De Zeven Wereldwonderen.
MEEUWEN IN DE STAD
r—riqiWPOT
ZATERDAG 10 JANUARI 1931
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
1
■mm'
VIJFDE BLAD
V.
Tempel van Diana of Artemis te Ephesus.
-Af
"~v"
SKSn., *<£S\ -x
Een blik op de thans verlaten stad Ephesus.
fin het vijfde der zeven Wereldwonde
ren, dat nu onze aandacht v:aagt,
de Tempel van Diana of Artemis te
Ephesus, is ook niets overgebleven
dan een ruïne. De fragmenten die
buitengewone kunstwaarde hadden, zijn
bij de opgravingen zooveel mogelijk gespaaro
en hebben nu een plaats gekregen in een der
Londensche musea.
Ephesus was een van de 12 Ionische steden
ln Klein Azië, een belangrijke havenstad nabij
de monding van den Kaystrus.
Diana ls de oud-Itallaansche Maangodin,
die inzonder door de Aequi en Latijnen ge
huldigd werd. Dit geschiedde vooral in een
De godin Diana.
heilig bosch aan het meer van Nemi en ln
een tempel door Servlus Tullius op den
Aventijnschen heuvel te Rome gesticht. In
den loop der tijden werd Diana vereenzel
vigd met de Grieksche godin Artemis, welke
met haar broeder Apollo reeds vroeg te Rome
vereerders vond. Ook Artemis, een dochter
van Zeus en Leto, volgens anderen van Zeus
en Poseidon en Déméter, is de godin van
de maan. In verschillende deelen van Grie
kenland werd Artemis vereerd als een schep
pende godin, die haar werkzaamheid ln
wouden, in rivieren en bij bronnen open
baarde.
Het was een gezellin van de Nymphen, de
wreekster der beleedigde kuischheid, de be
schermgodin der Jagers en tevens van het
wild. Evenals Apollo ging zij den hoogmoed
der menschen tegen, zond met haar pijlen
den dood, of veroorzaakte besmettelijke ziek
ten.
De beeldende kunst stelde Diana voor als
een maagd met een slanke, krachtige gestalte
en met een echt Grieksch gelaat, hetwelk op
dat van Apollo gelijk. Als jachtgodin werd
zij afgebeeld met een ree.
Zooals Prof. Eugen Gugel in zijn stan
daard werk over „Geschiedenis der bouw
stijlen" opmerkt, is onder de gedenkteekenen
die de oude Grieken hebben nagelaten geen
soort van monumenten zóó belangrijk voor de
studie hunner bouwkunst als de tempel. Het
Grieksche tempelgebouw vormt in alle op
zichten een merkwaardige tegenstelling met
de Oostersche en met name de Egyptische
opvatting van het godshuis. In Egypte ver
bergt zich de rijke en van zekere schoonheid
niet ontbloote ordenantie van de tempels ge
heimzinnig achter vormlooze. somber grijn
zende muren. De Grieksche tempel onder
scheidt zich bijna altijd door zijn heerlijke en
»pen ligging. Vrij en verheven, veelal op berg
oppen, bijna steeds op hooger gelegen plaat-
■m van het harmonisch, gelegen heuvelland.
biedt hij overal heen zijji innemende en be
koorlijke vormen aan.
In de eerste plaats is dit groote contrast
aan het verschil van godsdienst te wijten
De sombere mystiek van het Oosten ver
dwijnt en de goden treden hier, voor allen
zichtbaar en toegankelijk, in schoone en
edele vormen voor de oogen der geloovigen.
Aan de Grieksche goden zijn geen andere
eigenschappen of hoedanigheden toegebracht
dan die in de mensckelijke vormen kunner
worden weergegeven: de Helleensche tempel
is het huis van de als mensch voorgestelde
en in haar beeld persoonlijk aanwezig ge
dachte godheid.
Architectuur en beeldhouwkunst wedijveren
met elkander doch elk afzonderlijk op haar
gebied in de verheerlijking van het gods
huis. De eerste plaats is aan den beeldhouwer,
den schepper van het godsbeeld toegekend;
het hoogste doel toch der kunst was het
voorstellen der goden-idealen. Aan de archi
tectuur is alsdan de waardige plaatsing en
omlijsting van het beeld, de wijdingsvolle
opluistering der omgeving opgedragen. Zoo
doende schreef de grootte van het godsbeeld
tot op zekere hoogte de afmeting van de
tempelruimte voor. Omdat in den tempel
geen godsdienstige plechtigheden plaats had
den. die tegelijkertijd veel menschen dar bij
eenbrachten. behoefde men ook geen uitge
breid tempelruim. Het bezoeken van het
godsbeeld geschiedde als het ware beurtelings
De feestoffers, waaraan het volk gezamelijk
deelnam, werden niet in den tempel, maar er
vóór, in de open lucht, gebracht, terwijl ook
de feestmaaltijden daarbuiten, waar ook de
brandofferaltaren stonden, werden aange
richt.
De Tempel van Diana is te Ephesus gebouwd
toen de Grieksche kunst haar hoogtepun'
bereikt had. De stad verkeerde toen in een
bloeienden toestand, zoodat de kunstenaars
geen geld behoefden te ontzien om hun
schoonste idealen te verwezenlijken
Geen wonder dat onder die buitengewóón-
gunstige omstandigheden iets moois tot stand
gebracht werd. Schrijvers uit dien tijd die
de verschillende wereldwonderen met elkaar
hebben kunnen vergelijken, verzekerden zelfs,
dat deze tempel het mooiste en het wonder
baarlijkste van alles was. Deze tempel over
treft alle andere bouwwerken door menschen-
handen gemaakt zoo schreef o_a. Pausa-
nias.
Er is eeuwenlang gezocht om de plaats
waar de tempel gestaan had, weer terug te
vinden. Dit komt blijkbaar omdat op het be
doelde terrein te Ephesus verscheidene tem
pels gestaan hebben. De En gelach man Wood
ontdekte in 1869, nadat hij niet minder dan
6 jaar zonder succes gegraven had, de eerste
overblijfselen van den tempel. Het duurde
toen nog 5 Jaar voor hij zijn opgiravings-
werk voltooid had. Maar bij opgravingen in
1904 en 1905 werden nog vele belangrijke ont
dekkingen gedaan die aan de oplettendheid
van Wood ontgaan waren.
Deze onderzoekingen hebben nu aangetoond
dat in het tempelgebied van Ephesus eerst een
gemetselde tempel gestaan heeft. Er zijn uit
de onderste lagen mooie voorwerpen van een
vroege kunstperiode opgedolven. O.a. fraaie
bewerkte ivoren beeldjes van de godin Arti-
mis, de koningin van de dieren des velds.
Vermoedelijk is die tempel, die op een moeras
grond in een rivierdelta was gebouwd, gaan
verzakken. Op steviger fundeering is toen een
nieuwe tempel gebouwd. Maar dit gebouw is
bij de invallen van de Cimmeriërs <660 jaar
voor Christus) verwoest. Toen de indringers
het land verlaten hadden, hebben de bewoners
van Ephesus den tempel hersteld, maar dit
herstel is blijkbaar zoo haastig geschied, dat
het gebouw al weer spoedig teekenen van
verval begon te vertoonen.
In den loop van de zesde eeuw voor
Christus, toen Ephesus een rijke stad gewor
den was, werd besloten een nieuwe tempel
te bouwen waaraan kosten noch moeiten ge
spaard zouden worden.
De wit marmeren tempel van Artemis was
een Ionisch monument. Hij is in het midden
der zesde eeuw voor Christus door Cher-
slphron en zijn zoon Metagenes begonnen,
maar naar men weet, eerst twee eeuwen
later door Dementrius en Paeonios vol
tooid.
Volgens Plinius bedroeg de breedte van de
tempel niet minder dan 220 voet, bij een
lengte van 425 voet, terwijl de hoogte de:
monolithe kolomschachten od 60 voet word"
aangegeven. De kolommen stonden 30 voe:
uit elkaar, dit werd als een stoutheid van
constructie aangemerkt
Croesus, koning van Lydië, steunde den
bouw van den tempel. Hij schonk o.a. het
grootste deel van de kolommen. Voor Croesus
beteekende dat niet eens zoo heel veel, wan-,
hij was zeer rijk, zoo rijk zelfs, dat het een
aanduiding werd „zoo rijk als Croesus".
Er waren zeer veel mooie beeldhouwwerken
in den tempel opgesteld. Het is verkeerd om
te veronderstellen, dat die vele wit-marme-
ren beelden aan den tempel een koud aan
zien geven. In den tempel werd veel gewerk-
mot goud en kleuren. Niet alleen de reliefs
waren daarmede bewerkt, maar ook de beel
den en beeldengroepen.
Hérostratus heeft in 356 jaar voor Christus
dit schoone bouwwerk in brand gestoken om
door deze wandaad zijn naam voor de ge
schiedenis te bewaren.
Daarna werd de tempel onder leiding van
Dinocratus weerd opgebouwd. De herbouwde
tempel moet nog mooier geweest zijn dan dc
verbrande.
Alexander de Groote kwam Juist in Ephesus
toen de tempel door het vuur verwoest was.
Hij bood toen aan de kosten van den herbouw
voor zijn rekening te nemen. Daarop ging
Ephesus evenwel niet in. omdat Z.M. den
eisch stelde, dat dan zijn naam op den tempel
moest worden aangebracht. De Ephesers ver
ontschuldigden zich met de verklaring, da:
het toch onmogelijk was. dat de eene goc
een tempel aan een anderen god kon wijden
Alexander de Groote werd namelijk als een
god vereerd.
De nieuwe tempel was 323 voor Christus
voltooid.
Eenige eeuwen bleef hij de roem der stad.
tot dat keizer Nero de kostbaarheden roofde
262 jaar na Chr. werd de tempel opnieuw
door de Goten in brand gestoken.
Bij de scheuring van het Romeinsche rijk
(395 Jaar na Chr.) werd Ephesus aan het
oostelijk gedeelte toegewezen. De stad ge
raakte toen meer en meer in verval. Thans
vindt men op de plaats slechts een dorp.
namelijk Ayasloegh. Bij dit dorp worden
behalve de tempel-ruines, ook overblijfselen
gevonden van het theater, dat plaats bood aan
57000 personen en het stadion, dat 75000
menschen kon bergen.
In den Bijbel ls Ephesus aangeduid als
Epheze. De apostel Paulus was er cenLge jaren
werkzaam, hU schreef vandaar zijn eerst®
zendbrief aan de Christenen in Oorlnthe.
Volgens de kerkelijke overlevering heeft d®
apostel Johannes te Ephesus gewoond en
is hij daar ook gestorven, evenals Maria, de
moeder van Jezus.
C. J. V. T.
door
B. B.
Een morgen van zwaren mist boven de
rivier en de havens. De rijen sleepbootje
met hun geelgebande pijpen liggen te wach
ten langs co tcauen en o^zeu Witte Scoom
weg in de dichte, grijze damp. Geen veer-
bootje waagt den overtocht, geen sleepen
Rijnaken zeulen stroomopwaarts, geen zee-
sleepers brengen de groote vrachtvaarders
meer binnen. Niets meer te zien of te hooren
van het gansche machtige liavenbedrijt.
Mist en stille. Tot plotseling de meeuwen er
zijn, de rustelooze, die anders geheel passen
bÜ al het gejacht en rumoer van het lossen
en laden, het gaan en komen, het steeds wis
selende beeld van havens en rivier, zoodat
slechts weinigen aandacht schenken aan
hun vlucht én hun kreten. Het zijn kok
meeuwen, die van de plassen komen. Nu en
dan schieten ze voorbij in den stolp, waar
binnen de menschen op de kade gevangen
schijnen en boren zich weer in de wanden
van mist. Schorre kreten, een flits van witte
vleugel en donker gevlekten kop. Ze speuren
al de haven af. blijven cirkelen naast en
boven een Noorsche houtboot. De koksmaat
gooit de etensresten overboord en draaiend
om hun eigen as storten de vogels zich met
de brokken naar omlaag; vangen ze steeds
voor ze in het water vallen. Een paar groo-
tere stormmeeuwen komen op op de voedsel-
kreten af en duiken op uit den mist. Als een
kokmeeuwtje met een g.ooten korst in den
lakrooden snavel ontsnappen wil, giert een
stormmeeuw achter hem aan. De groote
zwenkt om den kleine, deelt vleugel tikken
uit. Het kokmeeuwtje krtlscht. de storm
meeuw miauwt boos en dringend. Het recht
van aen sterkste zegeviert; ae itorst vait en
wordt tijdig opgevangen.
Tegen den middag trekt de zon den mist
gedeeltelijk op en wazig komen de silhouet
ten van kranen, laadbruggen, elevators, ri
vierschepen en zeebooten door. Sirenes
waarschuwen .waar een boot vertrekt en de
meeuwen duiken naar alles, wat in het wie
lende schroefwater bovendrijven komt. Dan
zwermen ze uit over de binnenstaden blijven
soms in troepjes fladderend dooreenvnegen
voor de ba icons aan de singels, vanwaar
broodresten worden gestrooid. Op den nok
van een zadeldakje rusten ze even uit. Ma',
zonlicht doet nu het helder wit van de borst
uitkomen tegen het zilvergrijs der vleugels
en het zwart der staartveeren. Weer trekken
ze verder, zwenken om de motorschepen in
de grachten, zweven over de daken in nauw
merkbaar bewegen van de vleugels en me.
de roode pootjes tegen den waaier van de
staart gestrekt.
Het krioelt van meeuwen op de vuilnis
belt bij het opgespoten terrein achter de
buitenwijken. Jonge zilvermeeuwen in bruin
en grijs gestippeld veerenpak stappen er
tusschen de blanke volwassen vogels, grooter
dan eenden, met forsehe. kromme snavels
en breede zwemvliezen. De kokmeeuwen
scharrelen er rond met de stormmeeuwen en
telkens barst het geschreeuw van een twist
om een vet brokje los. Bonte kraaien, ijve
rig en begeerig, boren hun snavels tusschen
de blikken, busjes en papieren. Als altijd
reppen de spreeuwen zich er onder voort
durend gekwetter en getier en een enkele
verdwaalde musch loert vreesachtig naar de
kruimels, die van het maal der grootere vo
gels overschieten. Van al de roest en al het
vuil kleeft geen vlekje of spatje op het wit
van die vele meeuwenvleugels.
Een slechtvalk, die boven de stad een
vogel wil slaan uit de vluchten tamme dui
ven, komt laag overvliegen. Dadelijk valt
een talrijke zwerm meeuwen en kraaien op
hem aan en een wolk van witte en zwarte
vogels wervelt krijschend en krassend om
den indringer. De valk vlucht en de meeu
De aan Diana geicijde trit-marmeren tempel te Ephesus.
wen zakken de een na den ander naar om
laag, maar de kraaien, ae feiie rooivogema-
ters, zetten de Jacnt tot boven de stad
voort.
Tegen den avond vliegen de meeuwen
traag naar den nabijen plas. Het water ligt
effen tusschen de oevers, die zich reeds
weer aaneensluiten tot een gordel van nc-
velstrepen. Meerkoeten drijven bij elkaar in
troepen van klompjes zwart; de ouden met
witte bles, de jongen van dit Jaar een klei
nere vlek. Futen duiken naar vlsch en too-
nen af en toe het satijn van hun lichte
onderzij. Loom liggen de zilvermeeuwen op
het water, den nëk ingetrokken. De kok
meeuwtjes drijven hoog en sierlijk; gerekte
hals, de staart schuins omhoog, de vleugels
even boven het water samengevouwen. Een
enkele forsehe mantelmeeuw met inktzwarte
vleugels drijft bij de zilvermeeuwen.
Het schemert. Stadsgeluiden komen nog
over als een voortdurend zwak geruisen,
.waarboven soms tramgebel en het roepen
van een sirene uitklinkt. Een breede sliert
meeuwen ligt nu over de breedte van den
plas uitgestrooid. Geen vogel geeft meer ge
luid, ze wachten zwijgend den nacht.
GANZEN ALS „WAAKHONDEN"
Het gebruik van ganzen als „waakhonden"
ls niet iets geheel nieuws. De ganzen van liet
Kapitool waren wel niet bepaald ln deze
functie aangesteld, maar toch hebben zij,
vele eeuwen geleden, Rome gered toen zij
door hun gesnater waarschuwden dat er on
raad was en men een nachtelijken aanval op
het Kapitool wilde ondernemen.
Thans loopt de waakhond kans. van het
voetstuk waarop hij als voorbeeld van be
trouwbaarheid zoo lang heeft gestaan, afge-
stooten te worden door deganzen. De
gans schijnt tenslotte nóg betrouwbaarder te
zijn dan de waakhond.
In leder geval heeft een aantal pluimvee
houders in Hampshire (Engeland) oude man
netjesganzen er op getraind, hun eigendom
men te beschermen tegen nachtelijke inval
len van dieren, die tegenwoordig in het ge
noemde district nog al eens voorkomen. Zij
zeggen dat de ganzen nog spoediger waar
schuwen dan een waakhond.
Waarschijnlijk zijn de dieven ook banger
voor de ganzen. Deze kunnen nJ. soms zeer
woest zijn en deze eigenschap wordt door de
pluimveehouders nog aangemoedigd bij de
oude ganzen die voor de functie van waak-
dier worden uitgekozen. ZU zijn ook zeer
sterk: een slag van een van hun vleugels
kan iemand buiten gevecht stellen en zelf»
een beenbreuk veroorzaken.
OVER WOLKENKRABBERS.
Worden wolkenkrabbers door den wind uit
den evenwlchtsstand gebracht?
Deze vraag wordt wel eens gedaan.
Het antwoord moet zijn: „Ja, tot een zeke
ren graad wel." Maar intusschon zijn die ge
bouwen toch niet zoo buigzaam als sommi
gen wel schijnen te denken. De laatste on
derzoekingen hebben uitgewezen dat de wol
kenkrabbers zóó gebouwd zijn, dat ze onge
veer 25 c. M. uit het lood kunnen gaan,
voordat ze inéénstortcn.
Maar dit is nog nooit gebeurd en zelfs de
grootste gebouwen, zooals die In New-York
en Chicago staan, hebben nooit een grootere
afwijking van den loodrechten stand getoond
dan van ongeveer 3 c.M.
Natuurlijk is deze afwijking zóó niet waar
te nemen en men zou haar ook niet voelen,
als men boven op het gebouw stond. Om haar
te kunnen constateeren zijn zeer fijngevoe
lige meetwerktuigen noodig.
Eigenaardig is het. dat een gestadige,
sterke wind geen afwijkingen veroorzaakt.
Dit doen juist de rukwinden, zelfs al zijn zij
niet zoo krachtig.
En het allermerkwaardigste ls wel, dat
zeer hooge gebouwen niet in die mate „heen
en weer slingeren" (als we het zoo mogen
noemen) als minder hooge.
GEëLECTRIFICEERD ENGELAND
In alle deelen var. Engeland is men op het
oogenblik bezig met het oprichten van tralie-
masten. Iedereen in dat land weet. dat deae
masten deel uitmaken van het geweldig plan
voor de electriflceerlng van geheel Engeland.
Driehonderd millioen pond sterling is al
besteed aan de electrlciteitsvoorzienlng van
het Vereenigd Koninkrijk en gedurende ver
scheidene Jaren zal hieraan nog vijftig a zes
tig millioen, per jaar worden uitgegeven. De
eiectriciteits-industrle is reeds een der be
langrijkste van Engeland. Meer dan 250.000
man vinden er werk ln. Het nieuwe plan
geeft werk aan 60.000 arbeiders, aan wie jaar
lijks ruim negen millioen pond sterling aan
ioonen wordt uitbetaald. Ieder Jaar neemt
het aantal van hen. die electriciteit gebruiken
voor licht of kracht, toe met ongeveer een
half millioen. En hoe grooter hun aantal
wordt, des te lager zullen de electrlclteits-
tarleven worden. In de laatste tien Jaren is
de vraag naar electrLschen stroom voor ver
schillende doeleinden enorm toegenomen. Er
wordt thans drie maal zooveel stroom ge
bruikt als tien Jaar geleden. En vóór wij
nóg tien Jaren verder zijn zal een huis of
een fabriek winder electriciteit een zeldzaam
heid wezen.