LETTEREN EN KUNST
HET TOONEEL.
Jhr. Van Riemsdijk's laatste Tooneelstuk.
„Het Doode Punt.
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
LANGS DE STRAAT.
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1930
DERDE BLAD
(Uitg. van Haverman's Moderne Tooneelbibliotheek Naarden)
Jhr. A. W. G. van Riemsdijk heeft tot het
laatst van zijn leven in zij it roeping als too-
neelschrijver geloofd. De oorlog is hem voor
bij gegaan, zonder hem in zijn liefde voor
de oude romantiek te hebben geschokt; in
zijn smaak is hij van zijn eerste drama
Mea Culpa af tot zijn laatste, Het Doode
Punt, dat eerst na zijn dood is uitgegeven,
zichzelf gelijk gebleven. Men moge moeite
hebben dit, te begrijpen, men moet er toch
ook eerbied voor hebben, dat hij niet
schroomde, altijd maar weer tooneelwerken
te schrijven en te publiceeren, waarvan hij
van te voren reeds wist, dat zij veel en
dikwijls scherpe kritiek zouden uitlokken.
En een ieder zal Van Riemsdijk's groote
werkkracht, die hem in staat stelde tot het
schrijven van 17 tooneelstukken, moeten
eerbiedigen.
In „Het Doode Punt" heeft hij nog eens
als in „Een Stem van de Bergen" van
zijn liefde en bewondering voor de Zwitser-
sche Alpen en zijn bewoners getuigd. Ro
manticus dit spreekt wel vanzelf toonde
hij zich ook in dit nagelaten werk, maar
hij heeft zich in dit drama toch meer weten
te beheerschen dan in veel van zijn laatste
stukken.
In geen enkel van zijn laatste drama's is
Van Riemsdijk zoo geslaagd in wat hij zich
als tooneelschrijver ten doel stelde als in
Het Doode Punt. Het stuk is goed gebouwd,
is met tooneelflair en met een klaarblijkelijk
begrip voor tooneeleffecten geschreven. Van
Riemsdijk heeft zich in dit laatste stuk nog
eens tooneelschrijver getoond. Men moge
sceptisch staan tegenover dit romantische
genre, men zal den schrijver den lof niet
kunnen onthouden, dat hij spanning in zijn
laatste drama heeft weten te brengen en
het zou mij niet verwonderen, dat het bij
opvoering een voor romantiek ontvankelijk
publiek zou boeien.
Men voelt in Het Doode Punt duidelijk
den invloed van Ibsen, al blijft die invloed
zooals bij den romanticus van Riemsdijk
te verwachten was voornamelijk aan den
buitenkant. Men denkt bij het lezen van,dit
drama nu en dan aan Bouwmeester Solnes
en aan De Volksvijand. Ik wil hiermede
allerminst zeggen, dat Van Riemsdijk bij Ib
sen te gast is gegaan, maar het is wel dui
delijk, dat deze twee stukken van den groo-
ten Noor hem tot het schrijven van Het
Doode Punt hebben geïnspireerd.
Felix Liechti, een zoon van de bergen, die
dank zij den steun van een rijken Ameri
kaan ingenieur is geworden, komt na
een langdurig verblijf in Amerika in zijn
geboorteplaats Zermatt terug, waar hij een
'zweefbaan naar den top van den Matter-
horn wil bouwen. Maar in het dorp komt
hevig verzet tegen deze plannen. De gidsen,
die er een bedreiging in zien van hun be
staan, vergaderen onder leiding van Liechti's
eigen vader, een ouden gids, en opgezweept
door een priester, die in een zweefbaan naar
den top van den Matterhorn een aanran
ding ziet van God's grootheid, bezweren zij
Liechti zijn plannen op te geven. Maar de
jonge ingenieur blijft onverzettelijk. Hij
staat met Veronica, het dorpsmeisje, dat
hem lief heeft, als de „volksvijand" alleen
tegen zooals Ibsen haar ook reeds noemde
de „compacte meerderheid". Wanneer de
gidsen in hun woede op hem toedringen en
dreigen hem te zullen dooden, is het alleen
Veronica, die hem beschermt. Liechti ver
vloekt zijn vroegere dorpsgenooten en als hij
met moeite zich een doortocht door de ver
bitterde menigte heeft gebaand, blijft zijn
oude vader met Veronica en den priester
achter en snikt deze het in wanhoop uit,
dat zijn Felix een zoon van de bergen
als hü zoo kon ontaarden.
In het tweede bedrijf hebben de plannen
van den ingenieur vasteren vorm aangeno
men. Gesteund door een consortium van rijke
Amerikanen en door de hotelhouders van
Zermatt, die in een zweefbaan naar de Mat
terhorn een gouden toekomst zien, staat
Liechti op het punt met de werkzaamhe
den te beginnen. Maar hij heeft daarbij de
gidsen de eenige mannen, die boven op
den Matterhorn kunnen werken noodig.
Weer vindt hij den fanatieken priester te
genover zich, maar de gidsen zijn nu ver
deeld. Wanneer zij hooren welke groote loo-
nen zij bij den bouw van de zweefbaan kun
nen verdienen, zwichten velen voor den
Mammon. Dezelfde gidsen, die Liechti eerst
hebben vervloekt, juichen hem nu toe. De
priester verliest al meer en meer terrein en
als de mannen van Zermatt na een zeer
bewogen vergadering voor de tweede maal
uiteengegaan, is Liechti overwinnaar geble
ven. De jonge ingenieur is er nu zeker van,
dat zijn zweefbaan naar den top van den
Matterhorn er zal komen.
In het derde bedrijf is het werk gereed en
zal de zweefbaan feestelijk worden ingewijd.
In een laatste gesprek, dat hij met Liechti
heeft, erkent de priester, dat de ingenieur
overwonnen heeft. Hij heeft den Matterhorn
bedwongen. Dat dit mogelijk is gebleken,
heeft den priester zijn Geloof ontnomen,
want hij heeft altijd gemeend, dat de macht
van den mensch niet verder ging dan tot
een zeker punt, het „doode punt", zooals hij
het noemt. Maar daarboven uit is Liechti nu
gestegen. Dat heeft den priester zoo aan het
twijfelen gebracht, dat hij niet meer bidden
kan. "Liechti staat thans op het punt den
Matterhorn te bedwingen. Nog enkele minu
ten en de top zal per zweefbaan zijn bereikt.
Maar Liechti heeft niet gerekend met de
machten, die boven den mensch gaan! Wan
neer Veronica op het bordes van het hotel
staat, wuivend met een doek naar Liechti,
die naar boven stijgt, en het koor een hymne
zingt ter eere van den man, die den MatteT-
horn heeft overwonnen en hier is het, dat
de herinnering aan Bouwmeester Solnes bij
ons boven komt klinkt plotseling een har
de slag! Een bliksemflits, angstig gegil van
uit de menigte en even later wordt Liechti
zwaar gewond op een baar binnengedragen.
De Matterhorn heeft zich niet door men
schen laten bedwingen, Liechti is niet over
het doode punt de grens door God gesteld
heen kunnen komen. De priester vouwt
zijn handen; hij kan weer bidden.
Het is de romanticus Van Riemsdijk, die
zich ook in dit stuk niet verloochende. Maar
ook de dramaturg, die zijn effecten wist te
berekenen en tooneel wist te schrijven. Men
moet dit stuk en vooral zijn dialoog niet
ontleden. Een dieperen kern als bij een
Ibsen zal men er tevergeefs in zoeken,
maar Van Riemsdijk streefde daar ook nooit
naar. Hij was tevreden met de uiterlijke ef
fecten en die zijn in dit stuk zeker te vinden.
Ik twijfel niet, of de groote scène tusschen
de gidsen, den priester en Liechti in II zal
het op het tooneel doen. Spanning blijft er
tot het slot en al is de val van Liechti aller
minst voorbereid en overkomt den ingenieur
dat ongeluk feitelijk alleen maar, omdat de
schrijver het voor zijn tooneeleffect zoo wil,
wij erkennen toch de waarde van dit stuk
als romantisch drama. Het zal het daarvoor
ontvankelijk deel van het publiek ongetwij
feld boeien en pakken en dat is altijd de il
lusie van Van Riemsdijk als tooneelschrijver
geweest. Wanneer men de nagedachtenis van
dezen schrijver wil eeren dan kan men dat
niet beter doen dan met een opvoering van
dit nagelaten werk, dat zoo volkomen en
echt een „Van Riemsdijk" is. En het zou mij
zooals ik schreef niet verwonderen,
wanneer Het Doode Punt bij het publiek ster
keren bijval zou vinden dan vele stukken uit
zijn laatste levensjaren.
J. B. SCHUIL.
HET AMSTERDAMSCH TOONEEL.
AMPHITRYON.
Hoeveel tzwarader en moeilijker dan de
vrouwen van tegenwoordig hadden het de
Grieksche vrouwen van het oude Thebe, die
haar eer niet alleen door de mannen maar
ook nog door de Goden belaagd zagen. Welk
een uitzonderlijke figuur \vas Alcmene,
Amphitryon's vrouw, die weerstand bood zelfs
aan de verlokkingen van Jupiter. Dat zulk
een voorbeeldige huwelijkstrouw ooit bestaan
heeft, wie zou het durven igelooven, als hij
denkt aan de legers van ontrouwe vrouwen,
die in de laatste jaren op het tooneel wel
te verstaan aan zijn oogen voorbij trokken.
Het doet goed ook nog eens een trouwe vrouw
in een blijspel te zien al meent de schrijver
dan ook naar het oude Griekenland te moe
ten gaan om haar te vinden.
Het is de oude legende van Alcmene, Amphi
tryon's trouwe, liefdevolle- vrouw, die
door den opperste der Goden, Jupiter, begeerd
wordt, welke Giroudoux op luchtige maar
allerminst vluchtige geestige wijze in zijn
blijspel heeft gemoderniseerd. Mercurius is
Jupiter's slechte geest. Hij wijst hem den
gemakkelijksten weg om tot Alcmene's ver
trekken door te dringen. Een God als Jupiter
behoeft immers alleen maar even een oorlog
te maken om bij de vrouw van den krijgsman
Amphitryon vrij spel te hebben. Want zonder
oorlog zal het niet gaan. Jupiter weet, dat
Alcmene's liefde voor Amphitryon zóó groot
is, dat hij slechts in de gedaante van haar
eigen man durft verschijnen. Argeloos want
immers onwetend valt Alcmene.
Maar als Jupiter openlijk zijn komst aan
kondigt, weerstaat zij hem. Alcmene is Am
phitryon zoo trouw, dat zelfs de opperste der
Goden hem niet uit haar hart kan bannen.
Het is weer de listige Mercurius, die Alc
mene valstrikken spant. Hij fluistert haar in,
dat Jupiter in de gedaante van haar man
zal verschijnen en als zij de stem van Am
phitryon hoort, denkt zij niet anders dan
dat Jupiter in vermomming voor haar staat.
Het is een van de best geslaagde gedeelten
van dit origineele blijspel, wanneer Alcmene
altijd nog in de meening, dat Amphitryon
Jupiter is haar eigen man in de armen
van de in liefdeszaken minder scrupuleuse
Leda drijft. Hoe Giraudoux de Goden en de
menschen weer met elkaar verzoent, heb ik
niet kunnen afwachten, omdat het late uur
mij dwong vóór het einde naar Haarlem
terug te keeren. Maar ik heb toch genoeg
van Amphitryon gezien om te kunnen zeg
gen, dat Giraudoux deze oude legende op een
luchtig-badineerende, zeer .geestige wijze in
zijn blijspel heeft verwerkt, waarin on
danks de frivoliteit van de bambocheerende
Grieksche Goden de trouw en de liefde
van Alcmene een prachtige, zuivere kern
vormt.
Al is het parodistisch element in deze ge
moderniseerde legende niet geheel door Gi
raudoux verworpen, het is er toch slechts een
onderdeel van. Zijn stuk blijft blijspel in den
goeden zin van het woord. Giraudoux' esprit
is niet voor de groote massa. Zijn soms
zeer geestige dialoog eischt voortdurende
aandacht van de hoorders en het duurt ook
eenlgen tijd, voordat het publiek door de
wat al te gerekte inleiding in deze Goden
en menschenwereld geheel thuis is. Maar
heeft Giraudoux ons eenmaal geboeid, dan
laat hij ons niet meer los en volgen wij met
voortdurend genoegen den geestigen dialoog
en bewonderen wij den schrijver, die in een
zoo schijnbaar luchtig, frivool stuk een zoo
prachtige, gave vrouwenfiguur, voor wie de
liefde het allerhoogste is, wist te scheppen.
En het verheugende van de voorstelling
door Het Amsterdamsch Tooneel was, dat
deze mooie vrouwenrol door Else Mauhs werd
gespeeld. Zij had na anderhalf jaar rust
moeilijk een gelukkiger rentree op de plan
ken kunnen maken. Welke Hollandsdhe actri
ce brengt op het tooneel een zoo bekorende
gratie mee als Else Mauhs? Hoe mooi van
hjn, hoe innig gracieus is elk gebaar, elke
beweging van haar! En daarbij, welk een
echte vrouwelijkheid en aristocratische
voornaamheid in dat spel! Haar actie is vlin-
derachtig-licht en toch steeds warm men-
schelijk. Het is „comedie" in grooten stijl,
zooals gec i andere actrice in Nederland ver
mag te geven. Aan Else Mauhs was dan ook
het groote succes van den avond te danken!
Naast een actrice van zoo verfijnde, gra-
cieuse actie worden bijna alle Goden en
menschen plomp en lomp. Alleen Cruys
Voorbergh heeft het zwierige gebaar, dat bij
het spel van Else Mauhs volkomen aansluit.
Deze Mercurius ging werkelijk op vleugelen.
Het was voortreffelijk! Maar Nell Knoop
beklaagde ik, dat zij naast Else Mauhs, die
één en al gratie is, moest optreden. Leda
kraeeg naast deze Alsmene iets bijna onbe
holpen onhandig. Alleen Willy Haak zou mis
schien in staat zijn geweest, tegenover zulk
gracieus spel de figuur van Leda de noodige
lichtheid en elegance te geven.
Henri Eerens had enkel de niet al te
snuggere soldaat en krachtige man te zijn
en hij was dit volkomen. En Jupiter voelde
zich als mensch zoo hopeloos onhandig, dat
Huf's spel heel gelukkig contrasteerde tegen
de verfijnde actie van Else Mauhs. In de
gedaante van Jupiter had ik Huf wat for-
scher en krachtiger gewenscht, ook al moge
hij dan zwak door de liefde zijn.
De regie van Johan de Meester die ook
bij dit lichte stuk volkomen passende décors
had ontworpen valt alleszins te loven.
Er bestond het groote gevaar, dat men te
veel naar de parodie dus naar het kluch
tige zou afdalen, waardoor de mooie figuur
van Alcmene in het gedrang zou zijn geko
men. Dit heeft de regie aldoor weten te ver
mijden. Zelfs Lotias en de trompetter Bob
van Iersel en Jo Sternheim die het kluch
tige accent het meest hadden aan te geven,
bleven binnen de perken. Mevrouw Sablai-
rolles als de voedster stond wat vreemd en
wat erg huiselijk in dit stuk. Haar spel had
meer fantasie kunnen verdragen.
Wij zullen ook hier te Haarlem waar
Else Mauhs zoo veel vrienden en bewonde
raars telt Amphitryon wel krijgen. Ik zal,
wanneer ik dit blijspel tot en met het eind
heb gezien, gelegenheid hebben op stuk en
opvoering nog eens terug te komen.
J. B. SCHUIL.
NATHAN HEEFT MAZZEL.
Zondag, Maandag en Dinsdag zal het ge
zelschap van Herman Bouber in de Gemeen
telijke Concertzaal opvoeringen geven van
het amusante blijspel „Nathan heeft Maz
zel". De pers heeft vol lof geschreven zoowel
over het stuk als het spel. Vooral Bouber's
creatie van Nathan Cohen wordt zeer gepre
zen. „Een kostelijke figuur, waarin men
Bouber op zijn best kan zien. Een fijne crea
tie, sober en grondig en met momenten van
prachtige uitbundigheid naast oogenblikken
van ontroerende triestheid", schreef De Te
legraaf. En Het Alg. Handelsblad: „deze
kleine Jood is door den schrijver meesterlijk
geteekend en wordt even meesterlijk door
Bouber gecreëerd."
TERAARDESTELLING ANNA DE SAVORNIN
LOHMAN.
Nadat in Bronovo te 's-Gravenhage een
rouwdienst was geleid door Pastor Herbst, is
Vriidag op de begraafplaats Oud Eik en
Duinen het stoffelijk overschot van de be
kende schrijfster jkvr. A. A. M. de Savornin
Lohman ter aarde besteld. De plechtigheid ge
schiedde in allen eenvoud en werd o.a. bijge
woond door eenige dames uit de literaire
wereld, lezen wij in het Hbld. Met den stoet
kwamen mede jhr. mr. M. A. de Savornin
Lohman, jhr. mr. W. H. de Savornin Lohman,
president van den Hoogen Raad en de heer
J. C. Blois van Treslong Prins.
Bij de groeve sprak Pastor Herbst een
kort afscheidswoord, waarna jhr. mr. M„ A.
de Savornin Lohman, broeder van de ontsla
pene, dankte voor de betoonde belangstelling.
EEN VARIéTé OF GEEN VARIéTc TE
AMSTERDAM?
De Berlijnsche W.-correspondent van het
Alg. Handelsblad heeft bij den heer Marx,
directeur van het Scala-concern, dat varié
té-theaters te Berlijn (een tweetal), Ham
burg, Leipzig, Dortmund en thans ook „Are-
ne" te Rotterdam exploiteert, navraag ge
daan naar het gerucht, dat dit concern aan
de Munt te Amsterdam een groot theater
zou gaan exploiteeren. De heer Marx sprak
het bericht in dezen vorm tegen, doch
schetste het als niet geheel onmogelijk dat
inderdaad te Amsterdam een theater ge
ëxploiteerd zou worden, op dezelfde basis
als „Scala" in Berlijn. Door een bijzonder
systeem is het 't concern mogelijk de beste
artisten uit de wereldsteden te engagee-
ren.
ONTVANGEN BOEKEN
Bij de Ned. Uitgevers Mij is verschenen:
„De Vierde bezoeking", door Edgar Wallace.
De vertaling uit het Engelsch is van J. van
Gelder.
Op den omslag een modern gekleurde me
neer, die een browning en één oog (het ande
re gaat schuil onder zijn hoedrand) op den
lezer richt en meer op den achtergrond een
vrouw, die vol spanning staart naar een
punt in de verte. Zóóals deze felle plaat is ook
de inhoud van het boek: 't is een fantastisch
verhaal van misdaad en verschrikking.
De N.V. Leidsche Uitgevers Mij. heeft het
licht doen zien den roman: „De Eenzamen",
geautoriseerde vertaling uit het Deensch
door M. C. Castendijk. Een verhaal van het
leven op de eenzame hoeven in het Noorden
van Europa.
Maxim Gorki schreef schetsen: „Uit mijn
Studententijd" en Ljoeba Dworson vertaalde
ze. Het boek, vol van de typen in het uitbeel
den waarvan Gorki zulk een meester is. is
verschenen bij de Ned. Uitgevers Mij te Am
sterdam.
door KAREL DE JONG.
De programmas der komende week bevatten
aantrekkelijks voor muziekliefhebbers van
den meest uiteenloopenden smaak. Velen zul
len Zondagavond de uitzending van het Con
certgebouw inschakelen om na de frissche
Ouvei-ture „De getemde Feeks" van Joh. Wa
genaar het eerste vioolconcert (op. 25) van
Max bruch, gespeeld door Louis Zimmermann,
te hooren, een stuk dat, een halve eeuw ge
leden, de vioolwereld stormenderhand ver
overde en nog immer tot de veel gespeelde
en geliefde werken uit de litteratuur behoort.
Werd het, in een tijd toen het om zijn tech
nische en muzikale moeilijkheden beruchte en
ontweken vioolconcert van Brahms nog
slechts met moeite begon door te dringen, als
vrijwel evenwaardig met de concerten van
Beethoven en Mendelssohn geschat en toe
gejuicht, sindsdien is de apprciatie wel wat
gewijzigd. Men heeft Brahms' ietwat stroeve
muziek leeren verstaan; naar mate hij het
pleit won, is de zoetvloeiende Bruch op den
achtergrond geraakt. Toch was zijn eerste
concert een trouvaille: het vereenlgde Spohr's
cantilene met Vieuxtemps' vltuoze viool-
schrijfwijze, en geeft het orkest, een belang
rijke, instrumentaal voortreffelijk ingekleede
partij. Bruch heeft nadien nog twee viool
concerten geschreven, die geen van beide ook
maar bij benadering een succes als het eer
ste hebben kunnen behalen; zij zijn dan ook
aanmerkelijk zwakker wat muzikale vondsten
betreft.
Ik noemde hierboven Louis Spohr; de meeste
werken van dezen, eenmaal Invloedrijken
componist en beroemden vioolkunstenaar zijn
verbleekt en vergeten; noch zijn opera's Faust
of Jessonda, noch zijn symphonieën komen
meer op de programma's voor. en van zijn
vele vioolconcerten worden nog maar een
paar (nos. 8 en 9 en soms no. 11) hoofdzake
lijk voor studiedoeleinden gebruikt. Maar van
tijd tot tijd komt het meest beroemde, de z.g.
„Gesangsscene" (no. 8) toch op het groote
podium, en juist deze week (Donderdagavond
uit Kalundborg) zal men den ook ten onzent
bekenden vioolvirtuoos Georg Kulenkampff
het eens zoo geliefde werk kunnen hooren
voordragen.
Spohr leefde van 1784—1859; zijn tijdge
noot Marschner, wiens naam veelal in één
adem met dien van Spohr genoemd wordt,
van 1796 tot 1861. Marschner was de compo
nist van de destijds beroemde opera's „Der
Vampyr" (1828), „Templer und Jüdin" en
„Hans Heiling" (1833). De laatste wordt als
zijn meesterwerk beschouwd; Wagner stelde
haar zeer hoog; vaak wordt gewezen op den
invloed, dien Marochners werk op Wagners
Fliegenden Hollander heeft uitgeoefend. De
ouverture zal men Zondagavond van het
Avro-orkest kunnen hooren.
Van Marschner komen we vanzelf op Weber
1786—1826), wiens opera „Euryanthe" Zon
dagavond uit. Langenberg wordt uitgezonden.
In tegenstelling met „Der Freischiitz", die van
begin (1821) af een geweldig succes had en
een ware triomftocht door alle Duitsche en
vele buitenlandsche schouwburgen deed. werd
de in 1823 voor het eerst opgevoerde „Euryan
the" slechts weinig toegejuicht. De oorzaak
lag wel in het minder gelukkige libretto van
Hermine von Chery, van wie ook de tekst van
de door Schubert gecomponeerde, maar even
min geslaagde „Rosamunde" afkomstig was.
De schitterende Ouverture, waardig pendant
van de niet minder beroemde Freischütz- en
Oberon-Ouvertures kennen alle orkestcon
certbezoekers: de gelegenheid om de geheele
opera „Euryanthe", (die vroeger wegens den
weinig dramatischen tekst wel „Ennuyante"
genoemd werd) te hooren heeft men niet zoo
vaak.
Maandagavond zendt Weenen o.a. „Don
Quixote" van Richard Strauss uit, voorafge
gaan door een inleiding van Dr. Paul Pisk.
Het indertijd veel omstreden stuk program
mamuziek van den nog levenden toondichter
(geb. 1864) is te beschouwen als een schakel
in den rij der deels tragische, deels philo-
sophische of zelfs humoristische figuren die
Strauss in hun schrille verhouding tot het
leven en tot hun omgeving muzikaal heeft,
uitgebeeld. Van Don Juan loopt die rij van
Macbeth, Tod und Verklarung, Till Eulen-
spiegel, Also sprach Zarathustra, Don
Quixote tot en met Ein Heldenleben. In zijn
latere orkestwerken (Simfonia domestica en
Alpensymphonie) heeft de componist andere
onderwerpen aangeroerd. Verbluffend is bij
vergelijking van al de eerstgenoemde werken,
naast de onuitputtelijke rijkdom der or
kestrale kleuren, de verscheidenheid der
muzikale vormen waarin de stof gegoten is.
Werd voor Till Eulenspiegel de rondo-vorm
geschikt gemaakt, voor Don Quixote's avon
turen leverde de variatie-vorm een passend
muzikaal kleed. Met eenige fantasie zal men
verschillende episodes uit Cervantes' verhaal
zonder moeite herkennen; de muzikale schil
dering gaat dan ook wel tot de uiterste gren
zen. Geniaal is de omwerking der hoofd
thema's naar gelang van den aard van het
gebeuren. De naam Variaties is zeer vrij op te
vatten; men heeft hier geen gewone variaties
met hoofdzakelijk behoud van vorm en har-
monieering van het thema maar een reeks
karakterstukken, uit hetzelfde materiaal in
de meest uiteenloopende richting ontwik
keld.
Van Anton Bruckner (18241896) worden
deze week twee symphonieën uitgezonden:
de 5de Maandagavond uit Leipzig, de 4de
of Romantische Woensdagavond uit Berlijn.
De enorme symphonische monumenten van
den eenvoudigen, wromen Oostenrijkschen
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
U U wordt zacht, blijft
W Ia d O 1 keurig zitten, krijgt
mooier glans en valt niet uit, indien U 1 of 2
maal per week een weinig Purol in het haar weg-
wrijft zoodat het daarin wordt opgenomen.
Noodlot.
Hebt u wel eens het ongeluk gehad mid
den in een film, terwijl alles er net op begon
te wijzen, dat de regisseur er toch in ging
slagen er nog een goeien afloop aan vast te
knoopen, ondanks de zich in milde hoeveel
heid opstapelende onoverkomelijkheden van
de eerste vijf acten, weg te moeten, omdat
u den laatsten trein nog ihoest halen?
Weet u wat het zeggen wil om midden ln
de derde acte van een beter blijspel, dan er
ooit op de planken vertoond is, weg te moe
ten, omdat er geen onverbiddelijker dingen
ter wereld zijn dan de wijzers van een klok,
die zich niet storen aan kluchten of drama's
of blijspelen, maar die doordraaien, dom,
verwaten en stokstijf doordraaien, omdat de
één of andere dwaze mensch het noodig
heeft gevonden den tijd in stukjes te ver-
deelen, zoodat je precies kon uitrekenen, dat
het ontzettend onpractisch was een heel uur
lang stil te staan bij een stuk of wat kibbe
lende zwarte merels in een lijsterbes met
dikke oranje trossen en nog veel onprakti
scher, überhaupt tijd te besteden aan iets
anders dan je eigen belangrijke ik, dat de
Engelschen met één letter en dan nog wel
een hoofdletter schrijven, omdat 't hei eenige
ter wereld is. dat bestaansrecht heeft?
Dat is mij gisteren overkomen, en de ont
knooping, die ik gemist heb. weegt mij zwaar.
Hij kriebelt voortdurend mijn hersens als een
hinderlijk haar mijn neus. en als het nog
lang duurt ga ik vandaag weer naar Zaan
dam om zekerheid te krijgen.
Het begon heel gewoon. Een poes. die zich
klagelijk zat aan te stellen boven op een
schuurtje, en er eigenlijk heelemaal niet af
wou, en een juffrouw, die er in vloog, en on
middellijk met volle toewijding haar leven
in de waagschaal ging stellen voor het ,.toe-
reloeresie". Ze sleepte een stoel aan, die te
laag was, hief een paar machtelooze teedere
handen omhoog en fleemde wat lieve ge
luidjes in de richting van de inwendig grin
nikende poes, die evenwel niet vergat, om
een paar smeekende oogen op te zetten en
van tijd tot tijd een allerzieligst kreuntje los
te laten. Poesen doen in raffinement niet
onder voor vrouwen.
„MIa aaauw?" zei de poes.
„Ach me schat", zei de juffrouw half hui
lend. „Kan ie er dan niet af? Wacht maar
effe, hoor, de vrouw gaat het trapple halen.
Zal je zoet effe wachte?"
„Ja-aaauw!" zei de poes nog een beetje
trilleriger. Maar een lachschokje wandelde
over haar rug, zoodra de Juffrouw zich ge
draald had.
In de verte sloeg een klok en floot een
trein. Mijn ééne been deed een stap in de
richting van het station, en het andere deed
onmiddellijk weer een stap terug, want de
juffrouw kwam aangezeuld met een trapje,
dat ze na veel wiskunstig gereken en ge
schuif onder 's poesen zitplaats posteerde,
en beklom.
De poes schoof omzichtig twee stappen
terug en uitte een protestgeluidje.
„Kom dan, poesPoes, poes, poes?"
vleide de juffrouw met haar neus net boven
de dakgoot De trein in de verte floot harder
en nijdiger. Allebei mijn beenen deden een
stap en weigerden toen den dienst weer.
De poes schoof een eindje terug, stak toen
haar kop hulpeloos vooruit, en piepte weer
klagelijk. Het hart van de juffrouw barstte
haast van medelijden en liefde, en ze klem
de zich aan de dakgoot vast en schoof zoo
ver op zij, dat ze bijna in een hoek van vijf
en veertig eraden op het trapje stond. Mijn
beenen deden weer drie stappen. Het trapje
wankelde. De poes miauwde De juffrouw
liefkoosde met woorden en blik. In de verte
floot de trein.
Er hielp niets aan. Ik moest weg. En net
toen ik het op een hollen zette, en met mijn
linkeroog nog gauw even achterom keek,
zag ik, dat het gebeurd was. Het trapje was
omgevallen. De juffrouw bungelde aan de
dakgoot, en de jx>es zat op het nokje haar
poot voor haar bek te houden om niet te
iaten zien hoe zij lachte.
Ik heb den trein gehaald. Er is al weer
een nacht om, en ik zit weer thuis of er
niets gebeurd is. Maar in mijn hersens krie
belt steeds treiterig een onrustige gedachte,
die plaats laat voor geen enkele andere.
„Zou ze er nog hangen?"
W. T.
organist breken zich langzaam, maar zeker
baan. Jammer genoeg, dat zij, evenals de
orkestwerken van Rich. Strauss, voor kleinere
orkesten nagenoeg onuitvoerbaar zijn. Hier
ter stede werd op een der Bachconcerten door
het Residentie-orkest tie 7de Symphonic van
Bruckner vóór eenige jaren gespeeld. De
4de Symphonie is in 1873—1874 geschreven.
Haar romantiek is die van het Duitsche woud.
Het eerste hoofddeel wordt beheerscht door
de verhevenheid en schoonheid van het woud
in de voorstelling van den toondichter, door
gevoelens van wijding en godsvrucht. In het
tweede heerscht een weemoedig-ernstige stem
ming; treurmuziek, natuurklanken, vogelroep.
Aan het slot breekt het licht door in jubelende
klanken. Het derde geeft Jagd-impressles; de
Finale, het meest gecompliceerde deel, een
afwisseling van duistere, stormachtige en
blijdere stemmingen.
De 5de Symphonie, ook wel „Koraal"- of
„Geloofs"-Symphonie genoemd, een der
grootste en meest bcteekenende onder de
negen van Bruckner begint met een myste
rieus preludeerend Adagio, dat in een mach
tig Allegro overgaat, hetwelk tot jubelende
verheerlijking der Godheid stijgt. Het Adagio
zingt van eenzaamheid, leed en troost; het
Scherzo heeft een eenigszlns demonisch, doch
vaag karakter. Het meest geweldige deel is
de Finale, aanvangend met herinneringen aan
de voorafgegane deelen. dan zich ontwikke
lend als een reusachtige fuga, waaruit de
Koraalmelodie opstijgt; een geweldige duib-
belfuga volgt, waartegen de koraaimelodie
onophoudelijk klinkt, om als een goddelijk
gebod boven alles te schitteren. In een over
weldigende kracht expansie wordt het werk
afgesloten.
Uit de verdere programma's wil ik nog de
aandacht vestigen op de improvisaties over
opgegeven themas die Willem Andriessen Vrij
dagavond voor de V.P.R.O. te Hilversum zal
houden. Slechts weinigen kunnen of durven
zoo iets aan; ik ben, jaren geleden, ervan
getuige geweest met welk een buitengewoon
talent Andriessen zich van een zoo moei
lijke taak kweet.
KAREL DE JONG.
Men zal zich de artikelen herinnerendie wij eenigen tijd geleden aan Walther Rathe-
nau, den grooten Duitschen staatsman, vrijs geer en econoom geivijd hebben. Tengevolge
van een Duitsch-nationalistische campagne werd hij het slachtoffer van een moordaan
slag. Thans heeft men in Berlijn een Rathe nau-fontein onthuld, die ontworpen werd
door den beroemden Duitschen beeldhouwer Prof. Kolbe.