FEMINA
WIJ HANDWERKEN MEER.
BLOUSES
HAARLEM'S
DAGBLAD
DONDERDAG
16 OCT. 1930
Eenige détails... mouwen. Het woord is aan
Men kan de mode van vandaag op verschil
lende manieren karakteriseeren. Men kan den
naaruk leggen op den vorm en de lengte van
onze rokken of men kan het kenmeiKende
ergens anders zoeken. Maar één ding staat
als een paai boven water: er wordt o uiten -
gewoon veel werk van onze armen gemaakt.
Ze worden gehuld in mouwen en wat voor
mouwen! of wel, ze worden gehuld in
handschoenen, die bijna tot aan den oksel
reiken. Een buitengemeene fantasie wordt
ten toon gespreid wat de handschoenen
aangaat. We hebben de heele lange witte, bij
zwarte Japonnen en de heele lange zwarte
bij witte japonnen van ons avondlijk toilet.
Maar we hebben ook armlange handschoenen
met groote bewerkte kappen eraan, met kap
pen in dezelfde stof, als die aan de japon
verwerkt is, met tulle kappen en gazen kap
pen, we zien ook handschoenen die geen
handschoenen zijn, doch alleen maar mou
wen, die niet aan de Japon vastzitten, en
soms hebben die mouwen dan een enorme
wijde manchet, die ver over de hand valt.
De korte mouwtjes in een nieuwe soms
heel oude vorm hebben verder ook hun in
tree gedaan. Het plaatje geeft er een drietal
voorbeelden van. Rechts bovenaan een
avondjapon met op de schouders een soort
van klein cape-je, afgezet met zwart
„panne". Daaronder een middagjapon van
zwarte crêpe de chine, afgewerkt met pastel
blauwe crêpe. De korte poefmouwtjes, zooge
naamd heel nieuw, zijn ons toch wel ver
trouwd, uit een bijna weer vergeten modepe
riode van tientallen jaren terug. Links on
deraan een avondjapon waarin afwisselend
witte en zwarte crêpe de chine is verwerkt,
geheel bezet met EngeLsch borduursel. Ook
hier weer de in een cape-je ultloopende kraag
die tevens de mouwtjes vormt. Links boven
aan een Japon van zwarte crêpe de chine,
met plastron, geheel bezet met stalen kraal
tjes. De garneering met opgestikte kraaltjes
en gitjes is weer danig in zwang.
De Bontmantel.
No. 497. Deze bontmantel is gemaakt van
zwart veulen, gegarneerd met ingezette reepen
van hetzelfde bont. Het ondergedeelte, dat
van voren van de taille af met een wijden
boog In den rug naar beneden loopt, is
klokkend en hangt van achteren lager dan
van voren. De manchet is opvallend wijd en
hoog. Deze komt bijna tot den elleboog en
bestaat geheel uit aan elkaar gezette reepen
bont. Een groote zwarte vos completeert het
geheel, dat buitengewoon chique is.
Van dit model is een knippatroon ver
krijgbaar aan het adres Stuyvesantstraat 47,
Den Haag.
Voor maatnemen zie onze Femina-pagina
van 9 October jd.
het niet leuk is, om kinderen van zestien en
zeventien tot in de puntjes naar de laatste
mode gekleed, met een gepoeierde neus en
een blasj trekje om een verveelde mond te
zien rondloopen, is een treurig feit, dat
helaas niet eens meer tot de erge zeldzaam
heden behoort.
WILLY VAN DER TAK.
De Kinderen
4 jaar staat stil en kijkt zwijgend en vol "be
wondering naar de prachtige October-lucht.
Eindelijk slaakt hij de volgende verzuchting
„Ooohwat een mooie zolder!"
Een voorbeeld van onschuldige na-ijver op
school: Het meisje van 5 jaar heeft een vader
die klein va nstuk is. Het vriendinnetje echter
kan bogen op een papa die erg lang is. Op
zekeren dag het volgende gesprek:
Het meisje: „Mijn vader kan prachtig stoe-
lenmatten!"
Het vriendinnetje„Mi/n vader kan prachtig
op het orgel spelen en als-ie net zoo lang
is als jou vaderkan-ie prachtig stoelen mat
ten ook!"
Metamorfose.
Eén van de koddigste van alle koddige
metamorfose's, die er in dit wonderlijke le
ven dagelijks voorkomen, is wel die van het
kind, dat tot nu toe niets dan echte kinder
achtige, en kinderlijke eigenschappen ver
toonde, en waarin je plotseling. dikwijls
heel onverwachts op de één of andere ma
nier het groote mensch ziet verschijnen, dat
er misschien jammer genoeg nu een
maal groeien moet uit de kinderen, die we
allemaal geweest zijn.
En toen ik vandaag plotseling door mijn
allerbeste vriendin van twaalf, die drie
maanden geleden nog een huilbui kreeg,
omdat ze haar nieuwe jurk niet aan wilde
en liever in de oude. te korte, te nauwe en
min of meer verfomfaaide lieveling bleef
rondloopen, die ze al drie jaar had „omdat
ze daar ten minste niet netjes op hoefde te
zijn", begroet werd met een nonchalante,
volmaakt groote bakvischachtige armzwaai
en de ietwat ontstellende woorden: „Hallo,
old chap!" en opmerkte, dat ze haar hoed
voor den spiegel en met zeer veel zorg op
zette, in plaats van hem zooals vroeger met
een minachtend gebaar en eenige depre-
cieerende woorden over de wonderlijke ge
woonte van het mensch dom om zijn hoofd
met dergelijke vreemde bouwsels te bedek
ken. in haar zak te stoppen, heb ik onmid
dellijk bij mezelf uitgemaakt, dat ik haar
moeder absoluut een visite schuldig was. De
nadere bijzonderheden over deze variant op
het sprookje van het leelijke jonge eendje,
dat tot een schoone zwaan opgroeide, inte
resseerden me bijzonder, en het duurde dan
niet lang, of ze kwamen bij stroomen los
van een moeder, die tot haar groote vreug
de eindelijk weer eens een lichtje had zien
gloren in de duisternis van sombere voor
gevoelens, dat haar dochter altijd zoo'n hal
ve straatjongen blijven zou, die haar den
laatsten tijd omringd had.
Ja, Wieske was naar de meisjes H.B.S., zei
„Saluut" tegen haar ouderen broer, als ze
uitging, had gisteren .geconstateerd, dat
haar haar geknipt moest worden, en ver
toonde een onbegrijpelijke neiging om zelf
de modellen van haar jurken uit te zoeken.
Bovendien had ze aangekondigd, dat er
langere rokken werden gedragen, en of de
naaister de zoom uit al haar jurken mocht
halen. Haar neiging om in boomen te klim
men en met gescheurde jurken thuis te ko
men. was volkomen verdwenen en ze deed
wondere verhalen van een vriendin, die er
een heele collectie portretten van filmhel
den op na hield, en zelf filmster wilde wor
den. Vond ik dat nu niet een beet je heel bar
voor een kind van dertien jaar? En was die
overgang bij Wieske nu niet een beetje heel
erg plotseling en radicaal? Ze was blij, dat
het kind eindelijk eens een beetje meer om
haar uiterlijk ging geven, maar dit was wel
van het ééne uiterste in het andere.
Zoo is de mensch. Niet tevreden met dit
en niet tevreden met dat, weifelend over
zus. weifelend over zoo.
En lk heb op een vrijen Woensdagmiddag
het gemetamorfoseerde leelijke jonge eend
je en haar frivole vriendin maar eens mee
genomen naar de duinen, en net toen ik
met moed. beleid en trouw het gesprek op
Ramon Novarro had gebracht, ontdekten ze
met zijn tweeën een duindoornstruik vol
met dikke sappige oranje bessen, en lieten
Ramon hals over kop in den steek om hun
handen open te halen in den strijd tegen
het taaie hout en de scherpe doorns. En
niemand had zoo'n plezier in de heele si
tuatie als de toekomstige filmster, toen we
ons als een stuk of wat verfomfaaide struik-
roovers weer In Haarlem's keurige straten
vertoonden: met verwaaide haren, van on
der tot boven bezaaid met klitten, terwijl
de vriendin een knoop van haar jas kwijt
was. en Wieske dat onbehoorlijkste aller on
behoorlijkheden vertoonde: een winkelhaak
In haar kous. waarmee moeder in haar hart,
verrukter was. dan ze ooit van haar leven
geweest zal zijn met een winkelhaak in een
paar keurige kousen.
Ik weet het niet, maar ik geloof toch niet,
dat het zoo erg is met de tegenwoordige
jeugd als er alom gezegd wordt. Dat wil zeg
den ik geloof niet, dat het met deze spe
cimen er van zoo erg hopeloos is. Maar dat
Zie vervolg hiernaast).
Hoe men de kleuters
bezig houdt.
EEN HOEDENWINKEL
Hebt u wel eens met de kleuters een hoe
denwinkel in elkaar gemaakt? H?t ;s wer
kelijk een aardig werkje voor een regen-
achtlgen middag, wanneer de kleintjes bin
nenshuis moeien blijven. Wij zullen den
winkel eens heel gezellig Inrichten, maai
wij gaan wel van het standpunt uit: „he.
mag maar heel, héél weir,:g kosten, liefs:
heelemaal geen onkosten, wat ook wel dege
lijk kan gebeuren.
MP- 4Ü.
Wij zoeken een kartonnen doos of houten
kistje van geschikt formaat; deksel en één
der lange zijden worden verwijderd (afb. a).
Neemt men een kistje, dan kijkt men het
eerst goed na, 'haalt alle overtollige spijker
tjes er uit en schuurt daarna het kistje glad.
zoodat het beter beplakt kan worden. He:
doosje of kistje wordt dus beplakt- of ge
verfd. Beplakken staat dikwijls wel aardi
ger. Voor den buitenmuur neemt men steen
tjes-papier, dit doet. dan aan echte rood:
steentjes denken. Voor de tynnenbeplakkinp
wordt een stukje behangselpapier genomen
dat waarschijnlijk nog wel op zolder te vin
den is. Voor de vloerbedekking dient een
vel bruin kaftpapier; dit komt het meeste
met echt zeil overeen.
Daarna gaan wij den winkel inrichten:
wij zullen hiervoor heel wat lucifersdoosjes
moeten gebruiken. Achter in den winkel ma
ken wij een lange lage kast van op elkaa:
geplaat$te lucifersdoosjes. Aan de laden
naait men kraaltjes of knoopen als hand
vatten. De doosjes worden geverfd of be
plakt met sitspapier (zie afb. b.).
Verder moet een behoorlijke stoel in den
winkel staan; de stoel bestaat uit 5 luci
fersdoosjes afb. c; de pootjes worden van
houten kralen verkregen. Voor de tafel dient
een garenklosje, terwijl een achthoekig
stukje karton als tafelblad dienst doet (af
beelding d.).
0^
Nu volgt nog een hoedenstaandaardje, op
gebouwd uit een groo£e en een kleine hou
ten knop, welke laatsten zijn verbonden
door een dun stokje (afb. e).
De verdere inrichting en de verschillende
hoedjes laat lk de volgende week zien. De
winkel is, zoover als wij nu gekomen zijn,
in de Tijdingzaal van ons blad te zien.
Appeljam. Neem hiervoor 3 pond zure
appelen, 2 pond suiker. 1 citroen (of thee
lepeltje gemberpoeder) of 1 ons fijngehakte
gember. De gesneden appelen kookt men met
schil en klokhuizen en pitten met zooveel
water tot alles onderstaat. Dan alles zeven
en inkoken tot jamdikte met suiker en
citroensap of gember. In een grooten Keul-
schen pot bewaren of in kleine jampotjes
met schroefdeksel.
HUISVROUW.
Eenige Jaren geleden klaagde mej. Elis.
Rogge, redactrice van het tijdschrift „De
Vrouw en haar Huis" mij eens haar nood, dat
er zoo weinig moderns, zoo weinig origineels
en nieuws in handwerken werd verzonnen.
Het leek toen inderdaad alsof handwerken
een verouderd iets was. alsof de moderne
vrouw geen tijd en geen lust meer had in het
fijne werk. Het heette toen dat handwerken
tijd verbeuzelen was, dat een vrouw wel wat
beters kon doen om haar geest te verrijken,
dan met een peuterwerkje den UJd dood te
slaan.
Handwerken was Iets om Je over te ge-
neeren: het was een bewijs van je onbenul
ligheid en het werd met een minachtend
schouderophalen en een toegeefelijk glim
lachje voor je domheid beschouwd.
Eer. van mijn kennissen vertelde me in
dien tijd. dat een gestudeerde vriend van haar
op bezoek was gekomen, een fijn handwerkje
had zien liggen, het als iets onsmakelijks
tusschen duim en wijsvinger had opgenomen
en met afkeer in zijn stem had gevraagd:
doe jij ook al aan dat onbenullige werk?
En daar een mensch bijna altijd een ver
pletterend antwoord k'.aar heeft, als de ge
legenheid voorbij is. kwam ze bij mij haar
nood klagen en een klein beetje opscheppen
over haar verstand en haar intellect.
Intusschen is sindsdien een kentering dui
delijk merkbaar: er wordt weer meer ge
handwerkt en niet alleen door oudere dames
die zeeën van tijd hebben, maar ook door de
jongere, die in haar vrijen tijd wel graag
eens een werkje onderhanden hebben.
En nu vragen sommigen zich nog af: is
het dan geen beuzelarij, zooiets met veel
moeite en tijd te maken, terwijl alles te koop
is tegenwoordig. Zoodra echter handwerken
als onbenulligheid wordt beschaamd, kan
men daarbij nog ettelijke andere opnoemen:
huisvlijt, verzamelingen, ontspanningslec
tuur, en dergelijke. Op die wijze kan elke
ontspanning tot een onbenulligheid worden
teruggebracht en het gevolg Is. dat het leven
zwaar, somber en kleurloos wordt.
In die ontspanning schuilt echter het ge
vaar, dat zij levensdoel wordt en niet blijft,
wat ze feitelijk Ls: geest en lichaam in andere
banen te brengen. De overdrijving met hand
werken, waarbij alles moest achterstaan voor
het werk dat onderhanden was, waarbij het
huishouden met horten en stooten werd ge
voerd, waarbij alle vrije tijd met handwerken
moest worden doorgebracht omdat het toch
dan en dan klaar moest zijn ,dat heeft de
klad gebracht in het handwerken.
Gelukkig, men komt ervan terug, en de
handwerkjes worden weer opgevat door veel
vrouwen, die het heerlijk vinden om er kalm
mee bezig te zijn en ondertusschen haar ge
dachten over alles te laten gaan.
Het moet dus ontspanning blijven, maar
daarvoor moet in de eerste plaats dan ook
het werk prettig worden gevonden en niet
als een strafwerk worden afgezwoegd. Ver
moedelijk belandt het dan toch vóór het
einde in de la bij de andere onafgemaakte
handwerken.
In een handwerkwinkel woonde ik laatst
een paar jonge meisjes bij, die een handwerk
uitzochten voor een van haar. Tenslotte was
de keus op iets gevallen, waarop de winkel-
Juffrouw bescheidenlek opmerkte dat het wel
..een heel werk" was. Meteen drong het
tot degene die het koopen wilde, door, dat
dit nog zacht was uitgedrukt en dat zij er
minstens eer. jaar „zoet mee zou zijn", zoo
als zy het uitdrukte.
Maar het was zoo mooi en ze had er toch
den tijd mee. meende de vriendin.
Kfnd. aan het eind van dat jaar ben lk
mal van al dat gepriegel, als het tenminste
ooit klaar zou komen, was het antwoord en
hoewel het mooi was gevonden, werd het als
ongeschikt ter zijde geschoven en tenslotte
iets anders genomen, dat tenminste In het
verschiet een einde toonde.
Onderneem niets dat nooit klaar wil komen
wanneer u niet zoo ernstig van gemoed bent,
dat ge er kalm aan kunt doorwerken, zonder
per sé het einde nabij te willen zien.
En begin ook niet aan een werkje, dat ge
niet prettig vindt, maar dat zoo mooi is ge
worden bij een ander, en dat ge nu juist ook
wilt hebben. Dit is net zoo min ontspanning
als het gejaagde werken van iemand, die ein
delijk tot een eindresultaat wil komen.
En dan is er nog iets wat koren op den
molen is van hen. die handwerken tijd ver
beuzelen vinden: waag uw oogen er niet aan.
Dit ls speciaal iets. waarop mijns inziens
weieens gewezen mag worden, nu het tapisse
rie-werk weer in de mode schijnt te komen.
Dit ls een priegelijk gepeuter zonder eind en
hoewel he* bij daglicht voor velen nog wel
gaan zal, bij kunstlicht is het een oogen-In-
spanning die voor de zwakkeren zeer slecht
moet zijn.
Het moet mij echter ook nog even van het
hart: hoe is het mogelijk dat dit weer in
gang vindt! Kunnen wij in onzen tijd van
bloeiende kunstnijverheid, nu niets beters be
denken dan zoo'n peuterig werk uit de oude
doos. Moet dat nu een lust voor het oog zijn,
dit vale kleurenspel dat oud moet lijken en
het niet is?
Er zijn zulke prachtige kleuren in alle mo
gelijke materiaal denk maar eens aan wol,
kunstwol. Smyrna-wol, kunstzij, gewone zij
en nog vele andere: er zijn zoo verbazend veel
soorten stoffen die met dit moois bewerkt
kunnen worden, laten wij ons dan toch eens
inspannen om iets nieuws te maken, al Is het
nog zoo eenvoudig, maar tenminste iets dat
van onzen tijd is en niet uitdien van de
duffe salons met hoezen over de stoelen, om
dat het tapisseriewerk van het overtrek zoo
teer was en zooveel tijd en moeite had ge
kost! E. E. J.P.
Natuurlijk hebben we allemaal onze vrije
uren. De vraag ls maar: gebruiken we die
uren werkelijk om vrij te zijn?
„Als ik eens een uurtje vrij heb, moet lk
noodig mijn Jurk afmaken; als ik het eens
niet zoo druk heb, moet die kast een goede
beurt hebben...." Vooral de huisvrouw is
bedreven in het uitdenken van bezigheden
voor haar vrije uren. Met dit gevolg, dat ze
werkelijk „nooit gedaan" heeft. De klacht der
huismoeders!
Ook in andere vrije beroepen gaat het al
niet beter. Een schrijver benut zijn vrijen
tijd om een nieuw verhaal te beginnen een
schilder spant zijn doek voor een nieuw schil
derij. de directeur van een onderneming
ontwerpt nieuwe plannen. Het werk laat ons
niet los. Zelfs al zitten we werkeloos, zelfs al
schijnen we te rusten, het werk neemt
onze gedachten in beslag.
In dat opzicht benijden we wel eens den
acht uur per dag werkende, hem of haar, die
in dienst van een ander werk voor dien an
der verricht gedurende een bepaalden tijd.
Zes uur. Dank u wel, gaat u maar naar
huLs, het werk is afgeloopen. Maar niet
zelden zien we, dat ook deze categorie van
werkers niet zorgeloos van haar vrijen tijd
geniet. Deze menschen piekeren over iets,
dat ze verkeerd gedaan hebben, over iets
dat niet af kwam.
Daarbij komt nog dat velen van hen hun
vrije uren vergallen door te denken aan de
in hun oog vervelende plichten, die hen den
volgenden dag weer wachten.
Zoo is er altijd wat. We hebben altijd nog
iets te doen, of anders Iets om over te pieke
ren. Wanneer zijn we werkelijk vrij?
En toch ls het zoo heerlijk om eens even
alles te kunnen loslaten; we hebben het zoo
noodig! Iedere dag heeft genoeg aan zijn
eigen zorgen, ieder uur. iedere minuut. We
kunnen zorgen en werken als het er tijd voor
ls. Maar er zijn ook uren. waarin er niets
van ons verlangd wordt. Laten wij dan in die
uren ook niets van ons zelf verlangen!
Ik hoorde pas geleden iemand beweren;
„Ik gebruik mijn vrijen tijd om visites te
maken. 't is soms wel vervelend, maar Je
moet de menschen te vriend houden", 't Is
een opvatting, al kan lk niet begrijpen, wat
Je aan die „vervelende" zoogenaamde vrien
den en vriendinnen hebt. Vooral vrouwen
vinden het meestal noodzakelijk er een heele
verzameling vriendinnen op na te houden. En
bij haar brengen ze dan hun vrijen tijd door,
daar zitten ze dan en praten, praten over
allerlei, wat hen au fond niets of weinig in
teresseert. Zij gebruiken hun vrijen tijd om
een onbeteekenende conversatie gaande to
houden.
Anderen lezen een boek. dat actueel is en
dat men gelezen moet hebben. Eigenlijk boeit
het hen nietWeer anderen schrijven een
paar noodzakelijke brieven
Och ja. allemaal dingen, die het dagelijksch
leven nu eenmaal wel eens van ons eischt.
Maar maak u zelf dan niet wijs, dat ge van
uw vrijen tijd genoten hebt! Schuif al die
kleine plichten en verplichtingen zooveel
mogelijk in uw werktijd.
Can onzen vrijen tUd genieten.Hoe doen
we dat?
Door eens heelemaal ons zelf te zijn, alleen
of met een héél goeden vriend of vriendin.
Door ons bezig te houden met dat wat ons
werkelijk Interesseert, het boek te grijpen,
dat ons iets moois belooft, de film of het
tooneelstuk te gaan zien, waar ons verlan
gen naar uitgaat. Ons werk, onze beslom
meringen mogen dan niet meer bestaan.
Het is moeilijk in het heden te leven, wij
houden ons meestal meer bezig met verleden
en toekomst. Door verleden en toekomst gaan
onze vrije uren doelloos voorbij, we weten
het mooie, rustige oogenbllk niet te vat
ten. Maar als we het probeeren en het lukt
ons ééns, dan zullen we dat genot ook in
het vervolg niet meer willen missen. Dan
bedenken we geen „werkjes" meer voor vrije
oogenblikken, dan gaan we geen beuzelach
tige visites maken. Dan zijn we In die vrije
oogenblikken onszelf, dan leven we éven ln
een rustig heden.
En het is wonderlijk hoeveel nieuwe ge
dachten en Ideeën ons dan Juist toe stroomen,
Juist in die werkelijk vrije uren!
BEP OTTEN.
Nu de blouses steeds meer
gedragen worden en ook in de
herfstmode een belangrijke
plaats zullen Innemen, laten
wij hier een drietal modellen
volgen. Er wordt steeds meer
werk van gemaakt, vooral nu
ze niet alleen bij het mantel
pak worden gedragen maar
ook bij fantasie- of sportrok-
ken. Hoewel de meeste model
len van crêpe de chine zijn. is
het natuurlijk heel goed moge
lijk ze van minder kostbare
stoffen te maker, en daardoor
eenige blouses b(J een rok te
hebben. Nemen wij voile of
kunstzijde dan kan men daar
mede heel aardige effecten be
reiken.
Het eerste van bijgaande
modellen is van witte crêpe dc
chine met losse schouderstroo-
ken van zwarte zijde.
De tweede afdeeling toont
een blouse van lichtblauwe
voile met invoegsels van het
zelfde weefsel maar met een
donkerblauw patroon.
Het laatste model is weer van
zijde, lichtgeel met Ingezette
strooken van beige-bruin.