ZATERDAGAVO
DE SCHAT^DER INCA'S.
2?r>^f
DE AMERIKAANSCHE WARENHUIZEN
ZATERDAG 4 OCTOBER 1930
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
VIJFDE BLAD
En de cultuur van het land der Inca's.
Weinig legende en veel waarheid.
Twee soorten metselwerken te Cuzco. Vermoe delijk links uit de Inca-periode, rechts veel
ouder. (Uit het boek van Mr. w. J. van Balen).
Onlangs deed een persbericht de
ironde door de wereld, volgens het
welk de oude Inca-schat in een
grot gevonden zou zijn. Het woord
Inca-schat roept herinneringen
wakker aan legendarische of sprookjesach
tige verhalen, die nochtans in principe op
waarheid berusten. In onzen geest ontstaan
associaties met allerhand fantastische voor
stellingen, maar wie terdege goed geörien-
teerd is in de geschiedenis van het Inca-rijk,
vermag toch niet de vage herinneringen en
de bleeke associaties te combineeren tot een
historisch juist relaas. Hieronder geven wij
echter voor al diegenen die belang stellen in
romantische feiten uit vervlogen tijden
een kort overzicht van hetgeen er bekend
is van de cultuur der Oude Inca's en eenige
Een steen beeld uit Incaische periode.
IUit „Het leven der Oude Inca's").
bijzonderheden over de geheimzinnige schat
die zooveel gemoederen in beweging heeft
gebracht en zooveel gouddorstige harten snel
ler heeft doen kloppen. Voor gegevens heb
ben wij gebruik gemaakt van het boek dat
tot titel draagt: „Het leven der oude Inca's",
zijnde de aanteekeningen aangaande den
oorsprong der Inca's, die koningen waren
over Peru, him afgodendienst, wetten en
staatsvormen, in vrede en in oorlog, hun
samenleving en veroveringen, met alles wat
er in'hun rijk en hun staatsverband voorge
vallen is voordat de Spanjaarden aldaar aan
gekomen zijn. Dit boek werd geschreven door
den Inca Carcilaso de la Vega en uit het
Oud-Spaansch in het Nederlandsch bewerkt
door Mr. W. J. van Balen.
In dit lijvige boekdeel lezen wij, dat de
bakermat der oude Inca's het bovenland van
Peru was en wel speciaal de streek tusschen
het Titicaca-meer en de Inca-hoofdstad
Cuzco. Gaandeweg echter is "het geheele
Andesgebied (ook het tegenwoordige Ecua-
deor, Bolivia, Chili en zelfs Argentinië) daar
nog toe gaan behooren. Bij het oude centrum
klimt de Andes-massa als een rotsmuur van
7000 meter hoogte, op uit de zee. Tusschen
twee hoofdketenen liggen diepe dalen. Daar
achter ligt het oerwoud van Brazilië, het
stroomgebied der Amazonerivier. Het warme
boschgebied werd door de Inca's Antis ge
noemd. Na een lange reis van de kust af,
door het hooggebergte komt men aan het
Ticicameer, en het eigenlijke Incaland. Het
Incarijk strekte zich uit, vandaar over de
Peruaansche bovenlanden, Bolivia, zuid
waarts tot in Chili en naar het binnenland
afdalende tot Argentinië, waar de grens lag
van het Oude Rijk. De Inca's waren dus be
woners van hooge landen. Een eigenaardig
heid is, dat de bewoners van de hooglanden
nimmer lang in de lage landen konden ver
toeven omdat het verschil in luchtdruk en in
temperatuur veel te groot was. In Garcilaso's
verhaal worden deze twee groepen dan ook
nimmer verward. In Peru en Bolivia heeft
men de overblijfselen gevonden van een
oude cultuur, nog ouder dan die der Inca's
Er zijn slechts gissingen mogelijk over de
vraag, hoe oud die cultuur is. Van Balen ver
telt, dat er twee groepen van vestiging en
ruïnes bestaan, één langs de kust, de andere
bij het Titicacameer. Aan de kust woonde in
de dagen der Inca's nog een tembelbouwend
volk, maar de grondvesten dier tempels zijn
waarschijnlijk nog veel ouder. Dicht bij het
Titicacameer liggen de overblijfselen van
reusachtige gebouwen, die reeds ruïnes wa
ren, toen de Inca's er nog woonden. De Inca's
waren niet zoo hoog ontwikkeld, dat zij der
gelijke enorme paleizen tot stand hadden
kunnen brengen. Het frappante van deze
ruïnes is, dat de grondvesten bestonden uit
enorme steenblokken, (halve bergen) die
zooals zij waren toegepast werden en in el
kander werden gepast. Deze gevaarten wer
den op elkaar gestapeld, zonder dat men
zich om afmeting of gedaante bekommerde
en ineengepast met een nauwkeurigheid die
onze hedendaagsche technici met \1 hun
hulpmiddelen onbegrijpelijk voorkomt. Tot
welke graad van beschaving had de Inca
cultuur zich nu weten op te werken? De
reusachtige bouwwerken uit hun gebied
moeten aan hun mysterieuze voorgangers
toegeschreven worden. Van Balen veronder
stelt. dat er in het oude Peru tusschen het
begin onzer jaartelling en den tijd van Karei
de Groote verspreide Indianenstammen heb
ben gewoond, zonder staatsverband en onaer
primitieve omstandigheden. Wellicht heeft
zich onder deze menschen een meer be
schaafde kern gevormd die overwicht kreeg
(zooals de Atheners In het Oude Griekenland
overwicht kregen) wellicht heeft een nieuw
volk zich gevestigd, dat de basis legde van
een nieuwe en hoogere beschaving. Zoo ont
stond langzamerhand een dynastie en een
cultuur, en een centraal Men is
het er over eens dat de staatsinricating der
Inca's voorbeeldig was. De Inca's moeten
goede staatslieden, wijze opvoeders en ver
lichte bestuurders geweest zijn. Men heeft
hun bestuur met ..Communisme" vergeleken.
Daar is misschien wel iets van waar. Vol
gens de oude boeken was hun samenleving
vol van idealen, die af en toe aan de stoutste
fantasieën van Wells nabij schijnen te ko
men. Toch was het gezag zeer krachtig. Het
volk was enorm rijk aan goud en kostbaar
heden en juist daarom misschien aanbad het
niet het gouden kalf. Er was geen handel
en geen geldverkeer, geen grondbezit, ja
geen enkele vorm van eigendom. Een feit
is het dat het rijk onder dezen vorm, die
men bijna alleen terugvindt bij zeer primitie
ve volken eeuwen gefloreerd heeft.
Het is zeer opmerkelijk dat dit volk, dat
staatkundig zoo hoog begaafd was, er geen
enkelen vorm van eigen schrift op na hield!
Te vreemder is dit, „omdat de Inca's een
geestelijk leven en een rijkdom van wijs-
geerige gedachten bezaten, die menigmaal
aan het edelste uit den Helleenschen tijd doen
denken".
De cultuur der Inca's werd vernietigd door
de Spanjaarden die op zoek waren naar goud
en schatten.
Het zou ons natuurlijk te ver voeren hier
een overzicht te geven van de geheele Inca
geschiedenis. Genoeg zij, dat de derde Inca
op veroveringen uitging en dat de vierde Inca
het Titicaca-meer bereikte. De vijfde Inca
Capac Yupanci, drong door tot de kust. De
negende Inca breidde het rijk opnieuw uit,
de tiende en de elfde Inca's veroverden
Chili en het land van Quito. De twaalfde
en laatste en grootste Inca, heette Huayana
Capa. Tijdens diens regeering drongen de
eerste berichten het rijk binnen over de
komst van een mysterieus blank ras dat zich
bediende van geheimzinnige wapenen en da:
„onkwetsbaar" was. Dit waren de Spanjaarden
met hun geweren en hun ijzeren hamas
sen!
Doch voordat een handjevol Spanjaarden
door verraad er in slaagde het rijk der Inca's
den genadeslag toe te brengen, ontstond bur
geroorlog, die de cultuur van het land al af
breuk moet hebben gedaan en het weer
standsvermogen van het volk wel moet heb
ben verzwakt.
Deze burgeroorlog ontstond door een broe-
AJstommelingen der Inca's.
Straat te Cuzco. Rechts Prae Incaische grond
vesten, waarop het paleis van den Inca Manca
Capac rust. Uit het boek „Het leven der
Oude Inca's).
deroorlog tusschen Huascor Inca en
Atahuallpa. Dit waren de beide zoons van
den Twaalfden Inca
Atahuallpa, die een bastaard zoon was van
den Twaalfden Inca wist op zeer verrader
lijke wijze zyn broer te verslaan. Hij liet
daarna alle Inca's die in leven waren ver
moorden, omdat hij zelf niet rechtstreeks van
het Inca geslacht afstamde en dus geen
recht had op den troon, voordat alle ras
echte Inca's dood waren. Atahuallpa beging
bij de slachtpartij de verfijndste wreed
heden ten aanzien van de vrouwen en de kin
deren. Een en ander speelde zich af om
streeks het jaar 1600.
Toen deed Pïzarro, de Spaansche veldheer
en veroveraar, zijn intrede in het rijk, met een
handje vol mannen. De bevolkingen van ver
afgelegen gebieden, die al het goud dat in
haar bezit was al hadden moeten afstaan
aan de heldhaftige onverschrokken despe
rado's die onder Pizarro's bevel stonden,
wezen de Spanjaarden naar den einder waar
het rijk der Inca's lag. Daar was goud in
overvloed. En Pizarro liet zich verleiden. Hij
trok verder. Atahuallpa was heelemaal niet
bang voor die paar Spanjaarden. De Span
jaarden echter, min of meer bevreesd ge
worden door de verhalen van de ontzagge
lijke macht der Inca's waren in staat een
wanhoopsdaad te begaan. De Spaansche ver
overaars werden vriendelijk ontvangen. Her
nando De Soto, een der aanvoerders gaf een
verbazingwekkende demonstratie op zijn
strijdros. De Inca echter bleef onbewogen.
Eenige zijner volgelingen, die met de oogen
knipperden en teekenen van ontzag gaven
voor de stoute staaltjes van rijkunst, op een
beest dat de inca's als rijdier niet kenden,
liet Atahuallpa afmaken. De Inca en zijn ge
volg zouden een tegenbezoek brengen in het
Spaansche kamp. Bij die gelegenheid volvoer
de Pizarro zijn wanhoopsdaad. Hij liet plot
seling alle „donderbussen" afschieten en
sleurde de Inca van zijn troon. Atahuallpa
en zijn volgelingen waren gevangenen van de
Spanjaarden. Sindsdien regeerde Atahuallpa
in naam, doch inderdaad was het Pizarro die
het bewind voerde. De Soto en Pedro del
Barco trokken naar Cucao en kwamen terug
met schier ongeloofelijke verhalen over de
enorme hoeveelheden goud in die s:ad. Pi
zarro liet intusschen stroomen goud en zilver
naar zijn kamp brengen, als losprijs voor
Atahuallpa. Intusschen beloofde hij dezen
echter dat hij recht zou spreken in de veete
tusschen hem en diens broer Huascar. Voor
het zoover kvwam werd de iaats:e echter door
.-Uahuailpa's vertrouwelingen verdronken in
een rivier. Maar Atahuallpa „kreeg zijn ver
diende loon" zooals dat heet. Hij werd op
gezag van Pizarro geworgd.
Hiermede was de vrede niet hersteld. Onder
Pizarro's volgelingen brak oneenigheid uit.
Pizarro wist voorlooplg echter de baas te
blijven. Later werd hfj echter ook ver
sagen en gedood in den veldslag. Karei
de Vijfde wien het ter oore was gekomen
dat er Chaotische toestanden heerschten in
zijn koloniaal gebied, zond Pedro de La Gasca
naar Zuid-Amerika. Deze vond den broer
van Pizarro aan het bewind. Gonzaio Pizarro
werd terechtgesteld, zijn legers werden ver
slagen door die van de la Casca. Na deze
gebeurtenissen nam de Spaansche regeering
de kolonisatie van Zuid-Amerika terdege ter
hand.
En de schat der Inca's? Die Is verdwenen
en men zegt dat ontdekkingsreizigers de buit
in een grot hebben gevonden. Bevestiging
van dit bericht hebben wij nimmer ontvan
gen. Deze schat was de geweldige voorraad
goud die bijeengebracht werd voor Atahuall-
pa's losprijs. Een groot vertrek in het kampe
ment van Pizarro werd daarvoor volgestort
met edele metalen. Volgens overlevering en
volgens oude kronieken is deze schat, die
vele mlllioenen waard zou zijn. tijdens de
opstanden door enkele Inca's in het gebergte
in veiligheid gebracht.
Men heeft echter ook %-erondersteld dat
er veel goud in het Titicacameer ligt. daar
de Inca's, uit religieuze overwegingen siera
den en edele metalen in het water plachten
te werpen.
Men heeft er zelfs al eens over gedacht dit
meer droog te maken
Te snelle groei.
(Bijzondere correspondentie).
Amerika's warenhuizen hebben aan
de prosperiteit van de afgeloopen
jaren slechts in geringe mate deel
genomen. Ofschoon de omzetten
van de acht belangrijkste con
cerns Jaarlijks bijna een milliard dollar be
dragen en voor het grootste deel nog voort
durend stijgen, zijn hun netto-winsten de
laatste jaren steeds gedaald of in het gun
stigste geval gelijk gebleven, hetgeen bij toe
genomen omzet gelijk staat met achteruit
gang. Hoe komt het, dat een groep van on
dernemingen, achter welke een kapitaal van
vele milliarden staat, zoo weinig aan de al-
gemeene prosperiteit heeft deelgenomen?
Technisch en organisatorisch overtreffen de
Amerikaansche warenhuizen die van de
overige wereld. De dienst aan de klanten
ontbreekt stellig niet. Vrij crediet van zestig
tot negentig dagen wordt door alle waren
huizen met één uitzondering, namelijk
Macy te New York City toegestaan, bijna
onbeperkte ruilgelegenheld bestaat. In vele
gevallen wordt zelfs de inkoopsprijs terug
betaald. „De klant heeft steeds gelijk", luidt
het motto van de warenhuizen, dat iederen
employé dagelijks opnieuw wordt ingeprent.
Natuurlijk wordt dit beginsel door sommige
klanten wel eens uitgebuit, hetgeen echter
niet verhindert dat men het trouw blijft. Alle
gekochte artikelen worden binnen enkele
uren franco huis geleverd. De meeste klan
ten, wier financieele omstandigheden eenigs-
zins stabiel zijn, hebben een warenhuis
rekening-courant, die natuurlijk den koop
lust stimuleert. Deze tegemoetkoming van de
zijde van de warenhuisdirecties wordt na
tuurlijk door de cliëntèle -gewaardeerd, zij
draagt veel bij tot de populariteit van deze
firma's. De meeste klanten geven er zich
echter geen rekenschap van. dat zij ten
slotte al deze moeite en inspanning in den
vorm van verhoogde prijzen zelf moeten be
talen.. De onkosten van de Departement
Stores, om de Amerikaansche uitdrukking
voor warenhuizen te gebruiken, zijn geweldig.
Zij moeten ten minste met een toeslag van
40 pet. rekening houden, om de onkosten te
dekken, zonder dat daarbij rekening wordt
gehouden met rente van het geïnvesteerde
kapitaal. Enkele firma's van geringe capaciteit
komen er zelfs met 40 pet. toeslag nog niet
en moeten 42 a 45 pet. toeslag berekenen
Het Amerikaansche publiek is de afgeloopen
jaren tot het inzicht gekomen, dat er met
zijn Departement Stores iets niet in den haak
is. Wel zijn de omzetten in het algemeen niet
gedaald, maar wel de winstcijfers. Daaren
tegen hebben de chain stores, die tegen een
heidsprijzen verkoopen en veel geringere on
kosten hebben, ten koste van de warenhuizen
grootere beteekenis verkregen.
Om deze voortdurend toenemende concur
rentie het hoofd te bieden, bedienen de waren
huizen zich in ruime mate van de reclame
in de dagbladen. Iedere groote Departement
Store heeft dagelijks in de piaatselijke bladen
groote advertenties van een geheele pagina.
Deze firma's maken uitsluitend gebruik van
de dagbladen, daar is geconstateerd, dat dit
de meest effectrijke reclame is. Hoofdzake
lijk worden .sales", uitverkoopen, aangekon
digd. De uitverkoopen zijn niet gelijk in
Europa aan het seizoen gebonden. Iedere
dag is in de Amerikaansche Departement
Stores uitverkoopdag. Geen wettelijke be
palingen verhinderen deze ondernemingen,
vandaag een „witten dag", morgen een „10
cents-dag" en overmorgen zelfs een „seizoen
uitverkoop" op touw te zetten. Meestal blij
ven deze uitverkoopen echter tot een of twee
afdeelingen per dag beperkt. Daarmede wordt
de politiek gevolgd, de clientèle met uitver-
koopprijzen te lokken en tegelijkertijd ook
goederen van andere afdeelingen, die tegen
normale prijzen worden verkocht, aan den
man te brengen. Deze laag geprijsde uitver
koop-artikelen worden gewoonlijk in de
partère van het gebouw ondergebracht, waar
zij het meest in het oog vallen. ZIJ worden
meestal met geringe winst, soms zelfs be
neden kostprijs verkocht, om de cliëntèle iets
te bieden, dat werkelijk zijn prijs waard is en
haar te overtuigen van de buitengewone
capaciteit van de firma. Natuurlijk worden
door dergelijke uitverkoopen de algemeene
onkosten tenslotte grooter. De kosten van deze
uitverkoopen moeten natuurlijk op de andere
afdeelingen verhaald worden. Op grond van
nauwkeurige berekeningen is geconstateerd,
dat de Amerikaansche warenhuizen gemid
deld de volgende onkosten hebben: 16 pet.
voor salarissen en ioonen (de helft daarvan
voor het lagere personeel, de andere helft voor
de leidende functionarissen, 8 pet. voor prijs
reducties bij uitverkoopen en verouderde ar
tikelen, 4 pet. voor huur, 3 1,2 pet. voor ad
vertenties, 2 pet. voor rente, 1.5 pet. voor pak
papier en kleine kosten en 1 pet. voor ver
liezen (diefstal enz.) Enorme bedragen ver
gen de pachtsommen voor den grond. De
warenhuizen bezitten meestal eigen gebouwen
maar hebben den grond voor eenige tiental
len jaren in erfpacht. De groote Departement
Stores hebben gebouwen van 20 verdiepingen
waarvan de bovenste door kantoren en op
slagplaatsen worden ingenomen. De pachtcon-
tracten kosten per jaar bij de belangrijkste
firma's 1.5 millioen dollar en meer.
Daar de positie van verschillende waren
huizen tengevolge van de scherpe concur
rentie de laatste beide jaren zeer moeilijk
werd, is ook hier een fusiebeweging begon
nen, waarvan de omvang echter niet duidelijk
is te overzien. Veel van de firma's die in een
groot concern zijn opgenomen, blijven schijn
baar onveranderd voortbestaan.
Aan het hoofd van de Departement Stores
staat de oude Marshall Field en Company te
Chicago, zonder twijfel het grootste waren
huis ter wereld. Het exploiteert zijn eigen
fabrieken, waar het de belangrijkste arti
kelen zelf vervaardigt en in zijn eigen zaak
op aan andere warenhuizen verkoopt. Deze
firma is in het Jaar 1865 gesticht. Haar jaar
omzet bedroeg in 1929: 179 millioen dollar
met een netto-winst van 9.2 millioen dollar,
Sn 1928 beliep de omzet 169 millioen dollar,
de netto-winst echter 9 8 millioen.
De R. H. Macy Company te New York City
neemt de tweede plaats in. Dit warenhuis
neemt in Amerika een bijzondere plaats in,
omdat het alleen a contant verkoopt en zijn
advertenties altijd begint met de woorden:
„Wij verkoopen alleen a contant, daardoor
zijn onze prijzen 6 pet. lager dan die van
onze concurrenten. Niemand is ons geld
schuldig".
Inderdaad volgt deze firma In het algemeen
de politiek, ieder ander warenhuis met ten
minste 6 pet. te ondcrbleden. Macy nam ver
leden jaar in ruime mate deel aan de fusie-
beweging en nam te Newark, N.-J., de Bam
berger Co. over met een paarlijkschen om
zet van 40 millioen dollar. Macy's verkoopen
bedroegen verleden jaar 135 millioen dollar.
De netto-winst bedroeg 10.7 millioen dollar.
Macy heeft al naar het seizoen, 700012.000
employe's Gimbcl Brothers is een waren
huizen maatschappij, die door een armen
Beierschcn immigrant werd gesticht en thans
in New York en Philadelphia een van de
voornaamste plaatsen inneemt. De firma heeft
een te snelle expansiepolitiek gevoerd, het
geen duidelijk merkbaar is aan de betrek
kelijk geringe netto-winsten. De omzetten
varieerden sedert 1926 tusschen 123 en 121
millioen per jaar, terwijl de winsten in den
zelfden tijd van 3.9 tot 2.2 millioen dollar
daalden. In de vierde plaats komen de May
Departement Stores, die in verschillende
deeien van het land ondermaatschappijen
hebben. In de jaren 1929 en 1928 zetten zij
respectievelijk 112 en 106 millioen dollar om,
met netto-winsten van 6.1 en 6.7 millioen dol
lar. Hier valt op te merken, dat ondanks
een toeneming van den omzet met 6 millioen
dollar de winst met 0.6 millioen dollar ls ge
daald. De Hahn Departement Stores exploi-
teeren 24 warenhuizen in verschillende deelen
van Amerika. De omzetten en zuivere win
sten zijn de laatste jaren vrijwel stabiel ge
bleven. Tegenover verkoopen van 110 mil
lioen dollar per jaar staan netto-winsten
van 6.1 millioen doliar. Al deze firma's be-
besteden enorme sommen per Jaar aan dag
bladreclame.
De concurrentie tusschen warenhuizen, de
goedkoopere chain-stores en den onafhanke-
lijken kleinhandel wordt voortdurend scher
per. De voordeelen, die de eerstgenoemde
firma's vroeger bij den inkoop hadden, zijn
veelal verdwenen of worden opgeheven door
de grootere algemeene onkosten. Men begint
te beseffen, dat misschien ook sommige on
derdeden van de commercieele politiek der
Departement Stores niet juist zijn. In het
bijzonder ziet men in, dat het vrij kostbaar
is, dagelijks in deze of gene afdeelimg uit
verkoopen te houden en daar geld bij in te
schieten, dat door andere afdeelingen weer
moet worden opgebracht In verband met den
algemeencn conimercieelen toestand worden de
nieuwe aankoopen thans zeer beperkt en de
begrooting van vele afdeelingen stelselmatig
verminderd. De voornaamste fout zal echter
deze zijn, dat de warenhuizen zich de laatste
jaren uiterlijk te snel hebben ontwikkeld, zon
der dat daarmede een stabilisatie en con
solidatie van de Inwendige organisatie ge
paard ging.
(Nadruk verboden).