spannende verhalen natuurlijk. Als
wij Breda binnen rijden, slaakt de heer Ger
ritse geheel onverwacht een juichkreet.
„Daar heb je Is weer!" roept hij mij toe
en inderdaad, aan den ovenkant van een
singel rent dezelfde Opel van zoo even. Wij
halen hem in, dank zij meerdere plaatselijke
bekendheid, maar op de vlakte davert hij,
triomfantelijk toeterend en wuivend, ons weer
voorbij. Bij de grens evenwel, bij West Wezel,
krijgen wij hem eindelijk definitief te pak
ken. Daar moet hij van alles na laten zien,
terwijl wij, zonder dat ik zelfs mijn pas be
hoef te vertoonen, België binnen rijden. Wij
wuiven hier een afdoende revanche en ook
de claxon kraait uitgelaten.
Het zijn nu onafzienbare rechte wegen,
waarover wij in het lage zonlicht voorbvlie-
gen. Hagen van bloeiende rozen, (rhododen
drons omzoomen den weg. Wij snorren langs
een landgoed van geweldige uitgestrektheid.
De eigenaar komt er drie dagen in het jaar
jagen. Het deert mij niet, ik voel mij volmaakt
gelukkig, ook zonder landgoed, hier op den
weg, op den weg naar Antwerpen In een
auto, die niet van mij is
Te gauw bijna zijn wij in Merxem, een
voorstad van Antwerpen. De heer Gerritse wil
mij ineens naar de Wereldtentoonstelling
brengen, maar ik geef er de voorkeur aan
eerst rustig een hotel te zoeken. Het is 9
uur als wij op de Keyserlel afscheid nemen.
Dan ga ik de stad in, die op het oogen-
blik wel groot is, maar niet druk. Het gloed
nieuwe Century hotel bezit een hall van on
afzienbare afmetingen en een legertje por
tiers. Dit lijkt mij niet heelemaal geschikt
voor mij, en ik vraag een agent den weg
naar goedkoopere oorden. Het hotel Monico
wordt voor dezen nacht mijn gastheer. En
dan, na eenige verfrisschingen naar de Wereld
tentoonstelling.
Wat zal ik daarvan vertellen? De paviljoens
zijn gesloten, maar er zwermen toch nog
duizenden menschen naar toe. Reeds in de
verte ziet men de enorme, met zoeklichten
beschenen, kalkwitte gebouwen. Dichterbij
gekomen vind ik ze imposant en leelijk.
Reusachtige standbeelden van de koninklijke
familie, op wier voetstukken hun belangrijkste
uitspraken vermeld, staan b.v. Albert. „Een
vrij volk als het onze moet zijn historie zelf
schrijven". Terwijl ik het lees brult Al Jolson
via een verscholen loudspeaker ons zijn lief
de voor Sonny, Sonny boy toe. Dit neemt
niet weg, dat ik de spreuk niet goed begrijp:
of het is. letterlijk, een advies aan de Belgi
sche geschiedschrijvers en dan lijkt het mij
overbodig, of „schrijven" is hier gelijk: maken
en dan is iedere Volkenbonds- en vredes-
gedachte er vreemd aan. Ik kijk tenslotte
liever naar de sierlijke fontein of naar het
Hollandsche paviljoen, dat Wijdeveld bouwde.
Het is meer merkwaardig dan mooi, een
beetje gewild, maar tenminste van dezen
tijd.
Bij den uitgang klaiyp ik weer een agent
aan en vraag hem den weg naar het drukste
Antwerpen. Ik heb wel eens van het Schip
perskwartier gehoord, maar dat raadt hij mij
sterk af. Als zij zelf daar dienst hebben,
loopen zij er met angst in het harte rond,
vanwege de vele dronken zeelui der vreemde
naties. Hij praat Vlaamsch, wat leelijk klinkt.
Niets van het smakelijke taaltje dat Tim
mermans b.v. schrijft. Het klinkt plat en als
het goed gesproken wordt, is het even on
verstaanbaar als Friesch.
(Wordt vervolgd).
PROF. JHR. MR. DR. W J.. M. VAN EYZINGA
GEEN HOOGLEERAAR MEER.
Naar wij vernemen zal Prof. Jihr. Mr. Dr.
W. J. M. van Eysinga wegens zijn verkie
zing van rechter voor het Permanente Hof
van Internationale Justitie te Den Haag. zijn
ambt van Hoogleeraar aan de Leidsche Uni
versiteit neerleggen en wel per 1 Januari
1931.
ZWARE MISHANDELING.
Tegen iemand, uit Eindhoven, die te
's-Hertogenbosch in dronkenschap een ander
met een mes gestoken en geslagen heeft, ten
gevolge waarvan deze is overleden, heeft het
O. M bij de Rechtbank te 's-Hertogenbosch
een jaar gevangenisstraf geëlscht.
PERSONALIA.
In de jaarlijksche algemeene vergadering
van den Nedcrlandschen Uitgeversbond, ge
houden te 's-Gravenhage werd tot bestuurs
lid gekozen de heer Jan Tadema (Haarlem),
tot vertegenwoordigers in den Centralen Raad
voor Vakbelangen de heeren Jan Tadema, W.
L. Brusse, J. E. Belinfante en G. Hana.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM
DE HEROPENING VAN DEN
HOLLANDSCHEN SCHOUWBURG.
AMPHITRYON.
WEDEROPTREDEN VAN ELSE MAUHS
Amsterdam is een nieuwe schouwburg rijk
geworden. Dat was de blijde verrassing voor
de vele genoodigden die gisteren de eerste
voorstelling van Amphitryon in den Hol-
landschen schouwburg hebben bijgewoond.
Wat daar in dat oude, vroeger zoo holle ge
bouw in drie maanden door den architect
Wolter Bakker is volbracht, grenst aan een
wonder. De oude Hollandsche schouwburg is
verdwenen, een modern intiem theater is on
der de oude kap verrezen. Van de ongezellig
ste zaal is de Hollandsche schouwburg als
bij tooverslag het meest moderne theater van
Amterdam geworden. Stemmig van lijn, rus
tig van kleur is deze schouwburg niet- zijn
fraaie en gezellige vestiaire-halls en zijn twee
ruime amphitheatersgewijze oploopende en
achter elkander gelegen balcons die aan
groote loges doen denken van een inti
miteit als geen ander theater in ons land.
Wanneer ik dit intieme gerestaureerd theater
dat aan 800 personen plaats biedt ver
gelijk met onzen stadsschouwburg, dan rijst
het verlangen In mij. dat een Haarlemsch
maecenas aan den architect Bakker ook nog
eens de opdracht zal verstrekken ons stads
theater te restaureeren. Maar dit zal wel tot
de vrome wenschen blijven behooren.
In dezen vernieuwden Hollandschen schouw
burg verscheen na anderhalf jaar rust voor
het eerst weer Else Mauhs ten tooneele. Een
bijna even feestelijk evenement, dat door het
zeer talrijk publiek tout Amsterdam was
aanwezig geestdriftig is gevierd.
Onze groote actrice, die in het zeer ori-
gineele en geestige blijspel van Giraudoux de
rol van Alcmene met een absoluut on-Hol-
landsche verfijnde gratie en féline charme
speelde, heeft onmiddellijk weer het publiek
stormenderhand veroverd. Voor den archi
tect Bakker en Else Mauhs was het groote
succes van den avond.
Op het stuk en de opvoering die ik door
het late uur helaas niet tot het eind kon bij
wonen kom ik later terug.
J. B. SCHUIL.
SLECHTE WONINGTOESTANDEN
EEN PROTESTVERGADERING.
De afdeeling Haarlem van de Internatio
nal Arbeidershulp heeft Donderdagavond in
gebouw „Caecilia" tezamen met de bewoners
van het Rozenprieel een protestvergadering
belegd tegen de slechte woningtoestanden in
deze wijk. Sprekers waren de raadsleden L.
Peper en G. Oversteegen.
De heer Oversteegen. die het eerst het
woord voerde betreurde het feit, dat niet
meer bewoners aan de oproeping gehoor had
den gegeven en gaf vervolgens een uiteen
zetting van de acties, die in andere landen,
o.a. Engeland zijn gevoerd tegen de noodtoe
standen op woninggebïed.Over de Haarlemsche
toestanden sprekende en in het bijzonder die
in het Rozenprieel, zeide de heer Oversteegen
dat een directe actie, van de bewoners zelf,
uitgaande, noodig ïs, om tot verbetering te
komen. Daarom achtte hij het gewenscht een
commissie uit de vergadering te benoemen,
die zich zou belasten met instellen van een
onderzoek, zoodat naar aanlerding daarvan
later aan den gemeenteraad een adres met
de verschillende klachten gezonden zou kun
nen worden. Spreker meende dat op deze
wijze zeker gunstige resultaten zouden wor
den bereikt.
De heer Peper zelde. dat het de plicht van
de overheid is, de bepalingen van de woning
wet na te komen. Het feit, dat deze protest
vergadering bijeen moest worden geroepen,
bewijst, dat de overheid in de nakoming dezer
wet te kort is geschoten. Spreker gaf ver
volgens een beschouwing over de slechte wo
ningtoestanden tijdens den oorlog en merkte
daarbij op, hoe de regeering hier te lande In
1918 de neiging gevoelde om verbetering in
de huisvesting der arbeiders te brengen.
Inderdaad zijn er verbeteringen gekomen,
maar langzamerhand is de toestand weer snel
achteruitgegaan en thans is het weer zoo ver.
zoo zeide spreker ongeveer, dat er een stijgend
tekort aan woningen is en de arbeiders weer
overgeleverd zijn aan de willekeur van de
„huisjesmelkers". Spreker gaf voorts enkele
bewijzen van noodzakelijkheid van nieuwe wo
ningen. O.a. zeide hij. dat gedurende de
eerste maanden van 1928 het aantal wonin
gen in deze stad met niet minder dan 308 is
afgenomen, terwijl het aantal huwelijken
hier ter stede per jaar 800 bedraagt.
Spreker verweet het gemeentebestuur, dat
ofschoon destijds besloten is tot het bouwen
van arbeiderswoningen, nog steeds niet met
de invoering van het plan begonnen is. Ook
leverde spreker c.rltiek op de nieuwe ge
meentewoning. Zij is slecht uitgevoerd en bo
vendien te klein. Voorts kon spreker zich niet
vereenigen met de uitvoering van de aan den:
Harmenjansweg verrezen woningen voor zg.
„sociaal achterlijken". Spreker was van oor
deel. dut de toestand van deze menschen door
de inrichting van deze woning er sterk op
zou achteruitgaan. De woningen, door parti
culieren voor de arbeiders gebouwd zijn. vol
gens spreker te duur en geven maar al te
dikwijls aanleiding tot het „dubbel bewonen"
van een eengezinswoning met al de nadeelige
gevolgen daaraan verbonden. Ook de gemeen
tewoningen zijn te duur: de arbeider moet
op allerlei andere noodzakelijke uitgaven bo-
zulnigen, wil hij den huurprijs kunnen be-
talen.
Volgens spreker is een oplossing van het
woningvraagstuk onder het huidige staats
gezag onmogelijk. Dat wil echter niet zeggen,
dat de arbeiders bij de pakken moeten neer
zitten. Het is noodig dat er verzet van de
arbeiders komt. Ook de bewoners van het
Rozenprieel moeten protesteeren en daarom
achtte spreker het noodzakelijk een comité
samen te stellen uft de bewoners, ten einde
een nader onderzoek in te stellen.
Een tweetal personen werden hiermede be
last. Tenslotte voerden nog enkele bewoners
van genoemde wijk het woord over den on-
houdbaren toestand aldaar, in het bijzonder
in de Tulpenstraat.
GOUDEN VOORWERPEN
„GEROOID".
MISSCHIEN WAREN ZIJ GEROOFD.
Men schrijft uit Deventer aan de N.R.C.:
Toen Woensdagavond G. V. alhier op zijn
land aan het aardappelrooien was. haalde hij
plotseling een groote hoeveelheid gouden
voorwerpen mede op. Er waren verscheiden*
gouden mutsspelden bij, broches met cantillc-
werk. manchetknoopen van gelijke soort,
halssnoeren en armbanden, alsmede verschil
lende ringen, waarvan enkele met edcl-
steenen bezet. De politie vermoedt, dat het
gevondene van diefstal afkomstig is.
DE ZAKELIJKE BEDRIJFS
BELASTING.
AFSCHAFFING BEVORDERT HET
BEDRIJFSLEVEN.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor Amsterdam, heeft zich met een adres
tot den Gemeenteraad van Amsterdam ge
wend, waarin zij het d.d. 26 Juni 1930 door
de heeren Romme c.s. bij den Raad aan
hangig gemaakte voorstel om B. en W. uit te
noodlgen, een voordracht in te dienen tot op
heffing met ingang van 1931 van de zakelijke
belasting op het bedrijf, me tgroote instem
ming begroet.
Zij wijst er o.a. op. dat ten onrechte wordt
beweerd, dat deze belasting een rechtsgrond
zou kunnen ontleenen aan de noodzakelijk
heid om compensatie te vinden voor de finan-
cieele opofferingen, welke de gemeente zich
voor een toenemende arbeidensbevolking moet
getroosten, waarbij in het bijzonder opgemerkt
wordt dat het beroep op de noodzaak tot het
vinden van een compensatie ook al zou dit
terecht worden gedaan door de met In-
g&ng van 1 Mei 1931 in werking tredende
wet betreffende de financieete verhouding
tuschen Rijk en Gemeenten.
Het opheffen van de zakelijke bedrijfsbe
lasting zal een factor van beteekenis zijn, die
er toe kan bij dragon het wederopleven van
het bedrijfsleven te bevorderen.
VLEESCHHOUWERIJ A. MEIJER.
De vleeschhouwerij van den heer A. Meyer,
Paul Krugerstraat no. 15 heeft eenige be
langrijke verbouwingen moeten ondergaan.
De geheele winkel is uitgebreid, zoodat er
thans geen „opstoppingen" meer in den win
kel plaats hebben, zooals dat vroeger wel eens
op de Zaterdagavonden het geval was. Boven
dien zijn er verscheidene koelcellen bijge
komen. De koelinrichting is van een zoodanl.
gen omvang, dat er vijftien koeien in gebor
gen kunnen worden.
Den snellen bloei van deze zaak kan men
zich eenigszins Indenken, wanneer men weet,
dat dit reeds de vijfde verbouwing is, die de
zaak in haar bestaan van zes Jaren heeft be
leefd, terwijl de diepte van vfer meter tot
11 meter „aangroeide".
Ook de toonbank is vergroot; de étalages
zijn verbeterd doordat zij in marmer werden
gezet en stofvrij werden gemaakt en de vloe
ren zijn opnieuw betegeld.
Voor de verbouwing zorgde de aannemers
firma Box, die een pluim voor de keurige uit
voering verdient.
Den heer Meyer onze gelukwenschen met
deze nieuwe aanwinst.
ZANDVOORTSCHE REDDINGSBRIGADE.
De Zandvoortsche Reddingsbrigade Is haar
winterwerk begonnen met het instellen van
een cursus ln „reddend zwemmen", In Stoop's
bad.
De vreemdeling in Venetie zal zich niet lang meer met de duivemwerm op het Marcusplcin
kunnen vermaken, want het stadsbestuur heeft besloten, de arme dieren neer te schie
ten, omdat de reiniging van de door de gevleu gelde bewoners verontreinigde gebouwen jaar
lijks millioenen verslindt.