Een tocht door het Eifel-gebergte
STUDENTEN-ELLENDE IN PARIJS.
Pfil
..Mi
Biographieen in
een notedop.
Uit de Groote Stad.
In den kampeerwagen naar Hilversum geluisterd.
Hel interessante leven der vogels.
De kampwagen te Liers.
Toen Cheffie voorstond, woei er een
echerpe ouae Noord-Westenwind en
zoodra de Hano-kampeerwagen wijd open
werd gezet om nog wat laatste benooaigdne-
den weg te stuwen in zijn breede flanken,
striemde piotseiing de regen neer. De kap van
de auto werd haastig opgezet de aanhang
wagen vlug dicht gemaakt, shawls, leeren
jassen, reisdekens, bonte mutsen aangegord
en een beetje bibberend en rillend begon on
ze Paaschrels. Amsterdam, Utrecht, Arn
hem, het was als maar druilerige regen en
wmuvlagen en ongezelligheid,
De welden begonnen ai wat groen te wor
den, het speenkruid waagde zijn eerste gele
sterretjes nog niet open te doen; een eerste
dottarb.oem probeerde het wel, maar verder
was het nog op zijn wintersch.
Nijmegen, Mook, een piekje blauwe lucht,
bloe.enne wilgen.
In Roermond kropen wij wegens koude,
narigheid cn oude vnendscuap in hotel de la
Station.
Zaterdag ging het meteen de grens over en
zaten wij in ae bloeiende appelboomen; er
waren wat welriekende viooltjes en toen het
zonnetje zich even liet zien, richtten al heel
wat anemoontjes het hoofdje op, stonden de
oranje gele primula's al hoog boven het lage
ras en was het in het Roerdal hier en
daar al lekker.
Verder ging liet voorbij Euskirchen rechts
om het heuvelland in en naarmate wij zeif
Ihooger stegen rezen ook aan den overkant
van het Rijndal de oude vulkaantoppen van
het Zevengebergte al hooger en hooger boven
den horizont uit. Omlaag ging het toen in
mooie gelijkmatige slingers naar het dal van
de Ahr. waar de leisteenrotsen prachtig steil
opgericht zijn en bijna elke bergtop ge
kroond Is door een ruïne of een oud kasteel
In Altenahr maar één bekende Hollander,
dus het was er nog stil; maar toch gingen
wij even verder een zijdal in, want de kans
bestond altijd nog. dat de Paaschdagen mooi
zouden zijn en een hoop gasten zouden aan
brengen.
Bij Llers komt een gezellig beekje aan
schieten uit een d.ep ingesneden dal. waar
beneden gioolende wellanden bezaaid zijn
met primula's en omzoomd met elzen en ha
zelaars, waaronder de blauwe viooltjes, de
sierlijke anemoontje en het van rood tot
blauw verschietende longkruid elkaar afwis
selen.
Even hooger begint óf beuken- óf sparre-
bosch. Dat ziet er genoegelijk uit. En al spoe
dig vinden wij een geschikt plekje om voor
een paar dagen ons tehuis op te slaan, vlak
tegenover het huis van de Forster; de vrouw
en kinderen en drie boerenknechts moeten
helpen duwen om onzen trein tegen den glib-
berlgen weg op te krijgen, maar dan duurt,
het ook niet lang of de kampeerwagen Ls op
gesteld, een klem tentje zal de twee Jon
gens herbe.gen. Dan wordt de antenne ln
een boom vastgemaakt, de batterljkist vindt
een veilig plekje onder den wagen en ond*r
het eten koken genieten wij weer van HU-
ve;sum-Holland. Bij de soep hebben wij Lan-
gentberg; vleesch, aardappelen, groente met
Radio-Paris en bij de griesmeel met rozijnen
R-rme!
Na het eten maken we nog een verken
ning., tochtje. Wij zitten Juist op een kruis
punt van wegen en door de geweldige re
gens der laatste dagen zijn alle bsekjes boor
devol; het ls overal even aantrekkelijk.
Als 's morgens de tent opengaat, zitten in
den pereboom vlak er voor behalve zes bos
sen mistletoe, twee vinken een groenllng en
een boomkruiper. In de sparrehaag fluit een
koolmees en als de luidspreker plotseling een
koraalzang aanheft, stuift een eekhoorn on
der onzen tentwagen vandaan en hobbelt
nut wulvenden pluimstaart den weg af.
Onze wandeling na het ontbijt gaat na
tuurlijk naar het hoogste topje ln de buu.t,
maar wij wachten even tot de stroomende
regen ophoudt, die juist om zes uur 's mor
gens begon en het tot drie uur 's middags
uithoudt. Maar dan komt de zop cok volop
door en ls het plotseling lente. Telkens ver
rassen ons groote sleedorenbossen ln vollen
bloenventool, waarin de oranje meeldraden
prachtig afsteken tegen het zuivere wit der
b'cemkroon en deze weer tegen het ebben
hout-zwart der stengeltjes, die nog heele-
maal geen bladeren magen
Het eigenhakhout ls nog dor. maar ln het
beukenbosch vertoonen zich hier en daar al
de eerste horizontaio lijntjes van teere
groene blaadjes en daaronder tusschen het
dorre loof vinden wij de klemplantjes, het
worteltje al flink in den grond, het sten
gel te al drie cM. lang. maar de blaadjes
nog omsloten door het harde, bruine, drie
hoekige beukenootje.
Het uitzicht van een der toppen ls schilder
achtig. Helder groen-glooiende roggevelden,
afgewisseld met pas bezaaide akkers en steeds
omgeven door een zoom van beuken- of eiken
hakhout, waarboven de donkere dennen of
sparren beginnen; en als wij op het open
veld komen gaan daar drie reeën met groote
sprongen er van door. 's Avonds had ik ai een
bok hooren schreeuwen en nu vinden wij
ovzral de aardige sporen der fijne hoeven in
zand en klei. Even verder ook een grovere
met twee kleine teentjes er achter; dat moet
een wild varken geweest zijn.
Even staan de herten stil, het kopje recht
naar ons toe, de groote ooren wijd uitstaa \d.
Dan gaan zij er weer in galop van door,
dwars over een veldje dat begroeid ls met
ruige hei en hooge bremstruiken, waarboven
uit hier en daar een prachtige forsche lavix
lokt. Lokt, want daar is ook weer wat bij
zonders te zien. Onze larlx, de eenige denne-
boom in ons klimaat, die in den winter zijn
naalden laat vallen, tooit zich in het voor
jaar, wanneer de jonge naalden pas hun
groene kopjes beginnen te vertoonen, met
prachtige frambozeroode kegeltjes, waaruit
groene slipjes te voorschijn komen; dat zijn
de vrouwelijke of wel stamperbloemen. De
mannelijke vindt ge hooger op aan den uitein
den der takjes in den vorm van gele bolle
tjes, die het stuifmeel weer in groote hoeveel
heid aan den wind toevertrouwen, die er im
mers zoo slordig mee Ls. Bij rijen van vier en
vijf staan de prachtige roode kegeltjes op ae
takken, bepareld met zilveren druppels van
den regen, die pas heeft opgehouden te val
len.
Nog twee keer jagen wij reeën op als wij
verder omlaag gaan door het bosch. Dan
over de heldere beek en aan den anderen
kant weer omhoog, waar een grijze toren
boven het geboomte uitsteekt en verraadt,
dat daar weer een oude burcht te vinden zal
zijn.
Dat ls een aardig dins in deze streek. Een
paar jaar geleden heeft het Dudsche rijk
een order uitgevaardigd, dat alle burchten,
die daarvoor maar eenigszins in aanmerking
kwamen, moesten gerestaureerd worden. Wij
dat niet betalen kon, mocht daarvan kennis
geven en dan zou de Staat zelf bijspringen.
Vandaar dat wij telkens een nieuw leien dak
boven de oude burchttorens zien verrijzen;
dat ramen en vensters, de oude balken en
vloeren voor verder bederf vrijwaren en me
nig grondbezitter het de moeite waard heeft
geacht om zijn burchtruïne weer tot een
aardig uitziend jachtslot te maken.
Van den burcht kijken wij weer uit over
heuvels en dalen, slingerende beekjes, wei
landen in de diepte, bosch op de helling en
graanvelden op de heuvelruggen. Beneden
ons in het dal lokt een forellenvijver tot een
kortstondig bezoek. De prachtig gespikkelde
vlsschen dartelen ln het door de zon be
schenen ondiepe water aan den kant. Ze
kunnen lui zijn, want er is voedsel genoeg.
Daar hebben de kikkers hun best weer voor
gedaan. Honderden eierklompen drijven
overal langs den kant én tusschen de wa.ter
planten en tienduizenden dikkoppen weme
len rond. waarvan s-echts heel enkelen 't tot
werkeujke kikkers zullen weten te brengen.
Dat heet verkwisting in de natuur, maar hoe
zouden wij forellen kunnen eten, als kikkers
en muggen niet elk jaar weer blijmoedig mil-
lioenen eieren legden om ons dat smadelij
ke hapje te bezorgen! En vindt ge dit te zeer
van een menschelijk superio iteilsoogpunt
gedacht, denk dan aan vischotter, reiger,
ooievaar en aalscholver en wat er al mee;
eten moet van de overdaad, die zoo vaal
onze aandacht trekt.
De sa'amanders zijn ook wakker. Een
mannetje jaagt zijn vrouwtje van het eene
blad onder het andere, schaats'oopers glij
den over de oppervlakte, een uil roept in de
verte en een specht lacht dichtbij. Alle knop
pen staan op springen, maar doen het nie'.
omdat het nog zoo allerverschrikkolijks
koud is. Eerst was het heerlijk warm, maa:
e d oog en nu eindelijk de regen gekom:n
is, komt de koude Noordwesten wind mee.
Toch zijn de trekvogels steeds ruotig aan hei
terugkomen. De tjiftjaf danst weer door de
hooge takken onder het uitstoo en van zijn
eentonig liedje. De fifcis, die waarschijnlijk
pas gisteren gekomen is (want hij komt elk
jaar een weak later dan de tjiftjaf), doe.
weer zijn uiters e best om den vink na te
boo'sen, maar legt het altijd in de op d ie
na laatste maat af, juist daar, waar de vink
nog eens extra krachtig met een moolen
slag eindigt. Maar de aardigste naboo se
van dezen tijd is toch de boompieper; dl:
heeft een verbeelding als een leeuwerik en
stijgt van zijn boomtekje jubelend omhooc
ln de blauwe lentelucht, nat of het echt ls".
Maar a's hij een meter of tien hoog is geko
men, raakt hij al bu;ten adem, sp eidt vleu
geltjes en staart wijd uit. laat de pootje
neerhangen als een buizerd, die op het purx
is zijn prooi te grijpen, en zeilt onder een
lang aangehouden tle-tie-tie-tie-tie weer
omlaag naar zijn oude takje terug, om daar
weer nieuwe kracht te verzamelen voor een
volgende poging.
Onder een heg zit een winterkoning en
maakt een kabaal waar esn tienmaal gyoo-
tere vogel het best mee zou kunnen deen: ln
den top der kleine sparren zitten een geel-
srors en een roodbot en zingen h"n lied*-
aan de avondzon. De groenllng sjirpt uit
haast eiken vruchtboom en doe, aues zwmó
plotseling als de koude regen weer inzet
Het is nu al tweede Paaschdag. Wij zijr
de lente al een heel eind tegemoet gegaan
en zullen morgen nog eens verder probeeren.
Hier zit on wij nog midden in de oude ge
plooide leisteenen. hier en daar door een
kartsbandje onderbroken, maar een paar ki
lometer verder moot de vulkanische Elf el be
ginnen, waar een dikke honierduizend Jaar
geleden het inwendig vuur der aarde nog
den grond deed vaneen rijten, asch en
stoom omhoog wierp, lavast-oomen u tvtortte
ln de toen reeds bes aan de rivierdalen....
en misschien wel voor het eerst den mensch
dat machtig wapen, het vuur, in handen gaf
PETRUS DATHENUS.
1531—1560.
Een leidende figuur fn de opkomst der re
formatie is Petrus Dathenus. De plaats, die
hij Inneemt als kerkelijk diplomatiek afge
vaardigde van Duitsche vorsten en de in
vloed, dien hij op den gang' van zaken Ln het
vaderland wist te oefenen, zijn merkwaar
dig.
Hij werd geboren in 1531 in Cassel, een
plaatsje, dat tegenwoordig in Noord-Frank
rijk ligt, maar toen nog tot de Zuidelijke Ne
derlanden behoorde. Zijn naam is de verla-
tinlseerlng van Pieter Daten of Daeten of
Daets. In den laatsten tijd van zijn leven,
toen hij de haat der Lutherschen vreesde,
heeft hij zich ook wel Pieter van Berghem
of Petrus Montanus genoemd, vermoedelijk
omdat zijn geboorteplaats ook wel Mout
Cassel of Casselbergh werd genoemd.
Van zijn jeugd is bekend, dat hij reeds
vroegtijdig in een klooster ging, het Karme
lietenklooster' te Yperen. Reeds op 18-jarigen
of 19-Jarigen leeftijd is hij echter tot de re
formatie overgegaan en onmiddellijk daarna
is hij als prediker opgetreden te Kortrijk.
Het gevolg was, dat hij gedwongen werd het
land te verlaten. Hij ging naar Engeland,
waar hij poogde door handenarbeid, namelijk
als typograaf ln zijn onderhoud te voorzien.
Volgens zijn eigen opgave is hij echter vrij
spoedig beroepen tot predikant, maar vol
gens de nasporingen van prof. Van Schel
ven, dient dit niet te letterlijk op
gevat te worden.
Van 1555 af stond hij ln briefwisseling met
Calvijn en spoedig, nadat hij ook uit Enge
land had moeten uitwijken ontmoette hij de
zen te Frankfort, waar Dathenus zich als
predikant bad nedergezet.
Een-gemakkelijke taak had hij in de Stad
aan den Main niet, want zijn gemeente was
twistziek en lastig. Bovendien kreeg hij ern
stige oneenigheid met de Luthersche stads
predikanten en het feit dat hij, hoe tege
moetkomend ook, niet in alles wilde toege
ven, was oorzaak van een nieuwe balling
schap. In 1562 kreeg hij zijn afscheidsbrief
als Frankforter burger.
De welwillendheid van den keurvorst van
den Paltz deed hem een nieuwe schuilplaats
vinden in Groot- en Klein Frankenthal, bij
Worms, waar hij een kolonie stichtte, die de
plaats in belang deed toenemen. Hiermee
begint het tijdvak van kerkelijk-dlplomatiek
intermediair voor Dathenus.
De Keurvorst, die veel vertrouwen ln hem
stelde, zond hem naar Zwitserland ona in de
evangelische steden de belangstelling voor
1e reformatie aan te wakkeren. Op eigen
initiatief, doch met steun van den keurvorst
begaf hij zich naar Limburg en Vlaanderen
om er in verschillende kerken te preeken. Hij
nam daar actief deel aan de voorbereiding
tot den opstand, (het was 1567), doch toen
De trieste gevolgen van een crisis.
(Van onzen Parljschen correspondent).
Er ïs een crisis en ledereen klaagt.
Vooral in de gure winterdagen, wanneer
heel den dag moet worden gestookt, wan
neer het licht vroeg aan moet. wanneer war
me kleeren mo°ten worden gekocht, wanneer
het de uiterste termijn is voor de belastingen,
wanneer de grauwe luchten en ijzige mot
regens al een gevoel van armoede over ieder
brengen moet wordt er zwaar in een millioe-
nenstad geleden. Parijs moge dan wel een
roep van uitbundige vróolijkhefd hebben,
maar wanneer men eens. door een straat
gaande, alle huizengevels kon wegnemen, dan
zou men waarschijnlijk meer tranen dan
champagne zien.
Quartier latin? Maar't beroemde
Quartier latin, de studentenwijk, is een oord
voor millionnairs geworden, met peperdure
appartementen en restaurants, waar men
fantastische prijzen betaalt voor een maal
tijd De studenten, men moet hen zoeken fn
achterafbuurten, in krottige, schunnige hotel
letjes, in donkere straatjes, waar men zol
derkamertjes verhuurt, in huizen, waar een
Leidscbe of Groningsche student geen voet
zou willen zetten, laat staan wonen. Ze zi1n
werkelijk heroïek, die jonge Franschen, die
ondanks hun misère en dagelijksche zorgen
hun studies voortzetten.
't Was ons een dezer dagen gegeven, een
blik te slaan in deze milieux, 't Was een pro
fessor aan de Sorbonne, die ons het eerst
sprak over deze verkante misère bü het
méerendeel zijner leerlingen. En toen we er
aan twijfelden of de toestand werkelijk zoo
erg was. heeft hij ons meegenomen naar een
achterafwijk, waar in een ..matson meublée"
verscheidenen van zijn pupillen wonen. Maar,
bijna geen hunner was thuis. Reeds maakten
we lachend de opmerking, dat professor zich
waarschijnlijk vergiste en dat zijn trouwe
discipelen ergens vrooltlk fn een café zouden
zitten, toen hij aan de hospita het register
vroeg, waarop alle logé's hun naam en hun
bezigheden moeten inschrijven. En daar zagen
we. zwart op wit. dat onze zegsman niet had
overdreven. B.. student in de medicijnen, ver
dient zijn brood als aanplakker van affiches
en des avonds als chasseur in een
bioscoop. D., die in de rechten studeert en
trouw de ochtendcolleges bezoekt, treedt 's
nachts als taxi-chauffeur op. Een andere,
evenesen rechten studeerend, heeft een plaats
je gevonden als chauffeur op een autobus en
om er nog wat bij te verdienen verricht hij
's nachts het werk van wagenwasscher. Stu
dent P.. die staat ingeschreven als leerling
op het Tandheelkundig Instituut, verdient er
iets bij, door In de avonduren pakjes te
emballeeren in het magazijn Au Bon Marché.
Student C. had een goed plaatsje gevonden
als opzichter in een bank, maar met de
crisis was het personeel ingekrompen en
thans Is hij al erg gelukkig als grondwerker
bij de nieuwe Métro iets te kunnen verdienen.
We kunnen hier niet alle gevallen noemen,
maar deze zeggen reeds voldoende!
Nu is er wel de veel besproken ..Clté Uni
versitaire". maar ten eerste is er slechts voor
325 studenten plaats en ten tweede is ook
deze te duur geworden. Want het sfu1enten-
stadje is zoo ver van de universiteit af, dat
het budget met minstens 100 franc aan
transportkosten wordt verzwaard. Trouwens
men kritet den Indruk, dat d'e heele Cité
Universitaire zijn doel mist. We ziin eetui-
?en geweest van de plechtige eerste steen-
legg'ng van het Nederlandsche pavlUoen. en
er zijn bij deze gelegenheid groote redevoerin-
een afgestoken, doch er staat nog altijd
maar één verdieping, net zooals maanden ge
lerten en zijn we wél ingelicht dan
wacht men maar geduldig m°t de voHoo'ing
totdat er geld zal z'in. Wanneer??9 H'er
zetten we vele vraagteekens. Toch wordt het
wèl t'.jd, al is het alleen maar voor onze
reputatie en om niet een al te droevig figuur
te maken tegenover de talrijke autoriteiten,
dat er efndeliik eens mede wordt opgeschoten.
Maar hoeveel beter en nuttiger ware het geld
besteed, om eens een beetle te hulp te komen
aan de Fransch studenten. Doch dit is een
andere kwestie. Mocht er onder de lezers een
Maecenas schrhien. d'e eveneens gechoqueerd
is door de pijnlijke toestanden, waarin ons
Nederlandsch studentenhuis verkeert, hij
weet dan, waar hij iets voor onze nationale
glorie en reputatie kan doen.
Thans fs er in Pariis een vereen!zing ge
sticht van oud-studenten, die de plechtige
belofte hebben gedaan, om aan de jongeren,
die zoo in misère leven tegemoet te komen.
Zij. die er het initiatief toe hebben genomen,
beroemde advocaten en doctoren, mensch en
die een inkomen van 600.000 francs per Jaar
genieten, dank zij de studie welke ze konden
volbrengen, redeneeren, dat het een plicht ls
om een deel van hun enorme inkomen af te
staan, opdat de jongere generatie onder
minder moeilijke omstandigheden haar stu
die zal kunnen volbrengen. En deze men
sch en van de practijk sloten niet een ver
bond, stichtten niet een vereeniging, wier
inkomsten voor het grootste deel worden op
geslokt door administratieve baantjes en
bezigheden, maar een permanent bureau,
dat dadelijk goede lijsten heeft opgemaakt
van de noodlijdende studenten, die geregeld
voor een toelage in aanmerking zullen komen.
Luxe wil men niet geven, maar wel de volle
garantie, dat de studenten al hun tijd kunnen
geven aan hun studies en niet verplicht zijn,
om 's nachts met wagenwasschen of affiches
aanplakken een schralen kost op te halen.
HENRY A. TH. LESTURGEON.
Parijs, Jan. 1931.
deze niet al te best vorderde keerde Dathenus
naar. den Paltz terug.
Wij zien hem dan tal van zendingen ver
vullen. Nadat hij na een afwezigheid van 18
maanden te Frankenthal een jaar verbleven
had benoemde de keurvorst, wiens intieme
vriend hij was, hem tot hofprediker, het
geen zijn verhuizing naar Heidelberg mee
bracht. In 1570 verplichtte hij de Hollandsche
hervormden aan zich, door de hulp in te roe
pen van den Rijksdag te Spiers en de Duit
sche vorsten in den strijd tegen Spanje.
Een groote keer kwam er in zijn loopbaan
toen de Prins van Oranje hem ln 1572 be
noemde tot zijn commissaris, die belast was
met het stellen van orde op de kerkelijke za
ken ln Holland en Zeeland. Hij genoot het
volle vertrouwen van Oranje en heeft als
zoodanig dan ook belangrijk werk verricht
voor zijn geloofsgenooten. Als gemachtigde
van den keurvorst was hij bovendien in Zwit
serland, maakte reizen naar Engeland en
nam deel aan de veldtocht van Lodewijk van
Nassau, die met de nederlaag van Mook is
geëindigd.
In 1574 is hij in den Paltz terug. Als bewijs
van zijn grooten invloed moge gelden, dat hij
aan de totstandkoming van het huwelijk van
prins Willem I met Charlotte van Bourbon
niet weinig heeft meegewerkt.
De Prins beriep hem tot hofprediker aan
zijn hof te Delft, doch Dathenus heeft dit be
roep niet aangenomen. HIJ bleef aan den
keurvorst verbonden tot aan diens dood. De
opvolgende keurvorst Lodewijk VI was streng
Luthersch en ontsloeg den feilen Calvinist
Dathenus. maar de keurvorst Johan Casimir.
die een gedeelte van het gebied geërfd had.
nam hem weer als predikant aan. Oo de
Nationale Synode te Dordrecht was hij als
afgevaardigde van de Paltz aanwedg en h'j
werd er tot voorzitter gekozen. Hij vertoeft
vervolgens In tal van Noord- en Zuid-Neder-
landsche plaatsen, sloeg beroepen bij de ker
ken van Brussel en Amsterdam af om er een
aan te nemen bij de aan de hervormden ovet.
gegane St.-Bavo kerk te Gent. Uit dien tijd
dateert het ontstaan van het geschil met den
Prins van Oranje, dat later zeer scherpe vor
men aannam. Voornaamste oorzaak van.
den strijd was de onverdraagzaamheid van
Dathenus tegenover de Katholieken en de
wensch naar godsdienstvrede en een verbond,
met het Katholieke Frankrijk van den Prins.
In 1579 is Datheen te Frankenthal terug,
doch hij vraagt ontslag, omdat hij lijdende is
aan een pestziekte. Hij kwam weer in Neder
land, maar wegens zijn anti-Fransche pro
paganda werd hij gevangen genomen en
eerst losgelaten, nadat hij een aantal vraag
punten blijkbaar op bevredigende wijze had
beantwoord. Onder schuilnaam week hij uit
naar Noord-Duitschland, waar hij te Stalen.
Elbing en Husum gewoond moet hebben, in
zijn onderhoud voorziende door de uitoefe
ning der medische wetenschap, waar in hij
zeer bedreven was. Te Elbing is hij als een
geacht burger overleden.
Van Datheen's werken ls wel het meest be
kend de Psalmberijming, die nogal kreupel
was en tot stand kwam naar de Fransche
vertaling, daar Dathemus geen Hebreewsch
kende. De vertaling was in 1566 verschenen,
doch reeds ln 1586 werd zij vervangen door
de poëtisch veel hooger staande berijming
van Marnix van St. Aldegonde. Niettemin
bleef Datheen's berijming tot 1773 de ge
bruikelijke. Tollens spreekt ln zijn „Over
wintering op Nova Zembla" welke in 1596
plaats vond dan ook van „Nova Zembla hoort
de Psalmen van Datheen."
Dathenus heeft voorts den tijd gevonden
om nog tal van andere werken op kerkelijk
gebied te schrijven.
De Optimist.
jt v>"h ni" rmii oo*'m'qt ontmoet
Vooi den Politierechter te moeten ver
schijnen en dan nog wel voor den Politle-
rechter van de hoofdstad ls toch niet zoo'n
kleinigheid maar deze 53-jariee vond het
blijkbaar, zooal geen aardige grap. dan toch
heelemaal n'et iets om verdrietig of zenuw
achtig over te z'in. Opgewekt stapte hij naar
*>et hekie en luisterde. ziin hoofd met de reeds
j «t frriWnnHo bprpn ppni^sz'os "*ho/*f houdend
met een halven glimlach om de lippen naar
de voorlezing der feiten, waarvan hii be
schuldigd werd. ais dacht hli; „Ik wist eigen
lek niet, dat ik hem dat zóó goed geleverd
ha d
De*e man, die vete ei menschappen bezit,
welke hem waarschilnlijk tot een uitstekend
knecht zouden hebben veimakt. was steeds
zóó optfmist'sch dat hij zich een geboren
patroon voelde.
AltUd maar door, wanneer het lot hem
ntet gunstic was geweest en dit gebeurde
ettelüke malen in z'in leven! wanneer hij
een door hem opgerichte zaak weer van de
hand moest doen, omdat het „niet ging",
vestigde hit zich dadelijk wéér als patroon
en dat terwijl hij geen roode cent op deze we
reld zijn eigendom mocht noemen. Dat dit zoo
kon, kwam door zijn optimisme én door de
gave. hem blijkbaar in ruime mate geschon
ken, om dit optimisme aan anderen mede te
deelen.
Want steeds wist. hli, deze verdachte, die
bakker van zijn vak ls, geld van anderen los
te krijgen door zlln toekomst en die van de
op te richten zaak, rn de schoonste kleuren
en zoo aanlokkelllk mogelijk af te schilderen
Met harde woorden wordt met betrekking tot
zulk een ontimistlsche handelwijze wel eens
van „valsche voorsoiogel'ngen" gesoroken.
Enfin; hij kreeg altijd het geld, (duizenden
guldens waren het al ln den loop der jaren
geworden), stak het in een nieuwe bakkerij
ên niemand zag het ooit weer.
Zulke optimisten maken steeds en overal
het ls weer een hard woord schulden.
Onze vriend stond ook In het kriit bij de
gemeente Amsterdam. Voor gas. om zijn oven
mee te stoken. Toen het f 165 was, zei de
gemeente: „Stop. Je krllgt geen gas meer".
En zijn sneed den toevoer af en verzegelde
de afsluiting.
De bakker krabde zich eens achter het ooi
maar spoedig won zijn eeuwig optimisme het
en hU verbrak de zegels, zette de kraan weer
open ennam het gas. dat de gemeente hem
nret meer wilde geven Het gelukt^ hem. op
deze wijze nog voor f 200 gas te gebruiken
tot een controleur van de gasfabriek kwam
en een spaak in het wiel stak.
Het was deze gnsdiefstal. die hem nu voor
den Politierechter had gebracht.
„Ik wist eeen anderen uitweg. Edelacht
bare", «ei hij vrooltjk. „Ik moest mijn be
drijf toch aan den gang houden!".
Maar de rechter was het heelemaal niet
met hem eens en trachtte hem duidelijk te
maken dat wat hij gedaan had, volstrekt niet
op den naam „uitweg" aanspraak mag ma
ken, maar doodeenvoudig diefstal moet wor
den genoemd.
H'i heeft op hef, oogenhiik een ..brood-
wijk"van zijn eigen bakkerij en ont
vangt zoo f 7.20 per week. Toch heeft hij
nog onlangs aangeboden een van ziin longste
schuldenmet f 10 r»er week af te betalen.
De onverbeterlijke optimist!
Een zwaeer, die aan een van de grootste
fabrieken van ons land verbonden is, h°eft
hem aan een betrekking willen helpen, „Wel
dadigheid" naar Vermogen" heeft hem ge
zegd: „Man. hou nu op met patroontje
snelen Je bent er niet geschikt voor!" Maar
onverwoestbaar bleek zijn optimisme en
steeds stampte hil de bakkerijen uit. den
grond achtereenvolgens op verschillende
plaatsen van bet, groote Amsterdam.
Officier en Politierechter wilden bet met
»en voorwaardelijke straf probeeren Maar de
bakker mag geen patroon meer worden, als
de Rceia«eerlngs-verpeni'ging. onder wiens
tepgteht hij zich moet stellen, dat niet goed
vindt.
,.Fn over een betrekking moet u nu maar
met die vereniging overleg plegen!" advi
seerde de rechter.
„O, Ik ben al met een betrekking gaande!
Dat zal a.s. Zondag z'n beslag krijgen!"
lachte verdachte.
„Gelukkig voor u!" meende de rechter.
„Gaat u in hooger beroep?"
„Waarom zou ik ln hooger beroep gaan?
Dan krijg ik er misschien nog wat bij", zei
de bakker met een vroolijke twinkeling in zijn
oogen.
De rechter was het ditmaal volkomen met
hem eens.
J. C. E.
A
VttfcaMm
-----
11 «ifej ssmMi
.Wvt'J ,At%» Jl
«.M'IÜ'llU' 1i':i te!:!'1?;'H: Is il' I
I iifipffl
IJlfW}
„Goeie jonge tochf Als hij me niet onder
tafel een trap had gegeven zou Ik toch waar-
achtig m'n aas gespeeld hebbent"
(Life).