FEMINA KINDERKLEEDING HOEDJES!! Hoe men de kleuters bezig houdt. Het woord is aan RECEPT. DROOMEN. HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 9 OCT. 1930 Ofschoon de kinder-garderobe bij lange na niet zooveel zorg vereischt als die van ons, vrouwen, willen we nu en dan wel weer eens een variatie brengen in de kleeding van onze kleintjes. Voor een manteltje is het nu al weer frisch genoeg. Men moet wel bedenken, dat het manteltje grootere eischen stelt dan het maken van een jurkje. Het manteltje kan wel eenvoudig zijn, maar het cachet mag door onbevoegd knippen niet verloren gaan. Bij een effen stof zullen donkere revers, dito kraagje en manchetjes zeer goed staan. Bij druk bewerkt materiaal kan bijna iedere garneering gemist worden. Voor de killere dagen zal een vestje van wollen stof in afstekende kleur op een don kere Jurk alleraardigst doen. Zeer „en vogue" zijn ook de fluweelen bloemjurkjes. Ze klee- den onze kleine meisjes zoo snoezig en geven een fijne bekoring aan de tengere figuurtjes. Daarom zou ik iedere moeder willen aanra den zulk een jurkje voor haar meisjes te maken. Onder de „velours fantaisie" vindt men een groote verscheidenheid van kleuren en dessins, zeer geschikt voor kinderen. Iets heel nieuws is het complet voor onze dochtertjes. Op het eerste prentje toonen wij u iets dergelijks van donkerroode wollen stof. Het jurkje, dat een ruim voorpandje heeft en aan den hals versierd is met smock- werk, heeft als garneering, van af den schou der tot onder aan den zoom een lint, dat met over elkaar vallende lussen is aange bracht Deze zelfde garneering vinden we terug bij het armsgat. Het mouwtje is glad en afgewerkt met een bies. Het manteltje is vrij ruim en wordt gesloten met één knoop, terwijl onder het bobbykraagje een roodzij den strik wordt aangebracht. De lintlusgarnee ring vinden we op het manteltje terug en wel langs het kraagje, het zakje en de man chetten. Ook op het mutsje is dit motief aangebracht. Het tweede plaatje geeft een complet, nu van lichtblauw wollen cashmir. Het wijde Jurkje heeft op den schouder drie kleine plooitjes. Het vierkante halsje is met een bor duursleek afgewerkt. Ditzelfde vinden wij langs het armsgat en aan de manchetten. Verder is het jurkje versierd met borduur werk in grove wol. de ruiten donkerblauw en de rozetjes geel. Van de hoeken van het vier kante halsje af tot even onder de taille, is een dergelijke versiering aangebracht, van boven breed en naar onder toe smaller uit loopend. Het mouwtje is eenvoudig en glad. Het manteltje is met dezelfde kleuren en motieven geborduurd als het jurkje, eveneens het lichtblauw vilten hoedje. De mantel heeft van te voren een rechte baan en sluit met zes gele knoopen. Kraag en manchetten zijn van geel teddybeer. Of de vrouwelijke Jeugd van tegenwoordig het nog doet, weet ik eigenlijk niet precies meer, maar ik weet wel, dat in mijn jeugd, de meisjes zich vrijwel allemaal verheugden in het bezit van een „poesie"-album, waarin de vriendinnen allemaal een gedicht of wensch moesten schrijven, liefst voorzien van een prachtig plakplaatje. Booze tongen beweerden, dat het ons niet zoozeer te doen was, om den wensch, als wel om het min of meer fraaie plaatje. Welnu, om op mijn a propos te komen, in elke poëziealbum kwam strijk en zet deze wensch eenlge koe ren voor: „Rozen verwelken en bloemen ver gaan, maar onze vriendschap blijft eeuwig bestaan". Deze min of meer pertinente ont boezeming kan zonder de minste twijfel gel den voor ons aller onuitroeibare vriendschap voor onze hoofddeksels. We mogen nog zoo modern en verlicht wordenals het om een nieuw hoedje gaat, zijn er maar weinig vrouwen, die niet in vervoering geraken. Dus: we hebben het over de nieuwe hoeden. Het najaarsseizoen heeft een groote verschei denheid van hoeden geschonken, en men hoort terecht de opmerking, dat het is alsof men voor iedere vrouw een apart model heeft willen maken. Over het geheel genomen kan men de modellen echter toch wel in twee groepen indeelen. De groote hoeden, die echter niet zoo heel erg groot zijn, de leuke, flatteuse cloches en capellnes; en de kleine hoedjes, waaronder we dan verstaan de tal- looze modellen van mutsen, barets, tulban den. hoedjes met opgeslagen rand. kortom al die modellen, die nauw om onzen bol sluiten en om het gezicht. Over het geheel genomen gelooft men. dat men meer kleine hoedjes zal zien. dan groote. omdat we zulke hooge bontkragen hebben dezen winter, zoodat we dus last zouden krijgen met den rand van onze groote hoeden van achteren in den hals. De teekening geeft eenige modellen uit de nieuwste collecties weer. Links een ..groo te" van dubbel zwart vilt, met zwart-met- wit lint. Rechts bovenaan een klein vilthoed- je met heel onregelmatigen rand. Er wordt in de winterhoeden heel veel fluweel met vilt verwerkt, ook vilt met „panne" en geschoren bont met vilt. Rechts onderaan een van de talrijke tulbanden, bol van velours in kleine baantjes, rand van gerold hermelijn, dat iets heel zachts aan hcu gelaat geeft. EEN TELEFOON-LIJST. Nu laten wij de kleuters eens een telefoon lijst maken, die ons groote diensten kan be wijzen. Vele nummers komen op de lijst te staan, zoodat men niet steeds in het telefoon boek hoeft op te zoeken. De lijst wordt ver kregen uit een stukje dun karton van 38 bij 16 c.M. Op dit stukje karton mogen de klein tjes een versiering aanbrengen. Een aardige versiering geven twee briefkaarten, maar al leen briefkaarten, waarop weinig staat afge beeld kunnen ons helpen. Een briefkaart met een poppetje in het midden fs al voldoende. Om het poppetje wordt een cirkeltje getrok ken en de briefkaart wordt op het potlood lijntje uitgeknipt. Men neemt dus twee brief kaarten. die eenïgszïns bij elkaar komen, de uitgeknipte kaarten worden op het karton netje geplakt. Daarna mogen de kleuters met kraaltjes verder versieren en wordt om het uitgeknipte plaatje een randje van kraaltjes aangebracht. Dit kan natuurlijk op allerlei manieren ge beuren. Het gemakkelijkste is de kraaltjes fwee aan twee of drie aan drie langs het cirkeltje op elkaar te laten volgen. Maar de versiering, die de afbeelding laat zien staat gezelliger. Sterretje van 7 kraaltjes worden aangebracht, en de ruimte die tusschcn de kraaltjes open blijft wordt opgevuld met. lange steken, waarvoor men een draadje zijde of wol neemt. Inplaats van briefkaarten kan men ook glanzend papier gebruiken, ook een poppetje hiervan uitknippen en opplakken. Wel moet voor de kleuters precies aange geven worden, waar de kraaltjes komen' en het is zeer geschikt wanneer de kinderen zelf de gaatjes in het karton prikken. Nu nog een wit papier om de lijst in orde te maken, een lusje aan den bovenkant be vestigd en de lijst is gereed om een plaatsje bij de telefoon te krijgen. Het modelletje is in de Tijdingzaal van ons blad te vinden. ,W. R. De Kinderen De onder wij zer es: Max waarom heb jij niels van je stak klei gemaakt?" Max: „Ik heb xoel wat gemaakt, 't Is een wormpje, maar 't is nog niet geboren". In den huiselijken kring wordt de opmer king gemaakt, dat ,,'t giet" waarop vier jaar opmerkt: ,,'t Is nietes, je moet zeggen: 't ver giet". Een dag te voren had hij namelijk ge vraagd „wie een gatje in de hemel prikte' wanneer het regende. En deze voorstelling gaf hem de vergelijking in den mond met het ver giet, dat in de keuken hing.... Dezer dagen werd er in de hoofdstad een leesbiblotheek voor kinderen geopend. En een krante-berichtje meldde: na een paar uur moest de bibliotheek al gesloten worden en werden drommen kinderen teleurgesteld naar huis gestuurd. Alle boeken waren uitgeleend. We kunnen ons dat zoo goed begrijpen, het herinnert ons aan onze eigen kinderjaren. Ergens een boek te krijgen, te leenen! Je was er als de kippen bij. Zoo'n gelegenheid liet je niet voorbijgaan. Volwassenen loopen niet zoo hard meer om boeken. Er zijn een paar werken, die je in teresseeren en die worden dan aangeschaft of geleend. Maar een stormloop op een biblio theek om „iets" te lezen te krijgen, we kennen dat, niet. Hoogstens verlangen we, na een vermoeienden dag. naar een prettig boek, dat boeit en bezighoudt, tegelijk ontspanning brengt. Maar het lukt ons zelden zoo'n boek te vinden. Het kind schijnen alle boeken te boeien. Het heeft wel critiek, het vindt verhalen „reus achtig" of „niet veel aan". Maar toch leest het die onbelangrijke verhalen met volle aan dacht. Het heeft op dat oogenblik geen an der boek, iets is beter dan niets en het wil toch wel weten wat er verder gebeurt, hoe het afloopt. Rustig leest het blaadje na blaadje. Wat hebben wij ln onze jeugd al niet ge lezen! Stapels bakvischboeken. alle volgens 't zelfde procédé vervaardigd. Het ondeugende, maar toch zoo eerlijke" en goedhartige kind. dat naar kostschool wordt gestuurd; het val- scl-tè meisje op die school. een verdacht making van het eerlijke kind. Ten slotte de deugd beloond en het onrecht gestraft. Veel tranen van berouw en wat we nu zouden noemen een „happy end". Dan verhalen uit de vaderlandsche geschiedenis ik hield er niet van. maar lezen deed ik ze wel! dolle jongensboeken, sentimenteele meisjesverhalen met bloem-zoete liefdeshistorietjes en veelbe lovende verlovingen, sprookjes, sagen, le- genden.romans, die „eigenlijk" verboden wa ren. alles, wat maar zwart od wit stond. Wie heeft er een boek voor me? Jij? Dank je wel. En je las. Je was alles om je heen vergeten. Ja. Je was alles vergeten. Dat was het juist wat ons als kinderen tot zooveel betere lezers maakt, dan we op later leeftijd zouden zijn. We waren meteen weg, weg uit de ka mer. weg uit ons eigen leven. We gaven het bopk wat, Let toekwam. Wij grijpen naar het boek met den efsch: boei ons .vermaak ons. laat ons zorgen en problemen vereeten. haal ons weg uit de kamer, uit ons klein bestaantje En dan blij ken de meeste boeken machteloos. Ze kun nen niet tegen ons op. wat zij te vertellen hebben lijk), ons niet belangrijker dan eigen gedachten. Wc staren over het boek heen Nee. we hebben er niets aan. We bladeren het even door. O. ja, zoo loopt het af. dachten we wel. Een vervelende geschiedenis en niet bijzonder geschreven ook. Het heeft ons niets „gedaan". Wij kunnen niet lezen, wat ons niet frap peert en meesleept. Onze eigen gedachten dringen zicli er tusschen. Maar een kind laat zich bij voorbaat meesleepen, het geeft zich aan het verhaal. Het gaat natuurlijk niet aan het kind alles te laten lezen. Iedere vader en moeder, die hun kind gadeslaan weten wel welke boeken een slechten invloed op hem hebben, het overstuur, bang of stil maken. Maar de meeste kinderboeken en vooral die uit school- en andere bibliotheeken zijn dood onschuldig en zullen waarschijnlijk geen enkelen invloed uitoefenen, ten goede noch ten kwade. Er zijn ontzettend veel kinder boeken. ze kunnen onmogelijk allemaal be langrijk zijn. Maar ze worden geschreven en uitgegeven omdat er vraag naar is. Nooit lezen wij zooveel als in onze jonge jaren, de afzet van het kinderboek is groot. En als ze uw kind in zoo n erg onbelang rijk boek verdiept ziet. een boek. dat het straks weg legt om aan een nog onbelang rijker te beginnen, moet ge u dan ongerust maken over zijn smaak, zijn intelligentie, zijn ja wat al niet? Welnee. U moet u verheugen over de zorge loosheid. die het in staat stelt zijn aandacht aan alles te geven, ook aan 't onbeteekenen- de verhaaltje. Het wil lezen om iets te be leven. het zoekt daar rustig naar. Het heeft niets te vergeten, het heeft alleen in zich op te nemen. Er wordt hem iets verteld. Hij is een en al oog en oor. Heerlijk om zoo te kunnen lezen! BEP OTTEN. APPELPLDDING. Kook appelmoes, strooi daarin een meng sel van griesmeel en suiker, wat citroensap en laat alles tot puddingdikto inkoken. Dien de pudding met vanillesaus. En hun voorspellende beteekenis. Na, den vreeselijken ondergang van het Engelsche luchtschip, de R 101, zult u allicht ook wel gelezen hebben, hoe bij eenige per sonen de ramp in den droom was verschenen, en bij een zelfs precies op den tijd dat het luchtschip in vlammen was opgegaan. Ande ren hadden bij het vertrek w*eer een voorge voel van dezen afloop gehad, hebben zij ge zegd. Zou dat echter niet op een meer logischen samenloop berusten dan op een voorspellen den geest, zooals sommigen willen beweren? Stel u voor: iemand die u zeer na aan het hart ligt, gaat op een dergelijke hachelijke onderneming uit, als zoo'n tocht met een luchtschip toch wel mag worden genoemd. Is het dan wonder dat men midden in den nacht wakker schrikt tengevolge van een nachtmerrie die een vuurzuil voor den geest brengt, of die een ontploffing doet hooren. De zenuwen van deze menschen moeten sterk gespannen zijn geweest, de angst van: hoe zal het afloopen, heeft hen onrustig gemaakt en opgejaagd, waarvan natuurlijk een slechte nacht het onvermijdelijke gevolg moest zijn. Evenzoo is het met de voorspellingen; iedereen die weieens bij het begin van een gevaarlijke onderneming is geweest, moet dat gevoel gehad hebben: als het maar goed af loopt. een gedachte, die men na een geluk kig einde meestal weer spoedig vergeten is. I.i de grijze oudheid meende men al. dat droomen hun zeer speciale beteekenissen hadden, dat zij wel zeer duister en ondoor grondelijk waren, maar dat een diepere be teekenis er aan ten grondslag zou liggen. Want zonder kern van waarheid kon men zich zoo 'n droom niet denken. Omdat echter de meesten geen kans zagen om uit de vaak hopelooze verwarring van beelden en daden wijs te worden, zocht men naar iemand die zich er speciaal op toelegde, en zoo kwamen de droomenuitleggers. Dit zullen wel intelligente menschen geweest zijn met een uitstekend combinatievermogen en met een flinke dosis menschenkennis. Hoe ingewikkelder de droom, hoe meer be hoefte er natuurlijk aan zoo'n droomenuit- legger was, en als wij dan bedenken, hoe verward onze droomen kunnen zijn, hoe het eene beeld het andere verdringt zonder eenige schijnbare samenhang, dan zullen die droomenuitleggers er ook vakk genoeg maar met de muts naar gegooid hebben, om tot een oplossing te komen. In de Oostersche sprookjes, waarin de groote heeren niet altijd even nobel voor den dag kwamen, werden de droomen voorgesteld als de stem van het geweten die in de zuivere stilte van den nacht hoorbaar werd, en on rust zaaide in het hart. Wat een tact moet zoo'n droomenuitlegger gehad hebben, om den heer aan het verstand te brengen, waar het om ging en hem daarbij toch niet op zijn overgevoelige teenen te trap pen! Deze menschen hechten aan iedere droom een bepaalde beteekenis, wat zeer onwaar schijnlijk lijkt, wanneer wij bedenken, dat kinderen meer droomen over het algemeen dan volwassenen, en dat van die volwasse nen de eene nooit droomt en de ander meer malen, wat wel gelijken tred zal houden met het zenuwstelsel, de gezondheid en alle mógelijke factoren van den geest. Sommigen droomen alleen wanneer zij op den rug lig gen, anderen wanneer het dek op hun bed te zwaar is, weer anderen wanneer het een windstille nacht is zonder geluiden, of ook wel wanneer de storm om het huis loeit. Het is niet aan te nemen, dat al deze droomen een logische beteekenis zouden hebben; dat er echter nooit een gebeurtenis aan ten grondslag zou liggen, is ook weer te veel ge zegd. en er zijn wel degelijk voorbeelden be kend van menschen die uit de verte een ge beurtenis voorvoeld hebben/ door middel van een droom; die zich op deze wijze uitlieten en die naderhand gelijk bleken te hebben. Nu draaien velen de zaak echteT om: wan neer de gebeurtenis heeft plaats gehad, ko men zij plotseling met hun: ik heb het ge droomd. terwijl de ramp een zeer begrijpe lijk gevolg was van een gevaarlijke onder neming. Eigenaardig is het wel, dat er nooit iemand is, die zulke voorspellende dingen droomt van een vreugdevolle gebeurtenis; heeft u ooit van iemand gehoord op wiens lot de hon derdduizend viel en die triomfantelijk vertelde dat zijn tante dit al van te voren gedroomd had? Of ontmoet u weieens een man of vrouw die door een examen is gekomen en waarvan een vriend den goeden uitslag in een droom heeft voorspeld? Maar wel van een kind dat een ongeluk heeft gekregen en waarvan een buurvrouw den nacht van tevoren zoo griezelig heeft gedroomd. Hecht niet te veel waarde aan dergelijke achteraf-praat: het is helaas maar al te vaak een neiging van op sensatie beluste menschen om droevige gebeurtenissen een nog somber der en geheimzinniger aanzien te geven en het heeft met echt menschelijk medelijden niets uit te staan. E. E. J.—P. Er gaat niets van af: De Hollandsche vrouw begint chic te krijgen.Het begint lang zamerhand een beetje overdreven te worden om een schampere opmerking te maken over de beroemde Hollandsche onelegantie, en over de specifieke hebbelijkheid van Hol landsche vrouwen om de dingen te dragen, die ze net niet kunnen hebben. Het begint een beetje gezocht te worden om met bij - zonderen nadruk een lofzang te zingen op de verfijnde manier, waarop de Parisiennes haar origineele jurken en haar gedurfde hoe den dragen, en op de sportieve flair, waar mee Engelsche en Amerikaansche vrouwen zich bewegen in haar tweeds en haar vier kante schoenen en haar simpele vilthoeden. Goed, de Parisiennes hebben een manier om haar kleeren te dragen, die van het meest gewone zwart zijden jurkje iets bij zonders maakt, en ze hebben de durf en ver staan de kunst om iets origineels te dragen, maar dacht u dat je, wandelend over den Boulevard des C-apucines en flaneerend door de Rue de Rivoli en over de Place Vendöme geen slecht gekleede en on-elegante vrouwen tegen komt? Uitstekend, de meeste Engelsche vrouwen zien er aantrekkelijk uit in haar sportieve mantelpakken en haar rechte jumpers en blouses, maar ik verzeker u, dat er niets er- gers bestaat dan een Engelsche vrouw, die zich niet weet te kleeden, speciaal als ze ouder wordt en er ïiiet het minste besef van heeft, dat er een kunst bestaat van „growing old gracefully". Maar we zijn ook geen Parisiennes, of Engelschen of Amerikaanschen. We zijn en we blijven Hollanders, en we zullen het feit in aanmerking moeten blijven nemen, dat er hier in Holland een buitengewoon groote categorie van dat wonderlijke soort van vrouwen is, die het weinig kan schelen, hoe ze eruit zien. „als het maar netjes is". Die het eigenlijk een beetje' beneden haar waar digheid vinden om meer dan een kwart'er per dag te besteden aan haar toilet, en die met een minachtenden blik neerzien op alles dat eruit ziet, of het minutieuze zorg aan haar toilet besteedt. Waarom zouden we in 's hemelsnaam niet ons best doen om de wereld zoo mooi te maken, als maar mogelijk is? En het is nog steeds voor de meeste menschen een genoegen om naar een goed gekieede vrouw te kijken. Ik heb dezer dagen een buitengewoon ge- noegelijk uurtje doorgebracht in een groo te winkelstraat, en met een plezierig gevoel geconstateerd, dat dat verhaaltje over de onelegantie van de Hollandsche vrouw meer en meer op een boosaardig sprookje uit de oude doos gaat lijken. De aparte, zoo uit Parijs en Londen overgewaaide mantels en jurken werden gedragen, door vrouwen, die ze konden dragen en die ze goed droegen, met dat airtje van koele nonchalance, dat nu eenmaal schijnt te hooren bij het lan- ceeren van een opvallend nieuwigheid je; ik zag er in een restaurant een paar binnenko men. in simpele- volmaakt zittende mantel pakken, met een vos nonchalant over één schouder gehangen, die zoo elegant waren, zich zoo goed bewogen, zoo volmaakt be- heerscht van bewegingen en gebaren waren, en voor wie het heele publiek aan den kant zoo volmaakt lucht was, dat je onmiddellijk al je vroegere overtuigingen overboord zette, en zwoer, dat je niet rusten zou, voor je ook een dergelijke trap van boven alles verhe ven „remoteness" bereikt had. De moeilijke kunst van als vrouw alleen aan een tafeltje te zitten, de nog moeilijkere van goed een sigaret rooken en de allermoeilijkste van goed ergens binnen te komen en goed je afscheid te makenwaren hier dingen, die tot in de kleinste puntjes verstaan werden. „Lieve help, ja, als je den heelen dag niets beters te doen hebt dan aan zulke nonsens te denken!" hoor ik al iemand geërgerd zeggen. Ik geef onmiddellijk toe, dat het geen erg hoogstaande bezigheid is, en dat ik heele - maal niet jaloersch ben op haar, die zich het bereiken van dat toppunt van volmaaktheid tot eenig levensdoel stellen. Maar ondertus- schen zijn we er allemaal op zijn tijd van onder den indruk. Gelukkig. Er is niets er- gers dan een vrouw, die het niet meer kan schelen, hoe ze eruit ziet, en ik moet eerlijk zeggen, dat ik me dien middag heelemaal niet boven een plezierig gevoel van voldoe ning verheven vond, omdat ik me bewust was van het feit, dat mijn hoed en mijn jurk en mijn mantel bijzonder goed biij elkaar stonden, en dat mijn nieuwe schoenen bui tengewoon naar mijn zin waren. Alles op zijn tijd, en alles op zijn plaats. Maar spe ciaal mijn nieuwe schoenen zijn erg aardig. WELLY VAN DER TAK IETS OVER STEENKOLEN EN STOKEN. Het was een goede gedachte van de steen kolenhandelaren, om kleine, eenvoudige boekjes te verspreiden, waarin een „stook- technicus" op bevattelijke wijze (G. de Clerq) eens vertelde, wat feitelijk de ookzaak van slakvorming in kachels en haarden is. Niet waar?, vele brandstoffen'.everanciers worden van tijd tot tijd overladen met klachten van klanten over de ..slechte" kwaliteit van de geleverde kolen, omdat ze zoo „koeken op den rooster". En toch kan de leverancier er niets aan doen. en de kolen zijn ook niet slecht, want andere menschen hebben met dezefde kolen heelemaal geen last. Maar de kwestie is, dat door vele huisvrouwen enz. nog op een verkeerde wijze gestookt wordt. Wat begrijpelijk is, omdat we nu eenmaal niet allemaal op de hoogte van de stook- techniek zijn. Maar we kunnen er toch wel wat van leeren. Dit koeken van de kolen (of eigenlijk gezegd, dit koeken van de asch!) wordt veroorzaakt doordat er zulk een groote hitte in kachel of haard ontstaat, dat de asch smelt en een koek vormt. De slakvorming is diis gevolg van te hard stoken! Allereerst moet men zorgen, dat op geregelde tijden de asch van den rooster verwijderd wordt. In de tweede plaats moet men niet plotseling het vuur in haard of kachel temperen, door alle luchttoevoer dicht te zetten en bovendien de pijpschuif vrijwel dicht te doen. Want daardoor ontstaat zulk een hitte in het vuur, dat de asch absoluut gaat smelten en koeken. Dus temper langzaam. Eerst de luchtschuif dicht, en nas een tijd later de pijpschuif. De voornaamste oorzaak van slakvorming wordt echter het te felie stoken van kachel of haard genoemd, hetgeen geschiedt, doordat men dikwijls met een kachel van een te klei ne verwarmingscapacitcit een te groot ver trek wil verwarmen. En daarom is het ver standig, voor verwarming van een kamer van bijvoorbeeld 200 kubieken meter, een haard of kachel te gebruiken, die een capaciteit heeft van 300 kub. meter. De iets hoogere aanschaffingskosten worden ruimschoots ver goed door iangeren.levensduur, zuiniger sto ken, geen koeken, enz. AARDAPPELSOESJES! Het is geen smoesje, maar een aardappel soesje smaakt overheerlijk. Men kan ze maken van overgehouden gekookte aard appelen. Op 3 ons gekookte aardappelen neemt men 12 ons boter. 12 ons bloem, 1 ei, 1 kopje melk, verder wat peper, zout en noot muskaat. In een pannetje brengt men de melk met de boter aan de kook, strooit er roerende de bloem in en blijft roeren tot het mengsel las een stevige bal van de pan los laat. Dan neemt men de pan van het vuur en roert flink kloppende het ei door het deeg. Ten slotte mengt men er de fijngewreven aardappelen door en naar smaak wat peper en zout en nootmuskaat. In heet frituurvet laat. men kleine balletjes van het deeg vallen, die men goudbruin bakt en laat op zwellen tot dubbele grootte. Heerlijk bij de boterham!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 12