ASPIRIN
H.D. VERTELLINGEN
TENT00NSTEUIN6
AMSTERDAM
RAI
RA!
LAMPJE
ANDREA
AUTOMOBIELEN
De wraak der Verdrevenen
HAARLEM'S DAGBLAD
MAANDAG 19 JANUARI 1931
(Nadruk verboden, auteursrecht voorbehouden).
door CORRY DOMMERING.
De sabelhouw.
r Walter Dewinson stak een nieuwe sigaar
op, aandachtig de rookwolkjes nakijkende
alvorens hij antwoord gaf. Tegenover hem
zat zijn vriend, Ernst Rhode, die dien avond
nog laat was komen oploopen om de kwestie
te bespreken, die hij voor de rechtbank had
te behandelen.
Eindelijk sprak Dewinson: „Er zijn meer
dingen waar je rekening mee moet houden,
jongen, je wilt het niet gelooven, maar ik zal
het je bewijzen. Misschien dat het een licht
werpt op je procedure."
Een poosje bleef het stil, het tikken van
de klok en het knetteren van den haard,
waren de eenige geluiden in de kamer.
Hoe het kwam wist hij niet te verklaren,
maar óf door de warmte van het vuur
óf door de drukke werkzaamheden van
den dag. Ernst Rhode werd zoo slaperig,
dat hij zijn oogen bijna niet meer open kon
houden. Hij zag vaag het gezicht van zijn
ouderen vriend, dat roodachtig verlicht
werd door het schijnsel van het vuur en zijn
donkere oogen, die groot en strak naar hem
keken. Een klok sloeg elf uur en hij deed
een laatste poging om overeind te komen,
maar hij voelde zich zoo vermoeid, dat hij
weer neerzonk in een soort verdooving en
zich eindelijk door den slaap liet overwin
nen.
Hoe lang hij geslapen had wist hij niet,
maar, toen hij zijn oogen weer opsloeg, zag
hij dat het donker was in de kamer, alleen
het rose schijnsel van het haardvuur ver
lichtte den omtrek van eenige meubelen.
Eerst dacht hij, dat hij alleen was, maar,
toen zijn oogen gingen wennen aan de sche
mering, zag hij in een leeren fauteuil Wal
ter Dewinson zitten bezig met aanteeke-
nlngen te maken in een dik cahier. Naast
hem brandde een miniatuur schemerlampje.
Ernst Rhode riohtte zich op en zei: „Ik
heb, geloof ik, geslapen, excuseer me, ik
was zoo moe, dat ik me er niet meer tegen
verzetten kon."
„Je bent even ingedut", antwoordde zijn
vriend, zonder op te zien.
Ernst Rhode stond op en constateerde een
zonderlinge vermoeidheid in zijn beenen,
terwijl ook zijn hoofd zwaar was, alsof hij
lang en vast geslapen had. Om wat bij te ko
men, ging hij de kamer op en neer loopen,
toen plotseling zijn aandacht getrokken werd
door een voorwerp dat aan den muur hing.
Het was een sabel" met gouden versiering op
het gevest. Hij wist, dat het een familie
stuk was en hij had het meermalen in zijn
handen gehad. Maar vanavond was het, als
of hij als 't ware naar het voorwerp werd
toegetrokken. ITlj nam het wapen van den
muur en keek er naar. Nooit had hij het zoo
mooi gevonden, zoo licht en gemakkelijk te
hanteeren. Een koortsachtig gevoel van agi
tatie doortrilde zijn lichaam, toen hij naar
Walter Dewinson keek. Wat het was kon hij
niet verklaren, maar die onbeweeglijkheid
van zijn vriend irriteerde hem en maakte
hem kregelig. Plotseling voer een rilling
door zijn leden. Het kleine schemerlampje
dat naast den leeren fauteuil stond, be
scheen Dewinéon's hooge voorhoofd, dat on
natuurlijk wit leek en, scherp -afgeteekend
tegen die blankheid, doorsneed 'n roode lijn
het voorhoofd. I-Ioe langer hij er naar keek,
hoe rooder de lijn werd.
Op het laatst was deze bloedrood en met
een hevigen schrik kwam in zijn gedach
tendie lijn was een sabelhouw.
Hij sloot zijn oogen om het beeld kwijt te
raken. Hij wist toch zeker, dat Dewinson
geen litteeken op zijn voorhoofd had! Maar
hoe kwam het daar dan nu? Vergissing was
uit gesloten, hij had het duidelijk waarge
nomen. Om er zich nog eens van te over
tuigen. sloeg hij zijn oogen weer op en keek
naar het gelaat van zijn vriend. Het littee
ken was verdwenen
Het gaf hem een schok en een hartstoch
telijk verlangen kwam in hem op. Hij moest
en zou het litteeken nóg eens zien het was
een verschidkkelijke wensch. maar deze was
sterker dan hij zelf. Als het litteeken er zich
niet meer bevond - moest hij het maken en
hij voelde, hoe het wapen brandde in zijn
vingers. Op hetzelfde oogenblik keek Walter
Dewinson op van zijn cahier, zag hem vast
aan en vroeg: „Wel hoe laat is het?"
„Half twaalf."
De kalmte van Dewinson's stem, die in
zoo'n schrille tegenstelling was met zijn
verwarde gedachten, gaf Rhode een gevoel
van onverklaarbare woede. Hij klemde het
wapen vaster in zijn hand en kwam een stap
nader.
Dewinson sloeg een blad om en ging ver
der met schrijven, hij scheen zich van de
aanwezigheid van zijn vriend niets aan te
trekken.
Rhode kwam dichterbij, het werd tijd
aanstonds zou hij opstaan en dan was het te
laat om zijn plan ten uitvoer te brengen. Hij
deed een schrede vooruit, klemde de sabel
in zijn hand en hief zijn arm op.
Het wapen viel uit zijn sidderende vingers
op den grond. Dewinson was plotseling opge
staan en zag hem doordringend aan. Het
was, alsof er een gordijn voor zijn oogen
werd weggetrokken en hij deinsde achteruit,
wankelend als een dronken man. Toen voelde
hij, hoe zijn vriend hem bij den arm nam en
hem dwong te gaan zitten. Hij schonk een
glas port in en reikte hem dit zwijgend over.
Langzamerhand kwam hij bij. Het hout
vuur knetterde nog de sabel hing op zijn
plaats en zijn vriend zat tegenover hem in
dezelfde houding als voor dat hij in slaap
viel. Met een verwonderden blik in zijn
oogen, keek Ernst Rhode hem aan, zich tot
in de kleinste kleinigheden het gesprek her
innerend, dat zij gevoerd hadden voor hij in
slaap was gevallen.
„Welnu?", vroeg Dewinson glimlachend...
„Er zijn. meer invloeden waar men rekening
mee moet houden, is 't niet?"
„Ik geef me gewonnen", antwoordde
Rhode.
STADSNIEUWS
KUNST AAN HET VOLK.
MEVROUW VAN WIJHE—SMEDING.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
GEBATIKT KAPJE.
675 GEHEEL
COMPLEET
<SR.H0UT5TR.1,63 TEL.12393
Voor „Kunst aan het Volk" trad Zaterdag
avond in „De Protestantenbond" het echt
paar van WijheSmeding op.
Ds. Van Wijhe hield een inleiding. Hij
toonde zich een uitstekend kenner van de
diepere beteekenise van den arbeid van mevr.
van Wijhe. Allereerst gaf hij een biografisch
overzicht. Alie Smeding werd in Enkhuizen
geboren, de plaats die zooals uit „Grillige
schaduwen" blijikt. een zeer eigenaardige
geheimzinnige sfeer eigen is. In den huize
Smeding kwam het visschersvolk over den
vloer, het volk dat dikwijls van aangezicht
tot aangezicht tegenover groote gevaren staat
en dat opgevoed w.ordt meestal, met teksten
uit het Oude Boek. De jeugd van de schrijf
ster stond zonder twijfel onder den invloed
van de merkwaardigheden en cle geheimzin -
nige sfeer van Ënkhuizen en de vissohërsbc-
volking.
Het kind schreef, schreef altijd, ook wan
neer het eigenlijk sommen moest maken of
ander schoolwerk. Zonder dat iemand er iets
van wist, deed zij mee aan een wedstrijd, uit
geschreven door een Christelijk tijdschrift.
Haar novelle werd bekroond. Deze eerste
stap op het pad der kunst was een heele
onderneming voor het jonge meisje uit het
Christelijk gereformeerde milieu! Spoedig
werd zij vast medewerkster aan verschei
dene Christelijke bladen doch deze periode
eindigde met de wrijving die ontstond, tus
schen de leiders dier bladen en de schrijfster.
Dit was tevens het begin van de wending. In
de tweede periode is de karakteristiek van
Alie Smeding's visie op het leven, de deer
nis. Deernis met alles wat ellende lijdt, maar
deernis vooral met de hunkerende, naar lief
de verlangende jonge vrouw. Uit de honder
den brieven die de schrijfster heeft ontvan
gen is gebleken dat tallooze jonge Holland-
sche vrouwen zich zelf hebben teruggevon
den in de boeken dezer periode. De cyclus
van dien tijd wordt afgesloten met het veel
besproken boek ,.De Zondaar". Men heeft
dat boek onzedelijk genoemd. „Maar al
dus spreker is een boek als „Het vuur"
van Barbusse onzedelijk, is „lm Westen
nichtsneues" een onzedelijk boek? „De Zon
daar" zegt: „Gij mensehen, die denkt het
leven te kunnen gebruiken voor uw genot,
zoo wordt gijKan een boek, waarin om der
wille van de menschheid de waarheid ge
sproken wordt, een onzedelijk boek zijn?"
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
23 JANUARI -1 FEBRUARI
MOTORRIJWIELEN
GEOPEND VAN
10VM.-5N.Mi ÖNM.-ION.M.
Van de jongste periode in het leven van de
schrijfster heeft men gezegd, dat zij een ge
heel anderen geest ademde." Dat is niet zoo
aldus Ds. van Wijhe slechts de onder
werpen zijn veranderd, de deernis is geble
ven. maar de toorn is milder geworden. Het
licht valt door een ander gekfeurd raam in
de kamer van het leven." En de boeken uit
dien tijd zijn ook de boeken van de worsteling
met het leven en.met God.
Over „De domineesvrouw van Blanken-
heim" sprak ds. van Wijhe niet. omdat me
vrouw van Wijhe dit boek zelf voor de radio
zou behandelen (gistermiddag). Ook over dit
werk is veel. geschreven en gesproken. Spre
ker merkte naar aanleiding hiervan op, dat
de Nederlandsche critiek maar al te dikwijls
een blamage is voor de Nederlandsche litte
ratuur.
Na de hoogst interessante, en met veel lief»,
de gesproken redevoering betrad mevr. Van
Wijhe-Smeding 't podium. Het gaat niet altijd
op, dat schrijvers de ideale vertolkers zijn van
hun werk. Er zijn voorbeelden genoeg, die
het tegendeel hebben bewezen. Niemand ech
ter zal beter dan mevrouw Van Wijhe uit
„Tijne van Hilletje" of „Rieuwertje Brand"
kunnen lezen. Het mooie sterke proza be
reikte de hoorders in de schoonste gestalte.
Vooral de mono— en dialogen in dialect,
werden prachtig gezegd. Men luisterde met
schier gewijde aandacht, volkomen onder
den ban van de eigenaardige, monotone
voordracht van de'schrijfster.
Het was een avond die voor zoover dit
nog noodig was menigeen de overtui
ging zal hebben geschonken, dat Nederland
in mevrouw van WijheSmeding een groote
kunstenaresse bezit!
DEMONSTREERENDE WERK-
LOOZEN NAAR AMSTERDAM.
HET VERTREK PER FIETS EN PER AUTO.
Zondag had te Amsterdam een groote
demonstratie plaats van werkloozen uit het
geheele land. De Haarlemsche deelnemers
waren' door het „Centraal Comité der Haar
lemsche Werkloozen" opgeroepen om ter
deelneming Zondagmorgen te 9 uur samen te
komen op de Nassaulaan om gezamenlijk per.
fiets en auto naar Amsterdam te trekken.
Zoo had zich om dien tijd, het uitzonder-
iijik gure weer en sneeuwbuien ten spijt, daar
een vrij groot aantal mannen en enkele
vrouwen verzameld, waarvan een minder
heid zich per fiets naar de hoofdstad be
gaf.
Er arriveerden twee groote venhuis auto's
waar een gedeelte van de overblijven den in
kon plaats nemen.
Er waren meer auto's gecharterd, deelde
men ons mede, doch de ondernemers ge;
loofden het blijkbaar wel en een groot aan
tal werkloozen moest blijven staan. Later
kwam nog een open Fordje, waarop een aan
tal stokken en doeken met opschriften ge
laden werd en waarmee eenige demonstran
ten vertrokken. De overigen konden eerst
vervoerd worden nadat de beide verhuis-
auto's van hun rit naar Amsterdam terug
gekeerd waren en er. nog een autobus bij ge
komen was. In totaal zuilen ongeveer honderd
werkloozen vervoerd zijn.
Ongeregeldheden zijn bij het vertrek niet
voorgevallen.
De demonstranten hadden zelf weer voor een
aantal commissarissen van orde gezorgd.
Een viertal agenten en een inspecteurhiel
den een oogje in 't zeil, tevens waren eenige
rechercheurs aanwezig. Redevoeringen wer
den niet gehouden.
EERSTE LUSTRUMFEEST VAN
„DIE RAECKSE".
WELGESLAAGDE REÜNIE VAN OUD-LEDEN
De schoolvereeniging van de H.B.S. A „Die
Raeckse" heeft Zaterdag haar eerste lustrum
gevierd met een feestavond in den schouw
burg Jansweg. En dit is een in alle opzich
ten waardige viering geworden. De feest
avond onderscheidde zich niet alleen door
het gewicht, dat het lustrumjaar er aan gaf,
van vorige jaarlijksche fuiven, doch tevens
door het karakter van een reünie van oud-
leden van „Die Raeckse", dat de lustrum-
commissie er aan gegeven had. Juist daar
een vereeniging van oud-leerlingen van de
H.B.S. A ontbreekt en wie de school verlaten
heeft, geen lid kan blijven van de school
vereeniging, heeft een avond als deze bij
zondere waarde. Dit bleek dan ook wel uit
de buitengewoon groote opkomst van oud
leerlingen. Er waren er ongeveer 125 en wan
neer men rekent, dat in de vijf jaar van het
bos taan van „Die Raeckse" ongeveer 250
eind- examinandi de school verlaten hebben,
welke niet alle lid van hun schoolvereeniging
waren, wanneer men bedenkt, dat een zeer
groot percentage een werkkring in Indië
gevonden heeft of althans ons land ver
laten, dan mogen wij wel zeggen, dat nage
noeg alle nog hier te lande vertoevende oud-
leden aan de uitnoodiging van de commissie
gevolg hebben gegeven. En dan kunnen wij
met recht de reünie, zoowel als de feest
avond een ongedacht succes noemen En con-,
stateeren, dat de liefde voor de oude school'
en de sympathie voor de schoolvereeniging
bij zeer velen onverminderd zijn. „Die
Raeckse" beteekent „de ketting" en Zater
dag is wel bewezen, dat die ketting sterk
is en van groote spanwijdte.
Een avond, waarvan het welslagen bij
voorbaat verzekerd is, behoeft geen stimu
lans meer om de stemming op te voeren.
Wanneer die er 'nochtans toch is, laat het
zich denken, dat het feest al bijzonder ge-
noegelijk wordt. En de middelen om de
feeststemming te verhoogen waren er dezen
keer in zoo groote verscheidenheid.
Aan den inhoud van het programma was
bijzondere/ zorg besteed iNet alleen door de
leden van „Die Raeckse" ma-ar ook door oifd=
leden uit het eerste en tweede besbaans-
jaar.
Nadat de tegenwoordige voorzitter, de heer
J. Schnerr, den avond geopend had, was het
de nóg populaire eerste voorzitter, die de
schoolvereeniging geleid heeft, de heer L.
W. A. Westerveld. welke een historische rede
voering hield, vlot, onderhouden, in den toon
van een luchtige conférence, zoals hij het
vijf jaar geleden ook placht te doen.
Hij herinnerde aan den opriohtingsmiddag,
in de aula van de H.B.S. A in October 1925.
Sinds dien eersten tijd is „Die Raeckse" een
eenigszins andere richting op gegaan. De
heer Westerveld bracht hierbij hulde aan
volgende beturen, voar wat zij voor de ver
eeniging gedaan hebben. Zij hébben de ver
eeniging, welke aanvankelijk 140 leden telde,
gevoerd tot een ledental van bijna 300, om
vattende, dus het. grootste deel der leerlin
gen mn' de H.B.S. A.
Aan de opheffing van' de vroegere Haar
lemsche Handelsschoolvereeniging herinner
de de heer Westerveld en hij vond daarbij
gelegenheid om dank te -brengen aan den
oud-directeur der school dr. S. Elzinga, van
wien het initiatief uitging tot het oprichten
van de nieuwe schoolvereeniging.
De tooneelclub van „Die Raeckse" heeft
vervolgens het traditioneele tooneelstukje
opgevoerd, ditmaal „Een Reuze Idee", blij=
spel in twee bedrijven van Willy Corsari.
Aan het eind van deze welgeslaagde op
voering werd de heer R. Borggreve, de leer-
aar. die zich jaarlijks met de grootste toe
wijding met de regie beiast, daarvoor har
telijk bedankt en gehuldigd. De voorzitter
bood hem een foto-album aan.
De nog 'te Haarlem wonende oud-leden
hadden een cabaretclubje gevormd, dat den
vleienden titel droeg „Alle Naam Is Maar
Onzin", en afgewisseld door de conférences
van den heer Westerveld heeft dit troepje
een reeks van voortreffelijke specima van
cabaretkunst ten tooneele gebracht. De tref
fend vlotte opvoering van „Intermezzo" van
J. B. Schuil door de heeren R. Geels, H. van
't Wout en mej. M. Menges, willen wij uit- het
vele gebodene als bijzonder te waarde eren
naar voren halen; komisch was het tafereel
met de waarzegster en voor ingewijden vol
vriendelijke herinneringen aan 'de sfeer van
school: geestige en technisch uitstekende
imitatie der persberichten door de radio.
Een bijzondere voldoening moet het geweest
zijn voor ..Die Raeckse". dat niet alleen de
directeur lr. M. Voorzanger en diens echt-
genoote de lustrumviering bijwoonden, doch.
ook de oud-directeur dr. S. Elzinga, inspec*
teur van het Handelsonderwijs. Tevens
stemde het tot blijdschap, zooals gewoonlijk,
de belangstelling van een groot aantal
leeraren in de prestaties der jongelui te
constateeren, maar wij zouden toch willen
vragen: waarom komen nu niet alle leer
aren?
Het feest is besloten met dansen, waarbij
de Amsterdamsche jazz-orkest „The Bon-
zonians" op uitstekende wijze voor de mruziek
zorgde.
Uiteraard zijn in deze laatste uren tal van
oude relaties hernieuwd en herinneringen
uit de schooljaren opgehaald.
Hetgeen niet het minst er toe heeft bij'-
gedragen om van dit lustrumfeest een mooie
prettige herdenking te maken.
DIEFSTAL VAN EEN BRANDKAST.
Te Blokzijl is ingebroken in een boterfa-
briek. De daders maakten zich meester van
de brandkast, waarin f 800 bleek te zitten,
sleepten haar naar een auto. die buiten
wachtte en gingen er vandoor. De nacht
waker bemerkte evenwel, dat de deur open
stond, maakte alarm en de politie en een
machinist gingen per auto de vluchtelingen
achterna. O p den Hasselterdijk werden de in
brekers. wier auto onklaar was geworden, in
gehaald en gearresteerd. Het bleken twee
Rotterdammers te zijn. Zij zijn opgesloten.
ONBEHOORLIJKE BEHANDELING VAN
EEN COMMUNIST.
Het Tweede Kamerlid L. de Visser heeft
den minister van justitie inlichtingen ge
vraagd over het over de grens zetten van een
Duitscher T. Overhagen, die 9 Januari te
Leeuwarden op een vergadering van de In
ternationale Arbeidershulp zou spreken.
Overhagen zou slecht behandeld zijn en
de Nederlandsche regeering zou in dezen
partij gekozen hebben voor de mijneigenaren
en de internationale solidariteit der arbeiders
verhinderd hebben.
KRIJGSLUSTIGE STEENZETTERS VOOR
DEN RECHTER.
Het Amsterdamsche Gerechtshof heeft de
behandeling in hooger beroep voortgezet van
de strafzaak tegen de vier leden der syndi
calistische steenzettersfederatie E. M. O. S.
(Eendracht maakt ons sterk), die beschul
digd worden van openlijke geweldpleging
tegen leden van den Roomsch-Kath. Steen-
zettersbond E. M. M. (Eendracht maakt
macht)
Tegen de vier verdachten werd geëischt
vernietiging van het vonnis der Rechtbank
en hun veroordeeling tot een maand gevange
nisstraf.
De eerste verdediger Mr. M. Men dels vroeg
vrijspraak voor drie der verdachten en ont
slag van rechtsvervolging voor den vierde.
De tweede verdediger. Mr. Dr. Benno J.
Stokvis sloot zich daarbij voor der verdach
ten aan.
DOOR EEN HEIPAAL GETROFFEN.
Zaterdagmorgen is de 40-jarige opper
man J. A. v. d. Waart, wonende aan de Lelie
straat te Schiedam op een heiwerk ge
troffen door een heipaal doordat de ketting
brak de man kreeg den heipaal op het hoofd
en het linker gedeelte van het lichaam en
was onmiddellijk dood.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
TAB LETTEN
Zet Aspirin in Uw
huisapotheek; E
Aspirin laat U nooit
in den steek. E
EbayerI
LET OP ORANJE BAND
Weiger namaak en lef er op dat op elk®
tablet het woord „BAYER" staat. Prijs 75 cts.
FEUILLETON.
Uit het Engclsch van
J. S. FLETCHER.
(Nadruk Verboden).
16)
HOOFDSTUK XVI.
De vrouw keerde zich om en verdween
ijlings in de richting waaruit zij gekomen
was. Rawlingson veegde het zweet van zijn
voorhoofd.
„Dat mensch maakte me knapjes aan het
schrikken", zei hij, als om zich te veront
schuldigen. „Zeker krankzinnig hè? Wie is
ze eigenlijk?"
„Ze woont daar ginder op de hei", ant
woordde Oliver ontwijkend. „Maar kom, la
ten we naar huis gaan; 't loopt tegen zessen".
„Ik heb altijd géhoord", hernam Rawlin-
son, „dat de menschen hier nogal bijgeloovig
zijn. En eerlijk gezegd, ik persoonlijk zou
me niet erg op mijn gemak voelen, als mij
iemand zoo iet.s zou zeggen".
„Ik denk anders over die d'ingen", ver
klaarde Oliver onverschillig'. „Maar de men
schen hier zijn bijgeloovig, dat is zoo. Ik heb
zakenlui gekend hier in Halfirbh die geen
overeenkomst wilden sluiten, wanneer ze
toevallig denzelfden morgen het eerste den
linkervoet over den drempel gezet hadden".
Rawlinson vond Oliver's huisgezin met drie
personen uitgebreid: Lionel Arthur's vrouw
met haar kind en Miss Markham, de gouver
nante van Oliver's kleinzoon.
Aan tafel was Oliver bijzender opgewekt
en toen de maaltijd was geëindigd wenkte
hij Rawlinson om met hein mede to gaan.
Ze liepen de trap op en hielden stil voor
een gesloten deur.
„Dit is het domein, van mijn kleinzoon",
vertelde Oliver lachend. „lederen avond ga
ik een praatje met hem maken, voor hij naar
bed .gaat!"
„Dat huis is zeker voor hem, hè, later?"
vroeg Rawlinson, toen het bezoek aan den
kleinzoon was afgeloopen en ze weer bene
den waren.
„Ja", was 't antwoord. „Hij wordt mijn op
volger".
,,Èn je zoon, hoe gaat het daarmee?" in
formeerde Rawlinson verder.
Oliver lachte.
„Die wordt nog stukken rijker dan zijn
vader. Ik heb je indertijd toch verteld van
die machine van hem, niet waar?"
„Ja. Is 't een succes geworden?"
„Een succes? De machine is pas achttien
maanden Isn den handel èn 't geld stroomt
binnen, van alle kanten van de wereld. Ik
weet al niet wat ze hem geboden hebben,
als hij 't patent wilde verkoopen. Een firma
hier in Haifirth bijv. bood hem een half mil-
lioen pond. Maar hij laat in het buitenland
fabriceeren, onder voorwaarde, dat hij van
iedere machine tien pond ontvangt. In
Duitschland en Amerika kunnen ze bij lan
ge na niet aan de aanvraag voldoen, laat
staan in ons land".
„Dan zal hij ook wel in een huls als een
paleis wonen, hè?"vroeg Rawlinson.
„Neen. hij woont heel eenvoudig, even
buiten Haifirth".
„Hij is getrouwd hè, met de dochter van
Bickerdike?"
„Ja. Direct nadat Bickerdike en ik oneenig
heid hadden gekregen. Moderne opvattin
gen I"
„Ik had eigenlijk gedacht", hernam Raw
linson, die deze laatste opmerking negeer
de. „dat er door het huwelijk van je zoon
wel toenadering tusschen Bickerdike en jou
zou zijn gekomen".
„Dan heb je toch verkeerd gedacht", klonk
het laconiek. „Toenadering tusschen Bicker
dike en mij? Geen denken aan!"
„Vervelend voor je zoon", constateerde Raw
linson.
„Heelemaal niet", antwoordde Oliver opge
wekt. „Louis John en ik zijn aan elkaar ge
waagd. Hij komt nooit bij mij in huis en ik
nooit bij hem. Zoo nu en dan spreek ik hem
op straat!"
,,'n Eigenaardige verhouding", lachte
Rawlinson.
„Op hetzelfde oogenblik kwam een dienst
meisje binnen en kondigde Oliver Louis
John's bezoek aan.
Oliver keek een moment stom-verbaasd.
„Laat meneer hier komen", zei hij na een
korte stilte.
„Er is iets niet in den haak", vervolgde hij
tot Rawlinson, „anders was de jongen niet
zoo maar hier heen gekomen".
Louis John kwam de kamer binnen.
„Wel jongen", begon Oliver. „Wat is er aan
de hand? Iets
Louis John begroette Rawlinson vluchtig en
wendde zich daarop haastig tot zijn vader.
„Ik merk wel, dat u niets gehoord hebt",
begon hij.
„Gehoord? Waarvan?" viel Oliver hem in
de rede.
„Het reservoir
Oliver werd bleek.
„Het reservoir?" herhaaMe hij.
„Er is iets met het reservoir niet in orde",
ging Louis John voort. „Wat weet ik niet
precies. Ben vertelde het mij juist".
„Hoe wist die het?" was Oliver's verwon
derde vraag.
„Van een van de werklieden van de water
leiding.... 't. Scheen geheim gehouden te
.moeten worden. Maar hij is zoo verstandig
geweest om zijn mond open te doen".
Oliver keek zijn zoon strak aan en stond
langzaam op.
„Een breuk in den dam?" vroeg hij lang
zaam op het ergste voorbereid. „Weten jul
lie. wat dat wel eens zou kunnen beteeke-
nen?"
„Ik dacht er juist aan, wat je mè een paar
jaar geleden verteld hebt", antwoordde Raw
linson. „Je zei me toen, meen ik, dat een
groot gedeelte van de stad finaal verwoest
zou worden, als die dam daar doorbrak".
„Juist", bevestigde O'iver zacht. „En niet
alleen een groot gedeelte van Haifirth. maar
ook dat nieuwe huis van mijMaar kom aan"
riep hij op zijn gewonen, energieken toon,
terwijl hij opstond, „hier te blijven zitten
geeft niets. Ik ga onmiddellijk naar Crabfcree
en vandaar naar den dam!"
Louis John en Rawlinson stonden eveneens
op.
„Ik ga. met u mee" zei Louis John. „U ook,
meneer Rawlinson?"
„Oliver trok een lange jas aan en zette een
pet. op. Hij stond tot de anderen klaar waren
voortdurend in zichzelf te mompelen. Toen
deed hij de voordeur open.
„Pikdonker", zei hij. „God., als het toch
eems gebeurde. Blijf vlak achter mij", ver
volgde hij tot de anderen. Ik ken den weg
precies".
Vóór hen strekte het moerasland zich uit
als een reusachtig onbewogen meer. De lucht
was donker met jagende wolken. Hier en
daar fonkelde even een ster en nu en dan
regende het.
Zwijgend liep het drietal voort.
„Er komt storm", zei Oliver plotseling ze
nuwachtig. „En wanneer er werkelijk een
breuk in den dam is en het begint te stor
men, dangenadige hemel! Dan zul je
wat beleven!"
„Waarom zoudt u zich al ongerust maken
en direct het s'imste denken", merkte Louis
John op geruststellenden toon op. ,,'t Is heel
goed mogelijk dat het niets te beduiden
heeft. Ik vond het alleen wenschelijk u even
Le waarschuwen! Men kan nooit weten!"
„Maar Crabtree", hernam Oliver, „waarom
heeft die me geen bericht gestuurd. Hij weet
drommels goed, dat alles wat de waterlei
ding betreft, mij nog na aan het hart ligt,
al ben ik dan geen lid meer van de commis
sie van Bijstand".
Rawlinson, die moeite had om Oliver bij te
houden, vroeg zich af, hoe zijn vriend op
zulk een stikdonkeren avond als dezen den.
weg kon vinden. Ze liepen op een smal weg
getje, dat zich dwars door het moerland
kronkelde. Maar Oliever liep recht op den
dam af, zonder een oogenblik te aai-zelen. Na
eenigen tijd kwamen ze aan een terreinver
heffing: Oliver bleef een oogenlblik staan en
wees naar een licht, dat zich telkens ver
plaatste.
„Er is iemand op den dam, met een lan
taarn", zei hij. „Vooruit, onmiddellijk er naar
toe".
Ze liepen zoo snel het in de duisternis
ging. Rechts van hem, heel m de verte, za
gen ze een flauw licht in een of andere wo
ning branden. Ze staken haastig een broeden
weg over, die eveneens het moerland door
sneed, en sloegen een pad in, dat op den dam
uitkwam. Het licht, dat zij van den heuvel
af gezien hadden, scheen langzaam dichter
bij te komen. Oliver stond stil.
,Dat is Crabtree zeker", zei hij. „We zullen
even wachten tot hij hier is".
In de verte klonk het geruisch van water.
„Wat is dat geruisch, daar in de verte?"
vroeg Rawlinson.
,De sluizen", antwoordde Oliver. „Die die
nen om het te veel aan water af te voeren.
Het reservoir schijnt dus heelemaal vol te
zijn. Enfin, het zal niet lang meer duren of
we weten precies hoe het met de zaak staat".
„Jij daar, Crabtree?" riep hij na eenigen
tijd, toen het licht vlak bij hem was. „Hier
heen!"
Een man dook op uit de duisternis en
kwam haastig op hen toeloopen en hief zijn
lantaarn omhoog.
„U, mijnheer Carsdale?" vroeg hij verwon
derd.
(Wordt vervolgd),.