Honderd Jaar Geleden....
November, de maand der
feestdagen in Oostenrijk.
N
De taak van de amusementsfilm
H.D. VERTELLING
Brieven van een Frieschen Schutter.
Een lezeer zendt ons eenige brieven
van zijn overgrootvader. Friesch
schutter in 1830, het jaar van
den Tiendaagschen veldtocht.
Zij volgen hier. Zij geven een typisch beeld
▼an die dagen, nu een eeuw geleden.
Veel Geliefde Ouders,
Met groote blijdschap kan ik u melden
da: ik "net tot heden uitnemend wei heb ge
had.
Het viel mij zwaar te Harlingen mijne ge
liefde betrekkingen het vaarwel te moeten
toeroepen, maar de hoop op een gelukkig
wederzien bemoedigde mij om met vertrouwen
op de goede Voorzienigheid het mijne toe te
brengen tot verdediging van Koning en Vader
land. Zoet is mij de herinnering aan het ver-
ledene, doch ook vertroostend de gedachte,
dat zoo veie dierbare betrekkingen aan ons
denken en harten en handen tot den goeden
Vader in den Hemel verheffen om een geluk
kige uitkomst voor het dierbare Vaderland
van Hem af te smeken, die een regtvaardige
zaak nooit verloren zal laten gaan.
De reis naar Amsterdam is mij zeer lang
gevallen. De wind was geheel tegen, zoodat
wij eerst des Dinsdagsavonds te negen uur
aldaar aankwamen, doch daar het te laat was
om binnen de stad te komen, hebben wij
dien nacht nog in het schip moeten door
brengen tot den volgenden morgen, wanneer
wij te 8 uur onder het gejuich van een groote
menigte volks zijn ontscheept en onder ge
leide van het korps muzikanten der schutterij
naar het Paleis en vervolgens naar het huis
van den Burgemeester zijn getrokken. Aldaar
hebben wij billetten van inkwartiering ont
vangen bij de voornaamste ingezetenen op de
Prinsen-, Heeren- en Keizersgracht. Van der
M. en ik ontvingen een billet bij den heer S.
op het Reguliersplein, alwaar wij met de
grootste welwillendheid en beleefdheid wer
den ontvangen en een onthaal hebben geno
ten, zooals wij het niet hadden verwacht
Niet alleen wij, maar alle onze kameraden
zijn koninklijk door de Amsterdammers ont
haald, zoodat in dezen niets meer te wenschen
overbleef. Des avonds hebben wij den Schouw
burg bezocht en De deugdzame Galeiroeyer
zien spelen, gevolgd door eene heerlijke bal
let-pantomime, iets, waarvan men zich geen
verbeelding kan maken.
Wij hadden daarenboven nog het genoe
gen den heer Vrugt, den beroemden tenor
zanger, te hooren, die ons in de pauze op
drie coupletten van het Volkslied Wien
Neerlands Bloed enz. vergastte. Wij hebben
ons dien dag uitmuntend verdiverteerd en
vonden bij onze terugkomst uit den schouw
burg een heerlijk kop chocolade gereed
staan.
Df n volgenden morgen zijn wij onder ge
leide weder van het korps muzikanten te 8
uur ingescheept en langs de Vecht naar
Utrecht vertrokken waar wij des avonds te
6 uur zijn aangekomen. De reis was zeer mooi
vooral door de schoone buitengelegenheden
aan wederzijden der rivier gelegen. Ik kan u
al de genoegens niet melden, welke wij heb
ben genoten en de bewijzen van toegenegen
heid en belangstelling, welke wij overal van
de zijde der ingezetenen mochten ondervin
den. In Utrecht logeerde ik bij de juffrouwen
D., waar ik het uitnemend heb gehad. Ik
werd er als kind behandeld. Van zes ure tot
twaalf ure des avonds had ik bestendig een
flesch wijn voor mij op tafel en des Vrijdags
morgens, toen ik een hartelijk en zegenend
afscheid van mijn vriendelijke gastvrouwen
nam kreeg ik in mijn zak nog een goede
portie Boerhavensche suiker voor mijne ver
koudheid, welke mij naderhand van veel
dienst is geweest.
Wij vertrokken van Utrecht Vrijdagsmor
gens te 12 uur met de barge en eenige trek
schuiten en kwamen des avonds ten 8 ure te
Gorinchem aan. De studenten van Utrecht,
des vorigen daags aldaar aangekomen zijnde,
hadden de beste kwartieren ingenomen, zoo
dat wij ons met de eenvoudiger klasse der
ingezetenen moesten behelpen. Mijn vriend
van der M. en ik bekwamen een logis bij een
zadelmaker, die een aardig vrouwtje en ver
scheidene kinderen had. Zij hadden kort te
voren twee Dordrechtsche schutters, die te
Gorinchem den garnizoensdienst waarne
men, voor negen dagen gehuisvest en daar
het geene bemiddelde lieden waren, was het
niet te verwonderen dat zij bij onze komst
eenige ontevredenhid lieten blijken. Doch
daar wij ons zeer betamelijk gedroegen en
betuigden, dat wij ons met zeer weinig kon
den vergenoegen en alles voor lief zouden
nemen, was alles in orde.
Wij gingen daarop naar de groote Markt
en hoorden eenige studenten onder de
hoofdwacht verscheidene fraaije liederen
zingen, hetgeen bij eene plegtige stilte op
de harten der saameevloeide menigte den
diepsten indruk maakte. Onder de liederen
merkte ik er één op, op de wijze „O, hoe
heerlijk, enz." uit Oudshoff. Wij bezochten
vervolgens een koffyhuis, alwaar eenigen
onzer kameraden bijeen waren en bragten
het overige van den avond zeer genoegelijk
door. Onder de studenten, welke een fraai
korps jagers uitmaken, troffen wij nog eeni
ge kennissen uit Leeuwarden aan. en dron
ken met- hen een flesch wijn. Verscheidene
officieren der Artillerie en Jagers, rondom
een tafel gezeten, waren zeer luidruchtig.
Het lied, door den heer Van der Aa op den
Generaal Chassé vervaardigd, werd meer dan
eenmaal onder een luid hoezee en hurrah
aangeheven en verscheidene toasten op het
welzijn van Vaderland en Koning uitge-
bragt, waaronder één ter eere van de Vrie-
sche Schutterij, waarop wij wederkeerig een
toast instelden op het welzijn der Artillerie
en van de Vrijwillige Jagers. Ten half twaalf
uur begaven wij ons naar ons kwartier en
den volgenden morgen te twaalf uur vertrok
ken wij met een stoomboot en een beurtman
op sleeptouw naar 's-Hertogenbosch. nadat
mijn vriend en ik vooraf de vestingwerker,
van Gorinchem. die zeer sterk zijn. hadden
bezigtigd. De studenten waren reeds een uur
vroeger te voet naar Bergen op Zoom ver
trokken.
De overvaart viel ons zeer lang. ofschoon
wij het anders in de stoomboot zeer goed
hadden. Ten tien ure des avonds kwamen
wij hier aan en ontvingen terstond onze bil
letten. Mijn vriend en ik bekwamen een
kwartier bij een paar jonge lieden, die ons
goed ontvingen. Over het algemeen hadden
wij het hier zoo goed niet verwacht, daar
de geest der ingezetenen anders juist niet
te best is. De Amsterdamsche Schutters wa
ren over onze komst zeer verblijd en ver
welkomd ~n ons den volgenden morgen op
ho- hartelijkst. Zij waren in het begin
slecht ontvangen. Allerlei scheldwoorden en
bedreigingen werden hun bij hun intrede
binnen de stad toegeworpen en zij zagen
niet anders te gemoet dan terstond geweld
met geweld te zullen moeten te keer gaan.
Sedert echter is het hier zeer rustig en de
gemoederen weer bedaard. Voorzichtigheeid
echter in spreken en handelen is onze zaak.
Gelijk ons allen één geest en zin bezielen,
zoo is ook de Amsterdamsche Schutterij vol
moed en geestdrift. Wij hopen ons nauw aan
elkander te verbinden, en harten en handen
in elkander te slaan. Zoo vereenigd hebben
wij bij de sterkte van het garnizoen alhier
geen gevaar te vrezen en mogen de uitkomst
met gerustheid tegemoet zien. Dus. stelt u
maar gerust en bekommert u niet te zeer
om mij!
Nogmaals, vaarwel, geliefde ouders! Veel
denk ik aan u en aan alle mijne geliefde
betrekkingen. Wij zijn allen vol geestdrift
en moed en hoopen allen onze geliefden
eens in gezondheid weder te zien. Groet
allen recht hartelijk van mij, uw liefhebben
de zoon.
(Nadruk verboden; auteursrecht voorbe
houden).
De Doode.
door
WILLY VAN DER TAK.
Hij was één van die menschen, die zich
zonder veel verwondering door het leven heb
ben laten trappen, en in wier hoofd het nooit
was opgekomen, dat hij terug zou hebben
kunnen trappen, en toen hij lag te sterven,
trok hij het hoofd van zijn vrouw, die hem
dertig jaar lang bekeven had naar zich toe,
en kuste haar voorhoofd met eerbiedige, be
vende lippen. Zij trok het een beetje ont
hutst terug, en verbeet'de ontroering, die al
le,- binnen in haar zoo week en zacht maaJc-
te als het nog nooit geweest was, in een har
den lach, die opklonk tegen de kale muren
van het kamertje, waarin zij rondom het
oude, wrakke bed stonden, dat zij dertig jaar
geleden samen in een tweedehandswinkeltje
hadden gekocht. Maar toen haar twee zoons,
die zij vanaf hun jongste jaren geleerd had
hun vader met minachting en spot te be
handelen, meelachten, snauwde ze hen een
woedenden grauw toe, zoodat ze onthutst en
bedremmeld terug schrokken, en van af het
voeteneinde van het bed beduusd naar den
kleinen mageren man keken, die daar met
een glimlach op zijn gezicht lag te sterven,
en die hun vader was.
Hij stak een hand uit en terwijl 7e naast
hem stonden en hij naar hen onkeek. barstte
de vrouw in een zacht en klagelijk huilen uit.
en liep de kamer uit. Toen ze terug kwam
met roodbehuilde ooeen, en schuwe voetstap
pen, was hij dood. Zijn twee zoons 'at^n elk
op een stoel bij het raam, staarden langs
elkaar heen, half verbaasd, half verlegen
voor elkaar. Ze stonden op, toen hun moeder
bij het bed neerknielde, en schuifelden de
kamer uit en de trap af. de voorkamer in,
waar zij de witte rolgordijnen neerlieten, en
de roode pluche overgordijnen voorzichtig,
alsof zij bang waren iemand te storen, dicht
trokken. Toen gingen zij elk op de punt van
een stoel zitten wachten.
En boven lag de vrouw, die hem haar heele
leven behandeld had als een minderwaardige
nul, die zijn kinderen had geleerd hun vader
te beschouwen als iets belachelijks, en voor
wie hij zijn heele leven van bijna zestig lange
jaren gewerkt had zonder zich ergens over te
beklagen, het gezicht op het kussen aan te
kijken, alsof ze het nog nooit gezien had, en
een gevoel van verwondering steeg in haar.
Zij had hem niet klein kunnen krijgen, en
ze wist nu. dat hij altijd haar meerdere was
geweest. Zij had gekeven en gescholden,
haar zoons hadden hem getreiterd en bespot,
en hij had gezwegen en gewerkt, zooals geen
man uit de heele buurt werkte, en geglim
lacht toen hij stierf.
Met een kreun legde ze haar gezicht neer
op haar armen, omdat ze zich de kus herin
nerde. die hij haar gegeven had. Er schoten
haar dingen te binnen, die zij dacht lang
vergeten te zijn, kleinigheden van tien, twin
tig. dertig jaar geleden, en haar lippen tril
den. toen zij het hoofd ophief, en naar het
gezang van een merel luisterde, die in een
boom in de straat begon te zingen. Hij had
veel van merels gehouden, en ze wist opeens
weer, hoe ze samen brood gestrooid hadden
op het plaatsje achter het huis. toen ze pas
getrouwd waren. Ze dacht aan het oude be
duimelde boek met de sprookjes van Ander
sen, waarmee hij twintig jaren lang zijn wei
nige vrije uren gevuld had. en dat zij in een
vlaag van woede weggegooid had.Zij zag hem
opeens weer staan met hun eerste kind in
zijn armen, en zij herinnerde zich op eens
weer zijn spelen met de twee Jongens, toen
ze drie, vier Jaar geweest waren.
Toen de zoons eindelijk na uren van wach
ten boven kwamen vonden ze hun moeder op
het bed zitten, met het hoofd van haar doo-
den man In haar schoot. Ze keek naar hen
op met een glimlach op haar glimmend be
huild gezicht, en zij keken elkaar aan met
iets van vrees op hun gezichten Het ver
wonderde hen niet. toen zij niet lang daarna
nog wonderlijker dingen ging doen.
Zij werd heel oud. Twee dagen voor haar
sterven schre'de ze even, omdat er nu nie
mand de merels op het kerkhof naar zijn
graf zou lokken met broodkrulme's en kaas
korstjes. en omdat er nu niemand meer op
het bankje naast het graf zou zitten om hem
de sprookjes van Andersen voor te lezen.
Toen scheen opeens een gedachte haar te
troosten, en ze vroeg hen om haar het boek.
dat zij na zijn dood nieuw gekocht had. mee
te geven, als zij gestorven was. Ze vonden
het wel dwaas, maar ze beloofden het. Bijna
dadelijk daarop viel ze in een diepen slaap,
waaruit ze pas twee dagen later wakker werd
op een plaats, die niemand kent. Ze kende
haar ook niet, arnar ze vond het niet erg. Ze
zou haar man wel vinden. Ze zou zijn glim
lach uit duizenden kennen. En ze had zijn
sprookjesboek bij zich, waar ze samen uit
zouden kunnen lezen.
CUBA.
De berichten van Cuba, ofschoon minder
ernstig dan die van Brazilië, wijzen niette
min op een moeilijke situatie en de tijdelijke
schorsing van de constitutioneele vrijheden
door het hoofd van den staat, den president
der republiek, Gerardo Machado y Mora
les, is er het beste bewijs van. De president,
op den 20en Mei 1929 als zoodanig in functie
zijnde, werd op dat tijdstip voor een tweeden
termijn herkozen en zijn mandaat eindigt
den 20sten Mei 1935.
Het Nationaal Congres bestaat uit een Se
naat van 24 leden (4 per provincie) en een
Kamer van vertegenwoordigers, samengesteld
uit 118 leden (één per 25.000 inwoners). Se
natoren en gedeputeerden worden voor zes
jaar gekozen, maar met ingang van 1933 zal
het mandaat der senatoren een duur van ne
gen jaar hebben.
De productie van rietsuiker, die in 1928-
1929 nog 5.239.000 ton (30 pet der wereldop
brengst) bedroeg, werd in 1929-1930 terug
gebracht tot 4.746.200 ton of 27 pet. van de
geheele wereldproductie. De bevolkingssterk
te van Cuba bedroeg 3.607.900 zielen op 31 De
cember 1929, zoodat de enorme suikerpro
ductie 1315 K.G. per hoofd bedraagt. Er moet
dus noodzakelijk geëxporteerd worden. Als de
export gemakkelijk gaat, dan be teekent dat
voorspoed in het geheele land. In 1928 be
droeg de export van suiker 85 pet. der totaal
waarde van de geëxporteerde goederen; ta
bak en vrachten beloopen 8.5 pet. dier waar
de en de rest bestaat uit koper, huiden, vel
len, vee, etc. Cuba bezat einde Juli 1929
4.572,360 stuks hoornvee, zijnde 127 stuks per
100 inwoners.
De Vereenigde Staten ls het meest- nabije
afzetgebied van Cuba. Van de haven Havana
de hoofdstad der republiek, naar Key West,
het uiterste zuidelijke punt van Florida, is
de afstand slechts 153 K.M.
De staat Louisiana heeft zijn suikerproduc
tie in een jaar tijds met ongeveer 50 pet. zien
stijgen en Hawai met 4 pet. De productie van
Hawai bedraagt 3 ton per Inwoner. Hieruit
blijkt duidelijk het gevaar van monocultuur:
Cuba zit thans met meer dan 11/2 millioen
ton rietsuiker, waarvoor geen afzetgebied
kan worden gevonden; Brazilië heeft tenge
volge van overproductie zijn koffieprijzen
met 38 pet. (vrij aan boord Santos) zien
teruggaan.
Gelukkig dat Cuba nog andere bronnen
van inkomsten heeft dan suiker: tabak, si
garen, sigaretten, vele soorten vruchten, ko
pererts, enz. Ook worden thans over groote
uitgestrektheden proeven op groote schaal
met den rijstbouw genomen.
Havana, de hoofdstad, heeft een bevolking
van 650.000 zielen, waarvan 25 pet. vreemde
lingen zijn, hoofdzakelijk Spanjaarden en
Amerikanen. De kosten van levensonderhoud
zijn er zeer hoog. Couranten zijn er talrijk,
nl. 98, waarvan 14 dagbladen. Uit Nederland
wordt in hoofdzaak kaas, gecondenseerde
melk, jenever, groene erwten, aardappelmeel
en lijnolie betrokken, doch tengevolge van
de steeds hooger wordende invoerrechten,
gaan onze exporten hard achteruit.
„Fasselrutschen" fe Klosterneuburg.
(Van onzen Weenschen correspondent).
Ween en, November.
jovember is in een zeker opzicht
een heerlijke maand voor de Oos
tenrijkers. Het is een maand met veel
feestdagen met meer feestdagen dan
voor <ie bewoners van andere lan
den! In November wordt er al:ijd veel minder
gewerkt aan gedurende de andere elf maan
den van het Jaar. Reeds het begin van de
maand is al goed. Daar hebben we al onmid
dellijk den eersten November, dat is Aller
heiligen, een algemeen erkende feestdag
Daarop volgt de tweede November, Aller
zielen, en omdat deze dag dit jaar op een
Zondag viel. werden de plechtige feestelijk
heden op Maandag verschoven, zoodat de
derde November ook al zoo'n halve feest- en
rustdag was. De derde November is aan St.
Hubertus gewijd, die indertijd bisschop van
Maastricht en Luik is geweest en die de be
schermheer van de Jagers en de JagerlJ ls.
Daarom worden er op den derden November
steeds groote jachtfeesten in wekaar gezet.
Aan een ervan nam de oudste zoon van den
Zweedschen kroonprins, de jonge prins Gustaaf
Adolf, deel, die zich te Weenen ophoudt, waar
hij nog een paar maanden wil blijven om
hier hoogeschool-rljden te leeren.
Op den zesden November, die aan den
Heiligen Leonhard gewijd is, die de be
schermheer is van alle huisdieren en van de
paarden in het bijzonder, worden hier en
aaar harddraverijen en paardententoonstei-
lingen in mekaar gezet.
De elfde November is de zxtogenaamde
„Martinilag". gewijd aan den Heiligen Marti-
nus. Op dezen dag placht het Hongaarsche
volk steeds zes groote. vette ganzen aan den
keizer te sturen, die linten en strikken met
de rood-wlt-groene Hongaarsche nationale
kleuren om den hals hadden.
Vier van deze ganzen kwamen op den tafel
van den keizer en de twee anderen waren
voor den troonopvolger bestemd.
De twaalfde November is dé groote Oosten-
rijksche nationale feestdag, de verjaardag van
de republiek, en dit is een algemeene rust
en feestdag en drie dagen later, op den vijf
tienden November, wordt er alweer feest ge
vierd, want deze dag is gewijd aan den Heili
gen Leopold en deze is de patroon van Neder-
Oostenrijk. Leopold III, de Heilige regeerde
als markgraaf over Ostenrijk. Hij was in het
jaar 1106 in het huwelijk getreden met Agnes,
de schoone dochter van keizer Heinrich IV..
den man,'die naar Canossa was gegaan. Kort
nadat ihet huwelijk was gesloten stonden
markgraaf en zijn jonge echtgenoote voor een
van de vensters van hun kasteel op den
Kahlenberg bij Weenen. Opeens kwam er
een windvlaag opzetten, die Agnes' sluier
medevoerde. Leopold zwoer nu een duren eed.
dat hij een klooster zou oprichten op de
plaats waar hij dezen sluier terug zou vin
den. Een poos later was hij op de hertenjacht
getrokken. In de takken van een boom zag
hij den verloren sluier hangen en hier bouw
de hij nu een schitterend, groot klooster, dat
den naam Klosterneuburg kreeg. Het ver
heft zich met zijn fraaie kerk hoog en mach
tig op een heuvel aan den rechteroever van
den Donau. Om den heuvel heen vormde zich
in den loop der tijden een aardig plaatsje
dat eveneens den naam Klosterneuburg draagt
Leopold's stoffelijk overschot werd na zijn
dood in 1136 in de kerk van dit klooster bij
gezet. Zijn sterfdag, de vijftiende Novem
ber. werd aan hem gewijd. Elk Jaar is deze
dag een groote feestdag voor alle bewoners
van Neder-Oostenrijk. Duizenden en duizen
den Weeners trekken op dien dag naar
Klosterneuburg toe. De wegen tusschen
Weenen en dit plaatsje zijn zwart van de
automobielen, autobussen, motorrijwielen en
wandelaars en er verkeeren tal van extra
treintjes tusschen de beide plaatsen, waarin
de passagiers als haringen ln een ton op
mekaar zijn gepakt. Het hoofddoel van deze
jaarlijksche excursie vormt het zoogenaamde
..Fasselrutschen". In een van de bijgebouwen
van het klooster staat een enorm vat, dal
bijna tot aan het plafond reikt. Het kan 560
hectoliters wijn bevatten en het heeft een
doorsnede van bijna vier meter. Negenhon
derd negen en negentig emmers wijn kan
men in het vat gieten, vóórdat het vol is.
Het vat Ls tegenwoordig leeg, de Franscht"
soldaten van Napoleon hebben indertijd een
Naar aanleiding van „No No Nanette".
anneer men orde wil scheppen ln
den enorm en voorraad geluids
films die vlottend ons land pas
seert, dan dient men wel degelijk
scherp onderscheid te maken tus
schen de zeer ernstige pogingen van man
nen als Dupont, Stroheim, Lang, Feyder,
Schwarz, de Russen en nog enkele interna
tionale beroemdheden en de productie van
hen, die het voedsel toereiken aan den on-
verzadigbaren algod Wansmaak. Het is nu
eenmaal uitgesloten, dat die Afgod zich ooit
voldaan zal gaan gevoelen en het zou ook een
verkeerd idealisme zijn, den strijd te willen
aanbinden tegen dat soort amusementsfilm
dat men als een noodzakelijk kwaad moet
beschouwen. De wereld schijnt nu eenmaal op
gezette tijden behoefte te hebben aan wat
de Duitscher noemt Schund, waarvan het
woord „vuilnis" in dit geval wellicht de beste
Holiandsche vertaling is.
Het eigenaardige is, dat het wonderbaar
lijk veelomvattende technische vermogen
van dezen tijd, de regisseurs heeft genood
zaakt ook op dit punt het volmaakte te
geven. Zoo ontstaan de paradoxale films die
miüioenen gekost hebben, de schitterendste
revue in monteering en aankleeding over
treffen. een diamanten schittering versprei
den, een reputatie genieten, die snel als de
gedachte over de wereld trekt en au fond niets
anders zijn dan een onsmakkelijkheid ln een
fraalen tooi.
En toch doet dit genre het goed! Men denke
maar eens aan het succes van films als „King
of Jazz", „Hollywood revue", „De Zingende
Dwaas", .Sunny Side Up", en al die andere
operette- en revue-achtlge gevallen van twij-
ielachtigen aard-
Een dergelijke categorie kan men in twee
gedeelten splitsen. Een deel dat voor reke
ning der Duitsc'ners komt en een ander deel
dat op naam van de Amerikanen staat. Nu
is het een feit, dat de Amerikanen op het
punt van wansmaak voorop gaan. Van de
Amerikanen kan men trouwens alleen iets
goed verwachten wanneer zij gaan ironiseeren,
bespottelijk maken, fantaseeren. Fantaseeren
in den geest van Stan Laurel en Oliver
Hardy, Charly Chaplin, Harold Lloyd en den
onvolprezen Buster Keaton. fantaseeren ook
in den geest van Max Fleischer de schepper
van de teekenfilms. Ook op dit gebied heeft
de Duitscher nimmer iets gepresteerd. Dit
verschil in geestesgesteldheid, komt op de
zelfde wijze tot uiting in de tijdschriften.
Het Amerikaansche „Life" dat men als een
min of meer frivole, verjongde, en gebanali-
seerde uitgave van het Engelsche .Punch"
kan beschouwen, is typisch voor den humoris-
tisch-kinderlijken aard van den Amerikaan en
lijnrecht in strijd met de Duitsche opvattin
gen. Films als „No No Nanette", .jSunny Side
Up", .Hollywood Revue", „King of Jazz" zijn
typisch-Amerikaansch. De Duitscher stelt
daartegenover: ..Zwei Herzen im Drei-Viertel
Takt", „Korvetten-Kapitan", „Weenen danst
Weer" en wat dies meer zij. De verschillen
zijn enorm.
Vóór heeft de Duitscher de prachtige diep-
gekleurde fotografie en de meestal zeer kunst
zinnige aankleeding. Men vergelijke bijvoor
beeld eens een Duitsch- met een Ameri
kaansch interieur. Het laatste is altijd een
ratjetoe van alle mogelijke bij elkaar geraap
te stijlen, een chaos onder een valsche be
lichting.
Het Duitsche interieur daarentegen geeft
bijna altijd een specimen van moderne inte
rieurkunst. De Duitscher zal bovendien altijd
een poging doen om zelfs zijn banaalste ont
spanningsfilms een artistieken Inslag te geven.
Iets van de moderne filmkunst kan men bij
kans altijd terugvinden In de Duitsche pro-
ducten.Wij herinneren ons bijvoorbeeld 't frag-
men uit „Zwei Herzen im Drie Vierteltakt",
waarin een suggestie wordt gegeven van den
rompslomp die veroorzaakt wordt door het
bereiden van een diner voor 40 personen.
Dat was een stukje absolute film, een cine-
grafisch grapje dat voor de ontwikkeling van
de filmkunst meer waard was dan de licht
zinnige productie van ontspanningsfilms van
een heel jaar. Tegen heeft de Duitscher zijn
onoverwinnelijke neiging voor het sentimen-
teele, het pathetische, en dikwijls leege ge
baar. Bovendien Ls er geen volk wellicht dat
zoo groote tooneelspeiers en zoo groote
toon cel-regisseurs heeft. Het gevolg daarvan
is dat de Duitsche ernstig-bedoelde kunst
films, veelal niets anders zijn dan gefotogra
feerd tooneel. Wij denken aan films als de
„Nibelungen" en „Het Proces Dreyfus".
Vóór heeft de Amerikaan in de amuse
mentsfilms zijn (Ietwat oppervlakkig en tri
viaal) gevoel voor humor. Maar dat is dan ook
alles.
Ook in „No No Nanette" zijn gedeelten.
die bepaald humoristisch zijn. Voor het
overige staat deze film op één lijn met alle
andere revue- en operette-films, die slechts
ten doel hebben het publiek in een prettige
en feestelijke stemming te brengen en het Ls
dan ook wel aardig in Hoorn of in Sneek te
kunnen zien, hoe men in New York een revue
vertoont!
L. A.
gedeelte opgedronken en de rest laten weg
vloeien. De groote pret op den vijftienden
November bestaat nu daarin, dat men aan
den eenen kant op een trapje naar boven
klautert en men aan den anderen kant van
het vat naar beneden glijdt. Een elnceloooe rij
menschen staat voor de houten deur van het
gebouw te wachten. Slechts voetje voor voetje
komt men voorwaarts. Men betaal: twintig
groschen entree en men mag nu één keer
roetschen. Een gegil en een geschreeuw van
belang!
Uren achtereen glijden eindelooze rijen
menschen over het vat heen. Velen vinden
het zóó leuk. dat zij :zich buiten wederom
in de rij' stellen. Vier of vijf honderd lieden
staan vóór hen en de queue wordt steeds
langer en langer. Als een slang kronkelt zU
zich over het plein voor de kerk. Na afloop
gaan allen naar een soort kermis op het
marktplein toe, waar heete worstjes worden
verkocht, waar men gebak en snoepgoed kan
krijgen en luchtballons, toeterende en sner
pende fluitjes, snuisterijen en poppetjes te
koop aangeboden. En dan wordt zonder
mankeeren een bezoek aan het groote wijn
huis met zijn uitgestrekte kelderlokaliteiten
gebracht, waar naar hartelust gedronken en
geklonken wordt. Enorme hoeveelheden K'.os-
terneuburgsche wijn worden hier geconsu
meerd. Oude Weensche en Oosten rijksche
liederen worden gezongen, die den wijn en de
liefde verheerlijken en dan keert men blij
van zin, met een zwaar hoofd en met wan
kelende schreden naar huis terug. Wat nood,
morgen Ls het alweer Zondag, is het alweer
een vrije dag en dan kan men Lang uitsla
pen.
W. M. BEKAAR.
STAATSLIEDEN EN HUN
KLEEDING.
In een artikel ln een Engelsch vakblad,
gewijd aan de belangen der kledingindustrie
wordt beweerd, dat Mac Donald de slechtst
gekleede eerste minister van dezen tijd is.
Beweerd wordt, dat hij eens ten tentoonstel
ling ln de Koninklijke Academie bezocht, ge
kleed ln een oude overjas, waaraan één
knoop ontbrak.
Ook de heer Baldwin, de vroegere Engelsche
premier, heeft den naam, van oude. gemak
kelijk zittende kleeren te houden Hij woonde
eens een der beroemde Engelsche voetbal
wedstrijden bij in zijn hoedanigheid van
eerste minister! in een oud blauw pak en
een geel vest en met een afgedragen, slappen
hoed op.
Lloyd George's kleeding ls soms tot in de
puntjes verzorgd, maar hij kan er ook zeer
slordig uitzien.
Winston Churchill ls, behalve om zijn be
kwaamheid op het terrein der politiek, be
roemd om twee dingen: zijn hoeden en zijn
boorden. Hij draagt altijd boorden met ge-
weldig-groote omgeslagen punten en zijn
hoeden heeft leder kunnen bewonderen op
de ontelbare portretten en foto's van den
staatsman, die ln zijn vrijen tijd ook de
metselkunst beoefent.
HAUTE FINANCE STATISTIEK.
In Amerika houdt men er nu eenmaal van
om van alles en nog wat statistieken te ma
ken, b.v. van het Jaarlijksche verbruik van
schoenveters of van de totale lengte van
kauwgom, dat ln één Jaar verbruikt wordt.
Maar van één statistiek is het wel de
moeite waard hier even iets te vertellen. Dat
is: dat de grootste kapitalisten in de Ver-
eenigde Staten zitten! Het blijkt, dat er nu
zesmaal zooveel mllllonairs in Amerika zijn
als voor den oorlog. In 1924 waren er 75 men
schen, die een Inkomen hadden van een mil
lioen dollars. In 1927 waren het er 283.
De grootste mllllonairs zijn John D. Rocke
feller, die 6.278.000 dollars per jaar te verte
ren heeft, Henri Ford, die het met 2.609.000
dollars moet doen en Andrew Mellon, die
„maar" 2.000.000 dollars heeft.
Er zijn zoo ongeveer 30 mllllardairs ln Ame
rika. De arme stakkers!
OORSPRONG VAN DE ESKIMO'S.
Een geleerde op het gebied van rassen
kunde, dr. Ales Urdlicka, van het Smithsonian
Instituut te Washington, heeft een expeditie
ondernomen naar het gebied van de Kus-
kokwim in Alaska, waar hij niet alleen het
oertype der Eskimo's heeft vastgesteld, maar
ook nog Eskimo's heeft aangetroffen, die dit
type nabijkomen.
In de door hem bezochte onherbergzame
streek zag de geleerde ongeveer drieduizend
Eskimo's, op wie hij metingen verrichtte. HIJ
ontdekte ook eeuwenoude graven met geraam
ten. Op grond van zijn metingen stelde dr.
Urdlicka vast, dat. de Eskimo in die streek
al die eeuwen gelijk gebleven ls. In dit type
meent hij dan ook het oertype der Eskimo's
te zien.
Ook aan de kost van de Behrlngzee was
vroeger een Eskimo-type gevonden, dat zeer
veel overeenkomst heeft met de thans als
oertype vastgestelde soort maar er was nog
niet op de beteekenls daarvan gewezen. Deze
oudste Eskimo's hebben niet de sterk voor
uitstekende Jukbeenderen, die het kenmerk
zijn der Eskimo's in Gronland en andere
Poolstreken.
De Eskimo's aan de Kuskokwim zouden
duidelijk aantoonen, dat de Eskimo oorspron
kelijk een Indiaan is geweest. Velen hunner,
vooral die van de oude geslachten, hebben
schedels, die niet te onderscheiden zijn van
die van Indianen.
Hun bezittingen doen zien, dat de Kus-
kokwlm-Eskimo's altijd arm moeten zijn ge
weest. Hun woonplaats levert ook geen ruwe
stoffen op. die ze hadden kunnen bewerken.
Het leven, dat ze leiden, is hard en ze moeten
een zwaren strUd voeren om zelfs in hun een
voudigste behoeften te voorzien. En toch
zijn ze. naar Dr. Urdlicka meent, het geluk
kigste volk op aarde.
De eenige ernstige ziekte, waaraan deze
vroolljke en gelukkige menschen lijden, is
tering.