Bij onze Schrijfsters en Schrijvers
De Klop op de Deur.
MUZIEK
Dankbetuiging.
Telpapier.
AGENDA.
HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAG 7 NOVEMBER 1930
TWEEDE BLAD
LETTEREN EN KUNST
IV.
Israël Querido.
door L. A.
OP 15 DEZER WORDT DE NEDERLANDSCHE BOEKENDAG GE
HOUDEN. ONS AANDEEL NEMEND IN DIT GEORGANISEERDE
STREVEN OM BIJZONDERE AANDACHT OP HET BOEK TE
VESTIGEN. GEVEN WIJ EEN SERIE INTERVIEWS MET EEN
ACHTTAL ONZER VERMAARDSTE NEDERLANDSCHE SCHRIJF
STERS EN SCHRIJVERS.
(In deze serie zijn reeds verschenen, interviews met Top NaefJ,
Johan de Meestert en Alie van WijheSmeding.)
Israël Querido.
Achter zijn tafel geseten. het zware
lichaam in rost, de 'borstkas ontbloot
en gedeeltelijk friseh omklemd door
een witten zijden doek, om den wel-
venden schedel het aureool van
het grijze haar. had hij iets van de profe
tische figuur, die met alle kracht zijner hevig-
onts tellende overtuiging en met de hartstoch
telijke liefde van den redenaar voor het mooie,
bloeiende woord, zijn geloofsbelijdenis zou
gaan zeggen. Onbewimpeld heeft Israël Queri
do zijn meening uitgesproken in een lange
trits van rijke volzinnen, een hartstochtelijke
woordsymphonie, welgeordend en overrom
pelend, geheel naar den aard, van zijn tumul
tueuze natuur, die den heftigen geest vara. den
scheppenden kunstenaar verraadt.
Een tijdeloos arbeider is Querido. Zijn werk
is niet gebonden aan de 'ismen der twintig
ste eeuw. De woorden die Darius, de Pers.
in het Koninklijke Epos ,De Oude Waerela"
spreekt, zouden gevloeid kunnen zijn uit den
mond van een Mussolini. Het Amsterdamsche
Epos „De Jordaan" heeft de grenzen van den
tijd weggenomen en der hoofdstad van Ne
derland de glimpen van het licht der on
vergankelijkheid geschonken. „Shakespeare
is in den schijn van de eeuwigheid
jonger dan Goethe". Wat goed is en groot,
heeft de grenzen van stijl en tijd overschre
den. Daarom gelooft Querido niet aan het
begrip „Jongeren". Die tijdeloosheid strekt
zich echter verder nog uit.. Men hoore wat
hij zelf daarover heeft te zeggen: „Wanneer
inen dramatiseert in romanvorm, dan dient
men zijn ikheid te verveelvoudigen, men
wordt het veelvoud van ztehaelve en moet
zich even gemakkelijk en snel naar de oud-
he id kunnen verplaatsen, als dat men zich
weet te doen vertoeven ln de schuilhoeken van
deze eeuw. Manus Peet was een deel van mijn
ikheid, zoogoed aLs Frans Poort, Mooie Karei
en Hytaspes' Zoon Darius dat waren".
Het reusachtige werk van Querido's on
stuimige ziel en koninklijk verstand
neemt intusschen met den dag ln om
vang toe. Ternauwernood is het eerste
deel van het Epos ..Het Volk Gods"
gereed gekomen (het zal in de lente van het
volgend jaar verschijnen) of hij heeft een
begin gemaakt met het schrijven van
een treurspel, gewijd aan ..Cesare Bor
gia". „Het Volk Gods" wordt een beelding
van het geheele moderne Nederlandsche
Joodsche leven. Tegenover den schatrijken
Amst-erdamschen diamanthandelaar stelt
Querido onder anderen den pooveren, armen
Portugeeschen Jood. Toch zijn de figuren die
dit gjrootsche werk zullen bevolken, denk
beeldig. „Ik moet schaterlachen zegt
Querido wanneer men mij vraagt wie
Manus Peet is, wie Mooie Karei, wie Corry
Scheendert. Ach. men zou evengoed kunnen
vragen wie Hamiet was".
Israël Querido heeft mij doen denken aan
Delacroix, die als een Prometheus naar het
allerhoogste greep. Bij wien ln Nederland
vindt men een moed even groot als de zijne?
Waar is een grandeur als die welke straalt
uit „De Oude Waereld" waarvan Couperus
zeide
„Mij is het geweest, met hem voortijlende
langs zijn vizioen, of ik stond op een
vurige luchtkar, getrokken door vlam
blazende griffioenen of gevleugelde paar
den en of de prachtige tooverbeelden
opwirrelden tegen den rooden gloed van
zijne Oostersche hemeltransen
En:
„Ik ken een land waar de schrijver, na
zulk een boek te hebben geschreven ge-
eerd zou worden door de Regeering en
ontboden zou worden ten Hove".
Voorwaar, het behoeft geen bevreemding
te wekken, dat Querido. die de verrukking
kent van de studie, de zegetocht van het korte
verhaal ten deele betreurt. De liefde voor de
„short story" beschouwt hij als één van
de oorzaken van de litteraire malaise. „Waar
mee ik geenszins zeggen wil zoo vult hij
aail dat er geen goede korte verhalen zou
den geschreven zijn. Integendeel. Wanneer
het korte verhaal een eenheid, een rijp-
voliooid stuk proza ls, waar geen letter aan
toe gevoegd behoeft te worden, dan kan het
een zeer gaaf kunstwerk zijn. De overdadige
productie van dit soort heeft echter de liefde
voor de langdurige training aangetast, de
verrukking voor de voorbereidende studie".
„En nu vraagt ge mij uw meening over
de jonge Nederlandsche litteratuur. Gij wilt
van mij weten, welke de oorzaak kan zijn
van gebrek aan belangstelling en gij vertelt
mij, dat Johan de Meester van meening is
dat vooral de manier waarop in ons land
critiek wordt uitgeoefend, de verflauwing van
de belangstelling onder anderen veroor
zaakt zou hebben. Ik zeg u aanstonds, dat ik
het daar niet mee eens ben. Ik beweer dat
er in ons land heelemaal geen critiek
(in oppersten zin), bestaat. Straks meer daar
van. De hoofdzaak is deze: De machtige
wereldcrisis, die een enorme concentratie
van maatschappelijke en geestelijke vermo
gens heeft veroorzaakt, die echter als zooda
nig het terrein van de kunst niet raakt, heeft
de menschheid dusdanig aangepakt, dat de
diepe üefde voor de weelderige schoonheid op
den achtergrond is geraakt. En zelfs meen
ik, dat wanneer een groot kunstenaar opstond
en die machtige wereldcrisis tot uitgangspunt
nam voor zijn Epos, hij nimmer die belang
stelling bij de menschheid zou vinden, die
hij voor zijn arbeid verwacht haxi. Een kunst
werk genieten eisoht een vrijen geest, een
vrije ziel, al behoeft deze ziel niet smarte
loos of zorgeloos te zijn. Er is een zeer diepe
bezinning noodig, om een kunstwerk te kun
nen verstaan; er moet een filtratie plaats
grijpen, en ziein hoogsten zin is de
mensch daarvoor niet meer toegankelijk. Het
enorm groote aantal couranten voorziet bo
vendien in de directe behoefte van den lees-
gierigen mensch. Voor een paar centen kan
men zich een Haagsche Post-beschaving
koopendat is krankzinnig, rampzalig!"
Israël Querido is opgestaan. En met het
losmaken van zijn ledematen verglijdt het
onderwerp naar een bewogener sfeer. Zijn
passie voor de schoonheid van het proza doet
hem driftig woelen in de materie die zijn
geest aan het rangsohikken is: de moderne
litteratuur en de letterkundige critiek. Mee
dogenloos. wreed, formuleert zijn scherp ver
stand de toornende intuïtie. Elders echter
prijst hij, met teedere fijngevoeligheid. Van
de Jongeren, wanneer men hen dan bepaald
zoo te noemen wenscht. waardeert hij Mars
man als de knapste onder hen. Ruim is zijn
erkenning voor den, in Brussel vertoevenden
romanschrijver-dichter M. Roelants en een
prachtig stuk proza vindt hij Jan Engelman's
laatste opstel over Limburg, in de „Gemsen
schap". Om zijn vernuft, zijn philosophischen
geest ,die te diepzinnig is zelfs voor de gees
telijk-bespiegelende massa, waardeert hij zéér
P. N. van Eyck. Ritter roemt hij als een fijnen
geest, hoewel niet vast van binnen, den
dichter-criticus Anton van Duinkerken acht
hij één der begaafdste jong-katholieken, maar
onverbiddelijk en vernietigend is zijn oordeel
over hen die naar zijn meening leven in een
volslagen anarchistisch critisch bestaan.
Greshoff bijvoorbeeld beschouwt hij slechts als
'n pathologisch geval; Heiman, van wien hij
toegeeft, dat hij als prozaschrijver zéér knap
pe dingen heeft gescheven, vindt hij als cri
ticus meestal onuitstaanbaar: ,HJj wil te veel
beultje spelen en in die functie is hij een
jammerlijke knoeier. Wat hij over het boek
van Ina BoudierBakker heeft geschreven
(De klop op de Deur), is er woord voor woord
naast. Zoo zijn er meer. Vooral Bloem als
prozaschrijver. Deze laatste heeft mooie ge
dichten gemaakt. Maar even vóór den dood
van Just Havelaar publiceerde hij een artikel
over diens werk, van een vermoordende
vernietigingsdrang vol, en dat zelf zoo ver
schrikkelijk slecht van stijl bleek, dat ik
er van overtuigd ben, dat. wanneer de men-
schen ook maar één oogenbllk het benul
hadden gehad van wat proza is, zij Bloem
„gekielhaald" zouden hebben".
En driftig vervolgt hij: „O, wanneer ik mij
geheel zou willen uiten over de Nederland
sche critiek van dat deel der jongeren, dat
niets heeft verricht en zich schreeuwend en
zich opdringend en zich blameerend een
plaats tracht te veroveren die het niet toe
komt. dan zou ik een zeer lange verhande
ling hebben te schrijven. En toch moet ge
niet denken, dat ik mij tegen de jongeren
keer. Ik vraag u nadrukkelijk vooral te ont
kennen dat ik partij kies. Voor mij zijn er
geen partijen. Ik neem Integendeel aan, dat
er onder de jongeren grooten zijn, die zich
als grooten zullen openbaren. Ik denk aan
een pracht-kerel als Gerard Brunlng, maar
wat lk beweer is. dat Holland geen wezenlijke
critiek heeft, dat er onder de geesten geen
groot en geen al-bespiegelend, geen diep-
menschelijk. geen universeel critisch kun
stenaar leeft. Op dit punt biedt ons land den
treurlgen aanblik van een weerzlnwekken-
den warboel".
„Op uw laatste vraag: Of een Ned eiland sch
kunstenaar waardeering voor zijn werk on
dervindt, kan ik u een heel kort antwoord
geven: .Men doet hier niets voor hem. ALs
Ik alleen van mijn boeken had moeten leven,'
can zou ik van honger omgekomen zijn.
OfLcieele erkenning bestaat ln bet ge-
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel
Stofzuigerhuis MAERTENS
BARTELJORISSTRAAT 16
- TELEFOON 10750
VAMPYR Stofzuigers f98.-
heel niet. En denk dan eens aan de Oud
heid, aan de Grieken, aan de eer die Sopho
cles, Vlrgilius en tal van anderen te beurt vieL
Denk ook aan het buitenland. En gelooft
u toch vooral niet aan dat lieve sprookje
dat armoede ons ten goede kan komen. Goethe
heeft het reeds gezegd dat armoede een rijke
productie onmogelijk maakt".
Van Querido zei de dichter Maurits Roe
lants in een boek-opdracht: ,De Epos
schrijver, Israël Querido, de geweldige, vul
kanische en teedere" en Emmanuel de Bom.
die den auteur bij een spreekbeurt, ln Ant
werpen vervuld, inleidde, noemde hem „den
krachtige, den bezetene, den bezitter van het
Woord, de overvloedige en toch niet overtol
lige, de schatrijke en overdadig-geweldi-
ge".
Voorwaar, de beste dezer cierselen heb ik
dezen dag zien glinsteren!
(Nadruk verboden.)
Door Ina BoudierBakker.
Amsterdam, P. N. Van Kam
pen Zn.
De oude Jozef Israels placht groote bete
kenis te hechten aan den titel dien hij zijn
schilderijen meegaf; er is een legende dat
Aleida, zijn echtgenoote, hem vaak bij het
vinden er van tot groote hulpe was. Alleen
op de wereld", „Langs Moeder's graf"....
zooal niet in het Haagsche atelier geboren,
het waren pakkende etiketten die voor mooie
schilderijen bedacht werden en helpen kon
den ze in het geheugen der kunstminnaars
vast te hechten.
De klop op de deurIs een even boeien
de titel voor een kunstwerk en heeft allicht
nog het voordeel der oorspronkelijkheid, daar
er noch bij Hector Mallot, noch bij Van
Haren of een ander voor geborgd is. Boven
dien is er door een samenloop van omstan
digheden reeds vele maanden vóór het ver
schijnen van dit boek op de deur der publieke
belangstelling geklopt en kon de onnoozelste
onder de belangstellenden niet meer onbe
kend zijn met het feit dat er geen klopgeest,
annex detective story op komst was, maar
dat mevrouw Boudier de Hollandsche litte
ratuur met een familieroman verrijken zou,
waaraan zelfs de tendenz werd (toegedicht
het vraagstuk der emancipatie op een wijze
te bezien die geheel van die harer kunst
zuster, mevr. Van AmmersKiiller verschil
de. Het ls dan ook geen wonder dat ln deze
maand de stellingen der boekverkoopers kra
ken onder het gewicht der deurkloppers, en
dat ze „het" geschenk zullen vormen der
komende Decemberfeesten, die door geen
„malaise" versomberd mogen worden. Dat te
voorkomen is juist het sympathieke doel van
de beweging die in den Boekendag van 15
dezer, haar hoogtepunt- vindt.
Nu hebben wij juist in ons blad. in een In
terview met een andere schrijfster. die ik een
groote artiste acht. met mevr. Al'.e Smeding,
kunnen lezen hoe deze den familieroman uit
den tijd en in dezen vorm -het laatste woord
gesproken vindt. Er is al vaker aan getwij
feld of een groot artist tegelijkertijd een
volgbaar criticus kan zijn van anderer arbeid.
Aan zulk eene, misschien wat losse, uitlating
zoudt ge een ontkennende conclusie kunnen
vastknoopen. Immers, bij de beoordceling
van een kunstwerk is het niet de quaestie of
het aan bepaalde elschen of wenschen van
een bepaalden tijd tegemoet komt, maar of
het werkelijk een kunst-werk ls, dat door-
dat-feit-zelf een tijd in zijn ban houdt en
beheerscht. En nu zou ik mij best een serieus
beoordeelaar kunnen denken, die „De klop
op de deur" juist zeer naar neiging en geest
onzer dagen toegekeerd, maar de kunst
waarde ervan betrekkelijk gering vond. Ligt
nu een eventueel tekort in artisticiteit aan
den vorm van den „familie-roman"? Natuur
lijk niet. Zulk een tekort zal, buiten den vorm
om, ln de schepping als zoodanig gezocht
moeten worden.
Dit boek is: een Amsterdamsche familie
roman. Van den winter van het Jaar 1858 af
tot de na- oorlogsche jaren, die historie van
gisteren zijn, toe,' leven wij ln de familie
Craets, een aanzienlijk en vermogend koop
mansgeslacht. Annètje Goldeweyn's kinder
jaren doorleeft ze op het Water (thans Dam
rak), haar eerste huwelijksjaren, als ze
Annètje Craets geworden is op een bovennuis
op de Weteringschans (waar dan nog wei
landen met koeien te zien zijn) en later ln
het oude familiehuis op de Keizersgracht,
Zooals dat in dergelijke families vroeger ge
bruikelijk was, schenkt ze haar echtgenoot
een groot aantal kinderen, die ln den loop
van het verhaal allen hun eigen, soms nor
male, soms ongedachte bestemming volgen,
trouwen, scheiden en min of meer zich geluk
kig of ongelukkig voelen. Zich van kant
maken doet er een, wegloopen een ander
zooals dat in groote families gemakkelijk
voor kan komen, zonder dat zulks voor den
buitenstaander van meer dan voorbijgaand
belang Ls. Als Annètje al lang grootmoeder
is, komt zoon Pieter in het huis op de Keizers
gracht en gaat zij rustiger en kleiner wonen.
Al blijft zij tot haar dood het klosje waarom
het kluwen van den roman gewonden is,
haar figuur en beteekenis wordt langzamer
hand verdrongen door de gedachten en da
den der Jongste generatie, waardoor ze al
leen maar niet gehéél vervreemdt door haar
intuïtief onderkennen van zuivere genegen
heden.
Zestig jaar Amsterdamsche leven heeft
mevrouw Boudier in dezen roman opgeroepen
en daarmee tallooze Amsterdammers aan zich
verplicht. Legendarisch geworden personen
zullen in de herinnering der ouderen onder
ons opleven: het eerste dirlgeeren van Ri
chard Hol, de bankfraude van Mendel; het
oproer, toen de kermis afgeschaft werd; de
intocht van den koning met koningin So
phie. Wat later het optreden van Domela
Nieuwenhuis. en Heldt met- zijn Algemeen
Werkliedenverbond. Sarphati en zijn Paleis
voor Volksvlijt, A. C. Wertheim en Jacob van
Lennep, Veltman als jong acteur, het Paling
oproer, de Hartjesdag op de oude Beurs en
fin, ik geloof niet dat er iets, ook maar het
geringste aan schrijf ster's aandacht ont
snapt is en dat veertig jaargangen van De
Amsterdamsche Courant U niet vollediger
kunnen inlichten over die groeijaren onzer
hoofdstad dan mevrouw Boudier het op ver
rukkelijk vlotte wijze in haar romans doet.
Annètje Craets behoort tot de kringen waar
over politiek, kunst en wetenschap gepraat
wordt niet alleen, doch waar aan het geeste
lijk leven der stad actie! wordt deelgenomen.
We blijven dus voortdurend uitmuntend ge
ïnformeerd en inderdaad kan misschien dit
boek de veertig jaargangen van de krant ver
vangen, mettertijd. De geschiedenis der eman
cipatie èn van de vrouw èn van het volk,
wordt hier nog eens op handige en bondige
manier doorgenomenMina Kruseman en
Multatuli, Fortuyn en Domela de „Dage
raad der volksbevrijding" van Vliegen doet
het wat zakelijker maar mevr. Boudier op
veel aangenamer wijs. En hoe knap is dit
alles ln eikaar gezet, hoe zeker laat zij rea-
geeren op wat nieuw en vreemd lijkt. Heel
sterk laat zij voelen dat het nieuwe en de
reactie daartegen, dingen zijn die het eeuwige
leven hebben, die gelijkelijk ontstonden en
vergingen in den tijd van het menuet, als in
dien van de bloote-beenendans. Die wij mor
gen zullen waarnemen zooals wij ze gisteren
gezien hebben, en dat ln al dat u-orden en
vergaan één ding alleen voor den kunstenaar
van waarachtig belang is: het leven der ziel
in den éénling, -den individu. Gelukkig die
éénling die de genade heeft meegekregen den
klop van den tijd op de deur van zijn lnner-
lijkst leven te hooren; die niet doofheid voor
wendt of halstarrlg zijn deur gesloten houdt.
Ongelukkig hij of zij. die het kloppen mis
verstaat- en aan het misverstaan te gronde
gaat. Blijmoedigheid en geluk, noodlot en
conflict, het ligt voor den individu in het
kloppen van het moment afgesloten. Zoo ge
zien wordt een taak als die mevrouw Boudier
op zich nam, zelfs voor haar duizend pa
gina's compressen druk. te eng gemeten nog.
Wij raken hier aan het artistieke bezwaar,
dat tegen dit, zeker, eerbied afdwingend werk
te opperen valt: dat het een teveel geeft aan
dingen die alleen maar van een zekere curio
siteit zijn en van vele éénlingen in haar
agglomeratie van wel zestig personen de we
zenlijke inhoud maar even wordt gepeild. In
zoover heeft dit boek juist alles wat dezen tijd
aangenaam zijn kan, het heeft iets van de
film. die bezig houdt en een vlotte samen
vatting geeft doch waaraan de gevoelige
mensch in ons niet genoeg heeft. Het is een
wonderlijk iets dat er in dit alles zoo weinig
is, dat ons wezenlijk ontroert. Dat onze be
langstelling voortdurend levend blijft is aan
het schitterend reportage-talent van de
schrijfster te danken. Dat zij tevens artiste
is.wie het al niet uit vroeger werk wist
kan het in dit boek telkens en telkens aan
voelen, maar ook telkens weer duikt de
kunst in de reportage onder.
Maar dit zij grif erkend: die reportage
eener geestelijke ontwikkeling van een milieu
is schitterend- Er liggen ln het schema nog
wel tien romans begraven. Misschien voor
een la teren tijd als het rustig delven ln den
grond van ons laten en doen weer verkoren
wordt boven het zwevend vliegen onzer
geestelijke waarnemers. Dustoch wel
zeer van dezen tijd.
J. H. DEBOIS.
6 November *30.
CONCERT IN DE RFMONSTRANTSCIIE
KERK.
Slechts Nederlandsche auteursnamen kwa
men op het programma van deïen vreedza-
men. vriendschappelijken wedstrijd voor. die,
door middel van een collecte-finale, stijving
van het orgelfonds ten doel had. Dat men in
die richting naar verbetering streeft Is be
grijpelijk r?het in gebruik zijnde orgel ls noch
groot, noch schoon, noch modern ingericht.
Het eenigszlns stugge geluld was bij sommige
der solo-voordrachten eer hinderlijk dan on
dersteunend. zoo met name bij de cello-soli.
De combinatie orgel-cello geeft zelden zeer
bevredigende resultaten: bij onvoorzichtige
registreering klinkt de violoncel licht als een
onvast orgelregister; bovendien zijn de bege
leidingen meestal voor plano en dienovereen
komstig ingericht. Zoo klonk het orgel Don
derdagavond bij het eerste cello-stuk veel te
luid en bedekte het in de vele unisoni de
cellopartij. In het tweede werd het evenwicht
beter bewaard; ook speelde de celliste dit
met meer zelfvertrouwen, maar zoomin het
Andante van Van Goens als het voorafgegane
Zomeravond lied (waarom die naam) van
Van Antwerpen hebben een grooten dunk
van het Nederlandsch cello-repertoire ge
geven.
Als overzicht van nationale composities
was de avond niet zonder interesse. De ul
tramoderne richting was niet vertegenwoor
digd; ik betwijfel of velen daarom rouwig
zullen geweest zijn. B, v. d. Sigtenhorst
Meyer is modern op zijn manier: hij schrijft
meer unisonaal dan polytonaal; maar ik kan
het magere dorre tweestemmige contrapunt
in zijn „Geestelijk Lied" volstrekt niet be
wonderen. „Vrede" vanC. Roest ls zonder
eenige muzikale beteekenis; de liederen van
mej. Cath. van Rennes behooren tot een
braaf vaderlandsch genre, dat gelukkig ver
ouderd ls. en dat in de „Schitterende kleuren
van Neerlands vlag" zijn prototype vond. De
Canzona van Gottfried Mann schijnt direct
uit Bayreuth geïmporteerd: het is een soort
„Siegfried-Idyll" met Feuerzauber en guir
landes van Wagnerlaansche dubbelslagen.
Willem de Boer. de in Zürich woonachtige
Nederlandsche violist, bewandelt in zijn An
dante voor viool hoofdzakelijk een pad dat
(Wanneer de formulieren, noodig
voor de a. s. volkstelling tri
Haarlem werden opgestapeld,
zouden zij een hoogte van 60
Meter bereiken).
In Januari worden wij
Weer een voor een geteld.
Daar heb ik u een tijd gelee
Als eens wat van gemeld.
Die telgang elscht, dat spreekt vanzelf.
Een heelen berg papier.
Wat die voor Haarlem al beduidt
Vertoont de foto hier.
Tot zestig meter hoog getast
Tot onze Groote Kerk.
Symboliseert die slanke zuil
Het machtig tellerswerk.
U ziet wel. het is niet gering,
Wanneer u wordt geteld,
Wat voor die ceremonie straks
In werking wordt gesteld.
Wel aardig als 't als monument
Daar zoo kon blijven staan.
Van Zwleten 't dichtste bij de straat,
Van Aa heel onderaan.
Als straks het jaar ls uitgeluid
Begint het groote spel,
Al tellen wij ook dan nfet mee,
We zijn dan toch in tel.
P. OASUS.
naar HSndel terugvoert; in het fis-min. mid
denstuk wijkt hij daarvan af. Ook in dit
nummer was het orgel te luid van klank.
„Wie" behoort niet tot de meest oorspron
kelijke of krachtige composities van wijlen
Ph. Loots en de zangeres had moeite om de
f der „sterren" te bereiken. Het ..Morceau
éléglaque" van G. F. Hendriks is sterk door
Franck's groote Choralen geïnspireerd. Zoo
blijven als krachtigste figuren over: Gerard
von Brucken Fock, Alphons Dlepenbrock en
L. Adr. van Tetterode, wiens .Niet voor niet"
voor velen een verrassing zal geweest zijn, al
bleek de voor plano geschreven imitatie van
klokgelui op orgel onuitvoerbaar. Van de 3
liederen van v. Br. Fock vond ik „Bode" het
mooiste, de geweldige sprongen ln de melo
die werden door mevr. Van Tlenhoven-
Kauwling met groote zekerheid genomen. In
„Heilig ls de Smart" waren prachtige mo
menten. ook wat de voordracht betreft; de
uitspraak van een vocaal als de a in „gansch"
kan nog wel wat verbeterd worden. Het hier
reeds vaak geoongen „Gebed" gaf mij nu den
minsten indruk; het was of het onder een
soort van beklemming leed. Van de liederen
die mej. Chr. Stork zong noemde lk die van
Loots, v. Tetterode en Roest reeds: het meest
beteekenende was wel „De klare Dag" van
Diepenbrock dat echter een weinig boven de
kracht harer uitdrukking ging; voorts wil ik
de zangeres er op wijzen dat „koelte" (regel
5) nog geen „kilte" ls. Doorgaans klonk de
stem van mej. Stork aangenaam; in de
hoogte scheen zij niet gedisponeerd.
De heer K. F. van Maas speelde zijn vlool-
soli zuiver en goed van toon; op de d -snaar
klinkt zijn vlooi te dun voor een zaal of kerk.
De duetten van v. Rennes en Budelmans wer
den door de belde zangeressen lief en ln goe
de tertsverwantschap gezongen, en de heer
Luitingh maakte zich door het spelen der
Wij ontvingen de volgende ge-
illustreerde dichterlijke ont
boezeming.
Heb dank. P. Gasus. 't deed zoo goed
aan ons nijlpaardelijk gemoed
te ontvangen uw zoo schoone wenschen,
versterkend den band tusschen dieren
en menschen.
Heeft uw belangstellfng ons dus zeer
voldaan,
het bijgaand portret heeft ons minder
aangestaan.
Wij konden het maar matig waardeeren,
en willen U thans een'ander offreeren.
Wees verzekerd, dat wij hier sprekend
op gelijken.
Adieu! Kom maar eens gauw naar
ons kijken.
DE FAMILIE HIPPOPOTAMUS.
Heden:
VRIJDAG 7 NOVEMBER
Stadsschouwburg: Maatsch. tot bevordering
der Toonkunst. Concert te geven door de
Concertgebouw-Kamermuziekvereeniging. 8
uur.
Ned Prot. Bond: Ds. G. J. Sirks over „Het
gebed". 8 uur.
Palace: .Dreyfus, de banneling van het
Duivelseiland". Toon eel: The Three Haw-
courts. 8.15 uur.
Luxor Theater: „De dokter van New York",
en „Een nacht vol dwaasheid". Tooneel: TTxe
Barrlsons, 8 uur.
Rembrandt Theater: „Wat *n wonder".
Tooneel: De Terrek Kozakken. 7 en 9.15 uur.
H e emstede: Café Rest. „Boekenrode"
Bijeenkomst Kynologenclub „Kennemerland"
8 uur.
ZATERDAG 8 NOVEMBER
Stadsschouwburg: N.V. Het SchouwtooneeL
„Zijn Testament". 8 uur.
Bioscoopvoorstellingen
avonds.
's middags en des
Tcyler's Museum, Spaarne 16. Geopend op
werkdagen van 11—3 uur. behalve 's Maan
dags, toegang vrij.