FEMINA
EN NU DE KINDEREN.
AVONDJAPON
FEESTVIEREN
ONZE SPIEGELRUITEN
GIJ, ZILVERHARIGE
Het woord Is aan
\W!So/<!s
RECEPT.
Hoe men de kleuters
bezig houdt.
MIDDAGMANTEL
HAARLEM'S
DAGBLAD
DONDERDAG
2 OCT. 1930
Ja zeker, nu zijn de kinderen aan de beurt,
nadat we zoo enkele grepen hebben gedaan
uit de nieuwe modellen voor de grooten. En
in hoofdzaak gaan we daarbij van het prac-
tische standpunt uit, dat onze meisjes in de
eerste plaats eenvoudige, aardige school
jurken noodig hebben. Vandaar dat deze
leuke combinatie van kinderjurken voor
diverse leeftijden onze aandacht trok. Het
plaatje geeft er een vijftal weer. Nummer 1
is een jurk van grijsblauwe stof, met breede
plooien, die van boven, tot ongeveer ter
hoogte van de heupen, vastgestikt zijn. Met
een wit kraagje met revers en manchetjes is
dit een heel aardig jurkje. De kleur is heel
praktisch, en niet zoo „besmettelijk", terwijl
men er telkens een frissche noot aan kan
geven door een schoon wit kraagje en dito
manchetjes. En het is meteen een goede oefe
ning voor de kleine jongedame, als moeder
haar leert, hoe ze die er zelf af moet tornen
en wasschen, stijven en weer opnaaien. Dat is
heusch zoo'n toer niet! Nummer twee is een
kort jurkje van rose jersey, met plooien op
zij, terwijl de korte mouwtje, voorzien zijn
van donkerblauwe manchetten, waarvan
ook het kraagje en de stropdas zijn, een en
ander gegarneerd met smal wit galon. Num
mer drie is een matrozenpakje, dat als
schooldracht wel zijn bestaansrecht bewezen
heeft. Het is van marine-blauwe serge met
een wit-plqué kraag, met blauwe galons, en
een zijden stropdas. Nummer vier, voor een
wat grooter meiske, is gedacht van groene
crêpe marocain de laine. heel simpel, met
een klokrokje en als eenige gameering een
paar rijen gekleurde stiksels. En dan hebben
we ten slotte natuurlijk de traditioneele,vlotte
jurk van de Schotsche ruiten wollen stof, rok
met plooien, zwart lakceintuurtje, een kraag
je en manchetten van wit. Ziezoo, moeder
(en dochter natuurlijk!), U heeft maar uit
te kiezen
Lang niet iedereen is geschikt, om een
feestje in elkaar te zetten. Daar zijn dan
de menschen, die meenen dat geen enkel
feest kan slagen zonder dat er van minuut
tot minuut, erger nog. van seconde tot secon
de is uitgemaakt, hoe de tijd besteed zal
worden. Met het onvermijdelijke gevolg, dat
de feestgangers doodop thuiskomen en het
gevoel hebben, alsof zij als kinderen op een
vei'jaarspartijtje zijn geweest, waarbij wel
degelijk van tevoren precies moet worden,
uitgemaakt, hoe de tijd zal worden besteed.
Anderen daarentegen vinden dat zij alles
maar aan het toeval moeten overlaten, een
feestje wordt het leukst als het geïmprovi
seerd is. Dat is nu allemaal heel goed en best,
wanneer er ook geen uitnoodlgingen wor
den gedaan, en het feest vanzelf ontstaat
uit een toevallig samengekomen gezelschap.
Maar gaat men eenmaal uitnoodigen, dan is
een draad door het feest zeker noodig. An
ders komt er bijna zeker een moment, dat de
gasten elkaar aankijken en zeggen; wat nu?
Een feestje organiseeren mag dan al een
kunst zijn, datzelfde feest vieren is eveneens
een kunst. Daarmee bedoel ik niet de wijze
van feestvieren, die doet iedereen naar zijn
aard weer geheel verschillend, de eene luid
ruchtig, de andere stil genietend, enzoovoorts
Maar de menschen die niet kunnen feest
vieren zijn degenen, die er óf als een houten
pop bij blijven, zonder een oogenbllk uit de
plooi te komen, óf die van louter gekheid en
dwaasheid geen maat kennen en die de rest
van het gezelschap overschreeuwen en stil
maken.
De stillen in den lande hebben er soms
last genoeg van, dat zij niet mee kunnen
doen. Zij voelen zich stijf en onhandig, heel
dikwijls weten zij wel, dat zij gevaar loopen
de algemeene stemming te bederven, maar
zij kunnen er niet bovenuit komen. Zulke
menschen kunnen alleen genieten, wanneer
zij kans zien zichzelf te vergeten en daarmee
alle stijfheid van zich af te schudden.
Voor de al te luidruchtigen lijkt het mij
minder moeilijk om zich wat in te toornen,
terwijl de stillen zichzelf en hun gevoel van
verlegenheid moeten vergeten, dienen de le
venmakers juist wat meer aan eigen ik te
denken, en probeeren na te gaan. hoe ge
weldig storend him drukte op de anderen
werkt.
Zr is echter nog een ander soort menschen,
die niet kur.nen feestvieren, en dat zijn zij,
die er zich. te goed, te hoog, te geciviliseerd,
te noemt u maar wat, voor achten.
Dolle pret hebben om onschuldige, wel wat
kinderlijke, maar overigens doodgewone din
gen. achten zij beneden zich. Iedereen ont
moet ze weieens, de menschen die op een
algemeen feest de deur niet uitkomen, of die
op een intiem fuifje een gevoel van bevro
renheid geven, zoodra zij verschijnen. Die
nooit uit den plooi komen, die dat ook voor
geen geld zouden doen, en die alleen ver
schijnen, omdat zij denken, dat het van hen
verwar' .t wordt, en die misschien in hun
hart wel meenen, dat hun verschijning
eenige luister aan het feest zal bijzetten.
Zelfs heele groepen van menschen ont
snappen er soms niet aanzij vinden dat een
feest in de allereerste plaats „beschaafd"
moet zijn. Daar is dan toch ook niets tegen,
zult u waarschijnlijk zeggen.
Zeker niet, beschaafd behoort het wel te
zijn. maar niet in de eerste plaats: om te be
ginnen behoort een feest „feestelijk" te zijn,
en dat komt door al die beschaving weieens
in het gedrang.
Wij Noordelijke Nederlanders zeggen soms
dat onze Zuidelijke landge^ooten zoo uit
stekend' kunnen feestvieren en velen onzer
hebben dat weieens pndervonden ook. Hoe
zijn zij aan dien naam gekomen? Alleen om
dat bij hen het begrip feest in de eerste-
plaats feestelijk moet zijn. en daarna kij
ken zij eerst of het feest artistiek en volgens
onze moderne ideeën beschaafd is.
Daarom is het ook heel best mogelijk, dat
zoo'n feestelijk opgezet feest bij nadere be
schouwing in beschaving blijkt tekort te
komen. Welnu, dan is het immers altijd nog
tijd genoeg om eraan te veranderen, zoodat
de te scherpe puntjes worden afgeslepen.
Heeft u weieens een kinder-optocht door
de kinderen zelf in elkaar gezet gezien? Nu,
dat is feestelijk! Stralende gezichten, waar
schijnlijk lang geen artistieke verkleedpar
tijen, primitieve middelen maar feest en
plezier!
En omdat groote-menschenfeesten ook op
een zekere mate van kinderlijkheid zijn geba
seerd, kan menige volwassene nog wat van
zoo'n kinderfeest leeren.
E. E. J—P.
No. 497. Deze avondjapon Is vervaardigd
van goudkleurige kant met soepele satijn in
een goudbruine tint. Het lijfje dat even over
de taille komt is nauwsluitend en geheel glad
evenals de mouw.
De rok, waarvan de zijklokken op den grond
tippen, heeft een breede zijden strook, ter
wijl van de heup af naar voren een schulpend
stuk is aangebracht. Dit stuk maakt het fi
guur zeer slank. De hals is zonder eer.lge
garneering en met een schuine bies aan den
binnenkant gezoomd.
Vaak doet men de ramen, na ze gezeemd
te hebben, met een lap, waarop een weinig
spiritus is gedaan, na. om zoodoende de
glans te verhoogen. Men kan ook een scheutje
spiritus in het water doen en dan de ruiten
gewoon afsponzen en zeemen. Men voorkom,
hierdoor streepen en het vet-worden van
spons en zeem.
Wees niet ontroostbaar als uw haar grijs
begint te worden. Een vrouw met grijs of
wit haar bezit een bekoorlijkheid, waarvan
ze zorgvuldig partij moet trekken. Een nog
jeugdig gelaat, waarboven een kapsel,
keurig verzorgd van mooi grijs of zilverwit
haar. heeft een charme, die oneindig sterker
is, dan die, welke er uit gaat van geverfde,
hard-zwarte of geel-bionde haren. De grijze
of witharige vrouw moet alle tinten vermij
den, die het haar vaal, bruinig of goor maken
Het electrische licht verzacht de tinten.
Voor een avondtoilet is de keuze dus ruimer
dan voor de dagjaponnen.
De beste tinten bij grijs haar zijn Jade,
pastel-blauw, lavendel en een warme kleur
rood.. Bruin en geel is uit den booze, donker
groen en donkergrijs eveneens.
Zwart is zeer geschikt en deze kleur is
voor de nog Jonge vrouw het meest flatteus,
wanneer ze eenige tint on het zwart
aanbrengt. Kant in lichte kleuren is altijd
een fijne combinatie met zwart. Bij een
avondtoilet kan hiermede veel bereikt wor
den.
Geef vooral de voorkeur aan zachte tin
ten, wanneer gij niet in conflict wilt komen
met de kleur van uw haar.
Crème ivoorkleur of lila is te prefereeren
boven het felle wit.
Grijs in een zachte nuance flatteert even
eens en wanneer de gelaatsteint blank is, zal
ook lila zeer flatteus doen.
STROOPSAUS
die men bij ketelkoek eet. maakt men door
30 gram tarwemeel met wat koude melk tot
een glad papje te roeren, en melk bij te voe
gen, tot men een dun papje heeft. De rest
van de vier kopjes melk die men noodig
heeft brengt men aan de kook. waarna men
er roerende het aanmengende meel in doet en
de saus in in minuten gaar laat koken. Niet
vergeten te roeren. Daarna met Y» ons boter
en IK ons stroop vermengen.
De Kinderen
Aan tafel vraagt tante, die te gast is: ,jEten
jullie wel 'es Jan in de zak"?"
Verschrikt merkt Jan op:.. „Oh, Tante!
Jantje wil niet opgegeten in de zak!"
4 jaar (kijkend naar de zonnestralen)Ik
zie de beencn van de zon!
Bovenaan op kinderverlanglijsten, opge
maakt voor verjaardagen of andere feeste
lijke gelegenheden, vinden we dikwijls den
naam van iets „levends" een hondje, een
poes, een vogeltje. Dat is dan „de grootste
wensch". Maar het blijft ook dikwijls een
vrome wensch.
Een dier in huis, vooral een hond, is las
tig. Hij moet op bepaalde tijden uitgelaten
worden, hij blaft de bezoekers aan, hij wil
meestal niet alleen thuis blijven. Blijft hij
toch alleen, dan hindert hij de buren met
zijn gejank. Gevolg: ruzies, onaangenaam
heden.
Er zijn ook ouders, die hygiënische be
zwaren hebben tegen het houden van dieren.
Een lik van een hond is zeker niet fris'ch en
kattenharen zijn heel gevaarlijk voor wien
ze naar binnen krijgt.
Dat ls allemaal waar, het zijn allemaal
motieven om geen huisdieren te nemen. En
het kind krijgt op zijn verjaardag wat an
ders dan „de grootste wensch". Het zal er
gauw over heen zijn.
Erger is het, als de ouders besluiten het
kind dan maar eens zijn zin te geven en als
achteraf de bezwaren komen. Een kind vindt
het „vervelend" en „flauw" als het geen hond
of poes mag hebben, maar het is bijna een
wreedheid het eerst hond of oes te geven
en ze hem daarna weer af te nemen.
Een kind hecht zich dadelijk aan een dier,
zooals het dier zich aan hem hecht. Het
worden trouwe, dikke kameraadjes. Vooral
een hond is voor een kind en ook voor me
nig mensch, al heel gauw geen „beest" meer,
maar meer een huisgenoot, die op evenveel
zorg en belangstelling aanspraak kan maken
als de andere huisgenooten. Hij is wel eens
lastig, maar is broertje dat ook niet en den
ken ze er over broertje buiten de deur te zet
ten of naar een asyi te sturen?
„Die hond moet maar weg", zegt moeder
op een keer kribbig, „hij verveelt me al lang".
„O, stil toch moeder, hij hoort het!"
Is dat waar? Wie zal zeggen, wat een hond
begrijpt, als hij met zijn groote, een beetje
treurige oogen van den een naar den ander
kijkt?
Moeder doet den hond verdriet! Moeder
zegt, dat hij te veel is, dat ze niet van hem
houdt. Het kind put zich uit in troost
woorden en liefkozingen voor het arme
vriendje. De hond, in zijn hondentrouw, zal
straks moeder weer na loopen. maar het
kind. met zijn menschelijken wrok, zal moe
ders hartelooze woorden niet vergeten, ffoe
is het mogelijk, dat moeder niet van zijn
lieve vriendje houdt? Dat is „slecht" van
moeder!
Het is heusch niet overdreven te beweren,
dat zulke onaangenaamheden verwijdering
kunnen brengen tusschen ouders en kinde
ren. Het is Immers zoo natuurlijk: we kun
nen geen kwaad hooren over een geliefden
persoon we kunnen het nog minder verdra
gen, dat iemand hem verdriet doet. En voor
het kind is zijn hond zeker niet minder dan
een mensch, en het houdt meer van hem dan
bijvoorbeeld van zijn schoolvriendjes. Het
zorgt voor den hond, het voelt ook heel sterk
de afhankelijkheid van het dier. Het treft
hem diep, als een of ander gerecht te goed
wordt geacht voor zijn vriendje. „Nee, dat is
zonde voor den hond!" Waarom? Niemand
zit er juist zoo verlangend naar te staren als
juist die hond! Maar hij kan het niet op-
eischen, kan niet protesteeren. Zijn baasje
moet het voor hem doen. zijn baasje moet
hem beschermen. Een kind kan al zijn liefde
en medelijden aan zoo'n afhankelijk schep
sel geven.
Meestal beleeft het toch al verdriet van
zijn vriendschap.Op een kwaden dag is het
dier ziek, spoorloos verdwenen, overreden.
Het komt heusch niet veel voor, dat men een
hond van zijn geboorte tot in hoogen ouder
dom behoudt. En met de poesen gaat het
al net zoo.
Maar laat het kind zoo lang mogelijk on
gestoord van zijn vriendschap genieten. Men
geeft toch een cadeau met den wensch. dat
iemand er plezier van zal hebben. En men
denkt er anders ook niet over dat cadeau
weer af te nemen.
Het houden van dieren heeft bezwaren,
voor sommigen zelfs groote bezwaren. Maar-
bedenk dat vooruit. En geef uw kind dan
geen hond of poes cadeau. En doet ge dat wel.
kom dan niet achteraf met bezwaren.
Het een of het ander.
BEP OTTEN.
Knijpkoekjes maakt men van 1 pond tarwe
meel, 12 pond boter, 1/2 pond basterdsuiker,
2 eieren en 1 platte eetlepel kaneel. Men
kleedt alles goed door elkaar en vormt van
dit deeg ongeveer zestig balletjes. Het ver
warmde wafelijzer wordt met zout schoon
gemaakt en met grauw papier afgeveegd. Den
eersten keer smeert men er wat boter in. Dan
legt men midden in een balletje deeg en
knijpt het ijzer dicht, waarna men het koek
je boven een matig warm vuur of gasvlam
aan beide kanten lichtbruin en gaar bakt.
Het koekje dadelijk eruit nemen en laten
bekoelen.
Modderspatten op de zijde verwijdert v
met een lapje met brandspiritus.
Fin erg aftandsche paraplu, die men nosr
een laatste .opknapper'je" wil geven, spons'
men af met een sterke thee-oplossing waar
in suiker is gedaan. De thee haalt de kleur
een stuk op en de opgeloste suiker maakt
de stof weer tijdelijk wat steviger.
LEG KAARTJES.
Tot het Hevelingsspeelgoed van de kin
deren behoort zeker wel de legkaart. In hei
begin leveren de kaarten wel wat moeilijk
heden op, maar al gauw weten de kleintjes
de goede plaats op te zoeken. Toch zijn de
meeste legkaarten dikwijls te ingewikkeld;
maakt men daarentegen de legkaart zelf, dan
kan men de vormen geheel naar eigen ver
kiezing aanbrengen. Wij zoeken voor de
legkaarten achit büefkaarten uit, dus 4 brief
kaarten voor de legkaart en 4 dezelfde brief-
kaar.en dienen als voorbeeld. Vier tarief
kaarten worden dus netjes op hou.bord ge
plakt en daarna worcen deze opgeplakte
briefkaarten uitgesneden en wel rechthoekigc-
stukjes. De meeste briefkaarten hebben de
a-fmetingen 14 bij 9 cM. Het staat heel aar
dig deze kaart in twaalf kleine stukjes van
3 12 bij 3 cM. te verdeeien, zooals afbeeldin0
a u laat zien.
Vóór het uitsnijden brengt men nog aan
den achterkant van elke opgeplakte briefkaart
bijbehoorend voorbeeld en aardig kleurtje
aan, zoodat men de legkaarten goed uit eikaar
kan houden.
Eén legkaart en briefkaart blijven onge
kleurd daar deze briefkaart op de boven
kant van de doos wordt geplakt, dit is tevens
een nette afwerking.
Ik zou u wel aanraden leuke gekleurde
briefkaarten uit te kiezen, waar nog al veel
op is afgebeeld. Ook briefkaarten van dieren
en sprookjes zijn zeer geschikt voor een leg
kaart.
Het doosje wordt op de bekende manier
uit karton gesneden, volgens afbeelding b
Men snijdt een stukje karton van 17.5 bij
12.5 cM. Voor het opstaande randje rekent
men 1 1 2 cM. De randjes worden geritst, de
stippellijnen iageknipt, de randjes opgezet
en geplakt en het doosje is klaar. De deksel
waarop men dus de briefkaart plakt, maakt
men op dezelfde manier. Alleen wordt de
deksel een paar m.M. grooter genomen, daar
deze dan beter over het doosje heen past.
tafd. c.)
Op deze manier is werkelijk een aller
aardigst cadeautje ontstaan, waarmee u veie
kinderen gelukkig kunt maken.
Het modelletje is in de Tijdingzaal var.
ons blad te bekijken.
W. R.
„Bijgeloof zal er zijn, zoolang de menschen
blijven", zei ik heel diepzinnig.
.Kijgeloof? Onzin!" zei mijn zeer moderne
vriendin. ..Dat is al lang de wereld uit."
..Bijgeloof zal er zijn, zoolang vrouwen vrou
wen blijven", zei ik toch nog een beetje gedeci-
deerder. „en als je niet oppast, herinner ik
aan het verhaal van je eerste huwelijks
aanzoek. dat je me zelf verteld hebt."
„O. maar toen was ik achttien." zei ze
minachtend.
..Ja. ik weet wel. dat het lang geleden is",
zei ik niet heel nobel, „maar nu zijn er weer
andere meisjes van achttien, en dan heb je
bovendien de categorie nog, die zijn heele
leven achttien blijft".
„Kinderachtige idioten", zei ze hardvochtig.
„Maar ze zijn tenminste niet zoo hinderlijk
nuchter als jij tegenwoordigzei ik in den
zelfden stijl terug, en toen constateerde ze.
dat ze voor vandaag genoeg hatelijkheden
aangehoord had. en dat bovendien alle koek
jes op waren en verdween. En ik nestelde me
eens lekker in mijn luisten stoel en peinsde
over bijgeloof in het algemeen en dat van
vrouwen in het bijzonder.
Dat eerste huwelijksaanzoek van haar! Zij
was achttien en hij neaentien. en hoewel ze
hem heel aardig vond. besefte ze vaag. datl
„elkaar heel' aardig vinden" niet heelem 41I
beantwoordde aan wat ze zich voorgeste.d
had van een dergelijke situatie. En dus sloot
ze zich een avond lang op in haar kamer
(dat deden ze bovendien allemaal in boeken),
en piekerde. En toen ze na uren van pieke
ren nog met tot een bevredigendt oplossing
was gekomen, besloot ze het in 's hemels
naam maar aan de goden over te laten, en
„ja" te zeggen, als haar vader de voordeur
op het nachtslot deed, en „nee", als hij weer
'"■ens nonchalant was. en zijn huisgezin bloot
stelde aan de allerafgrijselijkste gevaren,
door, zooals haar moeder den volgenden
ochtend verwijtend placht te zeggen, „het
neele huis wagenwijd open te laten staan."
Haar vader was dien avond nonchalant, ging
naar bed onwetend van de geweldige verant
woordelijkheid. die hij daarmee in dubbelen
zin op zich geladen had. en zijn dochter zei
gelaten „nee" tegen haar eersten huwelijks-
candidaat. De Goden hadden beslist.
Is dat nu bijgeloof of geen bijgeloof? En
als het geen bijgeloof is. wat is het dan? Dat
het iets specifiek vrouwelijks is, is zeker. Een
man laat geen dingen aan het toeval, of aan
de goden, of wat het dan ook zijn mag, over.
Geen man, en ook geen jongen, zal op de
blaadjes van een madeliefje af tellen: „Ze
houdt van me. ze houdt niet van me. ze
houdt van meen een allesbehalve
prettige nacht doorbrengen, als het ma'" -
liefje net een blaadje meer of minder had,
dan wenschelijk was En dan mag je aan
voeren, dat dat sentimenteele gewoontes zijn
van meisjes van achttien, die nog bijna kin
deren zijn, en die nog geen drie jaar gele
den op hun wandeling van school naar huis
niets deden dan uitgebloeide paardebloemen
plukken, drie maal blazen, en dan met een
gemengd gevoel van schrik en verrukking
constateerden, dat ze één en twintig kinde
ren kregen, of die op hun knoopen aftelden,
of het morgen mooi of leelijk weer^ou zijn;
maar hoe dan het volgende geval op een
plausibele manier te verklaren?
Ik kom bij één van mijn kennissen, die al
In de veertig, en heelemaal geen sentimen
teele droomster is, en vraag haar of ze mee
gaat naar de stad om boodschappen te doen.
En aangezien ze ook iets te doen heeft in de
stad, wil ze eigenlijk wel mee; maar dan
krijgt ze het broekje van Jantje, dat ook af
moet. niet meer klaar. Terwijl ze nog staat te
weifelen, houdt er een auto bij de buren stil
en meteen zegt ze gedecideerd: „Ja, ik ga
mee". Als ik verbaasd vraag, hoe ze nu zoo
opeens tot een besluit kan komen, lacht ze,
en zegt:
„Mijn gewone methode. Als die auto voor
bij die lantaarnpaal had srt.il gehouden, was
ik thuis gebleven om Jantjes broekje af te
maken".
Is dat nu zoo maar een gemakkelijke ma
nier om tot een oplossing te raken, of zit er
meer achter? Hetzelfde soort idee. dat in
wedstrijden vrij belangrijke factoren laat be
slissen door „tossen" en „opgooien" en dat,
als je goed nadenkt, nog een overblijfsel moet
zijn van de oude Grieksche gedachte: .JDe
goden zullen wel beslissen en wij menschen
doen het beste met ons daar maar bij neer
te leggen?"
En waarom heeft die dan speciaal bij vrou
wen nog stand gehouden? Is het soms een
soort van fatalisme? Of is het alleen maar
een manier om de verantwoordelijkheid voor
een besluit op een onschuldigen auto of voor
deur af te schuiven?
Ik weet het niet. Ik denk. dat een psycho
loog er een wereld van typische eigenschap
pen en neigingen en alle mogelijke resten
van oud geloof of bijgeloof in zou ontdekken.
Misschien is het zelfs absoluut heidendom.
„Als die nachtegaal binnen de tien tellen
weer begint te zingen, dan.
„Als die trein meer dan driemaal fluit,
dan
„Als die lucifer opgebrand is, voordat alle
kaarsen aan zijn, dan
Vult u zelf maar aan. Ieder, die er even
over nadenkt, vindt voorbeelden te over.
Vrouwen zijn dwaze mengsels.
WILLY VAN DER TAK.
No. 495 toont u een gekleeden mantel
van zwart velours de so;e. De mouw van dezen
mantel is van boven glad ingezet. en loopt
naar onder toe wijder uit. Op de hoogte van
den elleboog !s een pinnig toeloopenae strook
aangebracht. De rug bestaat uit een hart
vormig bovenstuk, terwijl de zijpanden ais
revers op de hoogte van ie heup over elkaar
heen loopen. M: .een achter is een aparte
klok ingezet. Als bon;garneering is hier seals-
kuns aangebracht.