Bij onze Schrijfsters en Schrijvers
De Nederlandsche Tooneel-
litteratuur van heden.
APEX Klop-veeg-Stofzuigers f 175.—
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
AGENDA.
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 8 NOVEMBER 1930
TWEEDE BLAD
LETTEREN EN KUNST
V.
Ina BoudierBakkc
door W. v. d. T.
OP 15 DEZER WORDT DE NEDERLANDSCHE BOEKEND AG GE
HOUDEN. ONS AANDEEL NEMEND IN DIT GEORGANISEERDE
STREVEN OM BIJZONDERE AANDACHT OP HET BOEK TE
VESTIGEN, GEVEN WIJ EEN SERIE INTERVIEWS MET EEN
ACHTTAL ONZER V ERMAARDSTE NEDERLANDSCHE SCHRIJF-
Ina Boudier—Bakker,
„TT kunt Ti niet Indenken, wat een onge
loof elijke leegte het voor me Is, nu het dan
eindelijk werkelijk af en klaar ls", zegt Ina
Boudier-Bakker, terwijl ze tegenover mij zit
in haar allergezelligste kamer aan de Oude
Gracht in Utree 1 - één van de aller mooi
ste stukjes oud-Utrecht, die er bestaan, met
zijn diep liggend groen water en de herfstige
boomkruinen, waartusschen door Je nog net
de oude geveltjes en hel gToen en rood ge
schilderde winkelpuien aan den overkant
kunt zien. „Zoo'n boek, dat Je al Jaren met
Je omdraagt, voor je er werkelijk aan begint,
is zoo'n deel van je leven geworden. Je bent
er zoo dag en nacht van vervuld, dat ik op
het oogenblik eigenlijk niet weet. hoe ik het
heb. Ik heb dagen lang zitten scheuren aan
alle paperassen, die ik er voor noodig heb
gehad ze hadden al die twee Jaren in
hooge stapels op mijn schrijftafel gelegen, en
mijn man verbaasde zich er dagelijk over,
dat ik nog weg wist in al die rommel; maar
ik had er niet de minste moeite mee, en
hoefde mijn hand maar uit te steken om het
boek of tijdschrift, dat ik nodoig had, on
der den stapel uit te trekken".
En terwijl ik verder vraag, vertelt ze me
bij stukjes en beetjes de geschiedenis van
dit nieuwste boek van haar, dat in allen
gevalle dit algemeen heeft met John Gals
worthy's Forsyte Saga, dat het evenzeer een
epo van Hollandsoh familieleven uit de laat
ste zeventig jaar is als Galsworthy's boek
één van Engelsch. Want dat het een familie
roman zou worden is van het begin af aan
de bedoeling van de schrijfster geweest, en
ze heeft slechts een beeld van den tijd willen
geven voor zoover de kleinere en grootere
historische gebeurtenissen daaruit verband
hielden met het leven van haar personen.
„Menschen van onzen tijd zijn we allemaal,
en gewoonlijk nog veel meer dan we zelf
denken of maar in de verste verte beseffen,
en ik heb er zulke verre gebeurtenissen als
bijvoorbeeld de Fransch-Duitsche oorlog al
leen maar bij gehaald, omdat ik er van over
tuigd ben, dat hij. hoewel natuurlijk op geen
stukken na zoo sterk als bijvoorbeeld in
Frankrijk en Duitschland zelf. zijn invloed
heeft gehad op het leven en denken van de
menschen hier. Maar ik heb bijvoorbeeld ook
een ontzettend belangrijke periode, namelijk
de jaren van 1900 tot 1910 overgeslagen, hoe
zeer het me ook aan mijn hart ging, en hoe
dikwijls het mij ook gespeten heeft dat ik
bijvoorbeeld den Boerenoorlog, die bijna een
stukje vaderlandsche geschiedenis is, niet
kon behandelen, omdat die nu eenmaal net
viel in den tijd, waarin de kleinkinderen hun
eerste, onbewuste jaren beleefden."
En zij lacht en zegt: „Ik heb soms wel eens
gedacht, dat ik nooit klaar zou komen. Er
zijn zoo ontzettend veel dingen, waar ik lief
de en belangstelling voor voelde Amster
dam, waar ik tot 19Ö5 gewoond heb. en dat ik
nog steeds als mijn stad voel, al heb ik ook
al die jaren op zooveel andere plaatsen geze
ten, zooveel literaire figuren, die mijn eigen
speciale voorkeur hadden, en die ik toch ook
heb moeten laten vallen omdat het nu een
maal zoo uitkwam, dat ze niet de voorkeur
van mijn personen hadden; en toen die heele
wereldoorlog nog, die zoo geweldig ingrijpend
STERS EN SCHRIJVERS.
(In deze serie zijn reeds verschenen, interviews met Top Naeff,
Johan de Meester, Alie van WijheSmeding en Israël Querido.)
was, en die Je eigenlijk nog lang niet ovenüen
kunt, omdat hij in zijn gevolgen nog
niet eens afgeloopen is dat het me gewoon
weg verraste, toen ik op een dag opeens zag,
dat ik aan het einde begon te komen. Maar
toen was mijn manuscript ook zoo zwaar, dat
ik het zelf niet eens meer op kon tillen!"
Amsterdam te hooren beschrijven door
haar, die zich in hart en nlren Amsterdam-
sche voelt, en die nog steeds een gevoel heeft,
of ze „thuis" komt, als ze over de brug voor
het Centraalstation de stad ingaat, is een ge
not, wat is het dan toch, dat Amsterdam zoo
zijn eigen sfeer en cache geeft, dat het Je
nooit meer loslaat, als je er eenmaal door ge
pakt bent? Hoe komt het dan toch, dat de
Amsterdammers een volk op zich zelf zijn,
met een zelfde onnaspeurbare band gebon
den aan elkaar en aan hun stad? De geschie
denis van Amsterdam, zooals hij in .De klop
op de Deur" dient als altijd levende en steeds
veranderende en boeiende achtergrond voor
den familiroman der Craesen, is door me
vrouw Boudier-Bakker van vlakbij beleefd.
Veel heeft ze moeten opzoeken en naslaan
om het weer op te roepen en omdat een men-
schelijk geheugen nu eenmaal geen zuiver
registreerende seismograaf is uren en dagen
heeft ze gesnuffeld „vooral in oude kranten,
u hebt er geen idee van hoe vooral daarin
een tijd leeft en klopt" maar het zijn alle
maal dingen en gebeurlijkheden ten minste
die van na tachtig die ze zelf heeft beleefd
en meegemaakt, zooals alleen een Amster
dammer de gebeurtenissen in zijn stad kan
beleven en meemaken.
„Steeds maar weer heb ik fragmenten tus-
schen geschoven en er uit gehaald, en ik ben
altijd maar weer door blijven werken aan
het gedeelte, dat dan zoogenaamd „af" was,
zoo zelfs, dat ik in de drukproeven twee
heele hoofdstukken heb geschrapt en er nog
een half heb bijgeschreven, terwijl ik het
geheel toch nog heel zorgvuldig had doorge
nomen en omgewerkt en verbeterd, voor Ik
het naar den drukker stuurde. Je staat er
weer zoo heel anders voor, als het dan einde
lijk als een af geheel voor je ligt. en je over
ziet het zoo veel beter dan wanneer je er
midden in zit."
En op mijn verder vragen antwoordt ze, dat
het wel altijd haar bedoeling was om een
Hollandsche familieroman te schrijven, en
dat ook het figuurtje van Annet Craets haar
al tijden voor den geest gezweefd had als
middelpunt van het geheel, maar dat ze al
werkende en veranderende toch steeds weer
afwijkt van het schema, dat ze zichzelf oor
spronkelijk heeft opgesteld als houvast. Hoe
kan het ook anders in een werk als dit. waar
in de personen bijna niet meer te tellen zijn,
en waarin soms een figuur binnen moet zijn
komen glijden als,een onverwachte en van
te voren niet in aanmerking genomen per
soon in het werkelijke leven, die op een goe
den dag je hart en Je huis binnenwandelt om
er een minder of soms meer belangrijke rol
te gaan spelen?
„En dan de moeite, die Je soms hebt", zegt
mevrouw Boudier lachend, „om je aan zoo
iemand niet te veel te gaan hechten, om hem
niet meer aandacht te gaan geven, dan past
in het kader van een boek! Ik moet mezelf
soms krachtdadig verzetten tegen zulke plot
selinge „verteederingen", omdat het even
wicht van het geheel per slot van rekening
toch voor alles gaat. Dat ls bijna even erg als
de moeite, die je er voor over moet hebben
om zoo'n historisch fragment te kunnen
schrijven de heele geschiedenis van top
tot teen te moeten doorworstelen om er
Juist dat uit te distilleeren, wat in een paar
bladzijden den juisen indruk van het geheel
geven kan."
En terwijl we nog even doorpraten over
haar andere werk, haar korte verhalen, die
ze altijd met een bijzonder plezier schrijft,
toewei ze den tegenzin van „het publiek"
voor korte verhalen niet begrijpt en nooit
heeft kunnen begrijpen, en waarvan ze er
dan ook nog twee schreef onder het werk
voor „De Klop op de Deur" door, en over de
wonderlijke sensatie, die het haar gaf, toen
ze al haar manuscripten bijeengezocht en
klaargelegd had voor de tentoonstelling, die
op het oogenblik in de Bijenkorf wordt ge
houden in verband met het verschijnen van
dit laatste boek: ..Het werk van dertig jaar,
dat daar op tafel lag", komt nog sterker dan
na de lezing van het boek, de gedachte bij me
op: „Wat een werk moet daar aan vast geze
ten hebben!" Maar zij is een beetje verbaasd,
als ik het haar zeg. en vertelt me dadelijk
dat ze allesbehalve haar heele leven doorge
werkt heeft, dat er zelfs maanden aanéén zijn,
waarin ze absoluut niets doet, en dat ze bo
vendien heelemaal geen last heeft van het
gevoel van tevredenheid, dat ze naar mijn
veronderstelling wel moet hebben na het be
ëindigen van een werk als dit laatste.
Dan zit Je eigenlijk even. Dat iemand, na
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 6Q Cta. per regeL
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts, per regeL
STOFZUIGERHUIS MAERTENS
BARTEL JORIS STRAAT 16 TEL. 10766
het schrijven van een boek als dit. waarover
de gewoonlijk lang niet malsche Nederland
sche kritiek, die eigenlijk niet precies weet
hoe door te zeilen tusschen het werk van
ouderen en jongeren en ze toch allebei zon
der terughouding de portie te geven, die hen
toekomt, ronduit erkent, dat het „een daad"
is, waarmee een heele serie modeboeken
finaal knockout wordt geslagen, en waarvan
het gewicht zich één, twee jaren lang zal
doen gevoelen ln onze roman-litteratuur.
(Albert Helman in „De Groene Amsterdam
mer"), nog niet de behoefte heeft om eens
tevreden handenwrijvend in haar stoel te
gaan zitten, is verbazingwekkend, maar ook
benijdbaar, en iets, waarvan menige Jongere,
naar mijn bescheiden oordeel, nog wat
zal kunnen leeren.
En mevrouw BoudierBakker moge het
mij vergeven het ls goed bedoeld, vooral
na haar vele kopjes thee en haar bezorgd
heid, dat ik op mijn terugweg naar het
station verdwaald zou raken! het doet ons
al weer uitkijken naar de toekomst. ,De klop
op de Deur" heeft ons weer eens bewezen,
dat we Ina BoudierBakker nog lang niet
kunnen missen in Holland!
(Nadruk verboden.)
door KAREL DE JONG
Mijn radio-oog valt allereerst op het con
cert dat het Concertgebouworkest onder lei
ding van Pierre Monteux Zondagavond geeft,
en waarvan een deel, nl. het Pianoconcert
van Tchaikowsky zal uilriezonden worden.
Niet om de merkwaardigheid van dit zeer
veel gespeelde bravour-stuk, maar omdat de
soliste een zeer jong meisje is, die echter
reeds een grooten naam bezit en wier virtuo
siteit en kracht geroemd worden. Beide zijn
voor de vertolking van Tchaikowsky's werk
geducht noodig.
Voor Maandag zie ik o.a. aangekondigd
„König David" van den modernen Franschen
componist Arthur Honegger. „Le roi David"
werd hier vóór enkele jaren door de C.O.V.
uitgevoerd en bleek een werk van zeer on
gelijk gehalte; nu eens atonaal, dan weer in
een soort van Handelstijl; maar er komen on
tegenzeggelijk zeer doorvoelde en krachtig
weergegeven stukken fn voor, die den hoor
der aangrijpen, onverschillig of hij modern
of conservatief gezind is en die dus goed
zijn en het de moeite waard maken, op dit
werk af te stemmen. Frankfort zal het des
avonds uitzenden. Ook het programma van
Koningsbergen voor dien avond verdient de
aandacht, speciaal voor hen. die zich voor
muziekgeschiedenis Interesseeren: daar zal
oude wereldlijke ipuzlek, grootendeels uit de
middeleeuwen, worden uitgevoerd. Uit Parijs
kan men van het Roth-kwartet, waarin ook
een Nederlander zit, de strijkkwartetten van
Schumann (op. 41 no. 1 en Ravel hooren. en
uit Weenen o.a. de Ouverture „Zur Weihe
des Hauses" van Beethoven, het gelegen
heidsstuk, gecomponeerd voor de opening van
het Josefstadter Theater, maar veel impo
santer en beteekenender dan het heele
theater was. Dit. evenals de Zauberflöte-
ouverture in fugatische stijl geschreven stuk
is hier eens door Mengelberg gespeeld. De
introductie geeft een impressie van genoo-
digden die het nieuwe gebouw komen be
zichtigen, de zalen doorschrijden, zich in
groepen verdeelen en de hoedanigheden be
sweken. totdat een trompetsisnaai allen
roept naar de feestelijke voorstelling in een
schitterend verlicht paleis der kunst. Als zoo
vaak was Beethovens fantasie hier ver boven
de werkelijkheid, een vrij armoedig schouw
burgje, uitgegaan.
Voor Dinsdag zie ik door Koningsbergen
een kwintet voor piano en blaasinstrumenten
van Anton Rubinstein aangekondigd. De fa
meuze pianist was ook een vruchtbaar com
ponist: echter heeft hij als zoodanig nooit
de hoogte kunnen bereiken waarop zijn kla-
vierspel stond. Een gevoel van teleurstelling
verbitterde daarom zijn latere levensjaren,
en zijn bitterheid leidde niet zelden tot mis
kenning van de verdienste van zijn tijdge-
nooten. Zijn svmphonieën en kamermuziek
komen nog slechts sporadisch op de program-
mas voor. Een streven naar grootschheid ls
er meestal wel in waar te nemen: de hoofd-
themas zijn vaak breed ontworpen en ge
schikt tot ontwikkeling, niet zelden pathe
tisch van aard; maar juist aan de logische
ontwikkeling der gedachten schortte het den
componist en daardoor bevatten zijn werken
leegten. die in vergelijking met de bloeiende
kunst der groote meesters dorre steppen ge
lijken.
Het Bachconcert, dat Daventry (Nat.)
Woensdagavond uitzendt, schijnt me ook be
langrijk toe. De als Bachspeler gerenommeer
de pianist Harold Samuel wekt er aan
mede. Het programma vermeldt eenige Bran-
denburgsche concerten voor verschillende be
zetting en twee bas-arias. Het Berlijnsche
omroeporkest geeft o.a. een concert voor alt
viool en orkest en .."nil Eulenspiegels lustige
Streiche" van Rich. Strauss, een bewijs dat
zoo'n omroeporkest flink bezet en heel wat
mans is. want Strauss' orkestwerken zijn alles
behalve voor de poes. wat eischen van orkest
bezetting en virtuositeit betreft. Behalve dit
geestige stuk zal men ook Strauss meeslee-
pende „Tondlchtung" Don Juan kunnen
hooren, die door Motala uitgezonden wordt,
en waarin de toen nog zeer jonge componist
zijn groote gaven op even overtuigende wijze
als zijn bekeering van de klassieke richting
naar die der z g. programmamuziek deed uit
komen. Maar zijn eersteling op dit gebied was
weerkelijk een meesterstuk.
Donderdagavond 7,al men uit Parijs (Ra
dio) den voortreffelijken zanger Charles Pan-
zéra kunnen hooren ln liederen van Duparc;
zijn voordracht van diens wondermooi ..lln-
vitation au Voyage" op een concert van K. a.
h. V. alhier is in mijn herinnering gebleven
als een der schoonste kunstuitingen. En te
Rome speelt de voortreffelijke Italfaansche
violist Arrigo Serato twee vioolconcerten.
Voor Zaterdag schijnt me belangrijk de
uitvoering van het oratorium ..St. FTangols
d'Assise" van Gabriel Piemé, die onder leiding
van den componist om 5.20 te Parijs zal aan
vangen. Ik heb dit werk eveneens onder
leiding van Piemé niet lang geleden van de
Kon. Oratoriumvereeniging te Amsterdam ge
hoord en er groote schoonheden in bevonden,
K. DK JONG.
Het is moeilijk te schrijven over tets, dat
er niet is. Want kunnen wij eigenlijk wel
spreken van Nederlanósche tooneellittera-
tuur van heden? Een tijd van bloei van Ne
derlandsche tooneelsclLrij f kunst ligt achter
ons. Deze werd ingeluid met de eerste stuk
ken van Herman Heijermans en eindigde
met den dood van dezen eerste onder onze
Nederlandsche tooneeischrijvers.
Het is niet toevallig, dat deze bloeiperiode
samenviel met den tijd van het naturalis
tisch en realistisch tooneel. Want in het
realisme heeft altijd de grootste kracht der
Nederlandsche kunstenaars, van de schilders
zoowel aLs de schrijvers men denke aan
Jan Steen en Breedero gelegen. Heijer
mans kwam in een tijdperk, dat het meest
voor zijn talent geëigend was. Want hij mo
ge in sommige zijner werken als De
Schoone Slaapster, Allerzielen en Dageraad
de richting van het symbolisme zijn uit
gegaan, zijn groote kracht lag toch in het
weergeven ran de werkelijkheid. Hierin was
hij een Meester, die de vergelijking met de
grootste vertegenwoordigers ran het realis
me in Duitsohiand en Rusland Gerard
Hauptmann en Maxim Gorki volkomen
kon doorstaan.
Heijermans heeft zijn stempel gedrukt op
ons nationaal tooneel der eerste vijf en twin
tig Jaren van de 20ste eeuw. Hij is de eenige
geweest, van onze tooneeischrijvers en
eigenlijk mogen wij wel zeggen van al onze
schrijvers die een internationalen naam
bezat. ^Ijn stukken, waarin hij zijn levens
overtuiging tot uitdrukking bracht, zijn
over de geheele wereld tot in Japan, Ame
rika en Rusland toe gespeeld en Heijer
mans heeft werkelijk glans geschonken aan
ons tooneel en onze tooneeliitteratuur. Zoo
zeer beheersohte Heijermans onze tooneel
iitteratuur, dat wij kunnen spreken van heit
„tijdperk van Herman Heijermans".
Maar het zou onbillijk zijn alleen Heijer
mans te noemen, want behalve op dezen
meest begenadigde onder onze dramatische
au.eurs kan Nederland wijzen op een aantal
schrijvers, die in het begin van deze eeuw
meer goede oorspronkelijke tooneelwerken
hebben geproduceerd dan de heele 18de en
19de eeuw te zamen hebben opgeleverd. De
tooneeliitteratuur begon mee te tellen ln ons
land en word niet meer zooals in het be
gin van het tijdperk der tachtigers als
minderwaardig beschouwd. Frederik van
Eeden en Marcellus Emants hebben niet in de
laatste plaats hun naam aan het too nee
te danken. Van Eeden is als tooneel-
schrij ver zeker de mindere van Heijer
mans. Men moge de grootste bewondering
koes.eren voor zijn tragedie „De Broeder-
vee te" en Lloba, voor fragmenten uit Minne
stral en In kenterend Getij, deze werken zijn
toch meer litteratuur dan tooneel. Maar
Don Torriblo, De Heks van Haarlem en
vooral IJsbrand zijn levend tooneel en zij
geven ons het recht Van Eeden onder de be
langrijkste Nederlandsche tooneeischrijvers
van zijn tijd te plaatsen. Ongetwijfeld meer
dan Marcellus Emants, wiens tooneelwerk al
te ongelijkwaardig was en die alleen met. zijn
Domheidsmacht een tooneelwerk van blij
vende bctoekenis naliet.
En wie eens de geschiedenis van onze too
neeliitteratuur in het begin der 20ste eeuw
wil schrijven, zal zeker ook bijzondere aan
dacht moeten wijden aan de figuur van
mevrouw Simons-Mees, óe meest typische
representante der auteurs van „burgerlijke
diama's". Ook in de drama's van mevrouw
SimonsMees verdringt de litteratuur
vooral wanneer zij didactisch meent te moe
ten worden herhaaldelijk het tooneel,
maar in enkele harer werken De Ver
overaar, A tie's Huwelijk en het allermeest ln
dat kostelijke helaas te weinig gespeelde
blijspel „Een Paladijn" gaf zij ons stuk
ken, die tooneel en litteratuur tevens waren.
Konden wij alleen maar op deze tooneei
schrijvers wijzen, dan reeds zouden wij dc
thans voorbije periode voor onze aan drama
tische werken niet over-rijke letterkunde be
langrijk mogen noemen.
Maar wij zouden daarmee te kort doen aan
de vele auteurs, die ons nationaal repertoire
in het tijdperk van Heyermans met drama
tische werken, die ook voor onze tooneel
iitteratuur winst beteekenden, hebben ver
rijkt.
Daar is ln de eerste plaats Jan Fabriclus,
na Heyermans onze productiefste tooneel-
schrijver in wien de realist en de roman
ticus op merkwaardige wijze samengaan en
wiens werken ook het meest zuiver „tooneel"
zijn. En Frans Mijnssen in veel opzichten
een antipode van Fabriclus de kunstzin
nige litterator en schrijver, die in zijri fijn
af gestemden, geciseleerden dialoog soms aan
Arthur Schnitzler doet denken, Herman
Roelvink, wiens werk ln tegenstelling al
weer van Mijnssen meer door uiterlijke
dan innerlijke hoedanigheden treft, Van Ros-
sum en Bets RanucciBeekman, twee van de
weinige Hollandsche auteurs van werkelijk
Fransch esprit. Nico van Suchtelen wiens
„Tuin der Droomen" tot de beste Hollandsche
tooneelstukken van de laatste kwarteeuw ge
rekend mag worden, Willem Schürmann, in
het begin van zijn carrière navolger van
Ibsen maar die met zijn Violiers een stuk
leverde van het meest krachtig en levendig
tooneel, Top Naeff, die een eereplaats in
neemt vooral om wat zij schreef over het
tooneel kritieken, welke „litteratuur" ge
noemd kunnen worden Henri Dekking,
mevrouw IJssel de Schepper, Ina Boudier
Bakker, Jo van AmmersKüller, Adr. Zoet
mulder, Jan van Eepen, Broedelet, Dr. Jan
Waldh, D. H. Scheffer en anderen, die min
of meer gelukkig tooneelwerk van eenvou
diger allure schiepen.
Een hoogeren greep trachtten de Katho
lieke dichters Felix Rutten met Beatrys
en Alphonse Laudy met De Paradijs
vloek te doen en zij behooren met Querido,
den dichter van Saul en David, tot de enke
len, die onze tooneeliitteratuur speelbare
werken in verzen schonken. Bernard Canter
deed dit ongetwijfeld ook en ik zou dezen
schrijver te kort doen. als ik zijn naam hier
niet noemde, al werd tot nu toe alleen om
redenen, die buiten de artistieke appreciatie
vallen zijn Poppenkast vertoond. En zou
den we Thomas Moore en De Opstandelingen
van mevrouw A. Roland Hokt en Pandora
van Arthur van Schendel uitsluitend tot de
litteratuur moeten rekenen, omdat zeop
een enkele uitvoering van De Opstandelin
gen na niet op de planken tot tooneel-
ieven werden gebracht?
Men ziet het, onze tooneeliitteratuur ls
minder arm dan men wel eens pleegt te zeg
gen, maarhet is de tooneeliitteratuur van
een periode, die voorbij ls. Na het heengaan
var. Herman Heyermans zijn wij met het
tooneel op een dood punt aangeland, waar
over wij nog niet zijn heengekomen. Wat wij
in de laatste vijf jaar op ons tooneel aan
oorspronkelijk werk hebben gezien, waren
enkel naar romans bewerkte tooneelstukken.
Zelfs Pieter Stastok ea Woutertje Pie te reen
werden er voor uit hun graf gehaald. Dat is
altijd een bewijs van armoede! De Bond van
Nederlandsche Tooneeischrijvers beweert wel,
dat er ettelijke speelbare stukken ln porte
feuille liggen bij Nederlandsche auteurs,
maar mijn ondervinding van twee Jaar geleden
als lid van een Jury van een prijsvraag voor
oorspronkelijke tooneelstukken waarvan
de oogst uit 105 ingezonden werken slechts
heel gering was heeft mi] op dit gebied
vrij sceptisch gestemd.
Wat ls de oorzaak van deze steriliteit? Is
het onmacht of komt het. doordat onze
tooneeischrijvers den fel bewogen tijd waar
in wij na 1914 leven, niet genoeg hebben
meegeleefd en te veel ln het verleden zijn
blijven staan?
Vermoedelijk beide! Oorlog en revolutie, ze
zijn ons volk voorbij gegaan, wij hebben ze
niet om het zoo maar eens uit te drukken
„aan den lijve gevoeld" en dat is in onze
litteratuur en waar lij k niet alleen in de
tooneelliteratuur duidelijk te cor-stateeren.
Het nieuwe tijdperk weerspiegelt zich niet
of althans heel weinig in onze romans en
nog minder in onze tooneelstukken. Het leven
wordt In een ander, vlugger tempo en ln een
heviger rhytmc gestuwd. Maar de tooneei
schrijvers om ln dit artikel nu maar bij
deze categorie te blijven zijn ln den tijd
van voor den oorlog blijven steken. En die
tijd ls onherroepelijk voorbij! Wanneer wU
de stukken van meer dan 10 Jaar geleden op
het dilettanten-tooneel waar ze alleen nog
maar worden gespeeld zien opvoeren, dan
voelen wij eerst recht, hoe vlug wij tegen
woordig leven en hoe verouderd de meeste
dier stukken reeds zijn!
Van de 105 oorspronkelijke stukken, die ik
als jurylid las. waren er twee zeggen en
schrijve twee waarin lets van den nieuwen
tijd naar voren kwam. Ons nationaal tooneel
dus ook onze tooneeliitteratuur ls hope
loos ten achter! Wij hebben hier niets mee
gemaakt van den tooneelstrijd buiten onze
grenzen. Waar is hier de .avant-garde" on
der de schrijvers, die streeft naar iets nieuws,
die tooneel tracht te brengen, waarin de
polsslag van het tegenwoordige leven klopt?
En het tooneel, dat te concurreeren heeft
met de film. vraagt hier nog veel meer naar
dan de roman! Zie naar Vlaanderen om
van Duitschland niet eens te spreken en
gij zult beseffen, hoe dood de tooneeliittera
tuur van heden is.
O, ik weet wel, dat zij. die probeeren een
nieuwen weg te gaan, dikwijls struikelen, dat
veel, wat nog slechts eenige Jaren geleden
nieuw was zooals het expressionisme nu
al weer als verouderd op zij Ls gezet, maar er
ls althans leven daar over de grenzen door
het krachtige streven, door het pogen den
nieuwen tijd bij te houden.
De periode van de koffie- en tiheestukken
is voor het tooneel voorbijIn één opzicht la
dat Jammer, omdat de Hollandsche tooneei
schrijvers in die koffie- en theestukken op
htm best waren. Of onze tooneeliitteratuur
spoedig weer zal opbloeien? Wie zal het zeg
gen? Wat wij allereerst noodig hebben, ls een
jong, frlsch. krachtig talent, een man mot
het tooneelbloed van een Heijermans en die
Staat midden ln dezen nieuwen tijd!
Zal A. Defresne deze man zijn? Met zijn
„Woonschuit" en .Koningen" heeft hij bewe
zen. dat hij den nieuwen tijd begrijpt en aan
het tooneel van heden andere eischen stelt
dan de schrijvers van 20 Jaar geleden. En
tooneelbloed heeft hij ook. Misschien dat zijn
Cagliostro, het stuk, dat nog dit seizoen door
Het Amsterdamsch Tooneel zal worden ge
speeld. een nieuw tijdperk zal inluiden. Wan
neer wij al te lang op het doodc punt blijven
staan, zal de Nederlandsche tooneeliittera
tuur spoedig alleen nog maar historische
waarde hebben.
J B SCHUIL.
„WAAROM DRUKT UWES DAN?"
„De Tijd" vertelt:
Het zetfoutenduiveltje van de .Xnilnlng-
sche Courant", het weekblad voor Zuid-
Beveland en Walcheren, heeft een lezer tot
een heftig verontwaardigden protestbrief
geprikkeld, waarvan de Inhoud, woordelijk
weergegeven, als volgt luidt:
„Meheer de havetontle die Ik bij n geblaas
heb staa fol foute en me. neev zeg dat es,
geenen teeke op se plaas staa. Als uwes niet
beter dan drukken, waarom drukt uwes dan."
ZATERDAG 8 NOVEMBER
Stadsschouwburg: N.V. Het Schouwtoonecl.
„Zijn Testament". 8 uur.
Gebouw Bloemhof: .Door Inspanning Uit
spanning". Voord rachtenwodstr ij d.
Palace: .Dreyfus, de banneling van het
Duivelseiland". Tooneel: The Three Haw-
courts. 2.30, 7 en 9.15 uur.
Lux or Theater: „De dokter van New York",
en .Ben nacht vol dwaasheid". Tooneel: The
BarrLsons. 2 30 en 8 uur.
Rembrandt Theater: „Wat *n wonder".
Tooneel: De Terrek Kozakken, 230, 7 en
9.15 uur.
ZONDAG 9 NOVEMBER
Broederkerk Parklaan 34. Openbare Sa
menkomst der Stads Evangelisatie. 8 uur.
Gem. Concertzaal: .De voddenraper van
Parijs." 8 uur.
Schouwburg Jansweg: „O! die Joe!" 8.15 n.
Stadsschouwburg: De Veroenlgde Schouw
spelers. ,De Rozenkrans", 8 uur.
Bioscoopvoorstellingen 's middags en des
avonds.
MAANDAG 10 NOVEMBER
Broederkerk Parklaan 34. Stads Evangeli
satie. Kindersamenkomst. 5 uur nam
Stadsschouwburg: Gezelschap Speenhoff,
8 uur.
Schouwburg Jansweg: „O! die Joe!" 8.15 u.
Bioscoopvoorstellin gen
Teyler's Museum, Spaarne 16. Geopend op
werkdagen van 11—3 uur, behalve 's Maan
dags. toegang vrij.