&TIEÏI01G&W©
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Het vergaan der R-101.
H'
EEN FILM VAN MURNAU.
f—"1T
ZATERDAG 11 OCTOBER 1930
VIJFDE BLAD
De dringende behoefte aan Helium.
Door DR. B. SARTORIUS.
f oewel het onderzoek naar de oor
zaak •van deze ramp nog niet
afgeloopen is, kunnen wij reeds
met zekerheid zeggen, dat de gevol
gen zeker minder vreeselijk zouden
zijn geweest, wanneer het luchtschip met
Helium zou zijn gevuld, inplaats van met wa
terstof. Het is niet de eerste maal, dat de
vulling met waterstof noodlottig is geworden
voor een luchtschip. Wij denken hierbij aan
het vergaan van de Duitsche Zeppelin „L 2",
bij een proefvlucht op 17 October 1913. Ten
gevolge van een ontploffing verbrandde het
luchtschip in enkele minuten geheel en de
23 inzittenden vonden allen den dood in de
vlammen.
Eigenlijk zou het meer onze verbazing moe
ten opwekken, dat een dergelijke vlucht
steeds zoo goed afliep. Waterstof is één der
gevaarlijkste vullingen, die men zich kan
voorstellen. Op zichzelf is waterstof wel niet
ontplofbaar wanneer er geen zuurstof bij
kan komen, zou men er rustig een vlam bij
kunnen houden doch de zuurstof is overal
aanwezig in de ons omringende lucht en bij
vermenging daarmede ontstaat het gevreesde
zeer explosieve „knalgas", waarmede o.a.
pantserplaten worden doorgesneden. Als een
met waterstof gevuld luchtschip in brand
raakt, is daarmede zijn lot bezegeld. De dun
ne wanden, die de gascellen van de buiten
lucht scheiden, branden in enkele minuten
door en zoodra op één enkele plaats de wa
terstof in aanraking met de lucht komt, ont
staat een ontploffing, die weer andere ont
ploffingen veroorzaakt. Dan kan niets de in
zittenden van den dood in de vlammen meer
redden. Daar het kleinste vonkje reeds deze
ramp kan veroorzaken, is op de Duitsche
luchtschepen het rooken ten strengste verbo
den.
Dr. Eckener heeft dadelijk na het verne
men van het ongeval als zijn meening uitge
sproken, dat de ramp niet zulk een omvang
zou hebben aangenomen, wanneer het lucht
schip met Helium gevuld ware geweest. Hij
heeft er ook steeds opgewezen, dat een gere
gelde verbinding mat luchtschepen over den
Atlantischen Oceaan niet tot stand kon ko
men, wanneer er geen Helium kon worden
gebruikt. Helium is nl. niet brandbaar en kan
niet ontploffen, in welke verhouding men
het ook met lucht vermengt. Het is dus
het ideale draaggas voor luchtschepen en
luchtballons.
„Maar waarom wordt het daarvoor dan
niet gebruikt?" zal men vragen.... Het ant
woord is gemakkelijk gegeven. Het eenige
land, dat genoeg Helium produceert, om er
luchtschepen mede te vullen, is Amerika. En
om zijn eigen militaire luchtverkeer een
voorsprong te geven, heeft Amerika den uit
voer van helium verboden. Dit kan men niet
al te zeer veroordeelen, want de productie van
Helium is er zelfs voor het eigen land ontoe
reikend en de prijs kan, ondanks alle pogin
gen tot verlaging niet verder worden gedrukt,
dan tot .slechts" f 2 per kubieke Meter. Het
winnen van helium gaat namelijk met groote
bezwaren gepaard.
Helium komt overal in de atmosfeer voor,
doch op de voor ons bereikbare hoogten
slechts in uiterst geringe hoeveelheden. Op
80 a 100 K.M. hoogte bestaat onze dampkring
bijna uitsluitend uit Helium; wij zijn echter
niet in staat Helium in noemenswaardige
hoeveelheden uit onverschillig welke lucht
laag te winnen. Wij zijn dus aangewezen op
den Heliumvoorraad in het binnenste der
aarde. Het komt daar in vele aardgassen
voor en zoo wint men het ook in Amerika
uit de daar in grooter aantal voorhanden
aardgasbronnen en stijgt dikwijls mee op
in petroleum- of warmwaterbronnen. Men
kan het ook winnen uit radio-actieve ge
steenten en daarom behoeft de hoop niet te
worden opgegeven, dat te eeniger tijd ook
buiten Amerika Helium kan worden bereid in
voor de luchtvaart bruikbare hoeveelheden.
Heliumbronnen, die echter niet zeer veel pro-
duoeeren, zijn in het bezit van Engeland (in
Canada 'n bron met 33 pet. Helium)Frank
rijk (in Amerika), Japan (op Formosa) en
Duitschland in het eigen land met een pro
ductie van 19 pet.)
Helium kan ook kunstmatig worden bereid
en zoolang er geen praktisch bruikbare, na
tuurlijke vindplaatsen zijn, moeten wij daar
op onze hoop vestigen. In 1926 hebben de
Berlijnsche scheikundigen Fritz Paneth en
Kurt Peters Helium bereid uit waterstof. De
geringe hoeveelheden Helium die zij zoo ver
kregen, komen voor praktisch gebruik echter
niet in aanmerking; toch heeft ons de erva
ring geleerd, dat de behoefte aan een uitvin
ding steeds vrij spoedig door die uitvinding
werd gevolgd. Laten wij daarom hopen, dat
het menschelijk genie ons ook ditmaal' niet
in den steek zal laten en de zoo vurig ge-
wenschte bereiding van Helium in voldoende
hoeveelheid binnen afzienbaren tijd mogelijk
wordt.
(Nadruk verboden.)
STRAATMAKERSKUNST.
(Van onzen Londenschen correspondent.)
De opmerkzame wandelaar in Londen mag
zich met recht een deskundige op het gebied
van straatmaken en van plaveisels achten.
Indien hij het niet is heeft hij het aan zich
zelf te wijten. Dan is hij een dier rampzali
gen die door de wereld gaan met de oogen in
de zakken. Want gelegenheid technische ken
nis van straatdek, zijn substantie en vervaar
diging op te doen, is er ruim. Van dag tot
dag en het heele jaar door wordt het onder
werp u in meer dan een opzicht ingestampt.
Het Londsche publiek heeft kunnen leeren,
dat er de laatste twintig jaar of zoo niet veel
verbetering is geweest in de plaveisels. Om
streeks 1910 begonnen hout en asfalt de oude
materialen, keien en macadam, te vervangen.
En hout en asphalt hebben sedert dien over-
heerscht. Men heeft er mee gedaan wat men
kon maar het straatvlak dat met durend suc
ces weerstand biedt aan alle weersgesteldhe
den en de wrijving en den druk van alle voer
tuigen moet nog gevonden worden. Of rubber
het ideaal dichter zal benaderen dan andere
grondstoffen moet nog worden afgewacht.
Het materiaal, even taai als tropisch, is
slechts op kleine schaal, maar over vrij lan
gen tijd in de Londenche straten beproefd.
Er ligt een kort stuk rubber-bestrating in
New-Bridge Street, een drukke verkeersstraat
in het verlengde van Blackfriars Bridge en
die dus een groot deel van het verkeer, dat
van het zuiden over de rivier komt, draagt.
De rubber heeft er al vier jaar met goeden
uitslag weerstand geboden aan de stooten en
stompen van de zwaarste motorlorries. Men
heeft beslaten de proef nog twee jaar voort te
zetten om ondervinding te krijgen over
een periode van zes jaar. Men had gehoopt
dat de rubber het verkeerslawaai grooten-
deels zou opheffen. Dat is niet geschied.
Klaarblijkelijk dragen de wagens het meeste
lawaai bij zich en is het gerucht van wielen,
die over asphalt rollen onbeduidend. Inmid
dels blijven hout en asphalt voor straten van
de stad bij deskundigen geliefd. Het gemak,
de snelheid en den eenvoud, waarmede as
phalt wordt gelegd, of hersteld, zijn den
Londenaar even gemeenzaam als de donkere
Italianen op pantoffels, die met hun rijdende
kolenvuren en hun diverse strijkijzers aan
lange stokken hun werk verrichten te midden
van het levendig verkeer en die r.a korten
tijd hun pas bewerkt stuk straat weer vrij ge
ven aan de wielen. Dat is een groot voordeel
van asphalt. Asphalt is ook schoon en
waterdicht. Maar bij warm weer wil het wel
eens zacht worden en gaat het soms in gol
ven staan. De houten bestrating, gebouwd
van houtblokken (van zacht hout), heeft ook
haar voordeelen. Stortbuieft worden een hou
ten straat niet zelden noodlottig. En de ab-
sorbeerende eigenschappen van het hout
maken het vaak te groot voor de ruimte tus-
schen de trottoirbanden, zoodat het in be
grijpelijke maar lastige opstandigheid ten
hemel rijst. Den laatsten tijd stopt men de
naden tusschen de blokken met teerachtige
substanties in plaats van met cement, dat
vroeger voor het doel werd gebruikt. De
houten bestrating blijkt nu veel beter be
stand tegen absorbtie. Moge het bovenvlak ae
laatste paren al niet zijn veranderd, de straat
fundeeringen hebben in Londen radicale wij
zigingen ondergaan. Zij zijn aanzienlijk dik
ker en steviger dan vroeger. En die betonnen
beddingen zijn het die verantwoordelijk zijn
voor het helsche kabaal dat het herstellen
van straten in Londen vergezelt.
POLITIEKE SALARISSEN.
(Van onzen Engelschen Correspondent).
om in deze trieste ambtswoning zijn huise-
Het salaris van den Premier van Groot Brit-
tannïë zal waarschijnlijk worden verhoogd
van f 5000 tot 7000. Dat althans is het voor
stel van een commissie, die naar het loon
en de arbeidsvoorwaarden van de eerste die
naren des lands een onderzoek heeft inge
steld. Het besluit dat de jaarwedde van den
Premier aangenomen dat hij een jaar
aanblijft óp 5000 stelt is al driekwart
eeuw oud. Men vindt dat het nu maar de
helft waard is van wat het voor den oorlog
waard was. En het is te laag, gelet op de
positie van het hoofd der regeering, die veel
uitgaven heeft voor zijn persoon en voor zijn
functie en voor zijn bewoning. Over die be
woning is ook veel kwaads gezegd. De glorie
van Downing Street 10 verdwijnt voor een
ieder die den gevel voor het eerst in oogen-
schouw komt nemen. Het is een'vaal gezicht,
triest achter de ramen met hun duffe groene
gordijnen. Met het inwendige moet het ech
ter nog veel droeviger zijn gesteld. De ouder -
wetsche inrichting, de onpraktische bouw, de
duisternis der vertrekken zijn een perma
nente gruwel voor een huisvrouw die een ge
zellige en geriefelijke atmosfeer wil scheppen.
Baldwin heeft verklaard dat de rekening voor
gas en electriciteit van het huis fabelachtig
hoog zijn. omdat er zoo weinig daglicht in
komt. Dame Llovd George heeft indertijd,
aan wanhoop ter prooi omdat de keuken zoo
onpraktisch was, wat veranderingen laten
aanbrengen; maar dat hielp niet veel. Mac-
Donald wist bij voorbaat dat de glorie van
het Premierschap in zijn geval verduisterd
zou worden door de noodzakelijkheid zijn
zonnig huis in Hampstead te moeten verlaten
lijke uren, tegelijk met vele officieele uren,
te slijten.
In dit ellendige huls van dure bewoning
moet de Premier gastvrij, recepties houden,
gezelligheid kweeken, zaken die een aange
name verstandhouding met medebestuurders
en met collega's van andere landen bevorde
ren.
Zulkeen huis en het salaris tesaam vormen
inderdaad een toestand van loan en arbeids
voorwaarden, waartegen een vakbondman in
zijn eigen sfeer in opstand zou komen. Van
een Premier kan men echter niet verwachten
dat h y'aldus in opstand komt. Hij mag niet
den indruk wekken dat hij op eigen voordeel
is bedacht. Zij hebben dus jaren lang in
stilte geleden; en het is zeker dat de natie
als geheel hun graag het extra loon gunt,
dat de commissie voorstel.
Iets anders is het voorstel, dat uit poli
tieke kringen aan de commissie is gedaan
maar waarover zij zich verder niet heeft uit
gelaten, om ook aan den leider der Oppo
sitie in het Parlement een traktement te
geven. De Oppositieleider is in het Engelsche
parlementaire leven en indirect in het lands
bestuur een onontbeerlijk man. Hij moet al
zijn tijd wijden aan de politiek. Hij is altijd
een potentieel Premier. Hij kan geen lucra
tieve baantjes najagen om zijn boterham te
verdienen, aangenomen dat zijn politieke be
sognes hem tijd lieten. Deze waardigheidsbe-
kleeder verkeert dus in een lastig parket in
dien hij geen eigen vermogen of inkomen
heeft. Heeft hij dat wel dan is er geen par
ket. lastig of niet lastig. Tot nu toe is dat
steeds het geval geweest. Lloyd George heeft
bovendien altijd groote extra verdiensten
gemaakt als medewerker van de kranten der
wereld. Hij heeft er garen bij gesponnen
want hij heeft indertijd verklaard dat een
paar jaar van journalistleken arbeid hem
meer duiten had opgebracht dan vele jaren
Jn office". Baldwin schijnt zich niet in de
journalistiek te willen storten of als ..free
lance" niet gewild te zijn; waarschijnlijk het
eerst want hij is een gewetensvol man.
Men kan zich gemakkelijk een toekomst voor
stellen waarin een leider van de oppositie
zonder eigen middelen en zonder broodwin
ning is. En wat dan? Die vraag hebben zich
de politci moeten stellen die aan de commis
sie hebben gevraagd deze kwestie te over
wegen. Zooals gezegd heeft de Commissie
dat niet gedaan. Zij heeft zoo gezegd haar
vingers niet willen branden. Ook in Enge
land is een vermenigvuldiging van politieke
partijen geenzins onmogelijk. Straks kunnen
er wel een paar dozijn Oppositie-leiders zijn.
die dan zeker naar de verhouding van de
verzetskracht, die van hen uitgaat, door den
staat zullen moeten worden gehonoreerd. Dat
zou niet alleen in de papieren kunnen loopen
maar het zou grff leiden tot onbetamelijke
wrijving en twist.
DE KAASMIJT.
De Kaasmijit behoort, met zijn soortge
noot-en (bijvoorbeeld de watermijt en de teek.
die vogels lastig valt) tot de Laagste groep
der spinachtige dieren.
Met het bloote oog gezien gelijken een
aantal kaasmij ten slechts op een beetje bruin
achtige stof, maar bij sterke vergrooting in
de microscoop, ziet men, dat ze op krachtige
pooten voortkruipen. Van het lichaam stralen
eenige borstels uit, terwijl de snavel met een
paar doelmatige tanden is bezet.
Een droge kaas, of een kaas, die een ge
barsten oppervlakte heeft, staat gemakke
lijk bloot aan de aanvallen der mijt. Vooral
bij echte Stilton kaas is dit het geval. Men
zal deze dan ook zelden vinden zonder een
groot aantal mijten.
De jonge mijt komt uit een ei en verandert
gedurende haar leven zóó van gedaante, dat
de verschillende vormen van éénzelfde dier
soort vroeger dikwijls als verschillende dieren
werden beschouwd
OP DEN BODEM DER ZEE.
Een Fransch schilder. Elie Cleverlange.
heeft aan een medewerker van het Engelsche
weekblad Tit-Bits het een en ander mede
gedeeld van zijn werken op den bodem dei-
zee en betreffende de gevaren, waaraan hij
daarbij is blootgesteld.
Hij werkt altijd in de buurt van de Zuidzee-
eilanden, waar hij gelegenheid heeft uit de
eerste hand de schoonste en wonderlijkste
levende wezens in hun natuurlijke verblijf
plaatsen tusschen de koraalriffen te bestu-
deeren.
Bij zijn onderzeesche onderzoekingstochten
heeft hij dikwijls den strijd moeten aan
binden tegen reusachtige polvpen en andere
vreemde en angstwekkende bewoners van de
tropische zeeën.
Clevelange heeft enkele malen olieverfschil
derijen onder water kunnen maken door verf
te gebruiken van een bijzondere samenstelling
en het doek te spannen op een zware, me
talen plaat. Als „verfkwast" had hij dan
een halve, oude schaar! Hij schetste ook op
lei, staal of koper en brengt de teekeningen
dat later op papier over.
In 1920 begon hij met op den bodem der
zee te werken. Eerst maakte hij gebruik van
een gewoon duikerspak, maar daarin kon hij
zich niet met voldoende gemakkelijkheid be
wegen en zoo bepaalt hij zich tegenwoordig
tot een gewoon badcostuum, een bril met oog
kleppen, stevig vastgebonden zoodat er geen
water doorheen kan dringen en een buis,
waarvan hij het uiteinde in den mond houdt,
voor aanvoer van versche lucht Verder
draagt hij zeer zware schoenen, die ongeveer
24 pond wegen.
Hij oefende zich ijverig in het onder water
blijven en kan het nu telkens een half uur
onder water uithouden.
De schilder duikt altijd met een harpoen
in de hand; dit acht hij het beste middel
om zich te verdedigen tegen de achtarmige
polypen, die in grooten getale in de koraal
riffen voorkomen. De meeste zijn klein maar
hij heeft geregelde gevechten geleverd tegen
eenige reusachtige, gevaarlijke exemplaren.
Hij harpoeneert ze eerst en draait ze dan
ondersteboven. In deze houding kunnen ze
met hun vreeselijke vangarmen bijna niets
uitrichten.
Deze polji) (om zijn acht armen octopus
genaamd) kan heel goed zwemmen, maar
meestal kruipt hij op den bodem van de
zee rond op drie of vier van zijn acht armen
Elke arm is bedekt met een dubbele rij
zuignappen, die hij gebruikt bij het bemach
tigen van zijn voornaamste voedsel: schaal
dieren, die hij eerst bedwelmt door vergif dat
hij uft zijn speekselklieren afscheidt,
,Ons dagelijksch brood"
Het lot van den regisseur in
Amerika.
Nog een tafereel uit „Ons dagelijksch brood".
Rechts Mary Duncan, de partnerin van
Charles Farrell.
brnau is een knap en een ernstig
werker, de vrees dat deze pionier
(van hem was één der eerste waar
achtige films: „Nosferatu") door de
Amerikaansche dollarverlokklng ten
gronde zou gaan is natuurlijk overdreven
geweest. Dat zijn arbeid den ongunstigen in
vloed er van zou ondervinden was nochtans
zeker. Wie zou kunnen ontsnappen aan de
verregaande industrialiseering waarvan Hol
lywood getuige gaf? Het is niettemin waar,
dat menschen als Murnau onder deze om
standigheden toch zich zelf trachten te blij
ven. Het gevolg van dat streven is natuur
lijk altijd een zekere halfslachtigheid, een
compromis, aangegaan eenerzijds met den
smaak van het publiek, anderzijds met de
kunstzinnige ambities van den filmmaker.
Voor dengene die het goede ln de film zoekt,
zijn de werken van dergelijke „slachtoffers"
van Hollywood altijd min of meer interes
sant. Het kan immers gebeuren, niet waar,
dat men zich zit te ergeren aan de banali
teiten van een bepaald fragment en dat men
onmiddellijk daarna ln verrukking geraakt
over de originaliteit van een reeks opnemin
gen. Heelemaal goed is het echter nooit. Con
sequent goed of consequent slecht zijn de
films die ontstaan onder dollardrang, bijna
nimmerDat is dan ook in hoofdzaak het
verschil met de Duitsche productie. Toen wij
vernamen, dat er deze week in Rembrandt-
Theater een film van Murnau zou draaien
maakten wij ons gaarne op. om kennis te
nemen van een eventueele echt-Amerikaan-
sche vergissing.
Per slot van rekening wist Murnau ons ech
ter te overtuigen. Hij stond hier voor de
taak van een vrij middelmatig gegeven, een
behoorlijke film te maken. Het scenario is.
dank zij den fijnen kijk van Murnau, op
datgene wat men het exploltatleterrein van
de lens zou kunnen noemen, ondergeschikt
geworden aan de hoogstkunstzinnige weer
geving, die hij wist te bereiken. In het kort
zij hier een begrip gegeven van den inhoud
van de film: Een Amerikaansche boeren
zoon, trekt naar Chicago om er de graan
oogst te verkoopen.
In een modern eethuis, waar meisjes in
zwarte japonnetjes en met witte kanten
mutsjes op, dag in dag uit vele kilometers
in het kleine bestek van het restaurant af
leggen, leert de boerenzoon zijn aanstaande
vrouw kennen De kellnerin. (De film heet in
het Engelsch „City Girl"). De boerenzoon be
stelt een portie haché en wanneer hij dat
verorberd heeft beseft hij, dat hij verliefd is
op het aardige meisje dat hem bedient. Niet
zoo zeer om de kwaliteiten van de haché,
dan wel om de schoonheid en de onbevangen
heid van het melske.
De haché heeft met deze twintigste eeuw-
sche romantiek weliswaar niets te maken,
maar wij vermelden deze spijze toch met op
zet. Murnau is namelijk verliefd op het détail
Van zoo'n materialistisch eetparttjtje ln een
druk beklante Amerikaansche Instelling
maakt hij een prachtig stukje film. Hij laat
zijn hoofdpersonen doodgemoedereerd in de
steek en laat het oog van de camera lustig
dwalen langs het nikkel van kranen en ke
tels. langs de passieloaze gezichten van
etende menschen, langs de leuning van een
bar, een bord. een glasDan is Murnau.
Murnau. de filmkunstenaar. Maar hij moet
weer op het rechte pad terugreien, met
andere woorden hij neemt het onbenulligs
scenario weer tot leiddraad en volgt de ge
liefden. (de boezenzoon is inmiddels getrouwd
met het meisje uit de groote stad) op hun
reis naar de hofstede. Daar liggen de con
flicten om het zoo maar eens te zeggen
voor het opscheppen. De oude boer is er na
melijk van overtuigd, dat zijn zoon zich heeft
laten bedotten door het geroutineerde stads
meisje en dat niet de malaise de oorzaak is
van den slechten prijs die voor den graan
oogst gemaakt werd, maar dat het bereke
nende kellnerlnnetje. die het hoofd van den
zoon op hol bracht, indirect de schuld is van
het commercieele fiasco. Niets Ls echter min
der waar. Het meisje is een deugdzaam meis
je en haar liefde is eerlijk, maar de oude
boer is onredelijk en hij doet erg zijn best om
zijn zoon en schoondochter het leven zuur te
maken.
Het komt echter allemaal terecht. Er komt *n
oogenblik waarin de halsstarrige oude boer
inziet dat hij ongelijk heeft. Hij reikt zijn
schoondochter berouwvol de hand
Murnau zou in zijn hart geen kunstenaar
zijn. wanneer hij zijn kans niet telkenmale
had waargenomen: de boerderij met het on
afzienbare korenveld, de groote maaimachi-
nes, vormen bij elkaar een prachtig object
om te verfilmen. Zoo zonder dat men het
merkt laat Murnau de poppetjes die de tra
gedie spelen moeten weer schieten, om zich
over te kunnen geven aan 't detail. En hoe:
dat stukje graanoogst, met het vallende ge
was, de hooge luchten, de draaiende raderen
is subliem. Murnau vertoont hier een op
merkelijke overeenkomst met Joris Ivens.
Dit land. deze arbeid, deze schoonheid, ls
diep doordacht, scherp ontleed. En straks,
tegen het einde van de film. wanneer de
boerenzoon de zweep over het paard legt en
er ln een wilde vaart op uit trekt om zijn
jonge vrouw terug te vinden, dan ontdek
ken wij den grooten Murnau, den kunste
naar. hoe suggestief is de snelheid van het
rennende dier weergegeven, hoe apart en hoe
persoonlijk is de manier, waarop Murnau de
schier onbeteugelbare actie van dit prachtige
beest ziet
Werkelijk, bij deze fragmenten vergeet
men geheel dat dit één der honderden Ame
rikaansche films is, die met zorg ln elkander
zijn gezet, en die geen ander doel hadden,
dan gedurende één week in één stad een ze
ker aantal personen naar een theater te
lokken
Dan erkent men dat er in de gelederen van
de regisseurs die zich aan de vervaardiging
van die films wijden, zeer grooten zijn. wier
onbetwistbaar talent toch altijd een uitweg
moet vinden.
Murnau dus, heeft van „Ons dagelijksch
brood", een film die had kunnen zijn als hon
derd andere films, iets bijzonders gemaakt,
iets dat meer dan normale belangstelling
verdient.
L. A.
Een scène uit de Fox Film Ons dagelijksch
Charles
brood", geheel rechts één der hoofdvertolkers:
Farrell,