FEMINA EN NU DE KINDEREN. AVONDJAPON FEESTVIEREN ONZE SPIEGELRUITEN GIJ, ZILVERHARIGE Het woord Is aan \W!So/<!s RECEPT. Hoe men de kleuters bezig houdt. MIDDAGMANTEL HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 2 OCT. 1930 Ja zeker, nu zijn de kinderen aan de beurt, nadat we zoo enkele grepen hebben gedaan uit de nieuwe modellen voor de grooten. En in hoofdzaak gaan we daarbij van het prac- tische standpunt uit, dat onze meisjes in de eerste plaats eenvoudige, aardige school jurken noodig hebben. Vandaar dat deze leuke combinatie van kinderjurken voor diverse leeftijden onze aandacht trok. Het plaatje geeft er een vijftal weer. Nummer 1 is een jurk van grijsblauwe stof, met breede plooien, die van boven, tot ongeveer ter hoogte van de heupen, vastgestikt zijn. Met een wit kraagje met revers en manchetjes is dit een heel aardig jurkje. De kleur is heel praktisch, en niet zoo „besmettelijk", terwijl men er telkens een frissche noot aan kan geven door een schoon wit kraagje en dito manchetjes. En het is meteen een goede oefe ning voor de kleine jongedame, als moeder haar leert, hoe ze die er zelf af moet tornen en wasschen, stijven en weer opnaaien. Dat is heusch zoo'n toer niet! Nummer twee is een kort jurkje van rose jersey, met plooien op zij, terwijl de korte mouwtje, voorzien zijn van donkerblauwe manchetten, waarvan ook het kraagje en de stropdas zijn, een en ander gegarneerd met smal wit galon. Num mer drie is een matrozenpakje, dat als schooldracht wel zijn bestaansrecht bewezen heeft. Het is van marine-blauwe serge met een wit-plqué kraag, met blauwe galons, en een zijden stropdas. Nummer vier, voor een wat grooter meiske, is gedacht van groene crêpe marocain de laine. heel simpel, met een klokrokje en als eenige gameering een paar rijen gekleurde stiksels. En dan hebben we ten slotte natuurlijk de traditioneele,vlotte jurk van de Schotsche ruiten wollen stof, rok met plooien, zwart lakceintuurtje, een kraag je en manchetten van wit. Ziezoo, moeder (en dochter natuurlijk!), U heeft maar uit te kiezen Lang niet iedereen is geschikt, om een feestje in elkaar te zetten. Daar zijn dan de menschen, die meenen dat geen enkel feest kan slagen zonder dat er van minuut tot minuut, erger nog. van seconde tot secon de is uitgemaakt, hoe de tijd besteed zal worden. Met het onvermijdelijke gevolg, dat de feestgangers doodop thuiskomen en het gevoel hebben, alsof zij als kinderen op een vei'jaarspartijtje zijn geweest, waarbij wel degelijk van tevoren precies moet worden, uitgemaakt, hoe de tijd zal worden besteed. Anderen daarentegen vinden dat zij alles maar aan het toeval moeten overlaten, een feestje wordt het leukst als het geïmprovi seerd is. Dat is nu allemaal heel goed en best, wanneer er ook geen uitnoodlgingen wor den gedaan, en het feest vanzelf ontstaat uit een toevallig samengekomen gezelschap. Maar gaat men eenmaal uitnoodigen, dan is een draad door het feest zeker noodig. An ders komt er bijna zeker een moment, dat de gasten elkaar aankijken en zeggen; wat nu? Een feestje organiseeren mag dan al een kunst zijn, datzelfde feest vieren is eveneens een kunst. Daarmee bedoel ik niet de wijze van feestvieren, die doet iedereen naar zijn aard weer geheel verschillend, de eene luid ruchtig, de andere stil genietend, enzoovoorts Maar de menschen die niet kunnen feest vieren zijn degenen, die er óf als een houten pop bij blijven, zonder een oogenbllk uit de plooi te komen, óf die van louter gekheid en dwaasheid geen maat kennen en die de rest van het gezelschap overschreeuwen en stil maken. De stillen in den lande hebben er soms last genoeg van, dat zij niet mee kunnen doen. Zij voelen zich stijf en onhandig, heel dikwijls weten zij wel, dat zij gevaar loopen de algemeene stemming te bederven, maar zij kunnen er niet bovenuit komen. Zulke menschen kunnen alleen genieten, wanneer zij kans zien zichzelf te vergeten en daarmee alle stijfheid van zich af te schudden. Voor de al te luidruchtigen lijkt het mij minder moeilijk om zich wat in te toornen, terwijl de stillen zichzelf en hun gevoel van verlegenheid moeten vergeten, dienen de le venmakers juist wat meer aan eigen ik te denken, en probeeren na te gaan. hoe ge weldig storend him drukte op de anderen werkt. Zr is echter nog een ander soort menschen, die niet kur.nen feestvieren, en dat zijn zij, die er zich. te goed, te hoog, te geciviliseerd, te noemt u maar wat, voor achten. Dolle pret hebben om onschuldige, wel wat kinderlijke, maar overigens doodgewone din gen. achten zij beneden zich. Iedereen ont moet ze weieens, de menschen die op een algemeen feest de deur niet uitkomen, of die op een intiem fuifje een gevoel van bevro renheid geven, zoodra zij verschijnen. Die nooit uit den plooi komen, die dat ook voor geen geld zouden doen, en die alleen ver schijnen, omdat zij denken, dat het van hen verwar' .t wordt, en die misschien in hun hart wel meenen, dat hun verschijning eenige luister aan het feest zal bijzetten. Zelfs heele groepen van menschen ont snappen er soms niet aanzij vinden dat een feest in de allereerste plaats „beschaafd" moet zijn. Daar is dan toch ook niets tegen, zult u waarschijnlijk zeggen. Zeker niet, beschaafd behoort het wel te zijn. maar niet in de eerste plaats: om te be ginnen behoort een feest „feestelijk" te zijn, en dat komt door al die beschaving weieens in het gedrang. Wij Noordelijke Nederlanders zeggen soms dat onze Zuidelijke landge^ooten zoo uit stekend' kunnen feestvieren en velen onzer hebben dat weieens pndervonden ook. Hoe zijn zij aan dien naam gekomen? Alleen om dat bij hen het begrip feest in de eerste- plaats feestelijk moet zijn. en daarna kij ken zij eerst of het feest artistiek en volgens onze moderne ideeën beschaafd is. Daarom is het ook heel best mogelijk, dat zoo'n feestelijk opgezet feest bij nadere be schouwing in beschaving blijkt tekort te komen. Welnu, dan is het immers altijd nog tijd genoeg om eraan te veranderen, zoodat de te scherpe puntjes worden afgeslepen. Heeft u weieens een kinder-optocht door de kinderen zelf in elkaar gezet gezien? Nu, dat is feestelijk! Stralende gezichten, waar schijnlijk lang geen artistieke verkleedpar tijen, primitieve middelen maar feest en plezier! En omdat groote-menschenfeesten ook op een zekere mate van kinderlijkheid zijn geba seerd, kan menige volwassene nog wat van zoo'n kinderfeest leeren. E. E. J—P. No. 497. Deze avondjapon Is vervaardigd van goudkleurige kant met soepele satijn in een goudbruine tint. Het lijfje dat even over de taille komt is nauwsluitend en geheel glad evenals de mouw. De rok, waarvan de zijklokken op den grond tippen, heeft een breede zijden strook, ter wijl van de heup af naar voren een schulpend stuk is aangebracht. Dit stuk maakt het fi guur zeer slank. De hals is zonder eer.lge garneering en met een schuine bies aan den binnenkant gezoomd. Vaak doet men de ramen, na ze gezeemd te hebben, met een lap, waarop een weinig spiritus is gedaan, na. om zoodoende de glans te verhoogen. Men kan ook een scheutje spiritus in het water doen en dan de ruiten gewoon afsponzen en zeemen. Men voorkom, hierdoor streepen en het vet-worden van spons en zeem. Wees niet ontroostbaar als uw haar grijs begint te worden. Een vrouw met grijs of wit haar bezit een bekoorlijkheid, waarvan ze zorgvuldig partij moet trekken. Een nog jeugdig gelaat, waarboven een kapsel, keurig verzorgd van mooi grijs of zilverwit haar. heeft een charme, die oneindig sterker is, dan die, welke er uit gaat van geverfde, hard-zwarte of geel-bionde haren. De grijze of witharige vrouw moet alle tinten vermij den, die het haar vaal, bruinig of goor maken Het electrische licht verzacht de tinten. Voor een avondtoilet is de keuze dus ruimer dan voor de dagjaponnen. De beste tinten bij grijs haar zijn Jade, pastel-blauw, lavendel en een warme kleur rood.. Bruin en geel is uit den booze, donker groen en donkergrijs eveneens. Zwart is zeer geschikt en deze kleur is voor de nog Jonge vrouw het meest flatteus, wanneer ze eenige tint on het zwart aanbrengt. Kant in lichte kleuren is altijd een fijne combinatie met zwart. Bij een avondtoilet kan hiermede veel bereikt wor den. Geef vooral de voorkeur aan zachte tin ten, wanneer gij niet in conflict wilt komen met de kleur van uw haar. Crème ivoorkleur of lila is te prefereeren boven het felle wit. Grijs in een zachte nuance flatteert even eens en wanneer de gelaatsteint blank is, zal ook lila zeer flatteus doen. STROOPSAUS die men bij ketelkoek eet. maakt men door 30 gram tarwemeel met wat koude melk tot een glad papje te roeren, en melk bij te voe gen, tot men een dun papje heeft. De rest van de vier kopjes melk die men noodig heeft brengt men aan de kook. waarna men er roerende het aanmengende meel in doet en de saus in in minuten gaar laat koken. Niet vergeten te roeren. Daarna met Y» ons boter en IK ons stroop vermengen. De Kinderen Aan tafel vraagt tante, die te gast is: ,jEten jullie wel 'es Jan in de zak"?" Verschrikt merkt Jan op:.. „Oh, Tante! Jantje wil niet opgegeten in de zak!" 4 jaar (kijkend naar de zonnestralen)Ik zie de beencn van de zon! Bovenaan op kinderverlanglijsten, opge maakt voor verjaardagen of andere feeste lijke gelegenheden, vinden we dikwijls den naam van iets „levends" een hondje, een poes, een vogeltje. Dat is dan „de grootste wensch". Maar het blijft ook dikwijls een vrome wensch. Een dier in huis, vooral een hond, is las tig. Hij moet op bepaalde tijden uitgelaten worden, hij blaft de bezoekers aan, hij wil meestal niet alleen thuis blijven. Blijft hij toch alleen, dan hindert hij de buren met zijn gejank. Gevolg: ruzies, onaangenaam heden. Er zijn ook ouders, die hygiënische be zwaren hebben tegen het houden van dieren. Een lik van een hond is zeker niet fris'ch en kattenharen zijn heel gevaarlijk voor wien ze naar binnen krijgt. Dat ls allemaal waar, het zijn allemaal motieven om geen huisdieren te nemen. En het kind krijgt op zijn verjaardag wat an ders dan „de grootste wensch". Het zal er gauw over heen zijn. Erger is het, als de ouders besluiten het kind dan maar eens zijn zin te geven en als achteraf de bezwaren komen. Een kind vindt het „vervelend" en „flauw" als het geen hond of poes mag hebben, maar het is bijna een wreedheid het eerst hond of oes te geven en ze hem daarna weer af te nemen. Een kind hecht zich dadelijk aan een dier, zooals het dier zich aan hem hecht. Het worden trouwe, dikke kameraadjes. Vooral een hond is voor een kind en ook voor me nig mensch, al heel gauw geen „beest" meer, maar meer een huisgenoot, die op evenveel zorg en belangstelling aanspraak kan maken als de andere huisgenooten. Hij is wel eens lastig, maar is broertje dat ook niet en den ken ze er over broertje buiten de deur te zet ten of naar een asyi te sturen? „Die hond moet maar weg", zegt moeder op een keer kribbig, „hij verveelt me al lang". „O, stil toch moeder, hij hoort het!" Is dat waar? Wie zal zeggen, wat een hond begrijpt, als hij met zijn groote, een beetje treurige oogen van den een naar den ander kijkt? Moeder doet den hond verdriet! Moeder zegt, dat hij te veel is, dat ze niet van hem houdt. Het kind put zich uit in troost woorden en liefkozingen voor het arme vriendje. De hond, in zijn hondentrouw, zal straks moeder weer na loopen. maar het kind. met zijn menschelijken wrok, zal moe ders hartelooze woorden niet vergeten, ffoe is het mogelijk, dat moeder niet van zijn lieve vriendje houdt? Dat is „slecht" van moeder! Het is heusch niet overdreven te beweren, dat zulke onaangenaamheden verwijdering kunnen brengen tusschen ouders en kinde ren. Het is Immers zoo natuurlijk: we kun nen geen kwaad hooren over een geliefden persoon we kunnen het nog minder verdra gen, dat iemand hem verdriet doet. En voor het kind is zijn hond zeker niet minder dan een mensch, en het houdt meer van hem dan bijvoorbeeld van zijn schoolvriendjes. Het zorgt voor den hond, het voelt ook heel sterk de afhankelijkheid van het dier. Het treft hem diep, als een of ander gerecht te goed wordt geacht voor zijn vriendje. „Nee, dat is zonde voor den hond!" Waarom? Niemand zit er juist zoo verlangend naar te staren als juist die hond! Maar hij kan het niet op- eischen, kan niet protesteeren. Zijn baasje moet het voor hem doen. zijn baasje moet hem beschermen. Een kind kan al zijn liefde en medelijden aan zoo'n afhankelijk schep sel geven. Meestal beleeft het toch al verdriet van zijn vriendschap.Op een kwaden dag is het dier ziek, spoorloos verdwenen, overreden. Het komt heusch niet veel voor, dat men een hond van zijn geboorte tot in hoogen ouder dom behoudt. En met de poesen gaat het al net zoo. Maar laat het kind zoo lang mogelijk on gestoord van zijn vriendschap genieten. Men geeft toch een cadeau met den wensch. dat iemand er plezier van zal hebben. En men denkt er anders ook niet over dat cadeau weer af te nemen. Het houden van dieren heeft bezwaren, voor sommigen zelfs groote bezwaren. Maar- bedenk dat vooruit. En geef uw kind dan geen hond of poes cadeau. En doet ge dat wel. kom dan niet achteraf met bezwaren. Het een of het ander. BEP OTTEN. Knijpkoekjes maakt men van 1 pond tarwe meel, 12 pond boter, 1/2 pond basterdsuiker, 2 eieren en 1 platte eetlepel kaneel. Men kleedt alles goed door elkaar en vormt van dit deeg ongeveer zestig balletjes. Het ver warmde wafelijzer wordt met zout schoon gemaakt en met grauw papier afgeveegd. Den eersten keer smeert men er wat boter in. Dan legt men midden in een balletje deeg en knijpt het ijzer dicht, waarna men het koek je boven een matig warm vuur of gasvlam aan beide kanten lichtbruin en gaar bakt. Het koekje dadelijk eruit nemen en laten bekoelen. Modderspatten op de zijde verwijdert v met een lapje met brandspiritus. Fin erg aftandsche paraplu, die men nosr een laatste .opknapper'je" wil geven, spons' men af met een sterke thee-oplossing waar in suiker is gedaan. De thee haalt de kleur een stuk op en de opgeloste suiker maakt de stof weer tijdelijk wat steviger. LEG KAARTJES. Tot het Hevelingsspeelgoed van de kin deren behoort zeker wel de legkaart. In hei begin leveren de kaarten wel wat moeilijk heden op, maar al gauw weten de kleintjes de goede plaats op te zoeken. Toch zijn de meeste legkaarten dikwijls te ingewikkeld; maakt men daarentegen de legkaart zelf, dan kan men de vormen geheel naar eigen ver kiezing aanbrengen. Wij zoeken voor de legkaarten achit büefkaarten uit, dus 4 brief kaarten voor de legkaart en 4 dezelfde brief- kaar.en dienen als voorbeeld. Vier tarief kaarten worden dus netjes op hou.bord ge plakt en daarna worcen deze opgeplakte briefkaarten uitgesneden en wel rechthoekigc- stukjes. De meeste briefkaarten hebben de a-fmetingen 14 bij 9 cM. Het staat heel aar dig deze kaart in twaalf kleine stukjes van 3 12 bij 3 cM. te verdeeien, zooals afbeeldin0 a u laat zien. Vóór het uitsnijden brengt men nog aan den achterkant van elke opgeplakte briefkaart bijbehoorend voorbeeld en aardig kleurtje aan, zoodat men de legkaarten goed uit eikaar kan houden. Eén legkaart en briefkaart blijven onge kleurd daar deze briefkaart op de boven kant van de doos wordt geplakt, dit is tevens een nette afwerking. Ik zou u wel aanraden leuke gekleurde briefkaarten uit te kiezen, waar nog al veel op is afgebeeld. Ook briefkaarten van dieren en sprookjes zijn zeer geschikt voor een leg kaart. Het doosje wordt op de bekende manier uit karton gesneden, volgens afbeelding b Men snijdt een stukje karton van 17.5 bij 12.5 cM. Voor het opstaande randje rekent men 1 1 2 cM. De randjes worden geritst, de stippellijnen iageknipt, de randjes opgezet en geplakt en het doosje is klaar. De deksel waarop men dus de briefkaart plakt, maakt men op dezelfde manier. Alleen wordt de deksel een paar m.M. grooter genomen, daar deze dan beter over het doosje heen past. tafd. c.) Op deze manier is werkelijk een aller aardigst cadeautje ontstaan, waarmee u veie kinderen gelukkig kunt maken. Het modelletje is in de Tijdingzaal var. ons blad te bekijken. W. R. „Bijgeloof zal er zijn, zoolang de menschen blijven", zei ik heel diepzinnig. .Kijgeloof? Onzin!" zei mijn zeer moderne vriendin. ..Dat is al lang de wereld uit." ..Bijgeloof zal er zijn, zoolang vrouwen vrou wen blijven", zei ik toch nog een beetje gedeci- deerder. „en als je niet oppast, herinner ik aan het verhaal van je eerste huwelijks aanzoek. dat je me zelf verteld hebt." „O. maar toen was ik achttien." zei ze minachtend. ..Ja. ik weet wel. dat het lang geleden is", zei ik niet heel nobel, „maar nu zijn er weer andere meisjes van achttien, en dan heb je bovendien de categorie nog, die zijn heele leven achttien blijft". „Kinderachtige idioten", zei ze hardvochtig. „Maar ze zijn tenminste niet zoo hinderlijk nuchter als jij tegenwoordigzei ik in den zelfden stijl terug, en toen constateerde ze. dat ze voor vandaag genoeg hatelijkheden aangehoord had. en dat bovendien alle koek jes op waren en verdween. En ik nestelde me eens lekker in mijn luisten stoel en peinsde over bijgeloof in het algemeen en dat van vrouwen in het bijzonder. Dat eerste huwelijksaanzoek van haar! Zij was achttien en hij neaentien. en hoewel ze hem heel aardig vond. besefte ze vaag. datl „elkaar heel' aardig vinden" niet heelem 41I beantwoordde aan wat ze zich voorgeste.d had van een dergelijke situatie. En dus sloot ze zich een avond lang op in haar kamer (dat deden ze bovendien allemaal in boeken), en piekerde. En toen ze na uren van pieke ren nog met tot een bevredigendt oplossing was gekomen, besloot ze het in 's hemels naam maar aan de goden over te laten, en „ja" te zeggen, als haar vader de voordeur op het nachtslot deed, en „nee", als hij weer '"■ens nonchalant was. en zijn huisgezin bloot stelde aan de allerafgrijselijkste gevaren, door, zooals haar moeder den volgenden ochtend verwijtend placht te zeggen, „het neele huis wagenwijd open te laten staan." Haar vader was dien avond nonchalant, ging naar bed onwetend van de geweldige verant woordelijkheid. die hij daarmee in dubbelen zin op zich geladen had. en zijn dochter zei gelaten „nee" tegen haar eersten huwelijks- candidaat. De Goden hadden beslist. Is dat nu bijgeloof of geen bijgeloof? En als het geen bijgeloof is. wat is het dan? Dat het iets specifiek vrouwelijks is, is zeker. Een man laat geen dingen aan het toeval, of aan de goden, of wat het dan ook zijn mag, over. Geen man, en ook geen jongen, zal op de blaadjes van een madeliefje af tellen: „Ze houdt van me. ze houdt niet van me. ze houdt van meen een allesbehalve prettige nacht doorbrengen, als het ma'" - liefje net een blaadje meer of minder had, dan wenschelijk was En dan mag je aan voeren, dat dat sentimenteele gewoontes zijn van meisjes van achttien, die nog bijna kin deren zijn, en die nog geen drie jaar gele den op hun wandeling van school naar huis niets deden dan uitgebloeide paardebloemen plukken, drie maal blazen, en dan met een gemengd gevoel van schrik en verrukking constateerden, dat ze één en twintig kinde ren kregen, of die op hun knoopen aftelden, of het morgen mooi of leelijk weer^ou zijn; maar hoe dan het volgende geval op een plausibele manier te verklaren? Ik kom bij één van mijn kennissen, die al In de veertig, en heelemaal geen sentimen teele droomster is, en vraag haar of ze mee gaat naar de stad om boodschappen te doen. En aangezien ze ook iets te doen heeft in de stad, wil ze eigenlijk wel mee; maar dan krijgt ze het broekje van Jantje, dat ook af moet. niet meer klaar. Terwijl ze nog staat te weifelen, houdt er een auto bij de buren stil en meteen zegt ze gedecideerd: „Ja, ik ga mee". Als ik verbaasd vraag, hoe ze nu zoo opeens tot een besluit kan komen, lacht ze, en zegt: „Mijn gewone methode. Als die auto voor bij die lantaarnpaal had srt.il gehouden, was ik thuis gebleven om Jantjes broekje af te maken". Is dat nu zoo maar een gemakkelijke ma nier om tot een oplossing te raken, of zit er meer achter? Hetzelfde soort idee. dat in wedstrijden vrij belangrijke factoren laat be slissen door „tossen" en „opgooien" en dat, als je goed nadenkt, nog een overblijfsel moet zijn van de oude Grieksche gedachte: .JDe goden zullen wel beslissen en wij menschen doen het beste met ons daar maar bij neer te leggen?" En waarom heeft die dan speciaal bij vrou wen nog stand gehouden? Is het soms een soort van fatalisme? Of is het alleen maar een manier om de verantwoordelijkheid voor een besluit op een onschuldigen auto of voor deur af te schuiven? Ik weet het niet. Ik denk. dat een psycho loog er een wereld van typische eigenschap pen en neigingen en alle mogelijke resten van oud geloof of bijgeloof in zou ontdekken. Misschien is het zelfs absoluut heidendom. „Als die nachtegaal binnen de tien tellen weer begint te zingen, dan. „Als die trein meer dan driemaal fluit, dan „Als die lucifer opgebrand is, voordat alle kaarsen aan zijn, dan Vult u zelf maar aan. Ieder, die er even over nadenkt, vindt voorbeelden te over. Vrouwen zijn dwaze mengsels. WILLY VAN DER TAK. No. 495 toont u een gekleeden mantel van zwart velours de so;e. De mouw van dezen mantel is van boven glad ingezet. en loopt naar onder toe wijder uit. Op de hoogte van den elleboog !s een pinnig toeloopenae strook aangebracht. De rug bestaat uit een hart vormig bovenstuk, terwijl de zijpanden ais revers op de hoogte van ie heup over elkaar heen loopen. M: .een achter is een aparte klok ingezet. Als bon;garneering is hier seals- kuns aangebracht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 10