BOEKENDAG. HET BOEK. MEISJESLECTUUR. Chocolade visite-kaartjes APEX Klop-veeg-Stofzuigers f 175.— Nieuwe uitgaven. HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 15 NOVEMBER 1930 TWEEDE BLAD DE KUNST VAN LEZEN. e propaganda voor het Nederlandsche boek zooals die vandaag in den lande gevoerd wordt is als een feest maaltijd, waarmee een handig koop man zijn eigen verjaardag viert. De Jarige, ae Nederiandsche in eg eversboni. kan vermoedelijk tevreden zijn. En daar in ons blad naar vermogen ruim tot den feest- disch is bijgedragen, zullen wij in die te vredenheid gaarne deelen. 1 Een volk dat niet leest kan in vele dingen nitmunten, doch het gemiddeld peil van zijn beschaving zal bedenkelijk laag staan. Maar dat peil zal bovendien beïnvloed worden, niet alleen door de erkenning dat er véél, maar vooral dat er goed gelezen wordt. Hoe staat bet daarmee bij ons? Een uitgever, een kunsthandelaar, een boek- verkooper, kortom allen die handel drijven In wat men geestelijke goederen zou kun nen noemen, zijn uitteraard geneigd het peil der beschaving af te lezen uit de omzetcijfers door hun verschillende artikelen bereikt. Zij hebben, ieder voor zich, het alleszins begrij pelijk en te rechtvaardigen gevoel aan die beschaving voor een deel bevorderlijk te zijn en naast de materieele belooning die, naar wij hopen, hun deel is, brengt dat gevoel hun ook een dosis geestelijke bevrediging. Wie van hen in ijdelheid of onoprechtheid de ver houding zou willen omkeeren en zijn „cultuur- srbeid" zou willen schuiven vóór zijn volko men geoorloofde en achtenswaardige commer- cleele gestie, komt meestal bedrogen uit. hetzij in de resultaten van de laatste, hetzij in de ondervonden waardeering voor de eerste. Uit de propaganda voor „het" boek, zoo als die overal en ook in ons land de laatste Jaren gevoerd wordt, de conclusie te trekken dat er te weinig gelezen wordt, lijkt voorba rig. Je kunt uit cijfers vaak juist dat lezen wat ge graag zoudt willen dat er stond. Maar zoolang van een Hollandsoh boek als de Klop op de Deur, en van een zijde die het weten kan, verzekerd wordt dat er vóór het ver schijnen tien duizend exemplaren van „ge nomen" (i.e. besteld) zijn dan Ls het, naar verhouding natuurlijk, met dat weinig- lezen nog niet zoo slecht gesteld. Een derge lijk werk gaat, eenmaal in de familie, allicht door vijf paar handen. Mevrouw Boudier kan dus voor het eerste jaar op vijftigduizend lezers staat maken. Dat is nu nog niet direct zóó afschuwelijk, zou men zeggen. Die voorbeelden zijn voor uitbreiding vat baar doch interesseeren ons voor het oogen- blik niet verder. Wij komen terug op de eerste vraag: wordt er goed gelezen?' Lezen is een kunst. Op dezen feestdag van het boek zou ik een boekje onder uwe aan dacht willen brengen heelemaal niet nieuw maar nog altijd actueel waarvan tot mijn verbazing geen Hollandsche bewerking be staat; het is van den overleden criticus Emile Faguet en heet L'art de lire. De kunst van het lezen. Reeds in den aanvang citeert hij Voltaire, die in zijn tijd ook al klaagde: „men leest heel weinig en zij die voor hun ont wikkeling lezen, lezen voor het meerendeel slecht". Nu is, in onzen tijd dat „voor zijn ontwikkeling lezen" bezig een rariteit te wor den. Wij lezen om .bezig gehouden, in span ning gebracht, afgeleid en wat niet al meer te worden, maar een schrijver die een beetje inspanning vergt, laten we liefst links liggen en zeggen dan maar voor ons gemak dat die voor de „fijnproevers" de ingewijden enz zijn. Dat is allemaal juist prachtig, in deze beste aller werelden zou Candide, de optimist zeg gen, maar het peil onzer kunstzinnigheid, van onzen goeden smaak en onze beschaving zou stijgen als juist zulke auteurs per tienduizend „genomen" werden. Wie de vriendelijkheid gehad heeft de boekbesprekingen van schrijver dezes in ons blad de laatste paar jaar te volgen, zal mis schien opgemerkt hebben dat het een weinig zijn voorliefde had en wel zal blijven houden juist voor die schrijvers die men met zekere omzichtigheid lezen moet om ze volkomen te genieten, uwe aandacht te vra gen. Hij is niet alleen doordrongen van de Juistheid van Faguet's betoog dat lezen een kunst is, maar hij is het ook roerend eens met Sainte Beuve, als deze verklaart dat de criticus eigenlijk alleen maar iemand is die die kunst verstaat en ze anderen kan doen mee genieten. Er komt nog wel een kleinigheid bij, maar in hoofdzaak tikt de schrijver der Lundis den spijker op den kop. Natuurlijk heeft ook het louter ontspanningsmateriaal het kunstloos verhaal, het succesboëk, ja, alles wat we in handen krijgen, onze belangstel ling. daar zij de „krant" voor. maar bin nen die veelheid trachten wij voor het niet- alledaagsche, het duurzaam-waardevolle in de eerste plaats genegenheid te wekken. Ook onze Hollandsche ietteren kennen die schrijvers, wier werken niet per tien mille worden opgelegd, doch wier waarde desniet tegenstaande groot genoeg is. Nog steeds herdenken we met genoegen de avonden dat wij voor onze lezers over werk van Van Schendel, Van Moerkerken, Van Genderen Stort, Coolen en nog wel een aantal anderen mochten schrijven. Een getal zegt niets in kunstwaardeer in g. De vijftig duizend bezoe kers der Van Gogh-tentoonstelling maken diens arbeid noch grooter, noch kleiner. Een schrijver, evengoed als een schilder, die bij zijn werk berekent hoe hij het maximum aantal lezers of beschouwers kan voldoen is niet absoluut vrij meer maar werkt on gemerkt in opdracht. Hij wordt van ar tiste, artisan. Daar kan natuurlijk nog iheel wat moois in zitten, maar onvermengd schoon zal het zelden zijn. Men heeft bij kunstpro ductie bijna altijd het geval dat men kiezen of deelen moet: aanpassen, met kans op ge win in materieelen zin, of scheppen zonder bijgedachte, met kans op waardeering, nu en morgen; maar door een minder heid, die zich wenscht in te span nen. Ieder die kunst produceert, komt op een gegeven oogen- blik op den twee sprong, waar de breede weg en de smalle weg een aanvang nemen. - Wat zegt nu Fa guet in de eerste plaats noodig te J. H. de Bois. achten om de kunst van het lezen te leeren verstaan? Lees langzaam, zeit-ie. Hoor! Hoor! Het lijkt in onzen tijd van im mer opgevoerde snelheid haast van een goed- aardigen waanzin om iemand aan te bevelen, iets langzaam te doen. En tochals een boek niet waard is, langzaam gelezen te worden, is het geen goed boek. Dan behoort het tot die boeken die men „met zijn vingers" leest of die men „diagonaal" leest. Zoo heb ik vaak lijvige romans zien bewerkende vingers al-maar aan het blaadjes omslaan, de oogen vliegend van links-boven naar rechts-benee. Dan een opluchtende glimlach als het uit was en liefst weer dadelijk een ander boek op gelijke wijze in bewerking genomen. Dat alles is snoepen uit een zakje, maar heeft met de kunst van lezen niets van doen. Natuurlijk, wie de kunst van lezen verstaat, leest niet alles op dezelfde wijs. Een roman een boek van fictie, leest ge anders dan een tooneelstuk of een verhaal, waaraan een wijs- geerigheid, een levensbeschouwing ten grond slag ligt en dit alles weer anders dan een gedicht. En ge voelt al hoevele' kruisingen hier mogelijk zijn. Doch alleen het prullarium laat zich diagonaal lezen en nog beter doet ge, zoo ge het negeert. Want zelfs al staat er niets kwaads in, het bederft uw smaak voor het betere en doodt de lust dit betere te zoeken. Natuurlijk alweer is er geen enkel lid van den jarigen uitgeversbond dat prullaria uit geeft. Wanneer er al eens iets versohiint dat men met. zijn vingers kan lezen, dan vindt de man die het de wereld in zendt het al tijd nog wel van cultureel of artistiek be lang. Faguet heeft u nn den toetssteen in handen gespeeld: probeer eerst het langzaam te lezen, met uw oogen. met uw geest. Als dat u ner veus maakt en uwe vingers doet jeuken zegt u dan maar dat het mis is. Neem dan een boek dat u tot eenige inspanning och, niet zoo veel eens dwingt en ongedacht en onverwacht leert ge de geheimen van de kunst van het lezen kennen en krijgt deel aan het geluk dat iets heel moois uitstraalt. Moge deze boekendag veel van dat soort boeken naar voren gebracht hebben. J. H. DE BOIS. Als ik Boekverkooper was Onder dezen titel schrijft Herbert N. Casson in het maandblad „Adverteeren. Ver- koopen en Efficiency" o.a.: Twee-en-zestig boeken heb ik geschreven en meer dan 340.000 exemplaren daarvan zijn in verschillende landen verkocht. Is het won der. dat ik veel over boeken nadenk en soms Verlang een boekhandelaar te zijn? Het lijkt zoo vaak. alsof ik teveel van de winst moet missen, doordat ik mijn product niet zelf mag verkoopen. Ik verbeeld mij namelijk, dat lk een paar idééën heb voor het verkoopen van boeken, die het wel zouden doen bij het publiek. Zij deden het immers ook in andere branches.En toch is het mogelijk, dat ik teleurgesteld zou worden als ik boekhande laar werd. Misschien zou ik ontdekken, dat de winst van het verkoopbare boek wordt op geslokt door het niet-verkoopbare. Wie weet? De boekhandel, waarvan ik droom, is meer een salon dan een boeken-pakhuis. Het Is een plaats, waar de klant kan komen en rus tig kan praten over zijn lievelings-onder- werp: boeken. In de étalage staan de boeken, welke goed gaan (een paar maar!) en er staan wat mooie foto's bij van populaire schrijvers en schrijfsters. Boeken zijn geen fabrleks-producten. Zij zijn gemaakt door schrijvers en hebben elk een eigen, persoonlijk element. Dat persoon lijke. dat eigene voor elk boek zou ik uitbui ten. Ik zou daar het groote verkoop-punt van maken. Ergens ln mijn winkel zou ik een bord maken van groen laken en daar steeds de nieuwste recensies op vastspelden. Alle dag bladen en vele tijdschriften beoordeelen ge regeld nieuwe uitgaven en die recensies zou den mij kunnen helpen bij den verkoop. Zoon bord met gedrukte meeningen over boeken is een jaarbeurs van het boekenvak, het monster-zaaltje van den boekverkooper. Hij kan niet alle boeken zelf lezen, maar wel de recensies en door dat te doen heeft hij stof tot praten, materiaal om zichzelf als verkooper belangwekkend te maken voor den klant. Hij voorkomt er tevens door, dat de klant méér weet van zijn artikel dan hijzelf. Wat de incourante boeken betreft: ik zou ze niet allemaal opstapelen of in den kelder bergen. Ik zou er een keuze uit doen en die achter in mijn winkel étaleeren op een apar te tafel. En ik zou er een bord boven plaatsen met de woorden: „Ongewone Boeken". Zoo zou ik er vast een paar verkoopen, want er zijn altijd menschen met een anderen smaak dan de massa. Ik zou mijn boeken meer op tafels uitstal len dan ze op planken te zetten. Ik zou elke groep aanduiden met een bord, hier blogra fieën en daar detective-verhalen. Het principe van den „ensemble"-verkoop zou ik zoo ver mogelijk trachten door te voe ren. Weinig menschen koopen zooveel boeken als zij betalen kunnen; zij moeten ertoe aan gespoord worden méér te nemen. Wie éen biogiafie koopt is geneigd er twee en des noods drie te nemen. Hij zal het des te eer der doen als ik ze hem tegelijk laat zien en zooveel procent korting aanbied als hij een „ensemble" van drie tegelijk koopt. Neen, ik zou mijn boekhandel zeker niet drijven, alsof het een kruidenierswinkel was. Ik zou niet tevreden zijn met alleen de boe ken te verkoopen, waarnaar gevraagd wordt- Wanneer ik zelf een boekhandel binnenloop om één boek te koopen, dan kom ik er waar schijnlijk met drie uit. Dat hangt geheel en al af van de intelligentie van den verkooper, die mij bedient. Ik zou ook een kaartsysteem aanleggen van mijn geregelde afnemers. Ik zou tusschen hen en mij persoonlijk contact leggen. Ik zou mij zelf beschouwen als de inkoopagent mijner klanten. Mijn streven zou erop gericht zijn, steeds meer particuliere bibliotheken te doen ont staan. Dit laatste zou inderdaad mijn voor naamste levensdoel zijn. Ik zou den inwoners mijner stad in den waren zin des woords „service" verleenen op boekengebied. Ik zou steeds meer menschen overreden, boeken in eigendom te nemen en niet alleen uit leesbibliotheken te lezen. Ik zou op het gebied van „boeken-in-eigendom", inplaats van „boeken leenen" een vurig pro pagandist zijn. Een lichaam dat gezond zal zijn. Moet regelmatig flink gevoed. Geen feit zoo algemeen bekend. Geen noodzaak voelt de mensch zoo goed: Maar menigeen verwaar loost nog Daarnaast de voeding van den geest, Toch even noodig en bereikt Wanneer men goede boeken leest. Het goede boek hoeft niet te zijn Een boek dat zwaar is op de hand. Dat handelt over wetenschap. Of duur is door een leeren band. Het goede boek. dat is een boek Dat 't menschelijk bestaan vermooit. Hetzij doordat het ons wat leert, Of aangenaam den geest verstrooit. Lectuur is zeker niet het minst Dat ons verheft boven het dier Hoe Jong, hoe oud er is een boek Dat ons tot nut is of plezier. Als baby leest dan gaat het om De plaatjes, mooi en bontgekleurd, En baby acht het mooist het boek Dat. makkelijk en luidruchtig scheurt. Als kleuter leest, dan vraagt ze naar Een eng of grappig avontuur. Dan leest ze als een muis zoo stil. Vooral omstreeks het bedeaans-uur. Ats Daxviscn leest, aan is 't een boek, Waarin de glorie wordt verteld Van een bekoorlijke heldin En van een onverschrokken held. Als vader leest, dan grijpt hij naar Een boek, dat hem verstrooiing schenkt En tegelijk zijn geest verrijkt. Terwijl hij niet aan zaken denkt Zoolang de kfnderen nog niet school gaan is het boek. vooral het prentenboek, nog niet speciaal voor een jongetje of voor een meisje bestemd. Niemand denkt eraan een prentenboek te teekenen en er versjes bij te schrijven, alleen bedoeld voor het mannetje, of vrouwtje in den dop. Als men een prenten boek in den boekwinkel uitzoekt staat men' voor green problemen. Uw jongetje of uw dochtertje kunnen er beiden van genieten. Maar pas op. nauwelijks is uw aardig zoon tje op school, leert vlug lezen en komt al heel gauw met zijn eerste jongensboek thuis, „Dik Trom" (om maar een voorbeeld te noemen), en dat zooals zijn vrindje be weerde, zoo „reuze moppig" moet zijn. En uw blond dochtertje, dat al twee Jaar school gaat, wenscht op haar verjaardag het meisjesboek: „De zusjes, zoo en zoo", wat een „echt fijn" boek moet zijn. Ondanks coeducatie ondanks dezelfde sport stelt een jongen toch in andere dingen be lang dan een meisje. Vandaar de vraag naar het Jongens- en meisjesboek. Zijn er dan geen boeken voor belden ge schreven? Boeken die den jongen even lief zijn als het meisje? Natuurlijk! en ze be- hooren wellicht tot de allerbeste kinderboeken die wij bezitten. „Afkes Tiental" o.a., een boek, dat niet verouderd en al herhaaldelijk herdrukt ls. „Oehoehoe", gevolgd door „Oehoehoe ln de Wildernis" van de bekende kinderschrijfster N. van Hichtum. De Indische verhalen van Marïe van Zeggelen „Onder het stroodak van C. M. HilleGaerthé. Deze boeken worden dolgraag door het kind gelezen; ze boelen zoowel den Jongen als het meisje. Ze weten het kind iets te vertellen, zijn eenvoudig, levendig geschreven. Een boek bedoeld voor den Jongen of voor het meisje alléén is soms overdreven. Men voelt dat de held of de heldin, de omgeving, dat alles er om gedaan is toch goed te laten zien, dat het een écht jongensboek of een écht meisjesboek is. Daardoor krijgt zoo'n boek Iets kunstmatigs overdreven en bedacht, Iets onzuivers Hiermee is niet gezegd, dat er geen goede jongens of meisjesboeken zijn te vinden, maar dat een hoog percentage aan dit euvel lijdt is helaas maar al te waar. Jongens lezen geen meisjesboeken, ze zijn in hun oogen kinderachtig en flauw. Omge keerd leest het meisje meestal wel graag jongensboeken. Het avontuurlijke van reisver halen, het fantastische trekt haar en dat vindt ze niet zoo in haar eigen boeken af gebeeld. Toch lezen meisjes van negen tot twaalf jaar niet zoo graag meer sprokojes, waar ze, als klein kind, bij moeder thuis, zoo Intens naar konden luisteren. Later ver andert dit wel weer en dan begrijpen ze ook beter de diepte en gedachte van het oude sprookje en de sage. In de eerste schooljaren vraagt het meisje verhalen uit het dngeliJksche leven, het leven, dat haar bizonder boeit. Dat dage lijkse he leven is In het meisjesboek vaak dor en nuchter en dan weer centimenteel. „Naai stertjes sentiment" zooals Lode Backelmans dit overdreven sentiment noemt, wordt in het meisjesboek maar al te vaak aangetroffen. Een meisjesboek te schrijven lijkt velen een aardig werkje, dat ze gemakkelijk klaar kun nen spelen. Aan een roman voor volwassenen zouden ze zich niet wagen. Maar een kinder boekVandaar die overvloeden, die regen van meisjesboeken. Ze lijken in vele opzichten op elkaar, het is een aaneen scha keling van flauw gepraat, doorspekt met uit drukkingen die en vogue zijn bij het Jonge meisje van heden. De meisjes hollen de boe ken door en zijn ze weer vergeten voor ze een volgend beginnen te lezen. Het zijn boeken die niets nalaten; ze geven het meisje niet zooals het denkt en leeft, maar meer poppen die niets met het werkelijke meisje gemeen hebben. Het ls niet gemakkelijk goede melsjeslectuur te vinden en toch wil het kind lezen. Maar wat? De heer Daalder, redacteur van „Het Kind" richt daarom de aandacht van vaders en moeders op de „klassieken", die in de over stelpende productie van kinderboeken op den duur verloren dreigen te gaan. Zoo noem* hij .Alleen op de Wereld", van Hector Malot en zegt hiervan: „Wie van ons heeft niet als kind volkomen meegeleefd met Réml, vol eerbiedige bewon dering opgekeken tegen Vitalls, warm ge voeld voor Moeder Barbarln en de menage rie van de zwervers liefgehad: de schrandere Capi en het bijna menschelljke aapje Joii- coeur? Onvergankelijke figuren, heel ons leven door. En welk kind vergeet ooft de prachtige schildering van streken en men schen, met wie de artlsten op hun tochten ln aanraking komen?" Maar wij moeten bij het meisjesboek ln onzen tijd blijven. En gelukkig zijn er voor den bakvisch leeftijd nog boeken te noemen, die met recht een goeden naam hebben. Boeken als van Emmy van Lokhorst, sommige van mevrouw ZoomcrsVermeer. Boeken als van Top Naeff, Tine Cool, Carry van Bruggen, zijn met liefde en kennis geschreven en ge- tulgen, waarom het toch alleen gaat, dat de schrijfsters een meisjesboek kunnen schrijven, E. TIERTEHOGERZEIL. De uitgever en zijn bedrijf. Een lezenswaardige brochure. De uitgever. Hij ls zeker niet de minst belangwekkende figuur, die op dezen Boeken dag de aandacht vraagt. Maar wat weet het publiek van den uitgever? Een groot gedeel te van de boekenlezers kent zelfs zijn naam niet. En heeft het er zich wel eens reken schap van gegeven, wat de beteekenis Ls van den uitgever, welke functie hij vervult in de wordingsgeschiedenis van het Boek? Dikwijls is een negatief beeld noodig om daarop de aandacht te vestigen. Hebt ge, boekenlezer wel eens een werk ln handen gehad, dat was uitgegeven door den schrijver? Waaraan de uitgever ontbrak? En zijn toen uw gedachten niet een oogenbllk vast gehouden, door die mededeeling op het titel blad en door de ongebruikelijke leegte onder aan die pagina? Ge zijt er niet dieper op in gegaan, maar even hebt ge in uw geest een berg van beslommeringen, een gewicht aan technische kennis, een last van financleele verplichtingen gezien, geladen op den schrij ver. En zoo hebt. ge. Juist door zijn afwezig heid de alomvattende zorg van den uitgever u een oogenbllk gerealiseerd. Ge hebt hem ge zien als den impressario van den auteur, den middelaar voor het publiek. Het bedrijf van den uitgever Ls, wanneer er dan eenmaal de aandacht op gevestigd ls. misschien even geheimzinnig, belangwekkend als dat van de krant. De uitgever heeft een compromis te sluiten tusschen idealisme en koopmanschap. Zijn koopwaar ls zoowel geestelijk als materieel en methoevelen heeft hij niet te maken? Hoe begint de uitgever? En hoe komen zijn boeken tot stand? Welke is zijn verhouding tegenover den schrijver, den drukker, tegen over den boekhandelaar, het publiek? Sinds het verouderde werk van R. van der Meulen, was er meenen wij, weinig meer in populalren geest geschreven over het Boek als technisch product, dat op deze vragen antwoord kan geven. En daarom is het zoo verblijdend tegen dezen Boekendag te zien verschijnen een brochure, die de Nederland sche Uitgeversbond te Amsterdam in het licht gegeven heeft, .De Uitgever en zijn Bedrijf" door J. Tersteeg. Een boekje ln octavo van een zeventig bladzijden, dat geschikt ls om in wijden kring verbeiding te vinden en gelezen te worden. De stof is uitgebreid en boeiend. De schril- ver schetst den uitgever als een handels man, die allereerst behoorlijk wat contanten moet bezitten, wien goede relaties een on misbare uitrusting zijn en die het om te be ginnen zoo lang moet kunnen uitzingen, tot hij eenigermate een fonds gevormd heeft. De goed beslagen uitgever moet lettelijk van alles weten. Een voorbeeld uit de bladzijden die de schrijver hieraan gewijd heeft: hij moet papier kunnen koopen en weten wat een cliché is, hij moet de druktechniek kennen en ae machines, aan den bok heeft hij zoo eenigszins mogelijk, zelf gestaan, met een blauwen kiel aan en den zethaak in de hand. En ook hij moet thuis zijn in den boekhandel En wanneer hij uitgaven verzorgt van jour- nallstieken aard, dan heeft hij met adver tenties en redacties te maken, en hij heeft wel te denken aan de scheiding van het een van het ander. Aan den boekverkooper heeft de heer Ter- steeg een apart hoofdstuk gewijd, maar ge voeliger nog dan de verhouding tusschen INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. STOFZUIGERHUIS MAERTENS BARTELJORISSTRAAT 16 TEL. 10756 hem en den uitgever ls die tusschen den auteur en den man. die zijn werk laat ver schijnen, en vooral daarvan staan opmer kenswaardige dingen te lezen in dit boekje. Wij zien, dat in deze verhouding de over eenkomst, het contract in verschillende vor men niet ontbreekt, en de schrijver brengt ons onder het oog, waarom het van belang is, dat ook den auteur althans een blik worde gegund in enkele hoekjes van de uitgevers- cuisine". Het handschrift en de wijze van werken van den auteur zijn twee zaken van een waarlijk romantische aantrekkelijkheid, doch wat voor allerminst romantische beswaren zij voor den technischen samensteller van het boek kunnen hebben, onthullen u vele lezenswaardige bladzijden in Tersteega boekje. Besprekingen zijn verde* gewijd aan het geen zich.voordoet bij de uitgave van bulten- landsche boeken en aan de kwaliteit van het boek. „Het meeste vernuft wordt gevergd bij het verkoopen" heeft de Zweedsche uitgever Albert Bonner gezegd, toen hij boeken „din gen van vernuft" noemde en het hoofdstuk, waarin dit besproken wordt is helaas min of meer een klacht over een publiek, dat ge negen ls voor alle koopwaar te betalen, doch dat het veelgeprezen boek altijd wel cadeau van den uitgever, of te leen meent te kunnen ontvangen. Maar blijvend is, dat de schrijver dan toch in de laatste bladzijden tot de conclusie kan komen „idealistisch en ener giek te zijn, meer dan ooit moet de drang daartoe in den hedendaagschen uitgever leven. Het is de zware en schoone taak van de uitgevers bij te dragen tot het keeren van de cultureele wereldcrisis". Wij gelooven, dat dit welgeschreven en welverzorgde boekje hun daarin een steun zal zijn. Marie Antoinette en haar kinderen door H. A. en H. A. Th. Lcsturgcon Uitgave H. D. Tjeenk Willink Zoon. Haarlem. Dc Lesturgeons, vader en zoon. van wie de laatste onzen lezers reeds lang bekend ls als onze Parijsche briefschrijver hebben een aantal studies over Marie Antoinette en haar kinderen tot een bundel vereenlgd en aange vuld met nieuw verkregen gegevens met het doel, zooals de inleiding ons verduidelijkt „om het resultaat van zooveel Jaren studie niet tot stof te laten vergaan op een krantenzoldcr. De schrijvers hebben uit den grooten voor raad, reeds eerder in een onzer dagbladen verschenen artikelen slechts die gekozen, welke tot de al dan niet opgehelderde raad selachtige geschiedenissen van dien veelbe wogen tijd behooren. In de eerste helft van het boek wordt het huwelijk van „de Oosten- rij ksche" met Lodewijk XVI beschreven en verder haar levensloop tot op den dag dat Marie Antoinette haar aanvankelijk zoo zon nig, daarna zoo onbezonnen en tenslotte zoo droevig bestaan op het %chavot eindigde. De INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 60 Cu. per regel. Als oma leest-, in t oude boek, Dat zij al vaak gelezen heeft, Dan is het omdat oma's hart Nog graag in het verleden leeft. JP. GASUS,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 5