Honderd Jaar Geleden.... November, de maand der feestdagen in Oostenrijk. N De taak van de amusementsfilm H.D. VERTELLING Brieven van een Frieschen Schutter. Een lezeer zendt ons eenige brieven van zijn overgrootvader. Friesch schutter in 1830, het jaar van den Tiendaagschen veldtocht. Zij volgen hier. Zij geven een typisch beeld ▼an die dagen, nu een eeuw geleden. Veel Geliefde Ouders, Met groote blijdschap kan ik u melden da: ik "net tot heden uitnemend wei heb ge had. Het viel mij zwaar te Harlingen mijne ge liefde betrekkingen het vaarwel te moeten toeroepen, maar de hoop op een gelukkig wederzien bemoedigde mij om met vertrouwen op de goede Voorzienigheid het mijne toe te brengen tot verdediging van Koning en Vader land. Zoet is mij de herinnering aan het ver- ledene, doch ook vertroostend de gedachte, dat zoo veie dierbare betrekkingen aan ons denken en harten en handen tot den goeden Vader in den Hemel verheffen om een geluk kige uitkomst voor het dierbare Vaderland van Hem af te smeken, die een regtvaardige zaak nooit verloren zal laten gaan. De reis naar Amsterdam is mij zeer lang gevallen. De wind was geheel tegen, zoodat wij eerst des Dinsdagsavonds te negen uur aldaar aankwamen, doch daar het te laat was om binnen de stad te komen, hebben wij dien nacht nog in het schip moeten door brengen tot den volgenden morgen, wanneer wij te 8 uur onder het gejuich van een groote menigte volks zijn ontscheept en onder ge leide van het korps muzikanten der schutterij naar het Paleis en vervolgens naar het huis van den Burgemeester zijn getrokken. Aldaar hebben wij billetten van inkwartiering ont vangen bij de voornaamste ingezetenen op de Prinsen-, Heeren- en Keizersgracht. Van der M. en ik ontvingen een billet bij den heer S. op het Reguliersplein, alwaar wij met de grootste welwillendheid en beleefdheid wer den ontvangen en een onthaal hebben geno ten, zooals wij het niet hadden verwacht Niet alleen wij, maar alle onze kameraden zijn koninklijk door de Amsterdammers ont haald, zoodat in dezen niets meer te wenschen overbleef. Des avonds hebben wij den Schouw burg bezocht en De deugdzame Galeiroeyer zien spelen, gevolgd door eene heerlijke bal let-pantomime, iets, waarvan men zich geen verbeelding kan maken. Wij hadden daarenboven nog het genoe gen den heer Vrugt, den beroemden tenor zanger, te hooren, die ons in de pauze op drie coupletten van het Volkslied Wien Neerlands Bloed enz. vergastte. Wij hebben ons dien dag uitmuntend verdiverteerd en vonden bij onze terugkomst uit den schouw burg een heerlijk kop chocolade gereed staan. Df n volgenden morgen zijn wij onder ge leide weder van het korps muzikanten te 8 uur ingescheept en langs de Vecht naar Utrecht vertrokken waar wij des avonds te 6 uur zijn aangekomen. De reis was zeer mooi vooral door de schoone buitengelegenheden aan wederzijden der rivier gelegen. Ik kan u al de genoegens niet melden, welke wij heb ben genoten en de bewijzen van toegenegen heid en belangstelling, welke wij overal van de zijde der ingezetenen mochten ondervin den. In Utrecht logeerde ik bij de juffrouwen D., waar ik het uitnemend heb gehad. Ik werd er als kind behandeld. Van zes ure tot twaalf ure des avonds had ik bestendig een flesch wijn voor mij op tafel en des Vrijdags morgens, toen ik een hartelijk en zegenend afscheid van mijn vriendelijke gastvrouwen nam kreeg ik in mijn zak nog een goede portie Boerhavensche suiker voor mijne ver koudheid, welke mij naderhand van veel dienst is geweest. Wij vertrokken van Utrecht Vrijdagsmor gens te 12 uur met de barge en eenige trek schuiten en kwamen des avonds ten 8 ure te Gorinchem aan. De studenten van Utrecht, des vorigen daags aldaar aangekomen zijnde, hadden de beste kwartieren ingenomen, zoo dat wij ons met de eenvoudiger klasse der ingezetenen moesten behelpen. Mijn vriend van der M. en ik bekwamen een logis bij een zadelmaker, die een aardig vrouwtje en ver scheidene kinderen had. Zij hadden kort te voren twee Dordrechtsche schutters, die te Gorinchem den garnizoensdienst waarne men, voor negen dagen gehuisvest en daar het geene bemiddelde lieden waren, was het niet te verwonderen dat zij bij onze komst eenige ontevredenhid lieten blijken. Doch daar wij ons zeer betamelijk gedroegen en betuigden, dat wij ons met zeer weinig kon den vergenoegen en alles voor lief zouden nemen, was alles in orde. Wij gingen daarop naar de groote Markt en hoorden eenige studenten onder de hoofdwacht verscheidene fraaije liederen zingen, hetgeen bij eene plegtige stilte op de harten der saameevloeide menigte den diepsten indruk maakte. Onder de liederen merkte ik er één op, op de wijze „O, hoe heerlijk, enz." uit Oudshoff. Wij bezochten vervolgens een koffyhuis, alwaar eenigen onzer kameraden bijeen waren en bragten het overige van den avond zeer genoegelijk door. Onder de studenten, welke een fraai korps jagers uitmaken, troffen wij nog eeni ge kennissen uit Leeuwarden aan. en dron ken met- hen een flesch wijn. Verscheidene officieren der Artillerie en Jagers, rondom een tafel gezeten, waren zeer luidruchtig. Het lied, door den heer Van der Aa op den Generaal Chassé vervaardigd, werd meer dan eenmaal onder een luid hoezee en hurrah aangeheven en verscheidene toasten op het welzijn van Vaderland en Koning uitge- bragt, waaronder één ter eere van de Vrie- sche Schutterij, waarop wij wederkeerig een toast instelden op het welzijn der Artillerie en van de Vrijwillige Jagers. Ten half twaalf uur begaven wij ons naar ons kwartier en den volgenden morgen te twaalf uur vertrok ken wij met een stoomboot en een beurtman op sleeptouw naar 's-Hertogenbosch. nadat mijn vriend en ik vooraf de vestingwerker, van Gorinchem. die zeer sterk zijn. hadden bezigtigd. De studenten waren reeds een uur vroeger te voet naar Bergen op Zoom ver trokken. De overvaart viel ons zeer lang. ofschoon wij het anders in de stoomboot zeer goed hadden. Ten tien ure des avonds kwamen wij hier aan en ontvingen terstond onze bil letten. Mijn vriend en ik bekwamen een kwartier bij een paar jonge lieden, die ons goed ontvingen. Over het algemeen hadden wij het hier zoo goed niet verwacht, daar de geest der ingezetenen anders juist niet te best is. De Amsterdamsche Schutters wa ren over onze komst zeer verblijd en ver welkomd ~n ons den volgenden morgen op ho- hartelijkst. Zij waren in het begin slecht ontvangen. Allerlei scheldwoorden en bedreigingen werden hun bij hun intrede binnen de stad toegeworpen en zij zagen niet anders te gemoet dan terstond geweld met geweld te zullen moeten te keer gaan. Sedert echter is het hier zeer rustig en de gemoederen weer bedaard. Voorzichtigheeid echter in spreken en handelen is onze zaak. Gelijk ons allen één geest en zin bezielen, zoo is ook de Amsterdamsche Schutterij vol moed en geestdrift. Wij hopen ons nauw aan elkander te verbinden, en harten en handen in elkander te slaan. Zoo vereenigd hebben wij bij de sterkte van het garnizoen alhier geen gevaar te vrezen en mogen de uitkomst met gerustheid tegemoet zien. Dus. stelt u maar gerust en bekommert u niet te zeer om mij! Nogmaals, vaarwel, geliefde ouders! Veel denk ik aan u en aan alle mijne geliefde betrekkingen. Wij zijn allen vol geestdrift en moed en hoopen allen onze geliefden eens in gezondheid weder te zien. Groet allen recht hartelijk van mij, uw liefhebben de zoon. (Nadruk verboden; auteursrecht voorbe houden). De Doode. door WILLY VAN DER TAK. Hij was één van die menschen, die zich zonder veel verwondering door het leven heb ben laten trappen, en in wier hoofd het nooit was opgekomen, dat hij terug zou hebben kunnen trappen, en toen hij lag te sterven, trok hij het hoofd van zijn vrouw, die hem dertig jaar lang bekeven had naar zich toe, en kuste haar voorhoofd met eerbiedige, be vende lippen. Zij trok het een beetje ont hutst terug, en verbeet'de ontroering, die al le,- binnen in haar zoo week en zacht maaJc- te als het nog nooit geweest was, in een har den lach, die opklonk tegen de kale muren van het kamertje, waarin zij rondom het oude, wrakke bed stonden, dat zij dertig jaar geleden samen in een tweedehandswinkeltje hadden gekocht. Maar toen haar twee zoons, die zij vanaf hun jongste jaren geleerd had hun vader met minachting en spot te be handelen, meelachten, snauwde ze hen een woedenden grauw toe, zoodat ze onthutst en bedremmeld terug schrokken, en van af het voeteneinde van het bed beduusd naar den kleinen mageren man keken, die daar met een glimlach op zijn gezicht lag te sterven, en die hun vader was. Hij stak een hand uit en terwijl 7e naast hem stonden en hij naar hen onkeek. barstte de vrouw in een zacht en klagelijk huilen uit. en liep de kamer uit. Toen ze terug kwam met roodbehuilde ooeen, en schuwe voetstap pen, was hij dood. Zijn twee zoons 'at^n elk op een stoel bij het raam, staarden langs elkaar heen, half verbaasd, half verlegen voor elkaar. Ze stonden op, toen hun moeder bij het bed neerknielde, en schuifelden de kamer uit en de trap af. de voorkamer in, waar zij de witte rolgordijnen neerlieten, en de roode pluche overgordijnen voorzichtig, alsof zij bang waren iemand te storen, dicht trokken. Toen gingen zij elk op de punt van een stoel zitten wachten. En boven lag de vrouw, die hem haar heele leven behandeld had als een minderwaardige nul, die zijn kinderen had geleerd hun vader te beschouwen als iets belachelijks, en voor wie hij zijn heele leven van bijna zestig lange jaren gewerkt had zonder zich ergens over te beklagen, het gezicht op het kussen aan te kijken, alsof ze het nog nooit gezien had, en een gevoel van verwondering steeg in haar. Zij had hem niet klein kunnen krijgen, en ze wist nu. dat hij altijd haar meerdere was geweest. Zij had gekeven en gescholden, haar zoons hadden hem getreiterd en bespot, en hij had gezwegen en gewerkt, zooals geen man uit de heele buurt werkte, en geglim lacht toen hij stierf. Met een kreun legde ze haar gezicht neer op haar armen, omdat ze zich de kus herin nerde. die hij haar gegeven had. Er schoten haar dingen te binnen, die zij dacht lang vergeten te zijn, kleinigheden van tien, twin tig. dertig jaar geleden, en haar lippen tril den. toen zij het hoofd ophief, en naar het gezang van een merel luisterde, die in een boom in de straat begon te zingen. Hij had veel van merels gehouden, en ze wist opeens weer, hoe ze samen brood gestrooid hadden op het plaatsje achter het huis. toen ze pas getrouwd waren. Ze dacht aan het oude be duimelde boek met de sprookjes van Ander sen, waarmee hij twintig jaren lang zijn wei nige vrije uren gevuld had. en dat zij in een vlaag van woede weggegooid had.Zij zag hem opeens weer staan met hun eerste kind in zijn armen, en zij herinnerde zich op eens weer zijn spelen met de twee Jongens, toen ze drie, vier Jaar geweest waren. Toen de zoons eindelijk na uren van wach ten boven kwamen vonden ze hun moeder op het bed zitten, met het hoofd van haar doo- den man In haar schoot. Ze keek naar hen op met een glimlach op haar glimmend be huild gezicht, en zij keken elkaar aan met iets van vrees op hun gezichten Het ver wonderde hen niet. toen zij niet lang daarna nog wonderlijker dingen ging doen. Zij werd heel oud. Twee dagen voor haar sterven schre'de ze even, omdat er nu nie mand de merels op het kerkhof naar zijn graf zou lokken met broodkrulme's en kaas korstjes. en omdat er nu niemand meer op het bankje naast het graf zou zitten om hem de sprookjes van Andersen voor te lezen. Toen scheen opeens een gedachte haar te troosten, en ze vroeg hen om haar het boek. dat zij na zijn dood nieuw gekocht had. mee te geven, als zij gestorven was. Ze vonden het wel dwaas, maar ze beloofden het. Bijna dadelijk daarop viel ze in een diepen slaap, waaruit ze pas twee dagen later wakker werd op een plaats, die niemand kent. Ze kende haar ook niet, arnar ze vond het niet erg. Ze zou haar man wel vinden. Ze zou zijn glim lach uit duizenden kennen. En ze had zijn sprookjesboek bij zich, waar ze samen uit zouden kunnen lezen. CUBA. De berichten van Cuba, ofschoon minder ernstig dan die van Brazilië, wijzen niette min op een moeilijke situatie en de tijdelijke schorsing van de constitutioneele vrijheden door het hoofd van den staat, den president der republiek, Gerardo Machado y Mora les, is er het beste bewijs van. De president, op den 20en Mei 1929 als zoodanig in functie zijnde, werd op dat tijdstip voor een tweeden termijn herkozen en zijn mandaat eindigt den 20sten Mei 1935. Het Nationaal Congres bestaat uit een Se naat van 24 leden (4 per provincie) en een Kamer van vertegenwoordigers, samengesteld uit 118 leden (één per 25.000 inwoners). Se natoren en gedeputeerden worden voor zes jaar gekozen, maar met ingang van 1933 zal het mandaat der senatoren een duur van ne gen jaar hebben. De productie van rietsuiker, die in 1928- 1929 nog 5.239.000 ton (30 pet der wereldop brengst) bedroeg, werd in 1929-1930 terug gebracht tot 4.746.200 ton of 27 pet. van de geheele wereldproductie. De bevolkingssterk te van Cuba bedroeg 3.607.900 zielen op 31 De cember 1929, zoodat de enorme suikerpro ductie 1315 K.G. per hoofd bedraagt. Er moet dus noodzakelijk geëxporteerd worden. Als de export gemakkelijk gaat, dan be teekent dat voorspoed in het geheele land. In 1928 be droeg de export van suiker 85 pet. der totaal waarde van de geëxporteerde goederen; ta bak en vrachten beloopen 8.5 pet. dier waar de en de rest bestaat uit koper, huiden, vel len, vee, etc. Cuba bezat einde Juli 1929 4.572,360 stuks hoornvee, zijnde 127 stuks per 100 inwoners. De Vereenigde Staten ls het meest- nabije afzetgebied van Cuba. Van de haven Havana de hoofdstad der republiek, naar Key West, het uiterste zuidelijke punt van Florida, is de afstand slechts 153 K.M. De staat Louisiana heeft zijn suikerproduc tie in een jaar tijds met ongeveer 50 pet. zien stijgen en Hawai met 4 pet. De productie van Hawai bedraagt 3 ton per Inwoner. Hieruit blijkt duidelijk het gevaar van monocultuur: Cuba zit thans met meer dan 11/2 millioen ton rietsuiker, waarvoor geen afzetgebied kan worden gevonden; Brazilië heeft tenge volge van overproductie zijn koffieprijzen met 38 pet. (vrij aan boord Santos) zien teruggaan. Gelukkig dat Cuba nog andere bronnen van inkomsten heeft dan suiker: tabak, si garen, sigaretten, vele soorten vruchten, ko pererts, enz. Ook worden thans over groote uitgestrektheden proeven op groote schaal met den rijstbouw genomen. Havana, de hoofdstad, heeft een bevolking van 650.000 zielen, waarvan 25 pet. vreemde lingen zijn, hoofdzakelijk Spanjaarden en Amerikanen. De kosten van levensonderhoud zijn er zeer hoog. Couranten zijn er talrijk, nl. 98, waarvan 14 dagbladen. Uit Nederland wordt in hoofdzaak kaas, gecondenseerde melk, jenever, groene erwten, aardappelmeel en lijnolie betrokken, doch tengevolge van de steeds hooger wordende invoerrechten, gaan onze exporten hard achteruit. „Fasselrutschen" fe Klosterneuburg. (Van onzen Weenschen correspondent). Ween en, November. jovember is in een zeker opzicht een heerlijke maand voor de Oos tenrijkers. Het is een maand met veel feestdagen met meer feestdagen dan voor <ie bewoners van andere lan den! In November wordt er al:ijd veel minder gewerkt aan gedurende de andere elf maan den van het Jaar. Reeds het begin van de maand is al goed. Daar hebben we al onmid dellijk den eersten November, dat is Aller heiligen, een algemeen erkende feestdag Daarop volgt de tweede November, Aller zielen, en omdat deze dag dit jaar op een Zondag viel. werden de plechtige feestelijk heden op Maandag verschoven, zoodat de derde November ook al zoo'n halve feest- en rustdag was. De derde November is aan St. Hubertus gewijd, die indertijd bisschop van Maastricht en Luik is geweest en die de be schermheer van de Jagers en de JagerlJ ls. Daarom worden er op den derden November steeds groote jachtfeesten in wekaar gezet. Aan een ervan nam de oudste zoon van den Zweedschen kroonprins, de jonge prins Gustaaf Adolf, deel, die zich te Weenen ophoudt, waar hij nog een paar maanden wil blijven om hier hoogeschool-rljden te leeren. Op den zesden November, die aan den Heiligen Leonhard gewijd is, die de be schermheer is van alle huisdieren en van de paarden in het bijzonder, worden hier en aaar harddraverijen en paardententoonstei- lingen in mekaar gezet. De elfde November is de zxtogenaamde „Martinilag". gewijd aan den Heiligen Marti- nus. Op dezen dag placht het Hongaarsche volk steeds zes groote. vette ganzen aan den keizer te sturen, die linten en strikken met de rood-wlt-groene Hongaarsche nationale kleuren om den hals hadden. Vier van deze ganzen kwamen op den tafel van den keizer en de twee anderen waren voor den troonopvolger bestemd. De twaalfde November is dé groote Oosten- rijksche nationale feestdag, de verjaardag van de republiek, en dit is een algemeene rust en feestdag en drie dagen later, op den vijf tienden November, wordt er alweer feest ge vierd, want deze dag is gewijd aan den Heili gen Leopold en deze is de patroon van Neder- Oostenrijk. Leopold III, de Heilige regeerde als markgraaf over Ostenrijk. Hij was in het jaar 1106 in het huwelijk getreden met Agnes, de schoone dochter van keizer Heinrich IV.. den man,'die naar Canossa was gegaan. Kort nadat ihet huwelijk was gesloten stonden markgraaf en zijn jonge echtgenoote voor een van de vensters van hun kasteel op den Kahlenberg bij Weenen. Opeens kwam er een windvlaag opzetten, die Agnes' sluier medevoerde. Leopold zwoer nu een duren eed. dat hij een klooster zou oprichten op de plaats waar hij dezen sluier terug zou vin den. Een poos later was hij op de hertenjacht getrokken. In de takken van een boom zag hij den verloren sluier hangen en hier bouw de hij nu een schitterend, groot klooster, dat den naam Klosterneuburg kreeg. Het ver heft zich met zijn fraaie kerk hoog en mach tig op een heuvel aan den rechteroever van den Donau. Om den heuvel heen vormde zich in den loop der tijden een aardig plaatsje dat eveneens den naam Klosterneuburg draagt Leopold's stoffelijk overschot werd na zijn dood in 1136 in de kerk van dit klooster bij gezet. Zijn sterfdag, de vijftiende Novem ber. werd aan hem gewijd. Elk Jaar is deze dag een groote feestdag voor alle bewoners van Neder-Oostenrijk. Duizenden en duizen den Weeners trekken op dien dag naar Klosterneuburg toe. De wegen tusschen Weenen en dit plaatsje zijn zwart van de automobielen, autobussen, motorrijwielen en wandelaars en er verkeeren tal van extra treintjes tusschen de beide plaatsen, waarin de passagiers als haringen ln een ton op mekaar zijn gepakt. Het hoofddoel van deze jaarlijksche excursie vormt het zoogenaamde ..Fasselrutschen". In een van de bijgebouwen van het klooster staat een enorm vat, dal bijna tot aan het plafond reikt. Het kan 560 hectoliters wijn bevatten en het heeft een doorsnede van bijna vier meter. Negenhon derd negen en negentig emmers wijn kan men in het vat gieten, vóórdat het vol is. Het vat Ls tegenwoordig leeg, de Franscht" soldaten van Napoleon hebben indertijd een Naar aanleiding van „No No Nanette". anneer men orde wil scheppen ln den enorm en voorraad geluids films die vlottend ons land pas seert, dan dient men wel degelijk scherp onderscheid te maken tus schen de zeer ernstige pogingen van man nen als Dupont, Stroheim, Lang, Feyder, Schwarz, de Russen en nog enkele interna tionale beroemdheden en de productie van hen, die het voedsel toereiken aan den on- verzadigbaren algod Wansmaak. Het is nu eenmaal uitgesloten, dat die Afgod zich ooit voldaan zal gaan gevoelen en het zou ook een verkeerd idealisme zijn, den strijd te willen aanbinden tegen dat soort amusementsfilm dat men als een noodzakelijk kwaad moet beschouwen. De wereld schijnt nu eenmaal op gezette tijden behoefte te hebben aan wat de Duitscher noemt Schund, waarvan het woord „vuilnis" in dit geval wellicht de beste Holiandsche vertaling is. Het eigenaardige is, dat het wonderbaar lijk veelomvattende technische vermogen van dezen tijd, de regisseurs heeft genood zaakt ook op dit punt het volmaakte te geven. Zoo ontstaan de paradoxale films die miüioenen gekost hebben, de schitterendste revue in monteering en aankleeding over treffen. een diamanten schittering versprei den, een reputatie genieten, die snel als de gedachte over de wereld trekt en au fond niets anders zijn dan een onsmakkelijkheid ln een fraalen tooi. En toch doet dit genre het goed! Men denke maar eens aan het succes van films als „King of Jazz", „Hollywood revue", „De Zingende Dwaas", .Sunny Side Up", en al die andere operette- en revue-achtlge gevallen van twij- ielachtigen aard- Een dergelijke categorie kan men in twee gedeelten splitsen. Een deel dat voor reke ning der Duitsc'ners komt en een ander deel dat op naam van de Amerikanen staat. Nu is het een feit, dat de Amerikanen op het punt van wansmaak voorop gaan. Van de Amerikanen kan men trouwens alleen iets goed verwachten wanneer zij gaan ironiseeren, bespottelijk maken, fantaseeren. Fantaseeren in den geest van Stan Laurel en Oliver Hardy, Charly Chaplin, Harold Lloyd en den onvolprezen Buster Keaton. fantaseeren ook in den geest van Max Fleischer de schepper van de teekenfilms. Ook op dit gebied heeft de Duitscher nimmer iets gepresteerd. Dit verschil in geestesgesteldheid, komt op de zelfde wijze tot uiting in de tijdschriften. Het Amerikaansche „Life" dat men als een min of meer frivole, verjongde, en gebanali- seerde uitgave van het Engelsche .Punch" kan beschouwen, is typisch voor den humoris- tisch-kinderlijken aard van den Amerikaan en lijnrecht in strijd met de Duitsche opvattin gen. Films als „No No Nanette", .jSunny Side Up", .Hollywood Revue", „King of Jazz" zijn typisch-Amerikaansch. De Duitscher stelt daartegenover: ..Zwei Herzen im Drei-Viertel Takt", „Korvetten-Kapitan", „Weenen danst Weer" en wat dies meer zij. De verschillen zijn enorm. Vóór heeft de Duitscher de prachtige diep- gekleurde fotografie en de meestal zeer kunst zinnige aankleeding. Men vergelijke bijvoor beeld eens een Duitsch- met een Ameri kaansch interieur. Het laatste is altijd een ratjetoe van alle mogelijke bij elkaar geraap te stijlen, een chaos onder een valsche be lichting. Het Duitsche interieur daarentegen geeft bijna altijd een specimen van moderne inte rieurkunst. De Duitscher zal bovendien altijd een poging doen om zelfs zijn banaalste ont spanningsfilms een artistieken Inslag te geven. Iets van de moderne filmkunst kan men bij kans altijd terugvinden In de Duitsche pro- ducten.Wij herinneren ons bijvoorbeeld 't frag- men uit „Zwei Herzen im Drie Vierteltakt", waarin een suggestie wordt gegeven van den rompslomp die veroorzaakt wordt door het bereiden van een diner voor 40 personen. Dat was een stukje absolute film, een cine- grafisch grapje dat voor de ontwikkeling van de filmkunst meer waard was dan de licht zinnige productie van ontspanningsfilms van een heel jaar. Tegen heeft de Duitscher zijn onoverwinnelijke neiging voor het sentimen- teele, het pathetische, en dikwijls leege ge baar. Bovendien Ls er geen volk wellicht dat zoo groote tooneelspeiers en zoo groote toon cel-regisseurs heeft. Het gevolg daarvan is dat de Duitsche ernstig-bedoelde kunst films, veelal niets anders zijn dan gefotogra feerd tooneel. Wij denken aan films als de „Nibelungen" en „Het Proces Dreyfus". Vóór heeft de Amerikaan in de amuse mentsfilms zijn (Ietwat oppervlakkig en tri viaal) gevoel voor humor. Maar dat is dan ook alles. Ook in „No No Nanette" zijn gedeelten. die bepaald humoristisch zijn. Voor het overige staat deze film op één lijn met alle andere revue- en operette-films, die slechts ten doel hebben het publiek in een prettige en feestelijke stemming te brengen en het Ls dan ook wel aardig in Hoorn of in Sneek te kunnen zien, hoe men in New York een revue vertoont! L. A. gedeelte opgedronken en de rest laten weg vloeien. De groote pret op den vijftienden November bestaat nu daarin, dat men aan den eenen kant op een trapje naar boven klautert en men aan den anderen kant van het vat naar beneden glijdt. Een elnceloooe rij menschen staat voor de houten deur van het gebouw te wachten. Slechts voetje voor voetje komt men voorwaarts. Men betaal: twintig groschen entree en men mag nu één keer roetschen. Een gegil en een geschreeuw van belang! Uren achtereen glijden eindelooze rijen menschen over het vat heen. Velen vinden het zóó leuk. dat zij :zich buiten wederom in de rij' stellen. Vier of vijf honderd lieden staan vóór hen en de queue wordt steeds langer en langer. Als een slang kronkelt zU zich over het plein voor de kerk. Na afloop gaan allen naar een soort kermis op het marktplein toe, waar heete worstjes worden verkocht, waar men gebak en snoepgoed kan krijgen en luchtballons, toeterende en sner pende fluitjes, snuisterijen en poppetjes te koop aangeboden. En dan wordt zonder mankeeren een bezoek aan het groote wijn huis met zijn uitgestrekte kelderlokaliteiten gebracht, waar naar hartelust gedronken en geklonken wordt. Enorme hoeveelheden K'.os- terneuburgsche wijn worden hier geconsu meerd. Oude Weensche en Oosten rijksche liederen worden gezongen, die den wijn en de liefde verheerlijken en dan keert men blij van zin, met een zwaar hoofd en met wan kelende schreden naar huis terug. Wat nood, morgen Ls het alweer Zondag, is het alweer een vrije dag en dan kan men Lang uitsla pen. W. M. BEKAAR. STAATSLIEDEN EN HUN KLEEDING. In een artikel ln een Engelsch vakblad, gewijd aan de belangen der kledingindustrie wordt beweerd, dat Mac Donald de slechtst gekleede eerste minister van dezen tijd is. Beweerd wordt, dat hij eens ten tentoonstel ling ln de Koninklijke Academie bezocht, ge kleed ln een oude overjas, waaraan één knoop ontbrak. Ook de heer Baldwin, de vroegere Engelsche premier, heeft den naam, van oude. gemak kelijk zittende kleeren te houden Hij woonde eens een der beroemde Engelsche voetbal wedstrijden bij in zijn hoedanigheid van eerste minister! in een oud blauw pak en een geel vest en met een afgedragen, slappen hoed op. Lloyd George's kleeding ls soms tot in de puntjes verzorgd, maar hij kan er ook zeer slordig uitzien. Winston Churchill ls, behalve om zijn be kwaamheid op het terrein der politiek, be roemd om twee dingen: zijn hoeden en zijn boorden. Hij draagt altijd boorden met ge- weldig-groote omgeslagen punten en zijn hoeden heeft leder kunnen bewonderen op de ontelbare portretten en foto's van den staatsman, die ln zijn vrijen tijd ook de metselkunst beoefent. HAUTE FINANCE STATISTIEK. In Amerika houdt men er nu eenmaal van om van alles en nog wat statistieken te ma ken, b.v. van het Jaarlijksche verbruik van schoenveters of van de totale lengte van kauwgom, dat ln één Jaar verbruikt wordt. Maar van één statistiek is het wel de moeite waard hier even iets te vertellen. Dat is: dat de grootste kapitalisten in de Ver- eenigde Staten zitten! Het blijkt, dat er nu zesmaal zooveel mllllonairs in Amerika zijn als voor den oorlog. In 1924 waren er 75 men schen, die een Inkomen hadden van een mil lioen dollars. In 1927 waren het er 283. De grootste mllllonairs zijn John D. Rocke feller, die 6.278.000 dollars per jaar te verte ren heeft, Henri Ford, die het met 2.609.000 dollars moet doen en Andrew Mellon, die „maar" 2.000.000 dollars heeft. Er zijn zoo ongeveer 30 mllllardairs ln Ame rika. De arme stakkers! OORSPRONG VAN DE ESKIMO'S. Een geleerde op het gebied van rassen kunde, dr. Ales Urdlicka, van het Smithsonian Instituut te Washington, heeft een expeditie ondernomen naar het gebied van de Kus- kokwim in Alaska, waar hij niet alleen het oertype der Eskimo's heeft vastgesteld, maar ook nog Eskimo's heeft aangetroffen, die dit type nabijkomen. In de door hem bezochte onherbergzame streek zag de geleerde ongeveer drieduizend Eskimo's, op wie hij metingen verrichtte. HIJ ontdekte ook eeuwenoude graven met geraam ten. Op grond van zijn metingen stelde dr. Urdlicka vast, dat. de Eskimo in die streek al die eeuwen gelijk gebleven ls. In dit type meent hij dan ook het oertype der Eskimo's te zien. Ook aan de kost van de Behrlngzee was vroeger een Eskimo-type gevonden, dat zeer veel overeenkomst heeft met de thans als oertype vastgestelde soort maar er was nog niet op de beteekenls daarvan gewezen. Deze oudste Eskimo's hebben niet de sterk voor uitstekende Jukbeenderen, die het kenmerk zijn der Eskimo's in Gronland en andere Poolstreken. De Eskimo's aan de Kuskokwim zouden duidelijk aantoonen, dat de Eskimo oorspron kelijk een Indiaan is geweest. Velen hunner, vooral die van de oude geslachten, hebben schedels, die niet te onderscheiden zijn van die van Indianen. Hun bezittingen doen zien, dat de Kus- kokwlm-Eskimo's altijd arm moeten zijn ge weest. Hun woonplaats levert ook geen ruwe stoffen op. die ze hadden kunnen bewerken. Het leven, dat ze leiden, is hard en ze moeten een zwaren strUd voeren om zelfs in hun een voudigste behoeften te voorzien. En toch zijn ze. naar Dr. Urdlicka meent, het geluk kigste volk op aarde. De eenige ernstige ziekte, waaraan deze vroolljke en gelukkige menschen lijden, is tering.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 23