Bij onze Schrijfsters en Schrijvers De Klop op de Deur. MUZIEK Dankbetuiging. Telpapier. AGENDA. HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAG 7 NOVEMBER 1930 TWEEDE BLAD LETTEREN EN KUNST IV. Israël Querido. door L. A. OP 15 DEZER WORDT DE NEDERLANDSCHE BOEKENDAG GE HOUDEN. ONS AANDEEL NEMEND IN DIT GEORGANISEERDE STREVEN OM BIJZONDERE AANDACHT OP HET BOEK TE VESTIGEN. GEVEN WIJ EEN SERIE INTERVIEWS MET EEN ACHTTAL ONZER VERMAARDSTE NEDERLANDSCHE SCHRIJF STERS EN SCHRIJVERS. (In deze serie zijn reeds verschenen, interviews met Top NaefJ, Johan de Meestert en Alie van WijheSmeding.) Israël Querido. Achter zijn tafel geseten. het zware lichaam in rost, de 'borstkas ontbloot en gedeeltelijk friseh omklemd door een witten zijden doek, om den wel- venden schedel het aureool van het grijze haar. had hij iets van de profe tische figuur, die met alle kracht zijner hevig- onts tellende overtuiging en met de hartstoch telijke liefde van den redenaar voor het mooie, bloeiende woord, zijn geloofsbelijdenis zou gaan zeggen. Onbewimpeld heeft Israël Queri do zijn meening uitgesproken in een lange trits van rijke volzinnen, een hartstochtelijke woordsymphonie, welgeordend en overrom pelend, geheel naar den aard, van zijn tumul tueuze natuur, die den heftigen geest vara. den scheppenden kunstenaar verraadt. Een tijdeloos arbeider is Querido. Zijn werk is niet gebonden aan de 'ismen der twintig ste eeuw. De woorden die Darius, de Pers. in het Koninklijke Epos ,De Oude Waerela" spreekt, zouden gevloeid kunnen zijn uit den mond van een Mussolini. Het Amsterdamsche Epos „De Jordaan" heeft de grenzen van den tijd weggenomen en der hoofdstad van Ne derland de glimpen van het licht der on vergankelijkheid geschonken. „Shakespeare is in den schijn van de eeuwigheid jonger dan Goethe". Wat goed is en groot, heeft de grenzen van stijl en tijd overschre den. Daarom gelooft Querido niet aan het begrip „Jongeren". Die tijdeloosheid strekt zich echter verder nog uit.. Men hoore wat hij zelf daarover heeft te zeggen: „Wanneer inen dramatiseert in romanvorm, dan dient men zijn ikheid te verveelvoudigen, men wordt het veelvoud van ztehaelve en moet zich even gemakkelijk en snel naar de oud- he id kunnen verplaatsen, als dat men zich weet te doen vertoeven ln de schuilhoeken van deze eeuw. Manus Peet was een deel van mijn ikheid, zoogoed aLs Frans Poort, Mooie Karei en Hytaspes' Zoon Darius dat waren". Het reusachtige werk van Querido's on stuimige ziel en koninklijk verstand neemt intusschen met den dag ln om vang toe. Ternauwernood is het eerste deel van het Epos ..Het Volk Gods" gereed gekomen (het zal in de lente van het volgend jaar verschijnen) of hij heeft een begin gemaakt met het schrijven van een treurspel, gewijd aan ..Cesare Bor gia". „Het Volk Gods" wordt een beelding van het geheele moderne Nederlandsche Joodsche leven. Tegenover den schatrijken Amst-erdamschen diamanthandelaar stelt Querido onder anderen den pooveren, armen Portugeeschen Jood. Toch zijn de figuren die dit gjrootsche werk zullen bevolken, denk beeldig. „Ik moet schaterlachen zegt Querido wanneer men mij vraagt wie Manus Peet is, wie Mooie Karei, wie Corry Scheendert. Ach. men zou evengoed kunnen vragen wie Hamiet was". Israël Querido heeft mij doen denken aan Delacroix, die als een Prometheus naar het allerhoogste greep. Bij wien ln Nederland vindt men een moed even groot als de zijne? Waar is een grandeur als die welke straalt uit „De Oude Waereld" waarvan Couperus zeide „Mij is het geweest, met hem voortijlende langs zijn vizioen, of ik stond op een vurige luchtkar, getrokken door vlam blazende griffioenen of gevleugelde paar den en of de prachtige tooverbeelden opwirrelden tegen den rooden gloed van zijne Oostersche hemeltransen En: „Ik ken een land waar de schrijver, na zulk een boek te hebben geschreven ge- eerd zou worden door de Regeering en ontboden zou worden ten Hove". Voorwaar, het behoeft geen bevreemding te wekken, dat Querido. die de verrukking kent van de studie, de zegetocht van het korte verhaal ten deele betreurt. De liefde voor de „short story" beschouwt hij als één van de oorzaken van de litteraire malaise. „Waar mee ik geenszins zeggen wil zoo vult hij aail dat er geen goede korte verhalen zou den geschreven zijn. Integendeel. Wanneer het korte verhaal een eenheid, een rijp- voliooid stuk proza ls, waar geen letter aan toe gevoegd behoeft te worden, dan kan het een zeer gaaf kunstwerk zijn. De overdadige productie van dit soort heeft echter de liefde voor de langdurige training aangetast, de verrukking voor de voorbereidende studie". „En nu vraagt ge mij uw meening over de jonge Nederlandsche litteratuur. Gij wilt van mij weten, welke de oorzaak kan zijn van gebrek aan belangstelling en gij vertelt mij, dat Johan de Meester van meening is dat vooral de manier waarop in ons land critiek wordt uitgeoefend, de verflauwing van de belangstelling onder anderen veroor zaakt zou hebben. Ik zeg u aanstonds, dat ik het daar niet mee eens ben. Ik beweer dat er in ons land heelemaal geen critiek (in oppersten zin), bestaat. Straks meer daar van. De hoofdzaak is deze: De machtige wereldcrisis, die een enorme concentratie van maatschappelijke en geestelijke vermo gens heeft veroorzaakt, die echter als zooda nig het terrein van de kunst niet raakt, heeft de menschheid dusdanig aangepakt, dat de diepe üefde voor de weelderige schoonheid op den achtergrond is geraakt. En zelfs meen ik, dat wanneer een groot kunstenaar opstond en die machtige wereldcrisis tot uitgangspunt nam voor zijn Epos, hij nimmer die belang stelling bij de menschheid zou vinden, die hij voor zijn arbeid verwacht haxi. Een kunst werk genieten eisoht een vrijen geest, een vrije ziel, al behoeft deze ziel niet smarte loos of zorgeloos te zijn. Er is een zeer diepe bezinning noodig, om een kunstwerk te kun nen verstaan; er moet een filtratie plaats grijpen, en ziein hoogsten zin is de mensch daarvoor niet meer toegankelijk. Het enorm groote aantal couranten voorziet bo vendien in de directe behoefte van den lees- gierigen mensch. Voor een paar centen kan men zich een Haagsche Post-beschaving koopendat is krankzinnig, rampzalig!" Israël Querido is opgestaan. En met het losmaken van zijn ledematen verglijdt het onderwerp naar een bewogener sfeer. Zijn passie voor de schoonheid van het proza doet hem driftig woelen in de materie die zijn geest aan het rangsohikken is: de moderne litteratuur en de letterkundige critiek. Mee dogenloos. wreed, formuleert zijn scherp ver stand de toornende intuïtie. Elders echter prijst hij, met teedere fijngevoeligheid. Van de Jongeren, wanneer men hen dan bepaald zoo te noemen wenscht. waardeert hij Mars man als de knapste onder hen. Ruim is zijn erkenning voor den, in Brussel vertoevenden romanschrijver-dichter M. Roelants en een prachtig stuk proza vindt hij Jan Engelman's laatste opstel over Limburg, in de „Gemsen schap". Om zijn vernuft, zijn philosophischen geest ,die te diepzinnig is zelfs voor de gees telijk-bespiegelende massa, waardeert hij zéér P. N. van Eyck. Ritter roemt hij als een fijnen geest, hoewel niet vast van binnen, den dichter-criticus Anton van Duinkerken acht hij één der begaafdste jong-katholieken, maar onverbiddelijk en vernietigend is zijn oordeel over hen die naar zijn meening leven in een volslagen anarchistisch critisch bestaan. Greshoff bijvoorbeeld beschouwt hij slechts als 'n pathologisch geval; Heiman, van wien hij toegeeft, dat hij als prozaschrijver zéér knap pe dingen heeft gescheven, vindt hij als cri ticus meestal onuitstaanbaar: ,HJj wil te veel beultje spelen en in die functie is hij een jammerlijke knoeier. Wat hij over het boek van Ina BoudierBakker heeft geschreven (De klop op de Deur), is er woord voor woord naast. Zoo zijn er meer. Vooral Bloem als prozaschrijver. Deze laatste heeft mooie ge dichten gemaakt. Maar even vóór den dood van Just Havelaar publiceerde hij een artikel over diens werk, van een vermoordende vernietigingsdrang vol, en dat zelf zoo ver schrikkelijk slecht van stijl bleek, dat ik er van overtuigd ben, dat. wanneer de men- schen ook maar één oogenbllk het benul hadden gehad van wat proza is, zij Bloem „gekielhaald" zouden hebben". En driftig vervolgt hij: „O, wanneer ik mij geheel zou willen uiten over de Nederland sche critiek van dat deel der jongeren, dat niets heeft verricht en zich schreeuwend en zich opdringend en zich blameerend een plaats tracht te veroveren die het niet toe komt. dan zou ik een zeer lange verhande ling hebben te schrijven. En toch moet ge niet denken, dat ik mij tegen de jongeren keer. Ik vraag u nadrukkelijk vooral te ont kennen dat ik partij kies. Voor mij zijn er geen partijen. Ik neem Integendeel aan, dat er onder de jongeren grooten zijn, die zich als grooten zullen openbaren. Ik denk aan een pracht-kerel als Gerard Brunlng, maar wat lk beweer is. dat Holland geen wezenlijke critiek heeft, dat er onder de geesten geen groot en geen al-bespiegelend, geen diep- menschelijk. geen universeel critisch kun stenaar leeft. Op dit punt biedt ons land den treurlgen aanblik van een weerzlnwekken- den warboel". „Op uw laatste vraag: Of een Ned eiland sch kunstenaar waardeering voor zijn werk on dervindt, kan ik u een heel kort antwoord geven: .Men doet hier niets voor hem. ALs Ik alleen van mijn boeken had moeten leven,' can zou ik van honger omgekomen zijn. OfLcieele erkenning bestaat ln bet ge- INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel Stofzuigerhuis MAERTENS BARTELJORISSTRAAT 16 - TELEFOON 10750 VAMPYR Stofzuigers f98.- heel niet. En denk dan eens aan de Oud heid, aan de Grieken, aan de eer die Sopho cles, Vlrgilius en tal van anderen te beurt vieL Denk ook aan het buitenland. En gelooft u toch vooral niet aan dat lieve sprookje dat armoede ons ten goede kan komen. Goethe heeft het reeds gezegd dat armoede een rijke productie onmogelijk maakt". Van Querido zei de dichter Maurits Roe lants in een boek-opdracht: ,De Epos schrijver, Israël Querido, de geweldige, vul kanische en teedere" en Emmanuel de Bom. die den auteur bij een spreekbeurt, ln Ant werpen vervuld, inleidde, noemde hem „den krachtige, den bezetene, den bezitter van het Woord, de overvloedige en toch niet overtol lige, de schatrijke en overdadig-geweldi- ge". Voorwaar, de beste dezer cierselen heb ik dezen dag zien glinsteren! (Nadruk verboden.) Door Ina BoudierBakker. Amsterdam, P. N. Van Kam pen Zn. De oude Jozef Israels placht groote bete kenis te hechten aan den titel dien hij zijn schilderijen meegaf; er is een legende dat Aleida, zijn echtgenoote, hem vaak bij het vinden er van tot groote hulpe was. Alleen op de wereld", „Langs Moeder's graf".... zooal niet in het Haagsche atelier geboren, het waren pakkende etiketten die voor mooie schilderijen bedacht werden en helpen kon den ze in het geheugen der kunstminnaars vast te hechten. De klop op de deurIs een even boeien de titel voor een kunstwerk en heeft allicht nog het voordeel der oorspronkelijkheid, daar er noch bij Hector Mallot, noch bij Van Haren of een ander voor geborgd is. Boven dien is er door een samenloop van omstan digheden reeds vele maanden vóór het ver schijnen van dit boek op de deur der publieke belangstelling geklopt en kon de onnoozelste onder de belangstellenden niet meer onbe kend zijn met het feit dat er geen klopgeest, annex detective story op komst was, maar dat mevrouw Boudier de Hollandsche litte ratuur met een familieroman verrijken zou, waaraan zelfs de tendenz werd (toegedicht het vraagstuk der emancipatie op een wijze te bezien die geheel van die harer kunst zuster, mevr. Van AmmersKiiller verschil de. Het ls dan ook geen wonder dat ln deze maand de stellingen der boekverkoopers kra ken onder het gewicht der deurkloppers, en dat ze „het" geschenk zullen vormen der komende Decemberfeesten, die door geen „malaise" versomberd mogen worden. Dat te voorkomen is juist het sympathieke doel van de beweging die in den Boekendag van 15 dezer, haar hoogtepunt- vindt. Nu hebben wij juist in ons blad. in een In terview met een andere schrijfster. die ik een groote artiste acht. met mevr. Al'.e Smeding, kunnen lezen hoe deze den familieroman uit den tijd en in dezen vorm -het laatste woord gesproken vindt. Er is al vaker aan getwij feld of een groot artist tegelijkertijd een volgbaar criticus kan zijn van anderer arbeid. Aan zulk eene, misschien wat losse, uitlating zoudt ge een ontkennende conclusie kunnen vastknoopen. Immers, bij de beoordceling van een kunstwerk is het niet de quaestie of het aan bepaalde elschen of wenschen van een bepaalden tijd tegemoet komt, maar of het werkelijk een kunst-werk ls, dat door- dat-feit-zelf een tijd in zijn ban houdt en beheerscht. En nu zou ik mij best een serieus beoordeelaar kunnen denken, die „De klop op de deur" juist zeer naar neiging en geest onzer dagen toegekeerd, maar de kunst waarde ervan betrekkelijk gering vond. Ligt nu een eventueel tekort in artisticiteit aan den vorm van den „familie-roman"? Natuur lijk niet. Zulk een tekort zal, buiten den vorm om, ln de schepping als zoodanig gezocht moeten worden. Dit boek is: een Amsterdamsche familie roman. Van den winter van het Jaar 1858 af tot de na- oorlogsche jaren, die historie van gisteren zijn, toe,' leven wij ln de familie Craets, een aanzienlijk en vermogend koop mansgeslacht. Annètje Goldeweyn's kinder jaren doorleeft ze op het Water (thans Dam rak), haar eerste huwelijksjaren, als ze Annètje Craets geworden is op een bovennuis op de Weteringschans (waar dan nog wei landen met koeien te zien zijn) en later ln het oude familiehuis op de Keizersgracht, Zooals dat in dergelijke families vroeger ge bruikelijk was, schenkt ze haar echtgenoot een groot aantal kinderen, die ln den loop van het verhaal allen hun eigen, soms nor male, soms ongedachte bestemming volgen, trouwen, scheiden en min of meer zich geluk kig of ongelukkig voelen. Zich van kant maken doet er een, wegloopen een ander zooals dat in groote families gemakkelijk voor kan komen, zonder dat zulks voor den buitenstaander van meer dan voorbijgaand belang Ls. Als Annètje al lang grootmoeder is, komt zoon Pieter in het huis op de Keizers gracht en gaat zij rustiger en kleiner wonen. Al blijft zij tot haar dood het klosje waarom het kluwen van den roman gewonden is, haar figuur en beteekenis wordt langzamer hand verdrongen door de gedachten en da den der Jongste generatie, waardoor ze al leen maar niet gehéél vervreemdt door haar intuïtief onderkennen van zuivere genegen heden. Zestig jaar Amsterdamsche leven heeft mevrouw Boudier in dezen roman opgeroepen en daarmee tallooze Amsterdammers aan zich verplicht. Legendarisch geworden personen zullen in de herinnering der ouderen onder ons opleven: het eerste dirlgeeren van Ri chard Hol, de bankfraude van Mendel; het oproer, toen de kermis afgeschaft werd; de intocht van den koning met koningin So phie. Wat later het optreden van Domela Nieuwenhuis. en Heldt met- zijn Algemeen Werkliedenverbond. Sarphati en zijn Paleis voor Volksvlijt, A. C. Wertheim en Jacob van Lennep, Veltman als jong acteur, het Paling oproer, de Hartjesdag op de oude Beurs en fin, ik geloof niet dat er iets, ook maar het geringste aan schrijf ster's aandacht ont snapt is en dat veertig jaargangen van De Amsterdamsche Courant U niet vollediger kunnen inlichten over die groeijaren onzer hoofdstad dan mevrouw Boudier het op ver rukkelijk vlotte wijze in haar romans doet. Annètje Craets behoort tot de kringen waar over politiek, kunst en wetenschap gepraat wordt niet alleen, doch waar aan het geeste lijk leven der stad actie! wordt deelgenomen. We blijven dus voortdurend uitmuntend ge ïnformeerd en inderdaad kan misschien dit boek de veertig jaargangen van de krant ver vangen, mettertijd. De geschiedenis der eman cipatie èn van de vrouw èn van het volk, wordt hier nog eens op handige en bondige manier doorgenomenMina Kruseman en Multatuli, Fortuyn en Domela de „Dage raad der volksbevrijding" van Vliegen doet het wat zakelijker maar mevr. Boudier op veel aangenamer wijs. En hoe knap is dit alles ln eikaar gezet, hoe zeker laat zij rea- geeren op wat nieuw en vreemd lijkt. Heel sterk laat zij voelen dat het nieuwe en de reactie daartegen, dingen zijn die het eeuwige leven hebben, die gelijkelijk ontstonden en vergingen in den tijd van het menuet, als in dien van de bloote-beenendans. Die wij mor gen zullen waarnemen zooals wij ze gisteren gezien hebben, en dat ln al dat u-orden en vergaan één ding alleen voor den kunstenaar van waarachtig belang is: het leven der ziel in den éénling, -den individu. Gelukkig die éénling die de genade heeft meegekregen den klop van den tijd op de deur van zijn lnner- lijkst leven te hooren; die niet doofheid voor wendt of halstarrlg zijn deur gesloten houdt. Ongelukkig hij of zij. die het kloppen mis verstaat- en aan het misverstaan te gronde gaat. Blijmoedigheid en geluk, noodlot en conflict, het ligt voor den individu in het kloppen van het moment afgesloten. Zoo ge zien wordt een taak als die mevrouw Boudier op zich nam, zelfs voor haar duizend pa gina's compressen druk. te eng gemeten nog. Wij raken hier aan het artistieke bezwaar, dat tegen dit, zeker, eerbied afdwingend werk te opperen valt: dat het een teveel geeft aan dingen die alleen maar van een zekere curio siteit zijn en van vele éénlingen in haar agglomeratie van wel zestig personen de we zenlijke inhoud maar even wordt gepeild. In zoover heeft dit boek juist alles wat dezen tijd aangenaam zijn kan, het heeft iets van de film. die bezig houdt en een vlotte samen vatting geeft doch waaraan de gevoelige mensch in ons niet genoeg heeft. Het is een wonderlijk iets dat er in dit alles zoo weinig is, dat ons wezenlijk ontroert. Dat onze be langstelling voortdurend levend blijft is aan het schitterend reportage-talent van de schrijfster te danken. Dat zij tevens artiste is.wie het al niet uit vroeger werk wist kan het in dit boek telkens en telkens aan voelen, maar ook telkens weer duikt de kunst in de reportage onder. Maar dit zij grif erkend: die reportage eener geestelijke ontwikkeling van een milieu is schitterend- Er liggen ln het schema nog wel tien romans begraven. Misschien voor een la teren tijd als het rustig delven ln den grond van ons laten en doen weer verkoren wordt boven het zwevend vliegen onzer geestelijke waarnemers. Dustoch wel zeer van dezen tijd. J. H. DEBOIS. 6 November *30. CONCERT IN DE RFMONSTRANTSCIIE KERK. Slechts Nederlandsche auteursnamen kwa men op het programma van deïen vreedza- men. vriendschappelijken wedstrijd voor. die, door middel van een collecte-finale, stijving van het orgelfonds ten doel had. Dat men in die richting naar verbetering streeft Is be grijpelijk r?het in gebruik zijnde orgel ls noch groot, noch schoon, noch modern ingericht. Het eenigszlns stugge geluld was bij sommige der solo-voordrachten eer hinderlijk dan on dersteunend. zoo met name bij de cello-soli. De combinatie orgel-cello geeft zelden zeer bevredigende resultaten: bij onvoorzichtige registreering klinkt de violoncel licht als een onvast orgelregister; bovendien zijn de bege leidingen meestal voor plano en dienovereen komstig ingericht. Zoo klonk het orgel Don derdagavond bij het eerste cello-stuk veel te luid en bedekte het in de vele unisoni de cellopartij. In het tweede werd het evenwicht beter bewaard; ook speelde de celliste dit met meer zelfvertrouwen, maar zoomin het Andante van Van Goens als het voorafgegane Zomeravond lied (waarom die naam) van Van Antwerpen hebben een grooten dunk van het Nederlandsch cello-repertoire ge geven. Als overzicht van nationale composities was de avond niet zonder interesse. De ul tramoderne richting was niet vertegenwoor digd; ik betwijfel of velen daarom rouwig zullen geweest zijn. B, v. d. Sigtenhorst Meyer is modern op zijn manier: hij schrijft meer unisonaal dan polytonaal; maar ik kan het magere dorre tweestemmige contrapunt in zijn „Geestelijk Lied" volstrekt niet be wonderen. „Vrede" vanC. Roest ls zonder eenige muzikale beteekenis; de liederen van mej. Cath. van Rennes behooren tot een braaf vaderlandsch genre, dat gelukkig ver ouderd ls. en dat in de „Schitterende kleuren van Neerlands vlag" zijn prototype vond. De Canzona van Gottfried Mann schijnt direct uit Bayreuth geïmporteerd: het is een soort „Siegfried-Idyll" met Feuerzauber en guir landes van Wagnerlaansche dubbelslagen. Willem de Boer. de in Zürich woonachtige Nederlandsche violist, bewandelt in zijn An dante voor viool hoofdzakelijk een pad dat (Wanneer de formulieren, noodig voor de a. s. volkstelling tri Haarlem werden opgestapeld, zouden zij een hoogte van 60 Meter bereiken). In Januari worden wij Weer een voor een geteld. Daar heb ik u een tijd gelee Als eens wat van gemeld. Die telgang elscht, dat spreekt vanzelf. Een heelen berg papier. Wat die voor Haarlem al beduidt Vertoont de foto hier. Tot zestig meter hoog getast Tot onze Groote Kerk. Symboliseert die slanke zuil Het machtig tellerswerk. U ziet wel. het is niet gering, Wanneer u wordt geteld, Wat voor die ceremonie straks In werking wordt gesteld. Wel aardig als 't als monument Daar zoo kon blijven staan. Van Zwleten 't dichtste bij de straat, Van Aa heel onderaan. Als straks het jaar ls uitgeluid Begint het groote spel, Al tellen wij ook dan nfet mee, We zijn dan toch in tel. P. OASUS. naar HSndel terugvoert; in het fis-min. mid denstuk wijkt hij daarvan af. Ook in dit nummer was het orgel te luid van klank. „Wie" behoort niet tot de meest oorspron kelijke of krachtige composities van wijlen Ph. Loots en de zangeres had moeite om de f der „sterren" te bereiken. Het ..Morceau éléglaque" van G. F. Hendriks is sterk door Franck's groote Choralen geïnspireerd. Zoo blijven als krachtigste figuren over: Gerard von Brucken Fock, Alphons Dlepenbrock en L. Adr. van Tetterode, wiens .Niet voor niet" voor velen een verrassing zal geweest zijn, al bleek de voor plano geschreven imitatie van klokgelui op orgel onuitvoerbaar. Van de 3 liederen van v. Br. Fock vond ik „Bode" het mooiste, de geweldige sprongen ln de melo die werden door mevr. Van Tlenhoven- Kauwling met groote zekerheid genomen. In „Heilig ls de Smart" waren prachtige mo menten. ook wat de voordracht betreft; de uitspraak van een vocaal als de a in „gansch" kan nog wel wat verbeterd worden. Het hier reeds vaak geoongen „Gebed" gaf mij nu den minsten indruk; het was of het onder een soort van beklemming leed. Van de liederen die mej. Chr. Stork zong noemde lk die van Loots, v. Tetterode en Roest reeds: het meest beteekenende was wel „De klare Dag" van Diepenbrock dat echter een weinig boven de kracht harer uitdrukking ging; voorts wil ik de zangeres er op wijzen dat „koelte" (regel 5) nog geen „kilte" ls. Doorgaans klonk de stem van mej. Stork aangenaam; in de hoogte scheen zij niet gedisponeerd. De heer K. F. van Maas speelde zijn vlool- soli zuiver en goed van toon; op de d -snaar klinkt zijn vlooi te dun voor een zaal of kerk. De duetten van v. Rennes en Budelmans wer den door de belde zangeressen lief en ln goe de tertsverwantschap gezongen, en de heer Luitingh maakte zich door het spelen der Wij ontvingen de volgende ge- illustreerde dichterlijke ont boezeming. Heb dank. P. Gasus. 't deed zoo goed aan ons nijlpaardelijk gemoed te ontvangen uw zoo schoone wenschen, versterkend den band tusschen dieren en menschen. Heeft uw belangstellfng ons dus zeer voldaan, het bijgaand portret heeft ons minder aangestaan. Wij konden het maar matig waardeeren, en willen U thans een'ander offreeren. Wees verzekerd, dat wij hier sprekend op gelijken. Adieu! Kom maar eens gauw naar ons kijken. DE FAMILIE HIPPOPOTAMUS. Heden: VRIJDAG 7 NOVEMBER Stadsschouwburg: Maatsch. tot bevordering der Toonkunst. Concert te geven door de Concertgebouw-Kamermuziekvereeniging. 8 uur. Ned Prot. Bond: Ds. G. J. Sirks over „Het gebed". 8 uur. Palace: .Dreyfus, de banneling van het Duivelseiland". Toon eel: The Three Haw- courts. 8.15 uur. Luxor Theater: „De dokter van New York", en „Een nacht vol dwaasheid". Tooneel: TTxe Barrlsons, 8 uur. Rembrandt Theater: „Wat *n wonder". Tooneel: De Terrek Kozakken. 7 en 9.15 uur. H e emstede: Café Rest. „Boekenrode" Bijeenkomst Kynologenclub „Kennemerland" 8 uur. ZATERDAG 8 NOVEMBER Stadsschouwburg: N.V. Het SchouwtooneeL „Zijn Testament". 8 uur. Bioscoopvoorstellingen avonds. 's middags en des Tcyler's Museum, Spaarne 16. Geopend op werkdagen van 11—3 uur. behalve 's Maan dags, toegang vrij.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 5