FEMINA
KINDERKLEEDING
HOEDJES!!
Hoe men de kleuters
bezig houdt.
Het woord is aan
RECEPT.
DROOMEN.
HAARLEM'S
DAGBLAD
DONDERDAG
9 OCT. 1930
Ofschoon de kinder-garderobe bij lange
na niet zooveel zorg vereischt als die van
ons, vrouwen, willen we nu en dan wel weer
eens een variatie brengen in de kleeding van
onze kleintjes. Voor een manteltje is het nu
al weer frisch genoeg.
Men moet wel bedenken, dat het manteltje
grootere eischen stelt dan het maken van
een jurkje. Het manteltje kan wel eenvoudig
zijn, maar het cachet mag door onbevoegd
knippen niet verloren gaan.
Bij een effen stof zullen donkere revers,
dito kraagje en manchetjes zeer goed staan.
Bij druk bewerkt materiaal kan bijna iedere
garneering gemist worden.
Voor de killere dagen zal een vestje van
wollen stof in afstekende kleur op een don
kere Jurk alleraardigst doen. Zeer „en vogue"
zijn ook de fluweelen bloemjurkjes. Ze klee-
den onze kleine meisjes zoo snoezig en geven
een fijne bekoring aan de tengere figuurtjes.
Daarom zou ik iedere moeder willen aanra
den zulk een jurkje voor haar meisjes te
maken. Onder de „velours fantaisie" vindt
men een groote verscheidenheid van kleuren
en dessins, zeer geschikt voor kinderen.
Iets heel nieuws is het complet voor onze
dochtertjes. Op het eerste prentje toonen
wij u iets dergelijks van donkerroode wollen
stof. Het jurkje, dat een ruim voorpandje
heeft en aan den hals versierd is met smock-
werk, heeft als garneering, van af den schou
der tot onder aan den zoom een lint, dat
met over elkaar vallende lussen is aange
bracht Deze zelfde garneering vinden we
terug bij het armsgat. Het mouwtje is glad
en afgewerkt met een bies. Het manteltje is
vrij ruim en wordt gesloten met één knoop,
terwijl onder het bobbykraagje een roodzij
den strik wordt aangebracht. De lintlusgarnee
ring vinden we op het manteltje terug en
wel langs het kraagje, het zakje en de man
chetten. Ook op het mutsje is dit motief
aangebracht.
Het tweede plaatje geeft een complet, nu
van lichtblauw wollen cashmir. Het wijde
Jurkje heeft op den schouder drie kleine
plooitjes. Het vierkante halsje is met een bor
duursleek afgewerkt. Ditzelfde vinden wij
langs het armsgat en aan de manchetten.
Verder is het jurkje versierd met borduur
werk in grove wol. de ruiten donkerblauw en
de rozetjes geel. Van de hoeken van het vier
kante halsje af tot even onder de taille, is
een dergelijke versiering aangebracht, van
boven breed en naar onder toe smaller uit
loopend. Het mouwtje is eenvoudig en glad.
Het manteltje is met dezelfde kleuren en
motieven geborduurd als het jurkje, eveneens
het lichtblauw vilten hoedje. De mantel heeft
van te voren een rechte baan en sluit met
zes gele knoopen. Kraag en manchetten zijn
van geel teddybeer.
Of de vrouwelijke Jeugd van tegenwoordig
het nog doet, weet ik eigenlijk niet precies
meer, maar ik weet wel, dat in mijn jeugd,
de meisjes zich vrijwel allemaal verheugden
in het bezit van een „poesie"-album, waarin
de vriendinnen allemaal een gedicht of
wensch moesten schrijven, liefst voorzien
van een prachtig plakplaatje. Booze tongen
beweerden, dat het ons niet zoozeer te doen
was, om den wensch, als wel om het min of
meer fraaie plaatje. Welnu, om op mijn
a propos te komen, in elke poëziealbum
kwam strijk en zet deze wensch eenlge koe
ren voor: „Rozen verwelken en bloemen ver
gaan, maar onze vriendschap blijft eeuwig
bestaan". Deze min of meer pertinente ont
boezeming kan zonder de minste twijfel gel
den voor ons aller onuitroeibare vriendschap
voor onze hoofddeksels. We mogen nog zoo
modern en verlicht wordenals het om
een nieuw hoedje gaat, zijn er maar weinig
vrouwen, die niet in vervoering geraken.
Dus: we hebben het over de nieuwe hoeden.
Het najaarsseizoen heeft een groote verschei
denheid van hoeden geschonken, en men
hoort terecht de opmerking, dat het is alsof
men voor iedere vrouw een apart model heeft
willen maken. Over het geheel genomen kan
men de modellen echter toch wel in twee
groepen indeelen. De groote hoeden, die
echter niet zoo heel erg groot zijn, de leuke,
flatteuse cloches en capellnes; en de kleine
hoedjes, waaronder we dan verstaan de tal-
looze modellen van mutsen, barets, tulban
den. hoedjes met opgeslagen rand. kortom al
die modellen, die nauw om onzen bol sluiten
en om het gezicht. Over het geheel genomen
gelooft men. dat men meer kleine hoedjes
zal zien. dan groote. omdat we zulke hooge
bontkragen hebben dezen winter, zoodat we
dus last zouden krijgen met den rand van
onze groote hoeden van achteren in den
hals. De teekening geeft eenige modellen uit
de nieuwste collecties weer. Links een ..groo
te" van dubbel zwart vilt, met zwart-met-
wit lint. Rechts bovenaan een klein vilthoed-
je met heel onregelmatigen rand. Er wordt
in de winterhoeden heel veel fluweel met vilt
verwerkt, ook vilt met „panne" en geschoren
bont met vilt. Rechts onderaan een van de
talrijke tulbanden, bol van velours in kleine
baantjes, rand van gerold hermelijn, dat iets
heel zachts aan hcu gelaat geeft.
EEN TELEFOON-LIJST.
Nu laten wij de kleuters eens een telefoon
lijst maken, die ons groote diensten kan be
wijzen. Vele nummers komen op de lijst te
staan, zoodat men niet steeds in het telefoon
boek hoeft op te zoeken. De lijst wordt ver
kregen uit een stukje dun karton van 38 bij
16 c.M. Op dit stukje karton mogen de klein
tjes een versiering aanbrengen. Een aardige
versiering geven twee briefkaarten, maar al
leen briefkaarten, waarop weinig staat afge
beeld kunnen ons helpen. Een briefkaart met
een poppetje in het midden fs al voldoende.
Om het poppetje wordt een cirkeltje getrok
ken en de briefkaart wordt op het potlood
lijntje uitgeknipt. Men neemt dus twee brief
kaarten. die eenïgszïns bij elkaar komen, de
uitgeknipte kaarten worden op het karton
netje geplakt. Daarna mogen de kleuters met
kraaltjes verder versieren en wordt om het
uitgeknipte plaatje een randje van kraaltjes
aangebracht.
Dit kan natuurlijk op allerlei manieren ge
beuren. Het gemakkelijkste is de kraaltjes
fwee aan twee of drie aan drie langs het
cirkeltje op elkaar te laten volgen. Maar de
versiering, die de afbeelding laat zien staat
gezelliger. Sterretje van 7 kraaltjes worden
aangebracht, en de ruimte die tusschcn de
kraaltjes open blijft wordt opgevuld met. lange
steken, waarvoor men een draadje zijde of
wol neemt.
Inplaats van briefkaarten kan men ook
glanzend papier gebruiken, ook een poppetje
hiervan uitknippen en opplakken.
Wel moet voor de kleuters precies aange
geven worden, waar de kraaltjes komen' en
het is zeer geschikt wanneer de kinderen zelf
de gaatjes in het karton prikken.
Nu nog een wit papier om de lijst in orde
te maken, een lusje aan den bovenkant be
vestigd en de lijst is gereed om een plaatsje
bij de telefoon te krijgen.
Het modelletje is in de Tijdingzaal van ons
blad te vinden.
,W. R.
De Kinderen
De onder wij zer es: Max waarom heb jij
niels van je stak klei gemaakt?"
Max: „Ik heb xoel wat gemaakt, 't Is een
wormpje, maar 't is nog niet geboren".
In den huiselijken kring wordt de opmer
king gemaakt, dat ,,'t giet" waarop vier jaar
opmerkt: ,,'t Is nietes, je moet zeggen: 't ver
giet". Een dag te voren had hij namelijk ge
vraagd „wie een gatje in de hemel prikte'
wanneer het regende. En deze voorstelling gaf
hem de vergelijking in den mond met het ver
giet, dat in de keuken hing....
Dezer dagen werd er in de hoofdstad een
leesbiblotheek voor kinderen geopend. En een
krante-berichtje meldde: na een paar uur
moest de bibliotheek al gesloten worden en
werden drommen kinderen teleurgesteld naar
huis gestuurd. Alle boeken waren uitgeleend.
We kunnen ons dat zoo goed begrijpen, het
herinnert ons aan onze eigen kinderjaren.
Ergens een boek te krijgen, te leenen! Je was
er als de kippen bij. Zoo'n gelegenheid liet je
niet voorbijgaan.
Volwassenen loopen niet zoo hard meer om
boeken. Er zijn een paar werken, die je in
teresseeren en die worden dan aangeschaft
of geleend. Maar een stormloop op een biblio
theek om „iets" te lezen te krijgen, we
kennen dat, niet. Hoogstens verlangen we, na
een vermoeienden dag. naar een prettig boek,
dat boeit en bezighoudt, tegelijk ontspanning
brengt. Maar het lukt ons zelden zoo'n boek
te vinden.
Het kind schijnen alle boeken te boeien. Het
heeft wel critiek, het vindt verhalen „reus
achtig" of „niet veel aan". Maar toch leest
het die onbelangrijke verhalen met volle aan
dacht. Het heeft op dat oogenblik geen an
der boek, iets is beter dan niets en het wil
toch wel weten wat er verder gebeurt, hoe
het afloopt. Rustig leest het blaadje na
blaadje.
Wat hebben wij ln onze jeugd al niet ge
lezen! Stapels bakvischboeken. alle volgens 't
zelfde procédé vervaardigd. Het ondeugende,
maar toch zoo eerlijke" en goedhartige kind.
dat naar kostschool wordt gestuurd; het val-
scl-tè meisje op die school. een verdacht
making van het eerlijke kind. Ten slotte de
deugd beloond en het onrecht gestraft. Veel
tranen van berouw en wat we nu zouden
noemen een „happy end". Dan verhalen uit
de vaderlandsche geschiedenis ik hield er
niet van. maar lezen deed ik ze wel! dolle
jongensboeken, sentimenteele meisjesverhalen
met bloem-zoete liefdeshistorietjes en veelbe
lovende verlovingen, sprookjes, sagen, le-
genden.romans, die „eigenlijk" verboden wa
ren. alles, wat maar zwart od wit stond. Wie
heeft er een boek voor me? Jij? Dank je wel.
En je las. Je was alles om je heen vergeten.
Ja. Je was alles vergeten. Dat was het
juist wat ons als kinderen tot zooveel betere
lezers maakt, dan we op later leeftijd zouden
zijn. We waren meteen weg, weg uit de ka
mer. weg uit ons eigen leven. We gaven het
bopk wat, Let toekwam.
Wij grijpen naar het boek met den efsch:
boei ons .vermaak ons. laat ons zorgen en
problemen vereeten. haal ons weg uit de
kamer, uit ons klein bestaantje En dan blij
ken de meeste boeken machteloos. Ze kun
nen niet tegen ons op. wat zij te vertellen
hebben lijk), ons niet belangrijker dan eigen
gedachten. Wc staren over het boek heen
Nee. we hebben er niets aan. We bladeren
het even door. O. ja, zoo loopt het af. dachten
we wel. Een vervelende geschiedenis en niet
bijzonder geschreven ook. Het heeft ons niets
„gedaan".
Wij kunnen niet lezen, wat ons niet frap
peert en meesleept. Onze eigen gedachten
dringen zicli er tusschen. Maar een kind laat
zich bij voorbaat meesleepen, het geeft zich
aan het verhaal.
Het gaat natuurlijk niet aan het kind alles
te laten lezen. Iedere vader en moeder, die
hun kind gadeslaan weten wel welke boeken
een slechten invloed op hem hebben, het
overstuur, bang of stil maken. Maar de
meeste kinderboeken en vooral die uit
school- en andere bibliotheeken zijn dood
onschuldig en zullen waarschijnlijk geen
enkelen invloed uitoefenen, ten goede noch
ten kwade. Er zijn ontzettend veel kinder
boeken. ze kunnen onmogelijk allemaal be
langrijk zijn. Maar ze worden geschreven en
uitgegeven omdat er vraag naar is. Nooit lezen
wij zooveel als in onze jonge jaren, de afzet
van het kinderboek is groot.
En als ze uw kind in zoo n erg onbelang
rijk boek verdiept ziet. een boek. dat het
straks weg legt om aan een nog onbelang
rijker te beginnen, moet ge u dan ongerust
maken over zijn smaak, zijn intelligentie, zijn
ja wat al niet?
Welnee. U moet u verheugen over de zorge
loosheid. die het in staat stelt zijn aandacht
aan alles te geven, ook aan 't onbeteekenen-
de verhaaltje. Het wil lezen om iets te be
leven. het zoekt daar rustig naar. Het heeft
niets te vergeten, het heeft alleen in zich op
te nemen. Er wordt hem iets verteld. Hij is
een en al oog en oor. Heerlijk om zoo te
kunnen lezen!
BEP OTTEN.
APPELPLDDING.
Kook appelmoes, strooi daarin een meng
sel van griesmeel en suiker, wat citroensap
en laat alles tot puddingdikto inkoken. Dien
de pudding met vanillesaus.
En hun voorspellende beteekenis.
Na, den vreeselijken ondergang van het
Engelsche luchtschip, de R 101, zult u allicht
ook wel gelezen hebben, hoe bij eenige per
sonen de ramp in den droom was verschenen,
en bij een zelfs precies op den tijd dat het
luchtschip in vlammen was opgegaan. Ande
ren hadden bij het vertrek w*eer een voorge
voel van dezen afloop gehad, hebben zij ge
zegd.
Zou dat echter niet op een meer logischen
samenloop berusten dan op een voorspellen
den geest, zooals sommigen willen beweren?
Stel u voor: iemand die u zeer na aan het
hart ligt, gaat op een dergelijke hachelijke
onderneming uit, als zoo'n tocht met een
luchtschip toch wel mag worden genoemd.
Is het dan wonder dat men midden in den
nacht wakker schrikt tengevolge van een
nachtmerrie die een vuurzuil voor den geest
brengt, of die een ontploffing doet hooren.
De zenuwen van deze menschen moeten sterk
gespannen zijn geweest, de angst van: hoe
zal het afloopen, heeft hen onrustig gemaakt
en opgejaagd, waarvan natuurlijk een slechte
nacht het onvermijdelijke gevolg moest zijn.
Evenzoo is het met de voorspellingen;
iedereen die weieens bij het begin van een
gevaarlijke onderneming is geweest, moet dat
gevoel gehad hebben: als het maar goed af
loopt. een gedachte, die men na een geluk
kig einde meestal weer spoedig vergeten is.
I.i de grijze oudheid meende men al. dat
droomen hun zeer speciale beteekenissen
hadden, dat zij wel zeer duister en ondoor
grondelijk waren, maar dat een diepere be
teekenis er aan ten grondslag zou liggen.
Want zonder kern van waarheid kon men zich
zoo 'n droom niet denken.
Omdat echter de meesten geen kans zagen
om uit de vaak hopelooze verwarring van
beelden en daden wijs te worden, zocht men
naar iemand die zich er speciaal op toelegde,
en zoo kwamen de droomenuitleggers. Dit
zullen wel intelligente menschen geweest
zijn met een uitstekend combinatievermogen
en met een flinke dosis menschenkennis.
Hoe ingewikkelder de droom, hoe meer be
hoefte er natuurlijk aan zoo'n droomenuit-
legger was, en als wij dan bedenken, hoe
verward onze droomen kunnen zijn, hoe het
eene beeld het andere verdringt zonder eenige
schijnbare samenhang, dan zullen die
droomenuitleggers er ook vakk genoeg maar
met de muts naar gegooid hebben, om tot
een oplossing te komen.
In de Oostersche sprookjes, waarin de groote
heeren niet altijd even nobel voor den dag
kwamen, werden de droomen voorgesteld als
de stem van het geweten die in de zuivere
stilte van den nacht hoorbaar werd, en on
rust zaaide in het hart.
Wat een tact moet zoo'n droomenuitlegger
gehad hebben, om den heer aan het verstand
te brengen, waar het om ging en hem daarbij
toch niet op zijn overgevoelige teenen te trap
pen!
Deze menschen hechten aan iedere droom
een bepaalde beteekenis, wat zeer onwaar
schijnlijk lijkt, wanneer wij bedenken, dat
kinderen meer droomen over het algemeen
dan volwassenen, en dat van die volwasse
nen de eene nooit droomt en de ander meer
malen, wat wel gelijken tred zal houden
met het zenuwstelsel, de gezondheid en alle
mógelijke factoren van den geest. Sommigen
droomen alleen wanneer zij op den rug lig
gen, anderen wanneer het dek op hun bed
te zwaar is, weer anderen wanneer het een
windstille nacht is zonder geluiden, of ook
wel wanneer de storm om het huis loeit. Het
is niet aan te nemen, dat al deze droomen
een logische beteekenis zouden hebben; dat
er echter nooit een gebeurtenis aan ten
grondslag zou liggen, is ook weer te veel ge
zegd. en er zijn wel degelijk voorbeelden be
kend van menschen die uit de verte een ge
beurtenis voorvoeld hebben/ door middel van
een droom; die zich op deze wijze uitlieten en
die naderhand gelijk bleken te hebben.
Nu draaien velen de zaak echteT om: wan
neer de gebeurtenis heeft plaats gehad, ko
men zij plotseling met hun: ik heb het ge
droomd. terwijl de ramp een zeer begrijpe
lijk gevolg was van een gevaarlijke onder
neming.
Eigenaardig is het wel, dat er nooit iemand
is, die zulke voorspellende dingen droomt van
een vreugdevolle gebeurtenis; heeft u ooit
van iemand gehoord op wiens lot de hon
derdduizend viel en die triomfantelijk vertelde
dat zijn tante dit al van te voren gedroomd
had? Of ontmoet u weieens een man of vrouw
die door een examen is gekomen en waarvan
een vriend den goeden uitslag in een droom
heeft voorspeld?
Maar wel van een kind dat een ongeluk
heeft gekregen en waarvan een buurvrouw
den nacht van tevoren zoo griezelig heeft
gedroomd.
Hecht niet te veel waarde aan dergelijke
achteraf-praat: het is helaas maar al te vaak
een neiging van op sensatie beluste menschen
om droevige gebeurtenissen een nog somber
der en geheimzinniger aanzien te geven en
het heeft met echt menschelijk medelijden
niets uit te staan.
E. E. J.—P.
Er gaat niets van af: De Hollandsche
vrouw begint chic te krijgen.Het begint lang
zamerhand een beetje overdreven te worden
om een schampere opmerking te maken over
de beroemde Hollandsche onelegantie, en
over de specifieke hebbelijkheid van Hol
landsche vrouwen om de dingen te dragen,
die ze net niet kunnen hebben. Het begint
een beetje gezocht te worden om met bij -
zonderen nadruk een lofzang te zingen op
de verfijnde manier, waarop de Parisiennes
haar origineele jurken en haar gedurfde hoe
den dragen, en op de sportieve flair, waar
mee Engelsche en Amerikaansche vrouwen
zich bewegen in haar tweeds en haar vier
kante schoenen en haar simpele vilthoeden.
Goed, de Parisiennes hebben een manier
om haar kleeren te dragen, die van het
meest gewone zwart zijden jurkje iets bij
zonders maakt, en ze hebben de durf en ver
staan de kunst om iets origineels te dragen,
maar dacht u dat je, wandelend over den
Boulevard des C-apucines en flaneerend door
de Rue de Rivoli en over de Place Vendöme
geen slecht gekleede en on-elegante vrouwen
tegen komt?
Uitstekend, de meeste Engelsche vrouwen
zien er aantrekkelijk uit in haar sportieve
mantelpakken en haar rechte jumpers en
blouses, maar ik verzeker u, dat er niets er-
gers bestaat dan een Engelsche vrouw, die
zich niet weet te kleeden, speciaal als ze
ouder wordt en er ïiiet het minste besef van
heeft, dat er een kunst bestaat van „growing
old gracefully".
Maar we zijn ook geen Parisiennes, of
Engelschen of Amerikaanschen. We zijn en
we blijven Hollanders, en we zullen het feit
in aanmerking moeten blijven nemen, dat er
hier in Holland een buitengewoon groote
categorie van dat wonderlijke soort van
vrouwen is, die het weinig kan schelen, hoe
ze eruit zien. „als het maar netjes is". Die
het eigenlijk een beetje' beneden haar waar
digheid vinden om meer dan een kwart'er
per dag te besteden aan haar toilet, en die
met een minachtenden blik neerzien op alles
dat eruit ziet, of het minutieuze zorg aan
haar toilet besteedt. Waarom zouden we in
's hemelsnaam niet ons best doen om de
wereld zoo mooi te maken, als maar mogelijk
is? En het is nog steeds voor de meeste
menschen een genoegen om naar een goed
gekieede vrouw te kijken.
Ik heb dezer dagen een buitengewoon ge-
noegelijk uurtje doorgebracht in een groo
te winkelstraat, en met een plezierig
gevoel geconstateerd, dat dat verhaaltje over
de onelegantie van de Hollandsche vrouw
meer en meer op een boosaardig sprookje uit
de oude doos gaat lijken. De aparte, zoo uit
Parijs en Londen overgewaaide mantels en
jurken werden gedragen, door vrouwen, die
ze konden dragen en die ze goed droegen,
met dat airtje van koele nonchalance, dat
nu eenmaal schijnt te hooren bij het lan-
ceeren van een opvallend nieuwigheid je; ik
zag er in een restaurant een paar binnenko
men. in simpele- volmaakt zittende mantel
pakken, met een vos nonchalant over één
schouder gehangen, die zoo elegant waren,
zich zoo goed bewogen, zoo volmaakt be-
heerscht van bewegingen en gebaren waren,
en voor wie het heele publiek aan den kant
zoo volmaakt lucht was, dat je onmiddellijk
al je vroegere overtuigingen overboord zette,
en zwoer, dat je niet rusten zou, voor je ook
een dergelijke trap van boven alles verhe
ven „remoteness" bereikt had. De moeilijke
kunst van als vrouw alleen aan een tafeltje
te zitten, de nog moeilijkere van goed een
sigaret rooken en de allermoeilijkste van
goed ergens binnen te komen en goed je
afscheid te makenwaren hier dingen, die
tot in de kleinste puntjes verstaan werden.
„Lieve help, ja, als je den heelen dag niets
beters te doen hebt dan aan zulke nonsens
te denken!" hoor ik al iemand geërgerd
zeggen.
Ik geef onmiddellijk toe, dat het geen erg
hoogstaande bezigheid is, en dat ik heele -
maal niet jaloersch ben op haar, die zich het
bereiken van dat toppunt van volmaaktheid
tot eenig levensdoel stellen. Maar ondertus-
schen zijn we er allemaal op zijn tijd van
onder den indruk. Gelukkig. Er is niets er-
gers dan een vrouw, die het niet meer kan
schelen, hoe ze eruit ziet, en ik moet eerlijk
zeggen, dat ik me dien middag heelemaal
niet boven een plezierig gevoel van voldoe
ning verheven vond, omdat ik me bewust
was van het feit, dat mijn hoed en mijn jurk
en mijn mantel bijzonder goed biij elkaar
stonden, en dat mijn nieuwe schoenen bui
tengewoon naar mijn zin waren. Alles op
zijn tijd, en alles op zijn plaats. Maar spe
ciaal mijn nieuwe schoenen zijn erg aardig.
WELLY VAN DER TAK
IETS OVER STEENKOLEN EN STOKEN.
Het was een goede gedachte van de steen
kolenhandelaren, om kleine, eenvoudige
boekjes te verspreiden, waarin een „stook-
technicus" op bevattelijke wijze (G. de Clerq)
eens vertelde, wat feitelijk de ookzaak van
slakvorming in kachels en haarden is. Niet
waar?, vele brandstoffen'.everanciers worden
van tijd tot tijd overladen met klachten van
klanten over de ..slechte" kwaliteit van de
geleverde kolen, omdat ze zoo „koeken op
den rooster". En toch kan de leverancier er
niets aan doen. en de kolen zijn ook niet
slecht, want andere menschen hebben met
dezefde kolen heelemaal geen last. Maar de
kwestie is, dat door vele huisvrouwen enz.
nog op een verkeerde wijze gestookt wordt.
Wat begrijpelijk is, omdat we nu eenmaal
niet allemaal op de hoogte van de stook-
techniek zijn. Maar we kunnen er toch wel
wat van leeren. Dit koeken van de kolen (of
eigenlijk gezegd, dit koeken van de asch!)
wordt veroorzaakt doordat er zulk een groote
hitte in kachel of haard ontstaat, dat de asch
smelt en een koek vormt. De slakvorming is
diis gevolg van te hard stoken! Allereerst
moet men zorgen, dat op geregelde tijden de
asch van den rooster verwijderd wordt. In
de tweede plaats moet men niet plotseling
het vuur in haard of kachel temperen, door
alle luchttoevoer dicht te zetten en bovendien
de pijpschuif vrijwel dicht te doen. Want
daardoor ontstaat zulk een hitte in het vuur,
dat de asch absoluut gaat smelten en koeken.
Dus temper langzaam. Eerst de luchtschuif
dicht, en nas een tijd later de pijpschuif. De
voornaamste oorzaak van slakvorming wordt
echter het te felie stoken van kachel of
haard genoemd, hetgeen geschiedt, doordat
men dikwijls met een kachel van een te klei
ne verwarmingscapacitcit een te groot ver
trek wil verwarmen. En daarom is het ver
standig, voor verwarming van een kamer van
bijvoorbeeld 200 kubieken meter, een haard
of kachel te gebruiken, die een capaciteit
heeft van 300 kub. meter. De iets hoogere
aanschaffingskosten worden ruimschoots ver
goed door iangeren.levensduur, zuiniger sto
ken, geen koeken, enz.
AARDAPPELSOESJES!
Het is geen smoesje, maar een aardappel
soesje smaakt overheerlijk. Men kan ze
maken van overgehouden gekookte aard
appelen. Op 3 ons gekookte aardappelen
neemt men 12 ons boter. 12 ons bloem, 1 ei,
1 kopje melk, verder wat peper, zout en noot
muskaat. In een pannetje brengt men de
melk met de boter aan de kook, strooit er
roerende de bloem in en blijft roeren tot het
mengsel las een stevige bal van de pan los
laat. Dan neemt men de pan van het vuur en
roert flink kloppende het ei door het deeg.
Ten slotte mengt men er de fijngewreven
aardappelen door en naar smaak wat peper
en zout en nootmuskaat. In heet frituurvet
laat. men kleine balletjes van het deeg
vallen, die men goudbruin bakt en laat op
zwellen tot dubbele grootte. Heerlijk bij de
boterham!