Uit den Strijd
tegen de Misdaad
Zuiderzeewerken,
MIJN STUDIETIJD.
HAARLEM'S DAGBLAD DINSDAG 30 DECEMBER 1930
TWEEDE BLAD
door
A. HEIEROMA, Commissaris van Politie te Amsterdam.
1—— oen men eens tegen Unkel Brasig
zei, dat zekere dame vroeger een
mooi meisje was geweest, meesmuil
de hij: „Wat moet dat lang geleden
zijn!" En als 'n veertig jaar geleden
de historicus ons verteld had. dat de Nes een
respectabele buurt was geweest, waar de door
Rembrandt vereeuwigde deftige mevrouw de
Bas als eigenares troonde in het Heerenloge
ment; als hij er op gewezen had, dat de Her-
mietensteeg, de Barbarensteeg en andere
nog de herinnering bewaarden aan kloosters,
die daar gestaan hadden, dan had men even
eens gezucht: „Wat moet dat lang geleden
zijn!" Een hermiet toch had men er tever
geefs gezocht; alle devotie was verre en de
bezitsters der diverse heerenlogementen kon
den ondanks haar uiterlijk vertoon op def
tigheid geen aanspraak maken. Behangen
met goud en juweelen. de vingers tienmaal
omringd, deden zij denken aan een opge
tuigd. afgedankt fregat, waarvan de zee
waardigheid zoek was en dat s'echts kon
dienen om alle opvarenden een zekeren on
dergang te bezorgen.
De café-chantants met hun gegalonneerde
portiers vormden de attractie voor de uit
gaande wereld en daarnevens rilden zich de
café's met damesbediening en de damesbe
diening zonder café's De bezoekers waren
over het algemeen lieden van wier betaalver-
mogen men een goeden dunk had, want de
prijzen waren in den hoogte afgerond en ook
werd verwacht, dat er genoeg menschelijk
gevoel zou zijn, om het vrouwelijk personeel
niet van dorst te laten versmachten, waarbij
zij opgemerkt, dat die dorst onleschbaar was
en met de offervaardigheid steeg.
de dorst was onleschbaar
Lieden met smalle beurzen waren uit den
aard der zaak minder welkom en de portier,
die de mensohen op hun financieele draag
kracht taxeerde, stond daar niet voor niets,
zoodat menig adspirant-bezoeker moest on
dervinden, dat men zonder geld niet onge
straft die plaats des vermaaks kon betreden.
Maar men huldigde in die buurt de ge
dachte: „Elk wat wils" en in de Pie ter Ja-
cobstraat, deftig aangeduid als Rue de P. J.
en de Sint Pieterssteeg waren meer beschei
den inrichtingen, waar het mannenvolk, dat
bij het biertje graag het vrouwelijk schoon
bewonderde, zich kon neerzetten.
Doch in één opzicht waren de bewoonsters
van alle inrichtingen, bescheiden of niet, ho
mogeen en dat was, dat op de aanwezigheid
van een bezoeker geen prijs meer werd ge
steld, als zijn dorst nog niet gelescht was, wan
neer zijn penningen in den buidel van Ma
dam waren overgeheveld. Dit werd hem eerst
met weinig woorden aan 't verstand gebracht,
stel dat hij nog bevattingsvermogen genoeg
over had om de uitnoodiging tot vertrekken
te begrijpen; schoot hij daarin te kort, of
meende hij in zijn kortzichtigheid, dat de
mollige schoone, die hem met liefdesbetui
gingen had overladen, slechts schertste, dan
moest hij ondervinden hoe 't kan verkeeren
en werd hij door de poezele handjes in de
kraag gegrepen en uitgeleid. Niet. altijd nam
hij daar genoegen mee en om die ontevreden
heid te uiten beging hij de dwaasheid de
ruiten voor zijn uitzetting aansprakelijk te
stellen.
Nu was glasgerinkel iets, dat op de dien
ders. die daar 's nachts in behoorlijk aantal
aanwezig waren, een bijzondere aantrekkings
kracht uitoefende en het duurde niet lang of
de ruitenvernieler zag zich door andere dan
vrouwenhandjes bij de kraag gegrepen en
naar het bureau Sint Pieterstraat gebracht,
dat daar als 't ware was gesticht ter berging
van het schuim, dat van de feestsoep was
afgeschept De dienaren waren een en al hulp
vaardigheid om ieder, die onvast ter been
was, den noodigen steun te verleenen en hem
uit het gedrang naar het vertrek te voeren,
waar de brigadier in al zijn majesteit zetelde.
Regelmatig als een uurwerk verschenen de
dienaren daar met het stereotiepe: „dronken
mannetje, brigadier", en al was de gebrachte
L a
lijks houding. De zatterikken hingen tegen
de balie met half gesloten oogen en knikke
bollend antwoordden ze op de vraag naar
naam en adres met een soort snorkge'uid,
waarop de brigadier noteerde: „te dronken
om iets op te geven", zoodat verdere onder
vraging achterwege bleef en de cliënt, na
van al z*n hebben en houden, ontlast te zijn,
welk hebben en houden zich gewoonlijk be
paalde tot een vuile zakdoek, een leege por-
temonnaie en een pijp met een beetje tabak,
naar achteren werd gebracht Hij kreeg daar
een slaapvertrek, dat het voordeel had. dat
er geen beddegoed viel vuil te maken en waar
geen huisraad vernield kon worden. Aange
zien de logé geen licht- noodig had om zich
te ontk'eeden, een bezigheid, die overbodig
werd geacht, verdween hij in de duisternis
en bij bofte, als hij zonder ongevallen op den
schuin oploopenden vloer terecht kwam,
waar hij het zich zoo gemakkelijk mocht ma
ken. als hij zelf verkoos.
Nu was het aantal van die slaangelegenhe-
den eenieszins beperkt, met welke beperkt
heid de dronken mannetjes geen rekening
hielden, zoodat het kon gebeuren, dat alles
bezet was. als weer iemand met waterige
oogen voor de ba'ie verscheen. Daar 't een
stelregel was. geen gasten terug te sturen,
werd dan gebruik gemaakt van het Panonti-
cum Dit was een vrijwel licht- en ventilatie-
looze ruimte, grenzend aan de agentenwacht-
kamer, waar als regel personen werden ge
huisvest. die zich daarvoor in het wintersei
zoen vrijwillig aanmeldden, als 't slapen op
stoenen of plantsoenbanken geen groote aan
trekkelijkheid had. Waar deze menschen,
zooals ge begrijpt, weinig eischend waren en
s'echts een droge en niet te koude slaapge
legenheid zochten, was door de overhid aan
hun verlangen voldaan door een hok te hun
ner beschikking te stellen van 3 bij 2 M. waar
als meubileering een paar stevige planken
waren, die naar verkiezing voor zit- en slaap
gelegenheid benut konden worden: een for-
meele zit-slaapkamer dus. Verwarming le
verde de aangrenzende wachtkamer, als ten
minste de deur open was en zelfs werd nog
koffie en brood toegegeven.
De voorkeur van heeren landlopers voor
de buitenlucht in aanmerking nemende, moet
't niet bevreemden, dat in den zomer het Pa
nopticum gewoonlijk onbezet was en dus een
geschikte gelegenheid bood voor de overtal-
lige dronkaards, die dan nog het voordeel
hadden 't een of ander cadeau te krijgen, dat
aan de gewone bezoekers was ontloopen; aan
gezien dit steeds kleine diertjes waren, is dit
van geen beteekenis.
Men zal begrijpen en moeten toegeven, dat
voor lieden, die vol zoeten wijn of zuur bier
waren om van andere aperitiefs niet te spre
ken, de kans groot was, dat zij zich van het
teveel zouden ontdoen, waartoe zij dan ook
volle vrijheid hadden, doch dit was ook de
eenige concessie en ze moesten zelf maar
zien, hoe ze 't in het hok met het teveel stel
den.
Hoe 's morgens bij opening de atmosfeer in
de slaapkamers was, laat ik graag aan de
verbeeldingskracht van den lezer over. Men
zal misschien veronderstellen, dat personen,
die niet als de bovenbedoelden aan 't bureau
verschenen, maar die voor diefstal of een an
der delict hun residentie tijdelijk naar de
nachtelijk bezoek
dronken mannetje"
een kerel als een ooom, dronken zijnde, was
hij een mannetje, vanwege zijn weinig man-
Pieterstraat verplaatst zagen, een ander ver
blijf kregen, te meer daar zij gansch niet
vrijwillig waren gekomen en bovendien niet
slechts den nacht maar ook den dag aan 't
bureau moesten doorbrengen. Dit veronder
stellende vergeet men, dat de overheid toen
ean streng gevoel voor rechtvaardigheid had,
dat elke bevoorrechting uitsloot. Bovendien
was 't goed. dat men in stilte over zijn ver
grijp tegen het eigendomsrecht kon naden
ken. Nu was die stilte maar betrekkelijk,
want het kwam voor. dat iemand, half uit
zijn roes ontwaakt, zich verbeeldde de verlo
ren vrijheid te moeten hernemen en aange
zien de ieur hiervoor 'n beletsel vormde, aan
ving die deur met zijn vuisten en schoenen
te bewerken, maar de deuren waren so'ide
en van stevige grendels voorzien; het eenige
resultaat, dat hij bereike was. dat hem de
schoenen werden uitgetrokken en dan ver
ging hem de traplust wel.
Soms kreeg de lcgé 's nachts bezoek, want
de omgeving daar was rijk aan zeker lang-
staartige knaagdieren, die niet schroomden
door den vloer heen zich een weg tot de cel-
XNGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
Stotzuigerhuis MAER I ENb
BARTEL JORISSTRA AT 16
TELEFOON 10756
VAMPYR Stofzuigers f98.-
len te banen om te zien of er wellicht iets
van hun gading was. Ik wil hier oogenblik-
kelijk bijvoegen, dat dit door de overheid niet
toelaatbaar werd geacht, zoodat. toen twee-
duimspianken niet afdoende bleken, een be-
lonnenvloer werd gelegd, waardoor de bezoe
kers werden geweerd.
Laat mij opmerken, dat zich langzamer
hand een andere zienswijze heeft geopen
baard bij hen, die geroepen zijn de wetten te
doen eerbiedigen en dat thans wettelijke
voorschriften bestaan voor de inrichting van
dag- en nachtverblijven, voorschriften, die
er van getuigen, dat in dm misdadiger ook
nog de mensch wordt gezien, maar moest dit
alles nu juist wachten tot van hoogerhand
daarop attent werd gemaakt? Ik heb ge
meend van niet en toen ik later commissaris
aan 't bureau Pietershal werd. heb ik er mij
aanstonds toe gezet de verbeteringen te krij
gen, welke de geschetste toestand noodig
maakte, voor zoover dat oude gebouw zich
daartoe leende en ik heb daarbij van den
hoofdcommissaris de meest mogelijke mede
werking ondervonden.
LANGS DE STRAAT.
Plein-schandaal.
Het Nieuwekerkspleintje heeft een zekere
wijding.
Mogen de driedakige kerk en de toren,
die den indruk maakt, als hadden drie ver
schillende bouwmeesters er achtereenvolgens
elk een stuk opgezet, wat vreemd aandoen,
de grauwe muren zijn van groote stemmig
heid en het grasveld is als een weidje, waarop
men noode als stoffeering wat schaapjes of
pluimgedierte mist.
De zon scheen en kleurde het al met won-
derschoone venen; de nette huizen stonden
daar als ware hun eenige bestemming den
glans der ruiten en het schitterend wit der
gordijnen te toonen als voorbeeld van Hol-
landsche zindelijkheid. Geen raam of deur
was open, geen geraas werd gehoord, slechts
een enkele wielrijder glipte geruischloos voor
bij: 't was een Zondagsstemming.
Wellicht is er een kerkhof geweest, waar
nu het gazon is. met de rijen dwergrhodo-
dendrons. maar toen ik daar stond wekte het
allerminst gedachten aan den dood doch wel
aan jong, opbruischend leven, want een groo
te gele hond, zoo een met een onnaspeurlij-
ken stamboom, kwam het veld stoffeeren. in
razende vaart, als vervolgde hij in verbeten
woede een vluchtenden vijand, stoof hij door
het gras, om plots in korte bocht te zwaaien,
waarbij de stevige nagels fel in den grond
grepen, dat aardkluiten wegslingerden, om
weer verwoed terug te rennen, hijgend,
rekkend het slanke lijf. Maar nu stoof een
tweede hond het perk op, een tweelingbroe
der, en deed mee in den dollen ren. En ze
vingen elkaar in de flank, dat ze buitelden,
hapten In mekaars nek en pooten, renden
weer voort-, tuimelden opnieuw, maar wron
gen het lenig lijf meteen weer op, en be
landden tusschen de rhododendrons, waar zij
hun woelig hondenspel voortzetten, zonder
eenigen eerbied voor tuinbouwkundige pres
taties, en spottend met alle welvoegelijkheid.
Terwijl ik dit nobel spel van jeugd en
kracht aanschouwde, naderde een heertje.
Heertje is iets mider dan heer en het dimi
nutief bedoelt eenige verschooning te vra
gen ten opzichte van de strenge eischen
der mode. Hij was al vrij oud, denkelijk een
gepensionneerde, althans iemand, die geen
werkkracht meer beschikbaar heeft en
plichtmatig dagelijks wandelt, zonder doel.
zonder ambitie. Hij had een wandelstok; geen
overbodig steunsel, want hij liep wat stun-
telig.-
Toen hij bij mij was. bleef hij staan, wees
met den stok in de richting van het veld en
zei, na zich van een hoestbui ontdaan te
hebben: „Twee honden!"
Nu was het onwaarschijnlijk, dat dit aantal
zoozeer zijn verbazing zou wekken, waar al
licht eenige honderden van het geslacht
canis deze stad bevolken. maar zijn vol
gende uitroep zou mij oogenblikkelijk van
die dwaling hebben genezen en mij geleerd,
dat het niet het aantal honden gold, maar
wel hunne verrichtingen ter plaatse, want
hij riep: „een schandaal!" Eigenlijk had hij
gelijk, want het was een schandaal, hoe die
rabauwen te keer gingen en ik schaamde me
lichtelijk, dat ik met zeker welgevallen naar
hen had staan kijken.
De oude heer had blijkbaar geen verstand
van honden, van dit soort althans niet, want
hij dreigde met zijn stok en schorschreeuw-
de: „weg jullie!" hetgeen, 'k behoef het niet
te zeggen, niet de minste uitwerking had. De
oude heer had het daarbij moeten laten,
maar met oudemannetjes-koppigheid had hij
zich blijkbaar de onmogelijke taak gesteld
een einde aan het spel te maken, en tot mijn
ontsteltenis begon hij pogingen aan te wen
den om over het hekje te klimmen, waarvan
ik vergeefs poogde hem te weerhouden. Zijn
bevende handen grepen een boog van 't hok,
en na veel moeite gelukte 't hem werkelijk 't
rechterbeen over het hek te brengen, waar
zijn voet ternauwernood den grond raakte,
want. schoon het hekje niet hoog was. het
heertje was klein en had boenen naar verhou
ding. Er is een oud spreekwoord: „steek Je in
geen gat of ziet er deur" en als het heertje
hieraan gedacht had zou hij de onderneming
niet begonnen zijn, want dan had hij begre
pen, dat, om op het grasveld te komen, men
twee beenen over het hek moet brengen. Nu
was het linkerbeen blijkbaar niet van plan
het rechter te volgen en zoo zat hij daar op
den richel tusschen de spijlen en wipte beur
telings van het eene been op het ander, niet
onverdienstelijk een wielrijder nabootsende,
tot de angst zijn slappe wangen deed trillen
en hij mij met een smeekende blik uit z'n
kieurlooze oogen ter hulp riep.
Waren wij getweeën geweest, alles had zich
zonder verdere narigheid gered, maar helaas
was hoe weet ik niet een lid van het
alomtegenwoordige straatjongensgilde ver
schenen en toen dit waardig lid het heertje
in zijn hulpeloosheid aanschouwde, was dit
voor hem aanleiding om te gillen: „Hij zit te
fietsen! Huh Huh!" Dit Huh Huh was vooral
hatelijk en dukte al de minachting uit van
de alles ondernemende jeugd tegen den ver
schrompelden ouderdom. Niettemin was het
zeer ongepast en dreigend ging ik met mijn
stok op den jongen af. die echter een veillgen
afstand bewaarde, niet veilig echter voor zijn
alles doordringend geluid, want overduidelijk
klonk het: ,,'t Is Piet Moeskops! Huo Piet!
Hup Piet!" Dit werd te erg en ik zette mil
tot achtervolging, waarop de jongen om den
straathoek verdween, maar toen ik terug
keerde en den ouden heer weer ter been
hielp, verscheen het brutale snuit om den
hoek en klonk weer sarrend: ..Hup Piet!"
daarna om mij te plezieren: ..kom op. als je
lef hebt, kerel!" welk laatste blijkbaar hum
bug was, want hij smeerde 'm meteen.
H.
door D. Z.
Enkhuizen Is één van de aardigste, oudste
stadjes in Nederland, maar om er een gan-
sche week lang den tijd zoek te brengen, is
een kunst op zichzelf. Het is mij gegeven er
een tante te hebben, die ik op onregelmatige
tijden gaarne een bezoek brer.g. wetende dat
het leven goed is daar ln Enkhuizen. daar bij
mijn tante, maar ook volkomen beseffend
dat het immer wat eentonig blijkt te zyn. op
..en langen duur!
En als ik dan van de haven bi) middag, bij
avond en bij nacht heb genoten, als ik de
vesting werken, trieste teekenen van vroe
gere grootheid, vele malen ben rondgewan
deld, ais ik het duistere sonnet van Joost van
den Vondel, dat het prachtige stadhuis
siert, voor den zooveelsten keer heb trachten
te begrijpen, dan is het oogenblik daar. dat
ik al of niet de gedachte uitspreek, die in
mijn binnenste het hoogste woord voert: wat
nu, wat nu, hier, in Enkhulzen?
En dan weet mijn tactische tante er altijd
wat op. Haar gasten mogen zich niet verve
len, dat komt haar eer te na. Zoodat zij, toen
wij dien stormachtigen Decemberavond den
traditioneelen Wteidijk langs liepen en ik
in het overwaaiende, heldere carillonspel van
den Drommedaris het liedje „Ga je mee,
over zee...," meende te mogen hooren. eens
klaps ingenieus als steeds, vroeg: „Waarom
ga j ij niet eens over zee? Je weet toch dat
7o aan den kant van Friesland óok bezig zijn
de Zuiderzee droog te leggen? Het moet een
geweldig werk zijn. ga er eens kijken, dan
ben je meteen een dag van den vloer...."
Dat laatste genoegen heb ik haar niet wil
len onthouden
Al lokt het grijze, waalerlge weer den vol
genden morgen niet bijzonder tot een zeereis,
ik wil mijn tante niet teleurstellen en scheep
mij blijmoedig ln voor Stavoren. De trein
uit Amsterdam levert natuurlijk op het laat
ste oogenblik het voornaamste deel der pas
sagiers. en dan wordt de tros losgesmeten
en stoomen wij de haven uit. Gewuifd en ge
snikt wordt er niet: de boot leent er zich niet
voor en bij helder weer kan Je den overkant
zien. Deze laatste wetenschap steunt met mij
blijkbaar meer dan een dozijn andere passa
giers in hun strijd tegen wat men zeeziekte
noemt. Het is niet te gelooven zooals die Zui
derzee nog kan spoken. Volgens zeelieden
waait er op het oogenblik waarschijnlijk een
kalme bries en desondanks schommelt de ,.C.
Bosman" om er naar van te worden. Het is
een treurig stelletje, dat over de reeling quasi
het potdichte uitzicht bewondert, en ik be
gin nu al enthousiast te worden voor de wer
ken. die dit zeetje aan banden zullen leg
gen. Een heer naast mij negeert mismoedig
de tegemoetkomende boot en ik kan het me
levendig indenken, want wU zijn dus klaar
blijkelijk pas op de helft, terwijl iedereen in
zijn hart hoopte, dat Stavoren nog slechts
een kwestie van enkele oogenblikken vol
houden was
En toch valt dat dan natuurlijk weer mee
Na vijf kwartier varens landen wij ln het
miniatuurhaventje, dat Stavoren tegenwoor
dig rijk is en alle kou ls, figuurlijk gesproken
van de lucht.
In werkelijkheid leven wij in December en
dus is het killer dan ooit. Maar dat het ln
den trein naar Leeuwarden, welke klaar
staat, ook zoo huiverig is. valt tegen van de
Nederlandsche Spoorwegen.
Ik ben dan ook blij als ik er in Workum
uit mag.
Buiten het station gekomen blijkt het dorp
zelf niet aanwezig, maar een bus staat ge
reed. Het is de ouasie auto. dien ik mij her
inner, maar hij is nog watervlug. In een mi
nimum van tijd hebben wij Workum bereikt
en reeds achter ons. De Ford vertoont,
anders dan de meeste menschen, op dezen
hoogen leeftijd eer. sterke neiging naar linKs.
Geiukklg Ls aan dien kant een betrekkelijk
ongevaarlijk prutslootje, terwijl rechts een
grondelooze vaart de grauwe lucht weerspie
gelt. Het lage land, waar wij krls-kras door
snellen, heet dus Friesland, maar als de baar
dige boer tegenover my gezegd had, dat we
eigenlijk nog ln Noord-Hoiland, Zuid-Hol
land of Utrecht rondtoerden, zou het niet
vreemd hebben geklonken, want ik zie weinig
verschil. Rechts vlak polderland, links de
dijk. En zoo b'ijft het tot Makkum toe.
Makkum
Ik weet niet of u Makkum kent. Ik heb het
in een groot half uur twee keer van Noord
naar Zuid en van Oost naar West doorkruist
en nu kan ik er over meepraten. Het is nog
stiller dan u denkt en wanneer u. zooals ik,
er twee uur op den bus naar Harlingen moet
wachten, is café „Het Hert" de aangewezen
gelegenheid om dien tijd te doen voorbijvlie
gen. Ik tref er onder meer een spraakzaam
rondreizend opticien aan, die ln goed Hol-
l&ndsch het laatste Friesche nieuws weet te
vertellen en mij vervolgens op internatiomle
wijze ettelijke lessen in de büjartsport geeft.
Bovendien verzend ik hier vijf mooie brief
kaarten naar de familie. En Juist als ik mij
hulpeloos zit af te vragen, wie het toch zijn
kan, dien ik nog vergat te schrijven, rijdt de
bus voor en valt het scheiden zwaar..
Deze autobus is de tegenvoeter van die
welke tusschen Workum en Makkum loopt,
en, zeer behagelijk ln de kussens geleund,
maak ik mij op om van het fraaie Friesche
landschap te genieten, als lk plotseling be
merk, dat dit nog niet veranderd Ls. Ook de
route blijft in groote lijnen steeds beneden
langs den dijk loopen. Dit duurt vijf kilome
ters lang; dan zwenken wij ineens den dijk
op en buigen even later onder een hoek van
negentig graden naar links. Aanvankelijk
lijkt met alsof wij nog op den vasten wal
rijden maar de chauffeur helpt mij uit den
droom: dit is de nieuwe afsluitdijk; de illusie,
dat het nog het aloude Friesland zou zijn, is
hier aan te wijten, dat de dijk rechts opge
hoogd is en wij dus slechts aan één kant zee
zien.
Laat ik u terstond zeggen, dat dit begin al
direct een geweldigen indruk maakt. Heel ln
de verte, wazig, ziet men een dorp in zee
liggen: het Cornwerderzand. en een bijna
lijnrechte uitstekende straatweg leidt er
naar toe. Hel dykllchaam is zoo breed en
massief, dat men geen oogenblik het idéé
heeft, toch eigenlijk steeds verder zee in te
rijden. Een IJmuidensche Pier is hier eenvou
dig niet mee te vergelijken. Ik noteer op een
hoekje van 'n krant de woorden: énorm,
grootsch en imposant, en weet dan nog niet.
dat Ik hierdoor bij het bezichtigen van het
Cornwerderzand in moeilijkheden zal gera
ken. Want hoe moet lk dit nu noemen, welke
suprlatieven geven een beeld van dit gigan-
teske werk? Men kijkt en loopt, en kijkt en
staat met stomheid geslagen. Men kijkt zóo
intens-belangstellend naar de overweldigen
de bedrijvigheid, dat men de „Verboden Toe
gang" bordjes volmaakt over het hoofd ziet.
Zoodat men alle gelegenheid heeft rustig dit
wemelende eiland van den arbeid te bekij
ken. En te genieten.
En te overpeinzen hoe het moge
lijk ls geweest, dat Nederlanders dit plan
ontwierpen, goedkeurden en uitvoerden....
Het Cornwerderzand ls een ovaal schier
eiland. om:;ngd door den afsluitdijk, die zich
dus als het ware splitst, er om heen buigt en
weer samenkomt, om dan na een honderd
meter, voorlooplg, ln zee dood te loopen. Met
de afmetingen zal ik u niet bezig houden;
misschien is het genoeg als u weet. dat men
een uur noodig heeft om het van den dijk
af aan alle kanten te bewonderen. Dan
ziet men in de diepte beneden het eigenlijke
werk: het aanleggen van de sluizen, die daar
ter plaatse het water van het IJselmeer zullen
moeten spuien. Deze worden voornamelijk in
beton uitgevoerd, evenals de spoorbruggen,
die hier natuurlijk eveneens noodig zijn.
Monsterachtige zandgrijpers, vermaard sinds
de film van Ivens, wroeten ln den opgespoten
grond, zwaaien langzaam om en storten met
een gul gebaar de kipkarretjes vol. die er in
lange treinen mee wegrennen. Daar vlak by
wordt nog modder opgespoten en zwermen
duizenden meeuwen rond: de schatten der
zee liggen hier voor het oppikken. Uitge
strekte rietvelden zyn in korten tyd uit den
kleibodem gesproten. En ook de mensch
heeft hier al vasten voet gekregen: veertig
steenen hulzen en vele houten gebouwen ge
tuigen. dat het hem ernst Is met zyn vesti
ging hier midden in zee
Het is een volslagen dorp. met een kerk.
een hoofdstraat en een kroeg, die cantine
heet. Het zal hier misschien wat harder
waaien dan elders, maar overigens moet het
leven weinig verschillen van dat in een an
dere stille plaats. De wasch hangt het is
mooi weer geworden te wapperen ln den
zeewind en de kans dat die hier, midden tus
schen al dat water, ooit zal drogen lijkt den
leek gering De dorpsjeugd is vier kilometer
ln zee precies dezelfde als die van het vaste
land en achter een groote aardkluit bloeit
zoo waar een armetierig madeliefje, dat aan
hun aandacht moet zyn ontsnapt.
Beneden, binnen, zwoegt het werk voort, en
buiten klotst de kalme, machtelooze zee.
Breezand is aan den overkant te zien en het
kan niet lang meer duren, of de twee einden
zullen elkaar raken en de Zuiderzee zal, ge
temd. een meer zyn....
En zoo (maar dan beter) zou ik door moe
ten gaan. wilde ik u een flauwen indruk ge
ven van het schitterende werk. dat daar. voor
al te veel Nederlanders helaas onzichtbaar en
onbereikbaar, gepraesteerd wordt. Ik ben mU
ervan bewust geen voldoende beschrijving
van die geweldige stoutmoedige onderne
ming daar in zee. steeds verder zee-in, to
hebben gegeven, vergeef het my. want
ik dwaalde er rond .zonder gids, zonder
held.
Maar gaat er dan ln leder geval. Indien
eenigszlns mogeiyk. zélf eens kyken: het ls
prachtig, het ls Holland, het Ls een hart-ver-
sterklng zonder weerga!
En hiermede zou ik willen besluiten, want
van myn terugtocht weet u reeds alles af:
die was nameiyk geiyk de heenreis, behalve
wat de richting betreft. Ook was de opticien
uit „Het Hert" inmiddels naar huis gegaan;
in de stationswachtkamer te Workum ont
moette ik daarentegen den eersten werkeiyk
onverstaanbaren Fries, zoodat ik by na den
trein miste, waarna de boot. die mij van
Stavoren naar Enkhulzen vervoerde, geluk
kig eindelijk tot rust bleek te zyn gekomen.
En ln Enkhuizen haalde myn zorgzame
tante mij van de boot en viel het my zwaar,
kostte het mU gewoon-weg moeite, woorden
van dank te vinden voor haar. die my de
mogeiykheid woes, met deze grootsche wer
ken, met Holland op zyn grootst, grooter dan
lk voor mogeiyk hield, kennis te maken!
HET BITTERTJE NIET DUURDER
ONDANKS DE ACCIJNS VERHOOGING.
Minister De Geer heeft bij de behandeling
van het wetsontwerp tot verhooging van den
accyns op gedistilleerd gezegd, dat, naar hij
meende, de verhooging niet- tot gevolg zou
hebben, dat de borrel duurder wordt.
Naar het Alg. Hbld. thans uit de kringen
van restauranthouders en siyters verneemt,
laat het zich aanzien, dat die verwachting
inderdaad in vervulling zal gaan. De verkoo-
pers willen ln dezen tijd van malaise hun ar
tikel niet duurder maken.
Zeer groot is voor hen het verschil trou
wens ook niet. De verhooging van den accyns
bedraagt 20 per hectoliter of 20 cent per 1.
Daar uit een liter gemiddeld 25 glaasjes gaan,
beteekent de verhooging nog geen cent per
borrel. Dat 1? Inderdaad moelhjk op de klan
ten te verhalen.
Wellicht zullen sommige siyters, als zy
nieuwe glaasjes aa*schaffen. Iets kleinere
nemen, zoodat de cent verrchll wordt gedekt.
Maar overigens zal het publiek er weinig
van merken.
AGENDA
Heden:
DINSDAG 30 DECEMBER
Schouwburg Jansweg: Vereenigdc Schouw
spelers. .Laat Patsy maar loopen". 8.15 uur.
Stadsschouwburg: Het Nieuwe TooneeL
„De Liefdes Parade". 8 uur-
Palace: Emil Jannlngs in ..De Lieveling
der «oden". Tooneel: ..Tc 4 Romanis" (mu
sical act>. 7 en 9.15 uur.
Luxor Theater: ,.24 uur getrouwd" en „HU
zy en de camera". Tooneel: Duo Bonda;
8.15 uur.
Rembrandt Theater: ,,De Jazz-Zanger".
Tooneel Karl Hermes. 7 en 9.15 uur.
Bennebroek: Raadsvergadering.
7.30 uur nam.
WOENSDAG 31 DECEMBER
Bioscoopvoorstellingen 's middags en des
avonds.
Teyler's Museum, Spaarne 16. Geopend op
werkdagen van 11—3 uur, behalve 's Maan
dags, toegang yry.