MEBUMSAWON?: De Zeven Wereldwonderen. Spreeuwen als vischverdelgers De Pyramiden. ZATERDAG 6 DECEMBER 1930 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD e zeven wonderen der oudheid bouw- en kunstwerken die zich door hun grootte en pracht on derscheiden zijn: De Egyptische pyramiden. De hangende tuinen van Semiramla te Babyion. De tempel van Artemis te Ephesus. De troonende figuur van den Olympischen Ze us van Pheidias. Het mausoleum te Halikarnassus. De kolossus van Rhodus. De vuurtoren van het eiland Pharus bij Alexandrië. Het ls interessant om kennis te nemen van die wonderen der oudheid, omdat daar uit blijkt, dat reeds vele duizende jaren ge leden de bewoners der oude wereld op een hooge trap van ontwikkeling stonden. De bewoners dezer streken, de Germanen en Batavieren, die wij uit onze Vaderlandsche geschiedenis kennen, kwamen wel erg ach teraan! Teekenend ls wat Sayce, een oud-profes sor in de Assyriologie aan de universiteit van Oxford, schreef: „De afgeloopen eeuw is een eeuw van mechanische uitvindingen en ontdekkingen geweest. Wij kunnen onze woorden met bliksemsnelheid van het eene einde der aarde naar het andere over brengen, wij kunnen vliegensvlug over land en over zee reizen en zijn er in geslaagd de vlucht der vogels te evenaren. Zijn wij daar om beter dan onze voorvaderen? Wordt het geloof in onze superioriteit boven het ver leden in onze vaste wetten van vooruit-gang en ontwikkeling inderdaad door de feiten gerech tvaardigd? Het antwoord is ln de wonderen der oud heid te vinden. Zij doen ons beseffen wat de mensch in het ver leden heeft tot stand gebracht. Zij zijn het bewijs van de cultuur der verdwenen be schavingen. van de wonderbaarlijke ge wrochten van 's men- schen genie en kunst, die meedoogenloos verminkt of verwoest zijn. Als wij de werktuig en de natuurkunde uitzonderen, dan schijnt er weinig of geen vooruitgang te bespeuren te zijn. In sommige richting zijn wij minderwaardig; de kunst van het klassieke Griekenland stond hooger dan de onze, en Rome wist beter dan wij dal kunnen, eenige rassen en natiën onder één rijk te vereenigen. Kunnen wij thans met deze mechani sche uitvindingen de grootsche ontwerpen cn de artistieke op rechtheid der Egypti sche tempels, of van het wereldwonder den Een mummiektsL Boeroe-Boedoer, even aren? Deze afbreuk aan onze ijdelheld is zoo besluit de professor een der voornaamste lessen uit de geschiedenis en der oudheid kunde". De pyramiden hebben steeds een groote bekoring voor den onderzoeker en toerist in Egypte gehad.Deze titanische bouwwerken, de laatste rustplaats van de Pharao's, zijn om geven door een sprookjesachtige geheimzin nigheid. Dank zij de onderzoekingen van den laatsten tijd, weten wij er meer van dan vroegere geslachten. Nog in het midden der vorige eeuw werd in een werk over Egypte de veronderstelling geopperd, dat de pyrami den de voorraadschuren waren voor het graan dat Jozef, de Joodsche onderkoning uit Egypte, in de 7 vette jaren van overvloed verzamelde, om Egypte in de 7 magere jaren van hongersnood te spijzigen. Ook is de veronders'elling gemaakt-, dat de pyramiden sterrenwachten waren, maar ook dat is onjuist gebleken. Men was daarto; evenwel gekomen, omdat een gang in de pyramide juist uitzag op de Noorderster. Bovendien waren de pyramiden precies vol gens de windstreken gebouwd. De geleerden staan er over verbaasd hoe het den Egyp- tenaren mogelijk geweest is om zonder de moderne hulpmiddelen die zij nu hebben, in een woestijn zoo precies de windrichtingen te bepalen. Het ls nu onomstootelljk vastgesteld, dat de pyramiden gediend hebben voor konings graven. Hierboven geven wij een teekenlng van de drie pyramiden bij Gizeh. een plateau, 8 K.M. ten Zuiden van Caïro. Dit is de meest- bekendc groep, zoo zelfs, dat ln aardrijks kundige boeken alleen die drie worden afge beeld. Geen wonder dat velen daardoor ver onderstellen. dat dit de eenige pyramiden zijn. In het totaal waren er evenwel 70, die over heel oud-Egypte verspreid waren. Een groot gedeelte daarvan is evenwel door het nageslacht vernield. Verscheidene heeft men geplunderd en leeggehaald also, men een steengroeve ontdekt had! De d ie pyramiden bij Gizeh werden ge bouwd door koningen van de 4de dynast! - Deze pyramiden zijn dus 50^ a 6000 jaa oud. Het eerste werd de pyiamide van Koefo: de meest rechtsche van de drie. gebouwd. Dl ls ook de grootste, zoodat zij wel eens al het wereldwonder der pyramide wordt aangemerkt. De koningen van de derde dynastie zijn begonnen met het bouwen der pyramiden. De rij werd geopend door koning Zoser, die de voorheen gebruikte platte grafkelders, van tichelsteenen gemaakt, geen waardige pustplaatë voor zijn stoffelijk overschot vond. Hij bouwde in de woestijn een pyramide van groote blokken kalksteen, die aanvankelijk ongeveer 12 Meter hoog en 80 Meter lang en breed was. Toen dat bouwwerk het eerste groote steenen gebouw, dat in de historie be kend is! klaar was, en Zoser nog geen lust gevoelde om het te betrekken, besteedde hij den tijd dien het leven hem nog gunde om de pyramide te vergrooten. Tenslotte had het bouwwerk zelfs een hoogte van onge veer 60 Meter. De lijken werden gebalsemd en daarna in lucht-afsluitend geprepareerd linnen gewik keld, dat soms op kunstzinnige wijze beschil derd werd. De Egyptenaren waren daarin zoo bedreven, dat vele lijken na duizende jaren nog in vrij ongeschonden staat verkeeren. In het Egyptische museum te Leiden ziin ver scheidene van deze mummies tentoongesteld. Mummies en pyramiden bewijzen, dat de Egyptenaren er naur streefden om aan de dooden een veilige rustplaats te verschaffen, waar hun lichamen voor bederf gevrijwaard bleven. Zij geloofden, dat de mensch in het hiernamaals ook zijn stoffelijk aardsch om hulsel niet kon ontberen, vandaar de uiterste zorgen. In een pyramide wordt meestal behalve de grafkamer, waarin de sarcophaag met het gebalsemde lijk stond, .ook nog een graf kapel gevonden. Daarin werden door de priesters dagelijks lijkdiensten gehouden, waarbij offers aan den Zonnegod Ra gebracht werden. Ook werden spijsoffers opgedragen, omdat, gemeend werd, dat de gestorvene ook na zijn dood nog behoefte aan voedsel had. De grafkamer was in de pyramide verbor gen, meestal doordat de toegangsweg door zware draaisteenen afgesloten was. Alleen de priesters waren met het geheim van dien toegang bekend. Koefoe. de stichter van de vierde dynastie, stichtte zijn pyramide bij Gizeh, een hoog:e aan de oevers van den Nul. in de omgeving van het tegenwoordige Cairo. Deze pyramide werd 235 Meter lang en breed en 15u Meter hoog. Naar schatting zijn er 2.300.000 blokken steen, elk wegende 2500 K.G., voor gebruikt. De overlevering wil, dat er 100.000 mannen gedurende 20 jaren aan gewerkt hebben. De steenblokken werden uit de groeven aan de overzijde der rivier gehouwen. Als de waterstand het toeliet had het transport over de rivier plaats. Eerst dan kon de steen naar boven gehaald worden om daar zijn plaats in het grootsche bouwwerk in te ne men. Het moet voor dien tijd, toen er nog niet de moderne werktuigen waren, die wij kennen, heel wat inspanning gekost hebben om die zware steenen te transporteeren. Van de rivier was een zacht glooiende weg rond de in aanbouw zijnde pyramide aangelegd waarop de steenen op ronde palen werden voortgerold. Vroeger werd altijd aangenomen, dat de Pharao's de pyramiden door slaven lieten bouwen. Een soort dwangarbeid dus. Thans wordt evenwel de veronderstelling geopperd, dat wij hier metproductieve werkver schaffing te doen hebben. Gedurende drie maanden in het jaar stond een groot ge deelte van Egypte onder water. Tijdens die overstrooming konden de arbeiders op het land niet werken en ook geen brood verdie nen. De koning nam dan de duizenden in zijn dienst om hen aan zijn graf te laten wer ken. Door hem werd dan voor huisvesting en voeding gezorgd. Het waren evenwel goed- koope werkkrachten, want. oude boeken ver halen, dat de arbeiders bij den pyramide- bouw nauwelijks genoeg eten kregen om het zware werk te kunnen volhouden. De Egyptenaren waren kunstige bouwlie den. De steenen zijn zoo mooi aan elkaar ge past, dat er geen milimeter ruimte tusschen was. Het is echter opvallend, dat de Egyptena ren blijkbaar nog geen begrip hadden van een gewelf. Alles is aan hun bouw massaal terwijl er zeker bij den bouw van de gangen in de pyramide aanleiding geweest was om het gewelf in toepassing te brengen. Uit het onderzoek der oudheidkundigen is wel gebleken, dat de granietblokken van de pyramiden tijdens de 4de dynastie gehouwen werden met behulp van buisvormige drilbo ren met harde steenen punten. Die werkwijze is met de Egyptische beschaving verloren gegaan. Eerst tijdens het maken van de Mont Cenls-tunnel werd deze uitvinding op nieuw ontdekt. De pyramide van Koefoe is nog in vrij goeden staat. Vroeger was de buitenkant met een soort kalk bestreken. Die ls nu verwijderd of vanzelf verdwenen. Daardoor is het dan ook mogelijk geworden om de py ramide, alsof het een groote trap is, te be klimmen. In de pyramide ls nooit de mummie van koning Koefoe gevonden. De grafkamer ls toen onderzoekers de pyramide binnendron gen, ledig gevonden. De lijkkist een uit een stuk graniet gehouwen sarcophaag van 2.25 M. lang, 971/3 c.M. breed en 1 Meter hoog was niet alleen ledig, maar er ontbrak zelfs het deksel aan! Het is evenwel niet onmogelijk dat voor de officleele onderzoekers plunderaars al in de pyramide waren doorgedrongen. Er moet zelfs in de middeleeuwen een vorst in Egypte geregeerd hebben die zich liet wijs maken, dat er in de pyramiden groote schatten ver borgen waren groote hanen van massief goud, met edelgesteenten versierd. Zelfs ging er toen een legende, dat een waterkan van één smaragd gesneden was. Die vorst besteedde veel geld om het geheim van de pyramide op te lossen Jarenlang heeft hij arbeiders naar de goed verborgen lijkkamer laten zoeken. Toen zij die eenmaal von den, ontdekten zij slechts een ledige sar cophaag. Natuurlijk is het nog best mogelijk dat in de pyramide nog een lijkkamer is. waar het ongeschonden lijk van den Pharao rust. Tot heden ls die evenwel niet ontdekt. Wel zijn boven de lijkzaal en de offerka mer nog 5 kleine vertrekken gevonden, maar die waren ook ledig. De vraag rijst waarom de Egyptenaren juist den pyramidevorm voor hun graftempels kozen. Met zekerheid is daarop geen antwoord ■te geven, maar een der oudheidvorschers heeft de veronderstelling gemaakt, dat de verkla ring gezocht moet worden in een godsdienstig gebruik. In de Deha te Noorden van Caïro stond namelijk de Zonnetempel, waarin de beuben, een heilige steen, bewaard werd. Die beuben had een pyramide-vorm. De Pharao's zouden dan in hun pyramide ook hun Zonne god hebben willen eeren. De tweede pyramide bij Gizeh is door den opvolger van Koefoe gebouwd, Chephren ge- heeten. De afmetingen waren slechts iets kleiner dan die van Koefoe, namelijk 145 M. hoog en 220 M. lang en breed. Menkure, die daarna op den troon kwam. moest het met een veel kleinere pyramide stellen. Blijkbaar was de rijkdom van het land teen tijdelijk sterk gedaald, want ook op de afwerking der pyramide werd zooveel mogelijk gespaard. Inplaais van met granieten platen werd zijn pyramide bekleed met ge wone tichelsteenen. In de nabijheid van de pyramide van Chephren staat de Sphinx. Er worden wei vele Sphinxen in het Nijlland gevonden, maar deze is de grootste en de bekendste. Een groot rotsblok heeft men den vorm gegeven van het hoofd van Koning Chephren. Er zijn evenwei onderzoekers die reden meenen te hebben om te veronderstellen, dat vroeger op dit ro:s- blok geofferd werd en dat eerst later Koning Chephren zijn beeltenis in het graniet liet bewerken, opdat de bijbehoorende Sphinx- tempel in het vervolg een geheel zou zijn met zijn pyramide. De Sphinx een liggende leeuw met een menschen hoofd is steeds een zinnebeeld van den Koning. De geloovigen namen aan dat de Pharao een afs ammeling van der. Zonnegod Ra was en met een soort almacht bekleed was. De hoogte van de Sphinx van Gizeh is on geveer 20 Meter, de breedte van het gelaat 4.10 M., de lengte van den neus 1.70 M. en die van den mond 2.30 M. Het gelaat is geschon den. Er wordt verondersteld, dat dit door een fanatieken Sjech gedaan is. De Sphinx wordt ook wel aboe-l-harol (vader der verschrikking) genoemd. Blijkbaar hadden zijn beeldhouwers de bedoeling dat het beeld zou waken over de graven. Een soort talisman dus. De pyramiden en de sphinx zijn, al zijn zij ook wat geschonden, voor het nageslacht be waard gebleven als monumenten uit he'. bloeitijdperk van de Egyptische beschaving Dat dit helaas niet van de andere wereld- wonde-en gezegd kan worden, zal uit d< volgende artikelen blijken. C. J. v. T. De groote sphinx die nabij de py ramide van ko ning Chephren staat eveneens op het plateau b\j Gizeh. Spreeuwen zijn prachtvogels en ik houd van ze, Ze zijn zoo beweeglijk, vroolfjk en op timistisch en zelfs bij onderlinge meenings- verschillen zullen ze nooit zoo ordinair te keer gaan als de musschen. Ik héb eens een spreeuw in een stortregen, die alle voge's verjoeg, zoo uitbundig hooren kwetteren en fluiten, alsof hü op een warmen lente-avond op de dakgoot zat en niet op een boonenstaak in een herfst igen tuin. Mooie vogels zijn het ook nog. Metaal-blauw en -groen glanzen ze in het voorjaar en in den herfst trekken ze een pittig spikkelpakje aan. Toch heb ik een grief togen de snreeuwen. omdat ze me «ens het mooiste vischwater. dat ik ooit heb bezeten en weer zal bezitten, grondig bedorven hebben. Ja. dat was ln Friesland, ln den „Greldhoek". Diep in de hooilanden had ik een kleine ..dobbe". een plas ontdekt, die tal van buikige zeelten, roodgevinde vorens en zelfs eenige kapitale snoeken bevatte. In de 'ente buitelden de kie viten er boven 't water; kemphaantjes kwa men er aan den riethoorn hun kleurige spie gelgevechten geven De meerkoeten bouwden er hun hoogdrijvende riet-nesten tusschen de wilde vegetatie en eens huisde er een futen- naar. 's Zomers kwamen er talingen en slob ben om er hun Jongen groot te brengen. Me nig uurtje bracht ik er door en als het a'et bijten wilde keek ik door den kijker naar de voxels en had toch ..meine Freude daran". Maar meestal wou het er we1 bh ten Overi gens kwamen er noo't mensrhen behalve de maaiers in den hooitijd, die toch niet. vlsch- ten. Ik wist niet eens. aan wie de dobN» *oe- behoorde en beschouwde den plas tenslotte als mijn specialen vischvijver. Alles ging naar wensch. tot de spreeuwen van dertig dorpen of meer uit den omtrek er achter kwamen, dat het riet van de dobbe eigenlijk maar een ideale s'aaoplaats voor hen vormde. (Het was namelijk in den herfst als de spreeuwen zich tot groote troepen ver eenigen op gemeenschappelijke slaapplaat sen). Na zonsondergang kwamen zij bij dui zenden en duizenden aanvliegen. De plas lag dan effen en verlaten tusschen de rietgor dels. Nevels stegen uit de slooten op en rek ten zich uit tot dunne sluiers over de grei- den. Een klein donker vlekje vertoonde zich aan den horizon, werd grooter, naderde snel en daar vielen de eerste tienta'len tierend in het riet. Vele troenjes volgden en al gauw hingen er eenige honderden in de stengels. Tusschen de donkere pluimen vielen ze nog niet op. Dan kwam de hoof<hro«o. Iets aks een rookpluim, een breede, donkere sliert hing boven een verre boerderij. De pluim rol de zich op tot 'n dikken bal. werd weer dun ner en kronkelde uit tot een vreemdsoortige slang. De slang groeide en groeide, verbreed de zich en werd een wolk. waarin zwarte stip pen te onderschelden waren. Daar kwamen ze. de duizendtal'en! Ruischend als een storm vlaag trokken ze over den plas. Het ging op een zwenken een golven, een dalen en een rijzen en alles ln de grootste regelmaat. Geen vogel gaf geluld en alleen het zware ruischen streek af en aan boven mijn schuil plaats in het riet. Plotseling als op een commando, schoot dan de onderste laag snreeuwen schreeuwend naar beneden, de overigen volgden en onder luid gekwetter stortten ze zich door elkaar m de stengels, die doort>ogen onder het ge wicht van dien talrijken zwerm. Het riet was volgehangen met duizenden donkere. grUs- ■gespikkelde vruchten. In het voltallige koor zat elke voeel ln zijn eentje druk te redenee ren. af en toe te kweelen en allerlei geluiden te immiteeren Een paar uur duurde dat zoo voort, dan staken ze eindelijk den kop onder de vleugels en gingen ze slapen. In het eerst genoot ik er van. Soms snrong 'k plotting te voorschijn en klapte lk luid !n de handen, om de sensaMe te ondergaan van al die spreeuwen vlak bij me met een ««-aas als van een waterval te hooren op- vMec°n en ^en tocht ln mlln gezicht te voe- 'en. Ze wenden daar trouwens eauw aan en na een paar avonden vlogen alleen een paar tientallen. d"e het dichtst bij me zaten, be leefdheidshalve even oo om dadelijk weer neer te strijken Steeds kwamen er meer Het zou alles niets hebben gehinderd, als de plas niet zoo k'eln en betrekkelijk ondiep was ge weest. Ze verpestten het water letterlijk met hun uitwerpselen Na veertien dagen rook je er op honderd meter spreeuwen op klaarlichten dag, als er nog geen „protter" te bekennen was. Rond uit gezegd, fret water stonk meer dan bar. Ach, toen bezweken de visschen, de vele baar zen, rietvoorns, zeelten en zelfs de snoeken. Het snreeuwenvolk hield zijn luidruchtige en vroolljke vergaderingen en al mijn vlsschen. de grooten en de kleintjes, kwamen met hun witte buiken naar boven aan de oppervlakte drijven. Alleen de palingen vond ik niet dood. Men beweert, dat pa'ingen bedorven water ver'aten en door het gras naar een andere sloot of plas kruipen. Ervaren fuiken-zetters ^<-bben het me bezworen en het kan zijn dat die taaie a'en soms sl'T^erties over het droge ma Ven Ik ben er nooit eentje tegengekomen. Ondertusschen was het met mijn visschen «edaan en ik heb het den spreeuwen nog steeds niet geheel en al vergeven. Ik weet wel dat ze even veel of even weinig recht op d# visschen hadden als lk. maar zonder mijn hengelpartljtjes was die plas misschien al lang overbevolkt geweest. Spreeuwen eten geen visch en waarom moesten ze nu ook juist ln het water. Da groote pyramide van Koning Koefoe, een ier drie koningsgraven op het plateau vatI Gjieh «abjj Caïro, „ZEESLANGEN". Eenlgen tijd geleden werden ln de Brlt«che wateren palingen gevangen, zoo groot als ze nog nooit gezien waren. Eén was meer dan zes voet lang en woog 84 pond. In Europa halen palingen deze lengte nooit, maar vele palingen van Tahiti vooral die welke gevangen worden ln het meer van Valbirla zijn zes voet lang. Deze palingen spelen een rol ln de folklore van het eiland; sommige families ln Tahiti beweren ze!fs. dat zij van palingen af tammen. hetgeen minder 'ogisch klinkt dan de bewering dat de a-^en ;e voorouders van den m"n«ch zouden zijn. Zou het mogelijk zijn. dat de pallnee- d'e nu in Engeland zijn gevangen, uit de St l'e Zuidzee komen? Het ls bekend, dat palin gen soms geweldige afstanden kunnen af leggen: de levensge chiedenis van sommige Europeesche soorten begint bij Bermuda Vandaar reizen zij naar de rivieren en meren van de Oude Wereld; een tocht van ongeveer 3 Jaren. Wanneer zij volwassen zl^n, gaan zij terug naar hun geboorteplaats ln den Atlan- tischen Oceaan. Nog onlangs heeft men ontdekt dat dc pa lingen van de Stille Zuidzee uit den Indl- $chea Oceaan komen*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1930 | | pagina 13