Een tocht door het Eifel-gebergte STUDENTEN-ELLENDE IN PARIJS. Pfil ..Mi Biographieen in een notedop. Uit de Groote Stad. In den kampeerwagen naar Hilversum geluisterd. Hel interessante leven der vogels. De kampwagen te Liers. Toen Cheffie voorstond, woei er een echerpe ouae Noord-Westenwind en zoodra de Hano-kampeerwagen wijd open werd gezet om nog wat laatste benooaigdne- den weg te stuwen in zijn breede flanken, striemde piotseiing de regen neer. De kap van de auto werd haastig opgezet de aanhang wagen vlug dicht gemaakt, shawls, leeren jassen, reisdekens, bonte mutsen aangegord en een beetje bibberend en rillend begon on ze Paaschrels. Amsterdam, Utrecht, Arn hem, het was als maar druilerige regen en wmuvlagen en ongezelligheid, De welden begonnen ai wat groen te wor den, het speenkruid waagde zijn eerste gele sterretjes nog niet open te doen; een eerste dottarb.oem probeerde het wel, maar verder was het nog op zijn wintersch. Nijmegen, Mook, een piekje blauwe lucht, bloe.enne wilgen. In Roermond kropen wij wegens koude, narigheid cn oude vnendscuap in hotel de la Station. Zaterdag ging het meteen de grens over en zaten wij in ae bloeiende appelboomen; er waren wat welriekende viooltjes en toen het zonnetje zich even liet zien, richtten al heel wat anemoontjes het hoofdje op, stonden de oranje gele primula's al hoog boven het lage ras en was het in het Roerdal hier en daar al lekker. Verder ging liet voorbij Euskirchen rechts om het heuvelland in en naarmate wij zeif Ihooger stegen rezen ook aan den overkant van het Rijndal de oude vulkaantoppen van het Zevengebergte al hooger en hooger boven den horizont uit. Omlaag ging het toen in mooie gelijkmatige slingers naar het dal van de Ahr. waar de leisteenrotsen prachtig steil opgericht zijn en bijna elke bergtop ge kroond Is door een ruïne of een oud kasteel In Altenahr maar één bekende Hollander, dus het was er nog stil; maar toch gingen wij even verder een zijdal in, want de kans bestond altijd nog. dat de Paaschdagen mooi zouden zijn en een hoop gasten zouden aan brengen. Bij Llers komt een gezellig beekje aan schieten uit een d.ep ingesneden dal. waar beneden gioolende wellanden bezaaid zijn met primula's en omzoomd met elzen en ha zelaars, waaronder de blauwe viooltjes, de sierlijke anemoontje en het van rood tot blauw verschietende longkruid elkaar afwis selen. Even hooger begint óf beuken- óf sparre- bosch. Dat ziet er genoegelijk uit. En al spoe dig vinden wij een geschikt plekje om voor een paar dagen ons tehuis op te slaan, vlak tegenover het huis van de Forster; de vrouw en kinderen en drie boerenknechts moeten helpen duwen om onzen trein tegen den glib- berlgen weg op te krijgen, maar dan duurt, het ook niet lang of de kampeerwagen Ls op gesteld, een klem tentje zal de twee Jon gens herbe.gen. Dan wordt de antenne ln een boom vastgemaakt, de batterljkist vindt een veilig plekje onder den wagen en ond*r het eten koken genieten wij weer van HU- ve;sum-Holland. Bij de soep hebben wij Lan- gentberg; vleesch, aardappelen, groente met Radio-Paris en bij de griesmeel met rozijnen R-rme! Na het eten maken we nog een verken ning., tochtje. Wij zitten Juist op een kruis punt van wegen en door de geweldige re gens der laatste dagen zijn alle bsekjes boor devol; het ls overal even aantrekkelijk. Als 's morgens de tent opengaat, zitten in den pereboom vlak er voor behalve zes bos sen mistletoe, twee vinken een groenllng en een boomkruiper. In de sparrehaag fluit een koolmees en als de luidspreker plotseling een koraalzang aanheft, stuift een eekhoorn on der onzen tentwagen vandaan en hobbelt nut wulvenden pluimstaart den weg af. Onze wandeling na het ontbijt gaat na tuurlijk naar het hoogste topje ln de buu.t, maar wij wachten even tot de stroomende regen ophoudt, die juist om zes uur 's mor gens begon en het tot drie uur 's middags uithoudt. Maar dan komt de zop cok volop door en ls het plotseling lente. Telkens ver rassen ons groote sleedorenbossen ln vollen bloenventool, waarin de oranje meeldraden prachtig afsteken tegen het zuivere wit der b'cemkroon en deze weer tegen het ebben hout-zwart der stengeltjes, die nog heele- maal geen bladeren magen Het eigenhakhout ls nog dor. maar ln het beukenbosch vertoonen zich hier en daar al de eerste horizontaio lijntjes van teere groene blaadjes en daaronder tusschen het dorre loof vinden wij de klemplantjes, het worteltje al flink in den grond, het sten gel te al drie cM. lang. maar de blaadjes nog omsloten door het harde, bruine, drie hoekige beukenootje. Het uitzicht van een der toppen ls schilder achtig. Helder groen-glooiende roggevelden, afgewisseld met pas bezaaide akkers en steeds omgeven door een zoom van beuken- of eiken hakhout, waarboven de donkere dennen of sparren beginnen; en als wij op het open veld komen gaan daar drie reeën met groote sprongen er van door. 's Avonds had ik ai een bok hooren schreeuwen en nu vinden wij ovzral de aardige sporen der fijne hoeven in zand en klei. Even verder ook een grovere met twee kleine teentjes er achter; dat moet een wild varken geweest zijn. Even staan de herten stil, het kopje recht naar ons toe, de groote ooren wijd uitstaa \d. Dan gaan zij er weer in galop van door, dwars over een veldje dat begroeid ls met ruige hei en hooge bremstruiken, waarboven uit hier en daar een prachtige forsche lavix lokt. Lokt, want daar is ook weer wat bij zonders te zien. Onze larlx, de eenige denne- boom in ons klimaat, die in den winter zijn naalden laat vallen, tooit zich in het voor jaar, wanneer de jonge naalden pas hun groene kopjes beginnen te vertoonen, met prachtige frambozeroode kegeltjes, waaruit groene slipjes te voorschijn komen; dat zijn de vrouwelijke of wel stamperbloemen. De mannelijke vindt ge hooger op aan den uitein den der takjes in den vorm van gele bolle tjes, die het stuifmeel weer in groote hoeveel heid aan den wind toevertrouwen, die er im mers zoo slordig mee Ls. Bij rijen van vier en vijf staan de prachtige roode kegeltjes op ae takken, bepareld met zilveren druppels van den regen, die pas heeft opgehouden te val len. Nog twee keer jagen wij reeën op als wij verder omlaag gaan door het bosch. Dan over de heldere beek en aan den anderen kant weer omhoog, waar een grijze toren boven het geboomte uitsteekt en verraadt, dat daar weer een oude burcht te vinden zal zijn. Dat ls een aardig dins in deze streek. Een paar jaar geleden heeft het Dudsche rijk een order uitgevaardigd, dat alle burchten, die daarvoor maar eenigszins in aanmerking kwamen, moesten gerestaureerd worden. Wij dat niet betalen kon, mocht daarvan kennis geven en dan zou de Staat zelf bijspringen. Vandaar dat wij telkens een nieuw leien dak boven de oude burchttorens zien verrijzen; dat ramen en vensters, de oude balken en vloeren voor verder bederf vrijwaren en me nig grondbezitter het de moeite waard heeft geacht om zijn burchtruïne weer tot een aardig uitziend jachtslot te maken. Van den burcht kijken wij weer uit over heuvels en dalen, slingerende beekjes, wei landen in de diepte, bosch op de helling en graanvelden op de heuvelruggen. Beneden ons in het dal lokt een forellenvijver tot een kortstondig bezoek. De prachtig gespikkelde vlsschen dartelen ln het door de zon be schenen ondiepe water aan den kant. Ze kunnen lui zijn, want er is voedsel genoeg. Daar hebben de kikkers hun best weer voor gedaan. Honderden eierklompen drijven overal langs den kant én tusschen de wa.ter planten en tienduizenden dikkoppen weme len rond. waarvan s-echts heel enkelen 't tot werkeujke kikkers zullen weten te brengen. Dat heet verkwisting in de natuur, maar hoe zouden wij forellen kunnen eten, als kikkers en muggen niet elk jaar weer blijmoedig mil- lioenen eieren legden om ons dat smadelij ke hapje te bezorgen! En vindt ge dit te zeer van een menschelijk superio iteilsoogpunt gedacht, denk dan aan vischotter, reiger, ooievaar en aalscholver en wat er al mee; eten moet van de overdaad, die zoo vaal onze aandacht trekt. De sa'amanders zijn ook wakker. Een mannetje jaagt zijn vrouwtje van het eene blad onder het andere, schaats'oopers glij den over de oppervlakte, een uil roept in de verte en een specht lacht dichtbij. Alle knop pen staan op springen, maar doen het nie'. omdat het nog zoo allerverschrikkolijks koud is. Eerst was het heerlijk warm, maa: e d oog en nu eindelijk de regen gekom:n is, komt de koude Noordwesten wind mee. Toch zijn de trekvogels steeds ruotig aan hei terugkomen. De tjiftjaf danst weer door de hooge takken onder het uitstoo en van zijn eentonig liedje. De fifcis, die waarschijnlijk pas gisteren gekomen is (want hij komt elk jaar een weak later dan de tjiftjaf), doe. weer zijn uiters e best om den vink na te boo'sen, maar legt het altijd in de op d ie na laatste maat af, juist daar, waar de vink nog eens extra krachtig met een moolen slag eindigt. Maar de aardigste naboo se van dezen tijd is toch de boompieper; dl: heeft een verbeelding als een leeuwerik en stijgt van zijn boomtekje jubelend omhooc ln de blauwe lentelucht, nat of het echt ls". Maar a's hij een meter of tien hoog is geko men, raakt hij al bu;ten adem, sp eidt vleu geltjes en staart wijd uit. laat de pootje neerhangen als een buizerd, die op het purx is zijn prooi te grijpen, en zeilt onder een lang aangehouden tle-tie-tie-tie-tie weer omlaag naar zijn oude takje terug, om daar weer nieuwe kracht te verzamelen voor een volgende poging. Onder een heg zit een winterkoning en maakt een kabaal waar esn tienmaal gyoo- tere vogel het best mee zou kunnen deen: ln den top der kleine sparren zitten een geel- srors en een roodbot en zingen h"n lied*- aan de avondzon. De groenllng sjirpt uit haast eiken vruchtboom en doe, aues zwmó plotseling als de koude regen weer inzet Het is nu al tweede Paaschdag. Wij zijr de lente al een heel eind tegemoet gegaan en zullen morgen nog eens verder probeeren. Hier zit on wij nog midden in de oude ge plooide leisteenen. hier en daar door een kartsbandje onderbroken, maar een paar ki lometer verder moot de vulkanische Elf el be ginnen, waar een dikke honierduizend Jaar geleden het inwendig vuur der aarde nog den grond deed vaneen rijten, asch en stoom omhoog wierp, lavast-oomen u tvtortte ln de toen reeds bes aan de rivierdalen.... en misschien wel voor het eerst den mensch dat machtig wapen, het vuur, in handen gaf PETRUS DATHENUS. 1531—1560. Een leidende figuur fn de opkomst der re formatie is Petrus Dathenus. De plaats, die hij Inneemt als kerkelijk diplomatiek afge vaardigde van Duitsche vorsten en de in vloed, dien hij op den gang' van zaken Ln het vaderland wist te oefenen, zijn merkwaar dig. Hij werd geboren in 1531 in Cassel, een plaatsje, dat tegenwoordig in Noord-Frank rijk ligt, maar toen nog tot de Zuidelijke Ne derlanden behoorde. Zijn naam is de verla- tinlseerlng van Pieter Daten of Daeten of Daets. In den laatsten tijd van zijn leven, toen hij de haat der Lutherschen vreesde, heeft hij zich ook wel Pieter van Berghem of Petrus Montanus genoemd, vermoedelijk omdat zijn geboorteplaats ook wel Mout Cassel of Casselbergh werd genoemd. Van zijn jeugd is bekend, dat hij reeds vroegtijdig in een klooster ging, het Karme lietenklooster' te Yperen. Reeds op 18-jarigen of 19-Jarigen leeftijd is hij echter tot de re formatie overgegaan en onmiddellijk daarna is hij als prediker opgetreden te Kortrijk. Het gevolg was, dat hij gedwongen werd het land te verlaten. Hij ging naar Engeland, waar hij poogde door handenarbeid, namelijk als typograaf ln zijn onderhoud te voorzien. Volgens zijn eigen opgave is hij echter vrij spoedig beroepen tot predikant, maar vol gens de nasporingen van prof. Van Schel ven, dient dit niet te letterlijk op gevat te worden. Van 1555 af stond hij ln briefwisseling met Calvijn en spoedig, nadat hij ook uit Enge land had moeten uitwijken ontmoette hij de zen te Frankfort, waar Dathenus zich als predikant bad nedergezet. Een-gemakkelijke taak had hij in de Stad aan den Main niet, want zijn gemeente was twistziek en lastig. Bovendien kreeg hij ern stige oneenigheid met de Luthersche stads predikanten en het feit dat hij, hoe tege moetkomend ook, niet in alles wilde toege ven, was oorzaak van een nieuwe balling schap. In 1562 kreeg hij zijn afscheidsbrief als Frankforter burger. De welwillendheid van den keurvorst van den Paltz deed hem een nieuwe schuilplaats vinden in Groot- en Klein Frankenthal, bij Worms, waar hij een kolonie stichtte, die de plaats in belang deed toenemen. Hiermee begint het tijdvak van kerkelijk-dlplomatiek intermediair voor Dathenus. De Keurvorst, die veel vertrouwen ln hem stelde, zond hem naar Zwitserland ona in de evangelische steden de belangstelling voor 1e reformatie aan te wakkeren. Op eigen initiatief, doch met steun van den keurvorst begaf hij zich naar Limburg en Vlaanderen om er in verschillende kerken te preeken. Hij nam daar actief deel aan de voorbereiding tot den opstand, (het was 1567), doch toen De trieste gevolgen van een crisis. (Van onzen Parljschen correspondent). Er ïs een crisis en ledereen klaagt. Vooral in de gure winterdagen, wanneer heel den dag moet worden gestookt, wan neer het licht vroeg aan moet. wanneer war me kleeren mo°ten worden gekocht, wanneer het de uiterste termijn is voor de belastingen, wanneer de grauwe luchten en ijzige mot regens al een gevoel van armoede over ieder brengen moet wordt er zwaar in een millioe- nenstad geleden. Parijs moge dan wel een roep van uitbundige vróolijkhefd hebben, maar wanneer men eens. door een straat gaande, alle huizengevels kon wegnemen, dan zou men waarschijnlijk meer tranen dan champagne zien. Quartier latin? Maar't beroemde Quartier latin, de studentenwijk, is een oord voor millionnairs geworden, met peperdure appartementen en restaurants, waar men fantastische prijzen betaalt voor een maal tijd De studenten, men moet hen zoeken fn achterafbuurten, in krottige, schunnige hotel letjes, in donkere straatjes, waar men zol derkamertjes verhuurt, in huizen, waar een Leidscbe of Groningsche student geen voet zou willen zetten, laat staan wonen. Ze zi1n werkelijk heroïek, die jonge Franschen, die ondanks hun misère en dagelijksche zorgen hun studies voortzetten. 't Was ons een dezer dagen gegeven, een blik te slaan in deze milieux, 't Was een pro fessor aan de Sorbonne, die ons het eerst sprak over deze verkante misère bü het méerendeel zijner leerlingen. En toen we er aan twijfelden of de toestand werkelijk zoo erg was. heeft hij ons meegenomen naar een achterafwijk, waar in een ..matson meublée" verscheidenen van zijn pupillen wonen. Maar, bijna geen hunner was thuis. Reeds maakten we lachend de opmerking, dat professor zich waarschijnlijk vergiste en dat zijn trouwe discipelen ergens vrooltlk fn een café zouden zitten, toen hij aan de hospita het register vroeg, waarop alle logé's hun naam en hun bezigheden moeten inschrijven. En daar zagen we. zwart op wit. dat onze zegsman niet had overdreven. B.. student in de medicijnen, ver dient zijn brood als aanplakker van affiches en des avonds als chasseur in een bioscoop. D., die in de rechten studeert en trouw de ochtendcolleges bezoekt, treedt 's nachts als taxi-chauffeur op. Een andere, evenesen rechten studeerend, heeft een plaats je gevonden als chauffeur op een autobus en om er nog wat bij te verdienen verricht hij 's nachts het werk van wagenwasscher. Stu dent P.. die staat ingeschreven als leerling op het Tandheelkundig Instituut, verdient er iets bij, door In de avonduren pakjes te emballeeren in het magazijn Au Bon Marché. Student C. had een goed plaatsje gevonden als opzichter in een bank, maar met de crisis was het personeel ingekrompen en thans Is hij al erg gelukkig als grondwerker bij de nieuwe Métro iets te kunnen verdienen. We kunnen hier niet alle gevallen noemen, maar deze zeggen reeds voldoende! Nu is er wel de veel besproken ..Clté Uni versitaire". maar ten eerste is er slechts voor 325 studenten plaats en ten tweede is ook deze te duur geworden. Want het sfu1enten- stadje is zoo ver van de universiteit af, dat het budget met minstens 100 franc aan transportkosten wordt verzwaard. Trouwens men kritet den Indruk, dat d'e heele Cité Universitaire zijn doel mist. We ziin eetui- ?en geweest van de plechtige eerste steen- legg'ng van het Nederlandsche pavlUoen. en er zijn bij deze gelegenheid groote redevoerin- een afgestoken, doch er staat nog altijd maar één verdieping, net zooals maanden ge lerten en zijn we wél ingelicht dan wacht men maar geduldig m°t de voHoo'ing totdat er geld zal z'in. Wanneer??9 H'er zetten we vele vraagteekens. Toch wordt het wèl t'.jd, al is het alleen maar voor onze reputatie en om niet een al te droevig figuur te maken tegenover de talrijke autoriteiten, dat er efndeliik eens mede wordt opgeschoten. Maar hoeveel beter en nuttiger ware het geld besteed, om eens een beetle te hulp te komen aan de Fransch studenten. Doch dit is een andere kwestie. Mocht er onder de lezers een Maecenas schrhien. d'e eveneens gechoqueerd is door de pijnlijke toestanden, waarin ons Nederlandsch studentenhuis verkeert, hij weet dan, waar hij iets voor onze nationale glorie en reputatie kan doen. Thans fs er in Pariis een vereen!zing ge sticht van oud-studenten, die de plechtige belofte hebben gedaan, om aan de jongeren, die zoo in misère leven tegemoet te komen. Zij. die er het initiatief toe hebben genomen, beroemde advocaten en doctoren, mensch en die een inkomen van 600.000 francs per Jaar genieten, dank zij de studie welke ze konden volbrengen, redeneeren, dat het een plicht ls om een deel van hun enorme inkomen af te staan, opdat de jongere generatie onder minder moeilijke omstandigheden haar stu die zal kunnen volbrengen. En deze men sch en van de practijk sloten niet een ver bond, stichtten niet een vereeniging, wier inkomsten voor het grootste deel worden op geslokt door administratieve baantjes en bezigheden, maar een permanent bureau, dat dadelijk goede lijsten heeft opgemaakt van de noodlijdende studenten, die geregeld voor een toelage in aanmerking zullen komen. Luxe wil men niet geven, maar wel de volle garantie, dat de studenten al hun tijd kunnen geven aan hun studies en niet verplicht zijn, om 's nachts met wagenwasschen of affiches aanplakken een schralen kost op te halen. HENRY A. TH. LESTURGEON. Parijs, Jan. 1931. deze niet al te best vorderde keerde Dathenus naar. den Paltz terug. Wij zien hem dan tal van zendingen ver vullen. Nadat hij na een afwezigheid van 18 maanden te Frankenthal een jaar verbleven had benoemde de keurvorst, wiens intieme vriend hij was, hem tot hofprediker, het geen zijn verhuizing naar Heidelberg mee bracht. In 1570 verplichtte hij de Hollandsche hervormden aan zich, door de hulp in te roe pen van den Rijksdag te Spiers en de Duit sche vorsten in den strijd tegen Spanje. Een groote keer kwam er in zijn loopbaan toen de Prins van Oranje hem ln 1572 be noemde tot zijn commissaris, die belast was met het stellen van orde op de kerkelijke za ken ln Holland en Zeeland. Hij genoot het volle vertrouwen van Oranje en heeft als zoodanig dan ook belangrijk werk verricht voor zijn geloofsgenooten. Als gemachtigde van den keurvorst was hij bovendien in Zwit serland, maakte reizen naar Engeland en nam deel aan de veldtocht van Lodewijk van Nassau, die met de nederlaag van Mook is geëindigd. In 1574 is hij in den Paltz terug. Als bewijs van zijn grooten invloed moge gelden, dat hij aan de totstandkoming van het huwelijk van prins Willem I met Charlotte van Bourbon niet weinig heeft meegewerkt. De Prins beriep hem tot hofprediker aan zijn hof te Delft, doch Dathenus heeft dit be roep niet aangenomen. HIJ bleef aan den keurvorst verbonden tot aan diens dood. De opvolgende keurvorst Lodewijk VI was streng Luthersch en ontsloeg den feilen Calvinist Dathenus. maar de keurvorst Johan Casimir. die een gedeelte van het gebied geërfd had. nam hem weer als predikant aan. Oo de Nationale Synode te Dordrecht was hij als afgevaardigde van de Paltz aanwedg en h'j werd er tot voorzitter gekozen. Hij vertoeft vervolgens In tal van Noord- en Zuid-Neder- landsche plaatsen, sloeg beroepen bij de ker ken van Brussel en Amsterdam af om er een aan te nemen bij de aan de hervormden ovet. gegane St.-Bavo kerk te Gent. Uit dien tijd dateert het ontstaan van het geschil met den Prins van Oranje, dat later zeer scherpe vor men aannam. Voornaamste oorzaak van. den strijd was de onverdraagzaamheid van Dathenus tegenover de Katholieken en de wensch naar godsdienstvrede en een verbond, met het Katholieke Frankrijk van den Prins. In 1579 is Datheen te Frankenthal terug, doch hij vraagt ontslag, omdat hij lijdende is aan een pestziekte. Hij kwam weer in Neder land, maar wegens zijn anti-Fransche pro paganda werd hij gevangen genomen en eerst losgelaten, nadat hij een aantal vraag punten blijkbaar op bevredigende wijze had beantwoord. Onder schuilnaam week hij uit naar Noord-Duitschland, waar hij te Stalen. Elbing en Husum gewoond moet hebben, in zijn onderhoud voorziende door de uitoefe ning der medische wetenschap, waar in hij zeer bedreven was. Te Elbing is hij als een geacht burger overleden. Van Datheen's werken ls wel het meest be kend de Psalmberijming, die nogal kreupel was en tot stand kwam naar de Fransche vertaling, daar Dathemus geen Hebreewsch kende. De vertaling was in 1566 verschenen, doch reeds ln 1586 werd zij vervangen door de poëtisch veel hooger staande berijming van Marnix van St. Aldegonde. Niettemin bleef Datheen's berijming tot 1773 de ge bruikelijke. Tollens spreekt ln zijn „Over wintering op Nova Zembla" welke in 1596 plaats vond dan ook van „Nova Zembla hoort de Psalmen van Datheen." Dathenus heeft voorts den tijd gevonden om nog tal van andere werken op kerkelijk gebied te schrijven. De Optimist. jt v>"h ni" rmii oo*'m'qt ontmoet Vooi den Politierechter te moeten ver schijnen en dan nog wel voor den Politle- rechter van de hoofdstad ls toch niet zoo'n kleinigheid maar deze 53-jariee vond het blijkbaar, zooal geen aardige grap. dan toch heelemaal n'et iets om verdrietig of zenuw achtig over te z'in. Opgewekt stapte hij naar *>et hekie en luisterde. ziin hoofd met de reeds j «t frriWnnHo bprpn ppni^sz'os "*ho/*f houdend met een halven glimlach om de lippen naar de voorlezing der feiten, waarvan hii be schuldigd werd. ais dacht hli; „Ik wist eigen lek niet, dat ik hem dat zóó goed geleverd ha d De*e man, die vete ei menschappen bezit, welke hem waarschilnlijk tot een uitstekend knecht zouden hebben veimakt. was steeds zóó optfmist'sch dat hij zich een geboren patroon voelde. AltUd maar door, wanneer het lot hem ntet gunstic was geweest en dit gebeurde ettelüke malen in z'in leven! wanneer hij een door hem opgerichte zaak weer van de hand moest doen, omdat het „niet ging", vestigde hit zich dadelijk wéér als patroon en dat terwijl hij geen roode cent op deze we reld zijn eigendom mocht noemen. Dat dit zoo kon, kwam door zijn optimisme én door de gave. hem blijkbaar in ruime mate geschon ken, om dit optimisme aan anderen mede te deelen. Want steeds wist. hli, deze verdachte, die bakker van zijn vak ls, geld van anderen los te krijgen door zlln toekomst en die van de op te richten zaak, rn de schoonste kleuren en zoo aanlokkelllk mogelijk af te schilderen Met harde woorden wordt met betrekking tot zulk een ontimistlsche handelwijze wel eens van „valsche voorsoiogel'ngen" gesoroken. Enfin; hij kreeg altijd het geld, (duizenden guldens waren het al ln den loop der jaren geworden), stak het in een nieuwe bakkerij ên niemand zag het ooit weer. Zulke optimisten maken steeds en overal het ls weer een hard woord schulden. Onze vriend stond ook In het kriit bij de gemeente Amsterdam. Voor gas. om zijn oven mee te stoken. Toen het f 165 was, zei de gemeente: „Stop. Je krllgt geen gas meer". En zijn sneed den toevoer af en verzegelde de afsluiting. De bakker krabde zich eens achter het ooi maar spoedig won zijn eeuwig optimisme het en hU verbrak de zegels, zette de kraan weer open ennam het gas. dat de gemeente hem nret meer wilde geven Het gelukt^ hem. op deze wijze nog voor f 200 gas te gebruiken tot een controleur van de gasfabriek kwam en een spaak in het wiel stak. Het was deze gnsdiefstal. die hem nu voor den Politierechter had gebracht. „Ik wist eeen anderen uitweg. Edelacht bare", «ei hij vrooltjk. „Ik moest mijn be drijf toch aan den gang houden!". Maar de rechter was het heelemaal niet met hem eens en trachtte hem duidelijk te maken dat wat hij gedaan had, volstrekt niet op den naam „uitweg" aanspraak mag ma ken, maar doodeenvoudig diefstal moet wor den genoemd. H'i heeft op hef, oogenhiik een ..brood- wijk"van zijn eigen bakkerij en ont vangt zoo f 7.20 per week. Toch heeft hij nog onlangs aangeboden een van ziin longste schuldenmet f 10 r»er week af te betalen. De onverbeterlijke optimist! Een zwaeer, die aan een van de grootste fabrieken van ons land verbonden is, h°eft hem aan een betrekking willen helpen, „Wel dadigheid" naar Vermogen" heeft hem ge zegd: „Man. hou nu op met patroontje snelen Je bent er niet geschikt voor!" Maar onverwoestbaar bleek zijn optimisme en steeds stampte hil de bakkerijen uit. den grond achtereenvolgens op verschillende plaatsen van bet, groote Amsterdam. Officier en Politierechter wilden bet met »en voorwaardelijke straf probeeren Maar de bakker mag geen patroon meer worden, als de Rceia«eerlngs-verpeni'ging. onder wiens tepgteht hij zich moet stellen, dat niet goed vindt. ,.Fn over een betrekking moet u nu maar met die vereniging overleg plegen!" advi seerde de rechter. „O, Ik ben al met een betrekking gaande! Dat zal a.s. Zondag z'n beslag krijgen!" lachte verdachte. „Gelukkig voor u!" meende de rechter. „Gaat u in hooger beroep?" „Waarom zou ik ln hooger beroep gaan? Dan krijg ik er misschien nog wat bij", zei de bakker met een vroolijke twinkeling in zijn oogen. De rechter was het ditmaal volkomen met hem eens. J. C. E. A VttfcaMm ----- 11 «ifej ssmMi .Wvt'J ,At%» Jl «.M'IÜ'llU' 1i':i te!:!'1?;'H: Is il' I I iifipffl IJlfW} „Goeie jonge tochf Als hij me niet onder tafel een trap had gegeven zou Ik toch waar- achtig m'n aas gespeeld hebbent" (Life).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 16