H.D. PUZZLES.
H.D. PUZZLE Nr. 3.
DE PRIJSWINNAARS VAN Nr. 2.
ét
Égtamxufto.
C}octv.
LANGS DE STRAAT.
Tegen de bebouwing van den Zeeweg.
wow
ZATERDAG 22 NOVEMBER 1930
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Puzzle nr. 2 heeft zeer veel belangstelling
genoten en de noodzaak heeft zich dan ook
voorgedaan, tusschen een aantal goede oplos-
«ingen te loten.
De namen der prijswinners zijn:
le prijs 7.50)
de heer P. HOGELAND,
Spaarnwouderstraat 24, Haarlem.
5 premies (elk van 2.50)
de heer P. HOEKE,
Julianalaan 120, Overveen.
de heer W. ROELAND,
Zomerkade 157, Haarlem,
de heer M. ARPOT,
Rijksweg 329, Santpoort,
de heer R. IJZER,
Garenkokerskade 63, Haarlem,
de heer W. Wassenberg,
Merovingenstraat 20, Haarlem.
De prijzen zijn heden aan de winnaars
toegezonden.
De juiste oplossing van puzzle nr. 2 is:
mr
V i»i>
(Dit calligrafische kunststuk werd inge
zonden door den heer R. IJzer, die toevallig
bij de loting ook tot de gelukkige winnaars
bleek te behooren).
Onder de talrijke oplossingen waren er vele
met berijmde bijschriften of op speciaal sier
lijke wijze uitgevoerd. Wij waardeeren zulke
inzendingen zeer, doch willen er voor de
goede orde op wijzen, dat zoodanige speciale
verzorging op de prijsbepaling geen invloed
heeft. Bij meerdere goede oplossingen wordt,
ongeacht de uitvoering der inzendingen, ge
loot.
Hier volgt nu de derde puzzle-opgaaf,
maar eerst geven wij nog eens de voorwaar
den, met het formulier dat ook bii nr. 3 moet
worden ingeleverd:
Oplossingen, verzonden in gesloten couvert,
waarop vermeld „Puzzle-rubriek" moeten
uiterlijk Maandagavond d.a.v. in ons bezit
zijn. Wij verwachten dus uiterlijk Maandag
avond 24 November a.s. reeds de oplossingen
van puzzle nr. 3.
Bij de oplossing moet onderstaand formu
lier worden ingezonden, uitgeknipt en duide
lijk leesbaar ingevuld. Bij ieder formulier
mag slechts één oplossing worden ingezon
den. Voegt men er meer bij, dan moeten wij
ze alle van het mededingen naar de uitge
loofde prijzen uitsluiten.
Hier het formulier:
H.D. PUZZLE
Nr. 3.
Adres:
Naam inzender:
22 November 1930.
Voor goede oplossingen loven wij wekelijks
uit:
een Eersten Prijs van 7.50
Vijf Premies van 2.50 elk.
Zijn er meer goede oplossingen dan het
aantal prijzen, dan zullen deze bij loting
worden toegekend.
De namen van de prijswinners zullen wij
in ons nummer van den volgenden Zaterdag
(in dit geval dus van 29 November a.s.) pu-
bliceeren.
Er bestaat geen beroep op de genomen be
slissingen.
Correspondentie er over kan niet worden
gevoerd.
Alle oplossingen moeten bezorgd of per post
gezonden worden aan onze bureaux, Groote
Houtstraat 93.
Van onvoldoende gefrankeerde brieven
wordt geen nota genomen.
Hier volgt thans:
KRUISWOORDRAADSEL.
Horizontaal:
21.
bedrijf, handel.
25.
voegwoord.
1.
liefdegift.
27.
bijwoord.
4.
groote aap.
28.
als 25.
7.
raar.
29.
geblesseerde.
9.
meisjesnaam.
31.
droombeeld.
10.
in hooge mate.
33.
galop.
11.
kleine afgesloten ruimte.
35.
meisjesnaam.
13.
schoeisel.
36.
plezier.
16.
meisjesnaam.
37.
gewas.
17.
menigte, bende (meervoud*.
39.
voorkeur.
42.
plaatsnaam.
43.
gebak.
44.
aanteekening.
Verticaal.
1.
beroep.
2.
bestemming.
3.
lekker eten.
4.
broodwinning.
5.
inhoudsmaat.
6.
als 21 horizontaal.
8.
uitroep van pijn.
12.
dwingen.
14.
bijwoord.
15.
logement.
18.
viervoetig dier.
19.
ziek.
20.
gelofte.
22.
zelfde als 20.
23.
meisjesnaam.
24.
meisjesnaam.
29.
projectiel.
30.
iets dat in je bezit komt.
31.
voorbehoedmiddel.
32.
telwoord.
34.
versterkend middel.
38.
Lat. woord voor bid.
40.
vaste regel.
De rat.
Toen ik den heer zijn woning zag verlaten,
was het me duidelijk, dat hij iets bijzonders
voor had. 't Gebeurt ieder wel eens. dat hy
midden in den week een schoonen boord om
heeft-. Ook is 't mogelijk dat hij in zijn ver
langen om de door zijn vrouw op een uitver
koop gekochte das in den kortst mogelijken
tijd t-ot een afdankertje te verwerpen, die
das, glanzend in haar opzichtige leelijkheid,
eiken dag draagt; voorts kan 't zijn dat men
een jacquet-costuum draagt: er zijn menschen
die daar eiken dag den moed toe hebben en
als je hoed al te vet en je zolen al te dun
zijn geworden, kan je in de noodzakelijk
heid komen iets meer presentabels te laten
zien maar als je, zooals de bovenvermelde
heer, nieuw en schoon en glimmend bent van
boven tot onder, dan moet er iets bijzonders
aan de hand zijn.
Het viel me op, dat de heer als opgelucht,
schoon, wat vreemd de straat betrad: 't was
zooiets als van een gevangene, die plots
buiten de poort staat en het was duidelijk
dat die heer het voorwerp was geweest van
vroewelijke zorg, die zoover strekte, dat
hij op dezen dag met strakke, blauwe lucht
en stralende zon een paraplu mee voerde,
zorgvuldig in een foudraal geperst. Tot dus
verre was de heer het lijdend voorwerp ge
weest, maar in zijn onderbewustzijn ont
waakte een verzet, een drang tot handelen,
welk plantje in de kamerlucht niet tot ont
wikkeling komt, maar onder den invloed van
zon, lucht en vrijheid wil opbloeien. Hoe is
't anders te verklaren, dat de heer dien ik
volgde, plotseling staan bleef, toen hij de
gracht, bereikte waarop zijn straat uitkwam
Nu was het zeer onwaarschijnlijk, gezien de
reeds vermelde optakeling, dat de gracht
het doel der reis was; zeer waarschijnlijk
was hij op weg naar eenige feestelijkheid,
waar men zich uiterlijk en innerlijk op z'n
mooist voordoet, waarom de gewone mensch
in zijn gewone pakje wordt thuisgelaten.
De heer was dus niet op z'n bestemming,
desniettemin stond hij daar als vastgenageld
tot hij onder het uitstooten van een on
natuurlijk geluid de paraplu als een speer
vooruit stak.
Het geviel, dat op dit oogenblik een krui
deniersjongen op beladen fiets, met de be
vallige nonchalance, dien jongelieden eigen,
langs de gracht slingerde, zich niet bekom
merend om wat vóór hem is. waarvoor het
aanbeveling verdient die transportarbeiders
uit den weg te blijven.. Maar al keek hij
dan niet naar voren, wat terzijde plaats
greep ontging hem niet en zoodoende had
hij het manuaal van den netgekleeden heer,
uit wiens jasmouwen zelfs een breede man-
chetstreep schitterde, gezien en met het
vlugge begrip van den fietsenden straat
jongen den toestand overzien eer ik van
mijn verbazing was bekomen.
Hij had gezien, dat op den blauwen rand
die den waimiuur dekt, een rat zat, die
zich blijkbaar in de zon koesterde en hij
had ook gezien, dat de heer bedoelde te
trachten die rat te verjagen.
Maar die rat was een ouwe rot met
mensóhenkennis, die wist, dat de heer voor
hem ongevaarlijk was; dus bleef hij zitten
en wreef zich den snuit met de voorpooten.
Nu is 't een uitgemaakte zaak dat 't
publiek in een kwestie tusschen twee par
tijen niet een ervan daadwerklijk helpt;
*t publiek is er alleen om 't verloop van
den strijd te volgen en waar hier de heer
kwestie had met de rat moesten zij 't
samen uitvechten. De jongen, 'k hoef het
niet te zeggen, was van de fiets gestapt
en stond bij den heer. Deze was eenigszins
met het geval verlegen: hij had niet an
ders verwacht of de rat had zich verwij
derd; moest hij zich nu ten aanschouwe
van den jongen blameeren door zelf te
vertrekken? En zoo niet, wat moest hij dan
doen? De heer toch was allerminst van
plan zich in gevecht met de rat te begeven,
wat de jongen blijkbaar als een con
sequentie van de eerste handeling beschouw
de, gelijk bleek uit zijn zeggen: „Je moet 'm
prikken!" De heer bevond zich op tien meter
afstand en had dan om te prikken een on
natuurlijk lange paraplu moeten hebben
dan wel hij had de rat tot op een meter
moeten naderen.
Om den schijn te wekken dit te willen doen
deed hij een stap vooruit en onder het uit
stooten van een geluid dat op de wielerbaan
mischien als een aanmoediging zou geklon
ken hebben, bracht hij beide armen met een
ruk naar voren. Als je zooiets doet, moet je
geen losse, wijde manchetten dragen ge
begrijpt het: de eene manchet schoot over
de linkerhand en 2eilde in de richting van de
rat, door den ontstelden heer nagestaard.
Nu zou iedere andere rat dit als een waar
schuwing hebben beschouwd, maar deze rat
was zeldzaam brutaal want hij trippelde
naar de zacht voortrollende manchet, greep
ze en keerde ermee naar den walkant terug.
„Wie gooit er nou met een manchet", grin
nikte de jongen; „een rat moet je prikken",
waarop de dwaze heer nog zei: .,'t was bij
ongeluk" en jammerde: „er zit een gouden
knoop in!"
De gouden knoop verdween over den muur
rand, waarop de heer zich roekeloos naac
Een pleidooi voor natuurbescherming.
Hoe mooi de Zeeweg bij de Bokkendooms is.
Eenige maanden geleden hebben wij uit
voerige mededeelingen gedaan over de actie
van natuurbeschremers, om in Blomendaal
een natuurreservaat te stichten, waarmede
samenhangt een actie tegen de door de ge
meente Bloemendaal voorgenomen bebouwing
van den Zeeweg.
Onder het motto: „Waakt voor Kenne-
merlands Natuurschoon" is nu een rijk ge-
illustreerd extra-nummer van „De Wande
laar", het maandblad gewijd aan natuur-
waardeering. natuurbescherming, heemschut,
geologie en folklore, verschenen, dat met bij
zondere zorg bewerkt is en tal van interes
sante artikelen bevat.
De heer G. A. van Schaik, bestuurslid van
de afdeeling Haarlem der Ned. Natuurhisto
rische Vereeniging geeft een overzicht van de
geschiedenis van den Zeeweg en de bebou
wingsplannen, in een artikel: „Waarom dit
extra-nummer van „De Wandelaar" ver
schijnt. De afdeeling Haarlem van de Ned.
Natuurhistorische Vereeniging heeft nu ge
meend de „Zeewegquaestie" nog eens weer
van verschillende zijden te doen belichten.
Daartoe opperde zij het denkbeeld, een extra
nummer van „De Wandelaar" uit te geven,
welk plan bij uitgever en redactie van dit
maandblad in goede aarde viel. Uit de toege
stroomde adhaesiebetuigingen blijkt, dat velen
de bebouwing diep zouden betreuren.
„Moet deze unieke weg", zoo vraagt de heer
Van Schaik, „nu weer eens worden van de
soort, die ons land er al zoovele telt? Is er
nog geen weg te vinden waardoor Bloemen
daal schadeloos gesteld wordt voor de groote
financieele offers welke het zich voor den
Zeeweg en de aanliggende terreinen heeft
getroost en waarbij de Gemeente een andere
plaats kiest voor de vestiging van haar nieuwe
Raadhuis en andere noodzakelijke gebouwen?
Volgens bevoegde beoordeelaars is zulk een
plaats in de gemeente zeker te vinden".
Bij een situatieteekening van Kennemer-
land schrijft Mr. J. D. van der Plaats, voor
zitter van de Ned. Natuurh. Vereeniging:
„De Nederlandsche Vereeniging is gesticht
met het doel, ons Nederlanders nader te
brengen tot de natuur, ons haar verborgen
schatten te doen kennen en op deze wijze ons
leven rijker te maken.
Zij zoude haar doel volkomen missen, in
dien zij niet met alle kracht er voor waakte,
dat deze schoonheid bewaard bleef, opdat aan
deze bron van levenskracht en levensvreugde
ook het verre nageslacht zich kan laven".
Ziellier het oordeel van Prof. Ir. J. G.
Wattjes. Hoogleeraar in de bouwkunde aan
de Technische Hoogeschool; Nog meer
is het te betreuren, dat Bloemendaal besloten
heeft, het nieuwe Raadhuis in een hoek van
dit duinterrein te bouwen; het centrum der
bebouwing zal zich hierdoor om dit nreuwe
Raadhuis vreplaatsen en zich over een groot
deel van dit mooie duinterrein uitstrekken.
Te meer is dit te betreuren, omdat voor
expansie van de bebouwing van de
gemeente nog geschikt terrein binnen
de gemeentegrenzen aanwezig is. ter
wijl ook voor raadhuisbouw. behalve het in
dertijd daarvoor aangekochte terrein, de z.g.
..kuil", ook nog het terrein begrensd door
Waldeck Pyrmontlaan, Julianalaan, Bloemen-
daalscheweg. Kleverlaan. buitengewoon ge
schikt is, welk terrein immers vermoedelijk
binnenkort door 'n belangrijken nieuwen ver
keersweg zal worden doorsneden en gunstig
voor een nieuw centrum ligt".
De bekende Rotterdamsche journalist M. J.
Brusse schrijft: ..Mag ik voorloopig volstaan
met u de verzekering te geven, dat ik van
harte instem met uw pogingen, om de om
geving van dezen, zoo zinrijk onze lage landen
aan zee karakteriseerenden, weg ongerept le
laten liggen, tot een troost en een bevrijding
voor wie er bij honderdduizenden opgesloten
moeten leven tusschen de stcenen huizen
muren".
1 Onder een korte adhaeslebetuiging mot dc
actie van de Ned. Nat. Hist. Vereen, vinden
wij de namen van de heeren: C. Baron d'Aul-
nis de Bourouill, H. M. van Bemmelen, J. P.
het water begaf om even snel terug te koeren
toen de jongen riep: „pas op, want hij vliegt
je an!" Aan deze waarschuwing lag echter
iets anders ten grondslag dan bezorgdheid
voor het welzijn van den heer. want dc
jongen had begrepen, dat hier voor hem een
financieel voordeel voor 't grijpen lag. Snel
liep hij naar een brug in de nabijheid, gTeep
een reddinghaak en deed die in 't water neer
plonsen hetgeen voor de rat aanleiding was
om zich te verwijderen en de manchet te
laten drijven. De jongen vischte ze op en gaf
ze den eigenaar terug. Dit werd met een
kwartje beloond.
..'k Heb 'm hardstikke dood geslagen", zei
de jongen, in ruil voor het kwartje, schoon
hij veel beter wist.
H.
de Josselin dc Jong, H. Heukels en Prof. Dr.
A. A. van Schelven.
Prof. Dr. P. H. van Moerkerken zou ook
de bebouwing van den Zeeweg ten zeerste
betreuren „De gemeente Bloemendaal", zegt
hij, „heeft iets voortreffelijks gedaan met
den aankoop der gronden langs haar op
kundige wijze aangelegden Zeeweg. Maar zou
zij de logische doorwerking van deze lof
waardige daad nu tegenhouden, door die
gronden tenslotte toch niet te bewaren in de
ongeschonden en zeldzame bekoorlijkheid,
waarmede zij gevormd zijn door krachten, die
niet als schadelijk voor de menschen moeten
worden bestreden, maar door hen geëerbie
digd als van hoogeren oorsprong?
Van een vooruitzienden vroedschap Is niet
anders dan een wijs besluit te verwachten".
Prof. Van Moerkerken betoogt dat men
overal in ons vaderland begint te begrijpen,
dat een klinkend winstje voor vandaag arm
zalig en onbeteekenend is, vergeleken met dc
onschatbare moreele hygiënische en geeste
lijke (ja. zelfs financieele» whist voor dc toe
komst. wanneer de gemeenten beslag leggen
op heiden en bosschen, op duinen en kust,
vooral in het dichtbevolkte Holland, waar
over een eeuw de steden aanééngegroeid
zullen zijn.
Henri Polak heeft zijn artikel genoemd:
„De Bloemendaalsche Zeewegen hij
dagteekent het: Laren. 3 October 1930, den
gedenkdag van Leiden's Ontzet en dag van
hoop op ontzet van Bloemendaals duin uit
benardheid.
De heer Polak is het niet eens met die
gemeentebesturen, die het immer toenemen
der bebouwing als den grootsten zegen be
schouwen en het dus een voornaam deel van
hun taak achten, bebouwing te bevorderen.
De jacht op belastingbetalers doet vaak alle
andere overwegingen prijs geven. Bloemen
daals vroede vaderen mogen bedenken, dat
aan hun handen een kostbaar bezit is toe
vertrouwd, een schat van dieren- en plan
tenleven. Dit is een rijkdom, die zij behooren
te bewaren, te beschermen en te vergrooten.
Bovendien moet de wetenschap gelegenheid
hebben, zich te verrijken met kennis, die
slechts in de levende natuur is te vinden en
dat studie onmogelijk wordt, als men haren
objecten de mogelijkheid van bestaan ont
neemt. Ook wordt de aantrekkelijkheid eener
gemeente geringer, naarmate deze van haar
natuurschoon wordt beroofd. Bloemendaal
is voorts geenszins noodlijdend en Ls dus niet
genoodzaakt, uit te zien naar vermeerdering
van het aantal gegoede ingezetenen. Er zijn
ook zedelijke plichten jegens de ingezetenen
van naburige stedelijke gemeenten, wier in
woners genot en verpoozing slechts, of voor
een groot deel kunnen zoeken in de streek,
waar huizenbouw hun nu de gelegenheid
daartoe zou ontnemen.
De Vereeniging „Haerlcm" gelooft dat een
artikel niet op den weg dezer vereeniging ligt,
maar betuigt toch adhaesie met de actie tegen
de bebouwing.
De Bisschop van Haarlem, Mgr. J. D. J.
Aengenent, schrijft: „Dat alleen ter wille van
hoogere belangen het natuurschoon mag ver
dwijnen, vind ik vanzelfsprekend. Daaron»
ondersteun ik gaarne de actie, die behoud van
het natuurschoon beoogt en alleen in gevallen
van noodzakelijkheid in het verdwijnen er
var. berust".
De heer A. Meilink vestigt de aandacht op
de groote waarde van natuurreservaten.
Mocht het. aldus de heer Meilink, toch tot
bebouwing komen, dat die dan spaarzaam
zij en de mooie vergezichten niet worden
weggenomen. Ons gcheele volk heeft daar een
(weliswaar nog ongeschreven) recht op. Links
en rechts van den Zeeweg behoort in de toe
komst te liggen; het groote, nationale duin
park.
Het Teekencollegc „Kunst zij ons Doel" en
het werkend lid van dat genootschap, de heer
A. Miolée, afzonderlijk, hebben adhaeslebe-
tufgingen ingezonden.
Onze medewerker, dc heer C. Sipkes, be
handelt in zijn artikel de bescherming van
de flora in Haarlemsche duinen, waarom het
ook gaat, wanneer we de duinen tusschen
Haarlem en de zee willen beschermen. De heer
Sipkes noemt den villabouw „een aanval
op de duinen". Het duinlandschap wordt
a 11 ïj d geschonden, door ieder mensche-
lijk werk, behalve dan bebossching. Gaat men
den Zeeweg bebouwen, dan bevordert men
iets. dat in de toekomst veroordeeld zal
worden als een onherstelbare natuurschen-
ding.
Tenslotte laat Jan P. Strijbos. te Bentveld,
een „S. O. S." hooren. Het staat in leder
geval vast, schrijft hij o.m., dat het contact
van degenen, die zich langs den Zeeweg zullen
bewegen, met de natuur, minder direct en
minder Innig zal worden door een bebouwing.