EEN TOCHT VAN DEN GOTHARD NAAR HET MEER VAN LUZERN. H.D. VERTELLING Biographieen in een noledop. Toenemend touristenverkeer. In de Schöllenen Prachtige reeks van stuivende watervallen Herinneringen aan den boogschutter Willem Teil. Hospenthal ligt aan den voet van don Gotharapas en als wij thans het stuur voorgoed Noordwaarts wenden, olgen wij door het Reuss- dal den toegangsweg tot don pas, die eenige eeuwen lang een der voornaamste verbindingswegen van Noord-Europa met Itaiië 1?. geweest. En toch Is de Gotnard-pas nog Jong. Furka- en Oberall-pas waren reeds in den Romeinschen tijd druk bezochte over gangen, zoodat de Landen aan weerskanten dezer waterscheiding in den tijd van Keizer Augustus tot een en dezelfde provincie be hoorden. De weg over den Gothard direct naar het Zuiden wordt echter eerct belangrijk als aanvoer van goederen direct uit het Noorden naar het Urserenthal mogelijk wordt. In het begin van de dertiende eeuw werd de Duivelsbrug gebouwd, op dezelfde plaats ©n op dezelfde fundamenten, waarop tegen woordig de overgang over de hier wild om laag stortende Reuss nog plaats heeft. Vroeger lag de brug veel lager en vooral In den zomertijd, als groote ma:sa's smeltwater van den gletscher door de nauwe kloof om laag werden gevoerd, dan spatte en stoof het water rondom de wakkere reizigers heen om hen voor te bereiden op het vreeselijkste ge deelte van den gevaarlijken tocht; daar vlak bij don uitgang van de kloof liep de weg over een brug van balken, die met behulp van kettingen aan den rotswand was opgehangen. Daar liet menigeen zich blinddoeken om dit afgrijselijke gezicht niet te zien. Daar kon men alleen met eigen postwagen passeeren, wan neer dit onmisbaar vehikel uit elkaar kon worden genomen. Reeds in 1707 werd dan ook met behulp van krult een tunnel geboord, het bekende Urnerloch en toen een kleine honderd Jaar later een geheel met wagens bereldbare straatweg over den pas wera gelegd, trok deze vrij spoedig zoowat het heel© verkeer tot zich. Van driehonderd reizigers per week steeg het verkeer langzaam maar zeker tot 70.000 per jaar omstreeks 1870, toen met den bouw van den Gothardspoorweg werd begonnen. Dultschland en Italië zagen toen met leede oogen, dat Oostenrijk met don spoorweg over den Brennerpas, die aansluiting gaf op de Micidellandsche Zeehaven Triëst, een groot deel van het verkeer ging opslokken en dat wij tegenwoordig in 20 uur tijd van de kade van Genua op een willekeurige plaats in een onzer groote steden kunnen staan, is te dan ken aan de samenwerking van Dultschland, Zwitserland en Italië, die in tien jaar tijd den vijftien kilometer langen tunnel en de daarheen voerende met zooveel zorg, kennis en kosten aangelegde spoorbaan wisten te fi nancieren. De prachtige straatweg lag slechts korten tijd verlaten. Het touristenverkeer nam al spoedig de plaats van het handelsverkeer in en wanneer wij, uiterst langzaam, onze afda ling door de stelle kloof, de Schöllenen, be ginnen, lijkt dit wel een der drukste wegen van Zwitserland. Een der steilste eu moeilijk ste óók; vooral de eerste paar kilometer van Andermatt af langs den gedenksteen van den Russisohen generaal Suwuroff en dan over de Duivelsbrug. Men rijde dit eindje maar ge rust in de eerst© versnelling af. Vijf kilome ter per uur ls daar al meer dan hard genoeg en bovendien is de reeks vaiT stuivende watervallen, die de Reuss h>er tusschen de loodrecht omhooggaande gra- nlotwanden vormt, best de moeite waard om rustig te bekijken. Want wij zitten hier middenin dc groote granietkern der Alpen en hoe de rivier daar door heen kon komen, ls onbegrijpelijk, wanneer wij niet aannemen, dat daar op een of andere wijze in de Oost- West verloopende ruggen een breuk of bant ls ontstaan, waardoor het water, voortdurend de kioof verwijdende, waarschijnlijk door het ijs geholpen, zijn weg omlaag kon zoeken. Zijn wij Göschenen, het eindstation van den Gothardtunnel, eenmaal gepasseerd, dan wordt het landschap dadelijk veel vriende lijker. De henuigen zijn ïeus minder sueil, maar dat iets is juisi voictoenae om het acnnenuosch weer geiegenneia te geven aen bergwand in een pracnug kleed te sienen. De vanei bnjit smai, net water blijft snel stroomen over aen rotsaentigen bodem heen, i/Otuai wij bij Erstleid in za.cnter gesteente aomen, waar de uitschuring veei sneiler en uieper kon piaats hebuen. Aituaorf ngt ai minnen in een vlakte, een dlcntgeaibd geaeeite van de Vierwalctstat- tersee en wanneer wij dan weer Iets stijgen langs de beroemde Axenstrasc©, toonen ue geweldige lagen kalkbanaen ons al spoeuig, uat wij gearriveerd zijn In den grooten gor del van krijt en Jura-gesteeriten, die de gra- uietmassa oer Gèntraai-Aipen zoowel aan de Noora- ais aan de Zuidzijde omgeeft, duide lijk toonenoe, dat het Alpengraniet van be neden uit ais het ware aoor die jongere zee- oezinkingen heen omhoog is geperst. Boven de kern van het gebergte zijn die' jongere lagen door den tand des tijds ver dwenen, Zij vormen het Alpenvoor rand; zij nebben de Midoenrijnsche laagvlakte opge vuld en bovenalen nog het hunne bijgedra gen tot de vorming oer Neder-Duitsche laag vlakte. Weet ge, dat geplooide aardlagen, kalk- banken van meters dncte, opgevouwen als zaauoeken in de linnenkast, nergens zoo mooi te zien zijn als aan het Zuidelijk deel der Axenstrasse. Daar staat voor iederen leek al heel duideiijk te lezen, dat vele bergreuzen moeten zijn on titaan door opploolïng, door zijdelingenschen druk. Probeer het maar eens met een krant, of met een pannekoek, dat gaat nog beter, dan leert u meteen wat overiiRjzenüe, omgevallen plooien zijn, want die liggen er in de Axenstrasse ook. En die geschiedenis der aarde ls toch minstens zoo interessant als de geschiedenis der menschen, die er wonen, hoewel Juist van dit boekje van Zwitserland de geschiedenis ons, vrijgevoch ten Hollanders, ook altijd heel sympathiek ls geweest. Vrijheidshelden zooals Willem Teil en Andreas Hofer worden in het land van Wil lem van Oranje en Tromp en De Ruyter meer geëerd, dan door de groote mogendheden, waartegen zij den strijd hebben aange bonden. Alttorf en Fluelen. Rutli en Tells- kapelle, het is alles een levende herinnering aan den grooten boogschutter, die ook door Schiller en Rossini zoo bekend is geworden. Maar niet alleen daarom behoort Urnersee tot een der voor de Hollanders liefste piekjes in Zwitserland. Ge hadt eens een kijkje moe ten nemen in ons kamp aan den oever van het meer, vlak naast het Strandbad van Brunnen. Achter ons rezen de Mythen om hoog, die merkwaardige bergtoppen, waar van de naam al op raadselen duidt en die ook heel lang voor den geoloog een raadsel zijn geweest. Het roode gesteente, dat vooral aan de groote Mythe zoo sterk opvalt, is nota bene een in de diepzee gevormde kalk steen, die bij de gebergte-vorming heeiemaal uit de Po-vlakte hierheen geschoven moet zijn. Dan ligt daar links de Axenfels met zijn mooie, regelmatig gebogen kalkbanken steil oprijzende uit het groenblauwe meer en daar achter opent zich de Urnersee, die zoo schitterend afgesloten wordt door de met sneeuw bedekte pyramid© van de Brlsten- stock, geflankeerd door Wlndgalle aan den eenen kant, Gitschen en Urirltstock aan de andere zijde. Vrijwel loodrecht en duister rijzen hier de rotswanden aan weerskanten van het glin sterend, watervlak op, een duidelijk bewijs, dat hier de gletscher zelf aan het werk is ge weest om een steeds dieper wordend dal uit te schuren, waarvan de bodem nog ettelijke honderden meters onder het meer-oppervlak ligt. Vlak tegenover ons kamp staat de Schiller steen en dan in schrille tegenstelling met de steile dustere rotsen van de Urnersee, de glooiend© Lachende wellanden van Trelb- Selisberg, de breede watervlakten, die rose het licht weerkaatsen, wanneer de zon gloei end rood achter den Pilatus ondergaat. Was het niet toevallig, dat er nog een tent vlak bij de onze in het riet verscholen stond en dat die moest toebehooren aan den fabrikant van mijn dierbare vouwboot. Hans Berger uit Münohen? Hij kwam met zijn vrouw aanzwemmen, toen wij in zijn fabri kaat op het meer dreven; de kennismaking was natuurlijk gauw gemaakt. Het was In teressant om onze grootendeels Engelsche kampeeruitrusting en methoden met zijn Duitsch-Oostenrijksche te vergelijken en er oeiden ons voordeel mede te doen. Het meer van Luzern ls van de boot af mooier dan van den kant, het gedeelte langs de Axenstrasse misschien uitgesloten, maar wij hadden weer even geluk; een wegrepara- tie dwong ons tot een omweg, die ons een paar honderd meter hooger bracht en nog juist even gelegenheid gaf om Elger-Mon ih- Jungfrau en zelfs Finsterarhom in al hun ongenaakbare pracht te bewonderen. Ondertusschen hebben wij aan den voet van den Rigi het krijtlandschap weer verlaten en tot Aarburg aan toe gaat onze weg door een lager gedeelte, waarvan de bodem grooten deels uit aan elkaar gebakken verweerings- producten van het achter ons liggende ge bergte bestaat. Wie van de Weggis of Wibsnau af den Rlgi beklommen heeft, herinnert zich wel de rotswanden, die grootendeels uit rolkeien ter grootte van een vuist waren samengebakken. Na Olten komt de kalk weer te voorschijn; wij zijn genoodzaakt, weer al slingerende te klimmen naar onzen laatsten pa;s om dan verder geleidelijk over. Liestal tot Bazel te dalen. Een vóór Bazel krijgen wij het gezicht rechts op het Schwarzwald, dan op de Mid- denrijnsche laagvlakte, recht voor ons uit de Vogezen en aan den linkerkant opent zich het bekende „Trou de Belfort", dat niet al leen in de Geschiedenis van Frankrijk, maar ook in de historie van onze aarde en f pee laai van den Rijn zulk een groote rol heeft ge speeld. VAN DER SLEEN. (Nadruk verboden: auteursrecht voorbe houden). De Optimist door WILLY VAN DER TAK. Br was eens, er was eens Het js niet eens een sprookje, het is maar gewone, simpele werkelijkheid. Nuchtere werkelijkheid, zeggen sommigen. Er was alleen maar dit: dat op een goeden dag een man neerkeek op het gebogen hoofd van een meisje en de zon zag glanzen in haar bruine haar en langs de fijne lijn van haar neus en mond naar beneden keek, naar haar handen, die roerloos ineengevouwen in haar schoot lagen, en dat plotseling, met een vreemde golf van ontroering, die zijn hart week en zijn oogen vochtig maakte, het we ten door hem heen ging, dat zij voor hem de eenige was en altijd de eenige blijven zou. Zulke dingen gebeuren, en niet alleen in boeken. Hij boog zijn hoofd en zoende haar haar en wist, dat hij zijn leven lang met zijn heele hart voor haar bidden zou. Maar drie maanden later ontmoette het meisje een ander, en ontdekte plotseling, dat ze toch meer van bruine oogen dan van blauwe hield; en nog zes maanden later over woog ze bij zichzelf, dat alleen bruine oogen ook geen waarborg voor geluk: zijn, en ze trouwde met een man met veel geld en een bruin en een blauw oog. De man, wiens blauwe oogen op dien zon- nigen dag zoo ontroerd op haar neer hadden gekeken, stopte na drie maanden zijn ver driet zoo diep weg op den zolder van het sprookjespaleis, dat zijn gedachten om en boven haar opgebouwd hadden, dat hij zelf soms moeite had om het terug te vinden, en kwam tot de slotsom, dat hij het zich nooit vergeven mocht, dat hij zoo schromelijk te genover haar tekort geschoten was, dat ze zich onbegrepen en eenzaam tot een ander gewend had. En zijn handen vouwden zich soms plotseling ineen, als hij aan haar dacht, die bij dien ander ook weer niet had kunnen vinden, wat zij zocht, en hij wensch- te, dat zij in haar huwelijk gelukkiger mocht zijn en vroeg zich af, of zij nog wel eens aan hem dacht. Ze dacht zelden aan hem. Ze had eigen lijk nooit aan hem gedacht, evenmin als aan den man met de bruine oogen, die zijn opvolger was geworden, en aan den man met 't ééne bruine en het ééne blauwe oog, dien ze getrouwd had. Ze vond zichzelf veel belang wekkender. Zijn naam riep een vage herin nering bij haar op; als ze hem zag, vroeg ze zich af, waarom zijn gezicht haar zoo bekend voorkwam. Meer niet. Misschien zelfs nog minder. Maar de man, die op dien zonnieen zomer dag ontdekt had, dat hij zooveel van haar hield, dat hij voor haar bidden kon, wijdde zijn gedachten en zijn leven aan haar. De dingen, die hij deed, deed hij, omdat zij er misschien van hooren zou en hem erom be wonderen of respecteeren; de dingen die hij liet, liet hij, omdat hij geen dingen wilde doen, die zij zou kunnen afkeuren of min achten. HIJ werd een vooraanstaand man, en zat In vele besturen en telde haar een en kele maal onder zijn toehoorders. Hij was heel gelukkig met zijn schoonen waan, geluk kiger dan hij het ooit met haar zou zijn geworden. Hij bleef lang Jong en toen hij oud werd, vond hij het goed en verhuisde naar de stad waar zij woonde en wachtte op zijn dood. Het duurde lang, maar hij had geduld. Zijn dood zou het schoonste van alles wor den. Want als hij op zijn sterfbed lag, zou hij haar vragen om te komen en zij zou komen. Zij zou zeker komen. En hij zou haar handen tusschen de zijne nemen en misschien zou zij knielen voor zijn bed, dat hij neer kon zien op haar haar, dat niet meer bruin zou zijn, en langs de fijne lijn van haar neus en mond haar handen stil in haar schoot zien liggen. Hij zou haar vertellen van dat oogen- blik, vele jaren geleden, waarop hij plotse ling beseft had, dat zij de eenige voor hem was, en hij zou haar kunnen vertellen, dat zij zijn gedachten nooit met een ander gedeeld had en haar vragen om hem te vergeven, dat hij haar niet had gegeven wat zij noodig had, toen hij er de kans toe had. En zU zou hem vergeven en zijn oogen sluiten. Maar het duurde wel lang. En toen hij eindelijk op een dag het bleek© licht van een winterschen dag aarzelend, eerbiedig voor den dood, zijn kamer binnen schuiven zag, en aan haar dacht, die nu spoedig komen zou, begreep hij plotseling dat hij het niet doen mocht. Als zij achterbleef en wist, dat hij zijn leven lang alleen was gebleven om haar, zou zij het zich zeker aantrekken Hij zou misschien haar laatste jaren vergallen, zij zou zichzelf verwijt na verwijt maken. Het ware beter, dat zij het niet wist. Hoe had hij ooit op de zelfzuchtige gedachte kunnen komen! En hij stierf een zaam, zooals hij geleefd had. Maar zijn schoone waan bleef bij hem tot zijn dood. JAN FREDERIK HELMERS. 1767—1813. Dat Helmers „de Bard der Nationaliteit" genoemd werd en dat Napoleon's regeering bevel gegeven heeft om hem van zijn bed te lichten en hem gevankelijk naar Frankrijk te voeren, welk plan slechts verijdeld werd door dat Helmers stierf vóór het ten uitvoer ge bracht was, kenschetst wel het karakter van Helmers als dichter. Helmers is dan ook nog altijd in de eerste plaats de auteur van „De Hollandsche Natie" en hoewel hij nog wel ander dichtwerk geleverd heeft, zijn er niet velen, die dit ook maar bij naane kennen. De .Hollandsche Natie" wordt nu bombastisch en gezwollen genoemd, maar wij moeten niet vergeten, dat het een stuk van revolution- na ire strekking was, dat den volksgeest be oogde te stimuleeren, aLs zoodanig is het te vergelijken met de wenken van Schiller in diens eerste periode. Jan Frederik Helmers, die im 1767 te Am sterdam geboren was, genoot in het deftig burgelijk gezin, waaruit hij voortgekomen was. een goede opvoeding, maar ook is hij voor een groot deel autodidact. Vreemd is. dat iemand van zijn capaciteiten, die de moderne talen met gemak leerde, zich geen classicus toonde en het Latijn en Grieksch voor hem een onoverkomelijke struikelblok vormden. Geschiedenis, aardrijkskunde en natuurlijke historie vonden in hem echter een bedreven beoefenaar en over godsdienst en wijsbe geerte had hij een zeer persoonlijken gtedach- tengang. En hij beleed rondborstig hetgeen hij voor juist hield. Alle overheersching vond in hem een gezworen vijand en wel zelden zal het vaderland met de pen zoo hartstochte lijk verdedigd zijn, als hij bot deed. De geschiedenis van de ontwikkeling van zijn dichttalent is merkwaardig, omdat een vrije geest als hij, 'toch aanvankelijk bleek verstrakt te zijn in zekere conventies van zijn Uid. Hot vroegste dichtstuk, dat wij van Helmers kennen is de lijkzang op B. de Bosch, in 1786 vervaardigd. Hij was toen dus 19 jaar. Het was het tijdvak van de dichtgezelschappen met welluldender namen dan de voortbreng selen van de leden doorgaans wanen en on geveer evenveel bekroningen als prijsdichten. Helmers deed daaraan mee, vorderde lang zaam, gebonden aan de door autoriteiten als Feitama en Steenwijk gegeven regels. Zeer was hij ingenomen met de gedichten van de Haarlemsche LucretLa Wilhelmima van Mer ken en haar echtgenoot Nico laas Simon van Winter. Dat hij zelf daar ver boven uit kon stijgen zag hij niet. Zijn ode „De Nacht" van 1788 heeft veel meer dichterlijks dan de pro ducten zijner tijdgenooten. In 1790 verscheen voor het eerst zijn dichtstuk „Socrates" en dit droeg de kenmerken, dat hij eens een der eerste dichters van zijn tijd zou worden. In zijn jeugd was hij een trouw bezoeker van den Amsterdaraschen Schouwburg, een groot bewonderaar van de toomeelspeelkunst. doch niet van -den Duibschen import, die toen maals te zien gegeven werd. De Duitsche „Ruhrsücke", vertalingen van drama's van Von Kotzebue en anderen, kon den hem evenmin als zij het Lessing in Dultschland gedaan hadden bekoren en zijn geestdrift voor een gopd vaderlandsdh toon eel was zoo groot, dat hij een eigen tijd schrift oprichtte, „Do Amsterdamsche Na tionale Schouwburg". Zooals meer uit een Ideëel oogpunt opge richte tijdschriften beleefde ook dit niet veel jaargangen, na het zesde nummer moest de uitgave gestaakt worden. Een reis naar Parijs in 1803 droeg bij tot verruiming van zijn blik en in 1809 en 1810 gaf hij te Amsterdam twee deelen met meest lyrische gedichten in het licht, waaronder het eertijds beroemde tooneelstuk Apollo". Zijn verlangen om Italië t© bezoeken werd niet vervuld. Door het lezen van historische werken en reisbeschrijvingen vulde hij in dezen aan, wat hij te kort kwam. De eerste druk van het groote Herdicht „De Hollandsche Natie" verscheen in 1812. De Fransche censuur had er verscheidene passages in geschrapt, maar in volgend© druk ken zijn die weer te vinden. Het is een dicht stuk ln zes zangen, forscher en krachtiger dan er in langen tijd geschreven was. Kort na elkaar beleefde het acht druk ken. ,D© Hollandsche Natie" was tevens Hel mers' zwanenzang, want een jaar na de uit gave, 26 Februari 1813 overleed hij. Hij is be graven te Muiderberg, waar zijn stoffelijk overschot door een eenvoudlgen steen met enkel zijn naam gedekt werd. De Vrijheid, die hij zoo harstochtelijk be zongen had, heeft hij niet meer mogen zien komen. OVER DROOMEN. Wanneer wij des morgens wakker worden valt er als 't ware een donker gordijn achter ons neer. Onze droomen vervagen sne1. Soms herinneren we ons zelfs in 't geheel niet, dat wij gedroomd hebben. Er is in den laatsten tijd heel wat studie van dro.omen gemaakt en velen beweren, dit men soms droomt van dingen, die in de naaste of een verre toekomst zullen plaats vinden. Verschillende verhalen betreffende zulke droom voorspellingen doen de ronde of zijn gepubliceerd. Schopenhauer, de groote Duitsche wijsgeer, gooide eens in verstrooidheid inkt over zijn werk, inplaats v? n het zand dat toen gebruikt werd om den inkt spoedig te deen drogen. Hij belde om de dienstbode en vroeg haar. den inkt op te vegen. Toen het meisje zag wat er gebeurd was, zelde zij dat zij Juist den vorigen nacht van zulk eep voorval had ge droomd. Schopenhauer maakte haar uit voor leugenaarster maar toen riep zij de keuken meid tot getuige, die verklaarde dat het meisje haar inderdaad des morgens den ge- heelen droom had verteld- Professor Reed, de overleden directeur van. het Museum voor Natuurlijke Historie, in Chili, droomde eens, dat hij wandelde en daarbij een grafsteen zag, waarop het op schrift: „Reed. Natuurhistorlcus. 7 Novem ber 1910." Dezen droom vertelde hij, bij wijze van grap, aan verschillende leden van zijn gezin. Zijn gezondheidstoestand was toen nog u't- stekend. Maar een feit is het. dat hij op den 7en November 1910 overleed. J. W. Dunne, de beroemde Engelsche vlieg tuigbouwer, vertelt dat hij. terwijl hij in Zuid-Afrika diende, eens een nachtmerrie had- Hij zag, dat een eiland door eem vulka nische uitbarsting bedreigd wera en hij haastte zich alles in zijn droom! n ar een nabijgelegen ei-and om da Fransche autoriteiten te vragen, schepen naar het bedreigde eiland te zenden, ten ein 'e de be volking van een wissen dood te redden, Tot zoover deze droom. De volgende zending dagbladen bracht het bericht van de vulkaanramp van Martinique. Gemeld werd dat deze geheele eilandstad wis weggevaagd en dat 40.000 menschen daarbij het leven hadden verloren! MOS. Op de heuvels en in de bosschen van Sus sex (Engeland) is in deze dagen in groot© hoeveelheden mos verzameld. Tal van man nen houden zich hiermede bezig. Het mos wordt in groote zakken gepakt on deze laat men van de heuvels af rollen. Aan den voet van de heuvels staan lorries gereed waar op de zakken geladen worden. Deze mannen werken voor groote finma's, die de voornaamste bloemisten van mos voorzien. In den Kersttijd is hiernaar verba zend veel vraag. Het wordt gebruikt voor hefc „afwerken" van bloemstukken of -manden, voor tafel decoratie en voor de miniatuur- tuintjes die men elkaar tegenwoordig in deze dagen ten geschenke aanbiedt. Ook wordt het verwerkt in kransen en kruisen. Er zijn zeer vele soorten van mos. Som mige soorten zijn niet veel meer dan on kruid. Maar het zachte, fijne mos dat ©r uit ziet als een verzameling miniatuurvarens en op fluweel gelijkt is niet zoo gemakkelijk te vinden als men misschien wel denkt. Hoe geweldig veel meer vraag er naar mos is kan worden afgeleid uit het feit, dat d© betrokken firma's gewone dag- en uurloonen betalen aan de menschen, die zich met het zoeken en verzamelen bezighouden. Wanneer een firma op particulier terrein mos wil laten zoeken, koopt zij het recht daartoe van den eigenaar voor zes gulden per dag. En, dan moet natuurlijk nog het loon aan de „mos-zoekers" worden betaald! NIEUW VOEDSEL VOOR SCHAPEN. Op het oogenblik wordt in Californlë een proef genomen met het vetmesten van scha pen, die daarheen uit Texas ten getale van eenige duizenden zijn gezonden. Zij worden daar gevoed met het overschot van de drui venoogst Het ls niet nieuw dat schapen een winter kwartier opslaan ver van de plaats waar zil den zomer hebben doorgebracht. In Enge land gaan de schapen in den winter uit Cumberland en Westmoreland naar boerde rijen in kustplaatsen. Maar dat schapen druiven te eten krijgen ls wel nieuw. Waarschijnlijk moet hier aan een bezuinigingsmaatregel gedacht worden. Op het oogenblik zijn druiven vermoedelijk goedkooper dan eenig ander voedsel. Om de zelfde reden stoken de boeren In Manitoba nu gerst in plaats van kool of hout. Op één schepel gerst kan een kleine kachel een ge- heelen dag branden en bij de tegenwoordige graanprijzen vinden de boeren dit goedkooper dan de meer gewone brandstof te gebruiken. DE AUTO VAN DE TOEKOMST. Het nieuwste op het gebied van auto's ia te danken aan Sir Dennistoun Burney, de ontwerper van het Engelsche luchtschip de R. 100. Hij meende dat het oogenblik was aange broken om met Iets geheel oorspronkelijks voor den dag te komen. Bij de tegenwoordig in gebruik zijnde auto's wordt, zegt hij, te veel kracht gebruikt, om den tegenstand van de lucht te overwinnen. Daarom heeft hij een auto gebouwd, die door zijn vorm dien tegenstand zoo weinig mogelijk onder vindt. Dit Ls niet het eenige nieuwe aan de auto van Sir Dennistoun Burney. Zoo is bijvoor beeld de motor achter in den wagen ge plaatst. Ofschoon ook bij de tegenwoor dige auto de motor op de achterwielen werkt, ls hij geplaatst vóór ln den wagen hetgeen Sir Dennistoun Burney niet economisch en niet efficient vindt. Wij kunnen er wel zeker van zijn dat de auto's over twintig jaar er geheel andera zullen uitzien dan die, welke thans ge bruikt worden. Sir. Dennistoun Burney heeft nu een tip opgelicht van den sluier, die de toekomst ln dit opzicht nog voor ons verbor gen houdt. GOEDKOOP VRACHTVERVOER. Steeds meer is het paard uit het Londen- sche verkeer verdwenen zooals trouwens in alle steden maar toch werd het paard nog tamelijk veel ln de Engelsche hoofdstad ge bruikt omdat het voor korte afstanden toch altijd nog goedkooper ls dan motor-sche kracht. Wanneer nu echter de plannen van een Engelsche spoorwegmaatschappij doorgaan ls te verwachten, dat er spoedig in 't geheel geen paard meer in de groote steden te z en zal zijn. The London, M'd and and Scottish Railway neemt n-1. op het oogenblik pro:ven met een driewieligen motor-tractor, v~or hat halen en brengen van goederen. Tot nu tie hebben deze proeven zeer bevredigende re sultaten opgeleverd. De tractor kan op een zeer kleine ruimte draalen en er kan d s zeer gemakkelijk mee gemanoeuvreerd wor den op overvolle erven, opslagp aatsen enz. veel gemakkelijker dan met een met een paard bespannen wagen. De nieuwe motor wagens kunnen ook met een snelhe'd van 18 Engelsche mijlen per uur een vracht van drie ton vervoeren. Tenslotte en deze factor zal wel d?n doorslag geven zij zijn goedkooper dan „paard en wagen" Deze tractor kan het werk van twee paarden doen voor iets meer dan de helft der kosten, die twee paarden meebrengen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 14