ASPIRIN H.D. VERTELLINGEN TENT00NSTEUIN6 AMSTERDAM RAI RA! LAMPJE ANDREA AUTOMOBIELEN De wraak der Verdrevenen HAARLEM'S DAGBLAD MAANDAG 19 JANUARI 1931 (Nadruk verboden, auteursrecht voorbehouden). door CORRY DOMMERING. De sabelhouw. r Walter Dewinson stak een nieuwe sigaar op, aandachtig de rookwolkjes nakijkende alvorens hij antwoord gaf. Tegenover hem zat zijn vriend, Ernst Rhode, die dien avond nog laat was komen oploopen om de kwestie te bespreken, die hij voor de rechtbank had te behandelen. Eindelijk sprak Dewinson: „Er zijn meer dingen waar je rekening mee moet houden, jongen, je wilt het niet gelooven, maar ik zal het je bewijzen. Misschien dat het een licht werpt op je procedure." Een poosje bleef het stil, het tikken van de klok en het knetteren van den haard, waren de eenige geluiden in de kamer. Hoe het kwam wist hij niet te verklaren, maar óf door de warmte van het vuur óf door de drukke werkzaamheden van den dag. Ernst Rhode werd zoo slaperig, dat hij zijn oogen bijna niet meer open kon houden. Hij zag vaag het gezicht van zijn ouderen vriend, dat roodachtig verlicht werd door het schijnsel van het vuur en zijn donkere oogen, die groot en strak naar hem keken. Een klok sloeg elf uur en hij deed een laatste poging om overeind te komen, maar hij voelde zich zoo vermoeid, dat hij weer neerzonk in een soort verdooving en zich eindelijk door den slaap liet overwin nen. Hoe lang hij geslapen had wist hij niet, maar, toen hij zijn oogen weer opsloeg, zag hij dat het donker was in de kamer, alleen het rose schijnsel van het haardvuur ver lichtte den omtrek van eenige meubelen. Eerst dacht hij, dat hij alleen was, maar, toen zijn oogen gingen wennen aan de sche mering, zag hij in een leeren fauteuil Wal ter Dewinson zitten bezig met aanteeke- nlngen te maken in een dik cahier. Naast hem brandde een miniatuur schemerlampje. Ernst Rhode riohtte zich op en zei: „Ik heb, geloof ik, geslapen, excuseer me, ik was zoo moe, dat ik me er niet meer tegen verzetten kon." „Je bent even ingedut", antwoordde zijn vriend, zonder op te zien. Ernst Rhode stond op en constateerde een zonderlinge vermoeidheid in zijn beenen, terwijl ook zijn hoofd zwaar was, alsof hij lang en vast geslapen had. Om wat bij te ko men, ging hij de kamer op en neer loopen, toen plotseling zijn aandacht getrokken werd door een voorwerp dat aan den muur hing. Het was een sabel" met gouden versiering op het gevest. Hij wist, dat het een familie stuk was en hij had het meermalen in zijn handen gehad. Maar vanavond was het, als of hij als 't ware naar het voorwerp werd toegetrokken. ITlj nam het wapen van den muur en keek er naar. Nooit had hij het zoo mooi gevonden, zoo licht en gemakkelijk te hanteeren. Een koortsachtig gevoel van agi tatie doortrilde zijn lichaam, toen hij naar Walter Dewinson keek. Wat het was kon hij niet verklaren, maar die onbeweeglijkheid van zijn vriend irriteerde hem en maakte hem kregelig. Plotseling voer een rilling door zijn leden. Het kleine schemerlampje dat naast den leeren fauteuil stond, be scheen Dewinéon's hooge voorhoofd, dat on natuurlijk wit leek en, scherp -afgeteekend tegen die blankheid, doorsneed 'n roode lijn het voorhoofd. I-Ioe langer hij er naar keek, hoe rooder de lijn werd. Op het laatst was deze bloedrood en met een hevigen schrik kwam in zijn gedach tendie lijn was een sabelhouw. Hij sloot zijn oogen om het beeld kwijt te raken. Hij wist toch zeker, dat Dewinson geen litteeken op zijn voorhoofd had! Maar hoe kwam het daar dan nu? Vergissing was uit gesloten, hij had het duidelijk waarge nomen. Om er zich nog eens van te over tuigen. sloeg hij zijn oogen weer op en keek naar het gelaat van zijn vriend. Het littee ken was verdwenen Het gaf hem een schok en een hartstoch telijk verlangen kwam in hem op. Hij moest en zou het litteeken nóg eens zien het was een verschidkkelijke wensch. maar deze was sterker dan hij zelf. Als het litteeken er zich niet meer bevond - moest hij het maken en hij voelde, hoe het wapen brandde in zijn vingers. Op hetzelfde oogenblik keek Walter Dewinson op van zijn cahier, zag hem vast aan en vroeg: „Wel hoe laat is het?" „Half twaalf." De kalmte van Dewinson's stem, die in zoo'n schrille tegenstelling was met zijn verwarde gedachten, gaf Rhode een gevoel van onverklaarbare woede. Hij klemde het wapen vaster in zijn hand en kwam een stap nader. Dewinson sloeg een blad om en ging ver der met schrijven, hij scheen zich van de aanwezigheid van zijn vriend niets aan te trekken. Rhode kwam dichterbij, het werd tijd aanstonds zou hij opstaan en dan was het te laat om zijn plan ten uitvoer te brengen. Hij deed een schrede vooruit, klemde de sabel in zijn hand en hief zijn arm op. Het wapen viel uit zijn sidderende vingers op den grond. Dewinson was plotseling opge staan en zag hem doordringend aan. Het was, alsof er een gordijn voor zijn oogen werd weggetrokken en hij deinsde achteruit, wankelend als een dronken man. Toen voelde hij, hoe zijn vriend hem bij den arm nam en hem dwong te gaan zitten. Hij schonk een glas port in en reikte hem dit zwijgend over. Langzamerhand kwam hij bij. Het hout vuur knetterde nog de sabel hing op zijn plaats en zijn vriend zat tegenover hem in dezelfde houding als voor dat hij in slaap viel. Met een verwonderden blik in zijn oogen, keek Ernst Rhode hem aan, zich tot in de kleinste kleinigheden het gesprek her innerend, dat zij gevoerd hadden voor hij in slaap was gevallen. „Welnu?", vroeg Dewinson glimlachend... „Er zijn. meer invloeden waar men rekening mee moet houden, is 't niet?" „Ik geef me gewonnen", antwoordde Rhode. STADSNIEUWS KUNST AAN HET VOLK. MEVROUW VAN WIJHE—SMEDING. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. GEBATIKT KAPJE. 675 GEHEEL COMPLEET <SR.H0UT5TR.1,63 TEL.12393 Voor „Kunst aan het Volk" trad Zaterdag avond in „De Protestantenbond" het echt paar van WijheSmeding op. Ds. Van Wijhe hield een inleiding. Hij toonde zich een uitstekend kenner van de diepere beteekenise van den arbeid van mevr. van Wijhe. Allereerst gaf hij een biografisch overzicht. Alie Smeding werd in Enkhuizen geboren, de plaats die zooals uit „Grillige schaduwen" blijikt. een zeer eigenaardige geheimzinnige sfeer eigen is. In den huize Smeding kwam het visschersvolk over den vloer, het volk dat dikwijls van aangezicht tot aangezicht tegenover groote gevaren staat en dat opgevoed w.ordt meestal, met teksten uit het Oude Boek. De jeugd van de schrijf ster stond zonder twijfel onder den invloed van de merkwaardigheden en cle geheimzin - nige sfeer van Ënkhuizen en de vissohërsbc- volking. Het kind schreef, schreef altijd, ook wan neer het eigenlijk sommen moest maken of ander schoolwerk. Zonder dat iemand er iets van wist, deed zij mee aan een wedstrijd, uit geschreven door een Christelijk tijdschrift. Haar novelle werd bekroond. Deze eerste stap op het pad der kunst was een heele onderneming voor het jonge meisje uit het Christelijk gereformeerde milieu! Spoedig werd zij vast medewerkster aan verschei dene Christelijke bladen doch deze periode eindigde met de wrijving die ontstond, tus schen de leiders dier bladen en de schrijfster. Dit was tevens het begin van de wending. In de tweede periode is de karakteristiek van Alie Smeding's visie op het leven, de deer nis. Deernis met alles wat ellende lijdt, maar deernis vooral met de hunkerende, naar lief de verlangende jonge vrouw. Uit de honder den brieven die de schrijfster heeft ontvan gen is gebleken dat tallooze jonge Holland- sche vrouwen zich zelf hebben teruggevon den in de boeken dezer periode. De cyclus van dien tijd wordt afgesloten met het veel besproken boek ,.De Zondaar". Men heeft dat boek onzedelijk genoemd. „Maar al dus spreker is een boek als „Het vuur" van Barbusse onzedelijk, is „lm Westen nichtsneues" een onzedelijk boek? „De Zon daar" zegt: „Gij mensehen, die denkt het leven te kunnen gebruiken voor uw genot, zoo wordt gijKan een boek, waarin om der wille van de menschheid de waarheid ge sproken wordt, een onzedelijk boek zijn?" INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. 23 JANUARI -1 FEBRUARI MOTORRIJWIELEN GEOPEND VAN 10VM.-5N.Mi ÖNM.-ION.M. Van de jongste periode in het leven van de schrijfster heeft men gezegd, dat zij een ge heel anderen geest ademde." Dat is niet zoo aldus Ds. van Wijhe slechts de onder werpen zijn veranderd, de deernis is geble ven. maar de toorn is milder geworden. Het licht valt door een ander gekfeurd raam in de kamer van het leven." En de boeken uit dien tijd zijn ook de boeken van de worsteling met het leven en.met God. Over „De domineesvrouw van Blanken- heim" sprak ds. van Wijhe niet. omdat me vrouw van Wijhe dit boek zelf voor de radio zou behandelen (gistermiddag). Ook over dit werk is veel. geschreven en gesproken. Spre ker merkte naar aanleiding hiervan op, dat de Nederlandsche critiek maar al te dikwijls een blamage is voor de Nederlandsche litte ratuur. Na de hoogst interessante, en met veel lief», de gesproken redevoering betrad mevr. Van Wijhe-Smeding 't podium. Het gaat niet altijd op, dat schrijvers de ideale vertolkers zijn van hun werk. Er zijn voorbeelden genoeg, die het tegendeel hebben bewezen. Niemand ech ter zal beter dan mevrouw Van Wijhe uit „Tijne van Hilletje" of „Rieuwertje Brand" kunnen lezen. Het mooie sterke proza be reikte de hoorders in de schoonste gestalte. Vooral de mono— en dialogen in dialect, werden prachtig gezegd. Men luisterde met schier gewijde aandacht, volkomen onder den ban van de eigenaardige, monotone voordracht van de'schrijfster. Het was een avond die voor zoover dit nog noodig was menigeen de overtui ging zal hebben geschonken, dat Nederland in mevrouw van WijheSmeding een groote kunstenaresse bezit! DEMONSTREERENDE WERK- LOOZEN NAAR AMSTERDAM. HET VERTREK PER FIETS EN PER AUTO. Zondag had te Amsterdam een groote demonstratie plaats van werkloozen uit het geheele land. De Haarlemsche deelnemers waren' door het „Centraal Comité der Haar lemsche Werkloozen" opgeroepen om ter deelneming Zondagmorgen te 9 uur samen te komen op de Nassaulaan om gezamenlijk per. fiets en auto naar Amsterdam te trekken. Zoo had zich om dien tijd, het uitzonder- iijik gure weer en sneeuwbuien ten spijt, daar een vrij groot aantal mannen en enkele vrouwen verzameld, waarvan een minder heid zich per fiets naar de hoofdstad be gaf. Er arriveerden twee groote venhuis auto's waar een gedeelte van de overblijven den in kon plaats nemen. Er waren meer auto's gecharterd, deelde men ons mede, doch de ondernemers ge; loofden het blijkbaar wel en een groot aan tal werkloozen moest blijven staan. Later kwam nog een open Fordje, waarop een aan tal stokken en doeken met opschriften ge laden werd en waarmee eenige demonstran ten vertrokken. De overigen konden eerst vervoerd worden nadat de beide verhuis- auto's van hun rit naar Amsterdam terug gekeerd waren en er. nog een autobus bij ge komen was. In totaal zuilen ongeveer honderd werkloozen vervoerd zijn. Ongeregeldheden zijn bij het vertrek niet voorgevallen. De demonstranten hadden zelf weer voor een aantal commissarissen van orde gezorgd. Een viertal agenten en een inspecteurhiel den een oogje in 't zeil, tevens waren eenige rechercheurs aanwezig. Redevoeringen wer den niet gehouden. EERSTE LUSTRUMFEEST VAN „DIE RAECKSE". WELGESLAAGDE REÜNIE VAN OUD-LEDEN De schoolvereeniging van de H.B.S. A „Die Raeckse" heeft Zaterdag haar eerste lustrum gevierd met een feestavond in den schouw burg Jansweg. En dit is een in alle opzich ten waardige viering geworden. De feest avond onderscheidde zich niet alleen door het gewicht, dat het lustrumjaar er aan gaf, van vorige jaarlijksche fuiven, doch tevens door het karakter van een reünie van oud- leden van „Die Raeckse", dat de lustrum- commissie er aan gegeven had. Juist daar een vereeniging van oud-leerlingen van de H.B.S. A ontbreekt en wie de school verlaten heeft, geen lid kan blijven van de school vereeniging, heeft een avond als deze bij zondere waarde. Dit bleek dan ook wel uit de buitengewoon groote opkomst van oud leerlingen. Er waren er ongeveer 125 en wan neer men rekent, dat in de vijf jaar van het bos taan van „Die Raeckse" ongeveer 250 eind- examinandi de school verlaten hebben, welke niet alle lid van hun schoolvereeniging waren, wanneer men bedenkt, dat een zeer groot percentage een werkkring in Indië gevonden heeft of althans ons land ver laten, dan mogen wij wel zeggen, dat nage noeg alle nog hier te lande vertoevende oud- leden aan de uitnoodiging van de commissie gevolg hebben gegeven. En dan kunnen wij met recht de reünie, zoowel als de feest avond een ongedacht succes noemen En con-, stateeren, dat de liefde voor de oude school' en de sympathie voor de schoolvereeniging bij zeer velen onverminderd zijn. „Die Raeckse" beteekent „de ketting" en Zater dag is wel bewezen, dat die ketting sterk is en van groote spanwijdte. Een avond, waarvan het welslagen bij voorbaat verzekerd is, behoeft geen stimu lans meer om de stemming op te voeren. Wanneer die er 'nochtans toch is, laat het zich denken, dat het feest al bijzonder ge- noegelijk wordt. En de middelen om de feeststemming te verhoogen waren er dezen keer in zoo groote verscheidenheid. Aan den inhoud van het programma was bijzondere/ zorg besteed iNet alleen door de leden van „Die Raeckse" ma-ar ook door oifd= leden uit het eerste en tweede besbaans- jaar. Nadat de tegenwoordige voorzitter, de heer J. Schnerr, den avond geopend had, was het de nóg populaire eerste voorzitter, die de schoolvereeniging geleid heeft, de heer L. W. A. Westerveld. welke een historische rede voering hield, vlot, onderhouden, in den toon van een luchtige conférence, zoals hij het vijf jaar geleden ook placht te doen. Hij herinnerde aan den opriohtingsmiddag, in de aula van de H.B.S. A in October 1925. Sinds dien eersten tijd is „Die Raeckse" een eenigszins andere richting op gegaan. De heer Westerveld bracht hierbij hulde aan volgende beturen, voar wat zij voor de ver eeniging gedaan hebben. Zij hébben de ver eeniging, welke aanvankelijk 140 leden telde, gevoerd tot een ledental van bijna 300, om vattende, dus het. grootste deel der leerlin gen mn' de H.B.S. A. Aan de opheffing van' de vroegere Haar lemsche Handelsschoolvereeniging herinner de de heer Westerveld en hij vond daarbij gelegenheid om dank te -brengen aan den oud-directeur der school dr. S. Elzinga, van wien het initiatief uitging tot het oprichten van de nieuwe schoolvereeniging. De tooneelclub van „Die Raeckse" heeft vervolgens het traditioneele tooneelstukje opgevoerd, ditmaal „Een Reuze Idee", blij= spel in twee bedrijven van Willy Corsari. Aan het eind van deze welgeslaagde op voering werd de heer R. Borggreve, de leer- aar. die zich jaarlijks met de grootste toe wijding met de regie beiast, daarvoor har telijk bedankt en gehuldigd. De voorzitter bood hem een foto-album aan. De nog 'te Haarlem wonende oud-leden hadden een cabaretclubje gevormd, dat den vleienden titel droeg „Alle Naam Is Maar Onzin", en afgewisseld door de conférences van den heer Westerveld heeft dit troepje een reeks van voortreffelijke specima van cabaretkunst ten tooneele gebracht. De tref fend vlotte opvoering van „Intermezzo" van J. B. Schuil door de heeren R. Geels, H. van 't Wout en mej. M. Menges, willen wij uit- het vele gebodene als bijzonder te waarde eren naar voren halen; komisch was het tafereel met de waarzegster en voor ingewijden vol vriendelijke herinneringen aan 'de sfeer van school: geestige en technisch uitstekende imitatie der persberichten door de radio. Een bijzondere voldoening moet het geweest zijn voor ..Die Raeckse". dat niet alleen de directeur lr. M. Voorzanger en diens echt- genoote de lustrumviering bijwoonden, doch. ook de oud-directeur dr. S. Elzinga, inspec* teur van het Handelsonderwijs. Tevens stemde het tot blijdschap, zooals gewoonlijk, de belangstelling van een groot aantal leeraren in de prestaties der jongelui te constateeren, maar wij zouden toch willen vragen: waarom komen nu niet alle leer aren? Het feest is besloten met dansen, waarbij de Amsterdamsche jazz-orkest „The Bon- zonians" op uitstekende wijze voor de mruziek zorgde. Uiteraard zijn in deze laatste uren tal van oude relaties hernieuwd en herinneringen uit de schooljaren opgehaald. Hetgeen niet het minst er toe heeft bij'- gedragen om van dit lustrumfeest een mooie prettige herdenking te maken. DIEFSTAL VAN EEN BRANDKAST. Te Blokzijl is ingebroken in een boterfa- briek. De daders maakten zich meester van de brandkast, waarin f 800 bleek te zitten, sleepten haar naar een auto. die buiten wachtte en gingen er vandoor. De nacht waker bemerkte evenwel, dat de deur open stond, maakte alarm en de politie en een machinist gingen per auto de vluchtelingen achterna. O p den Hasselterdijk werden de in brekers. wier auto onklaar was geworden, in gehaald en gearresteerd. Het bleken twee Rotterdammers te zijn. Zij zijn opgesloten. ONBEHOORLIJKE BEHANDELING VAN EEN COMMUNIST. Het Tweede Kamerlid L. de Visser heeft den minister van justitie inlichtingen ge vraagd over het over de grens zetten van een Duitscher T. Overhagen, die 9 Januari te Leeuwarden op een vergadering van de In ternationale Arbeidershulp zou spreken. Overhagen zou slecht behandeld zijn en de Nederlandsche regeering zou in dezen partij gekozen hebben voor de mijneigenaren en de internationale solidariteit der arbeiders verhinderd hebben. KRIJGSLUSTIGE STEENZETTERS VOOR DEN RECHTER. Het Amsterdamsche Gerechtshof heeft de behandeling in hooger beroep voortgezet van de strafzaak tegen de vier leden der syndi calistische steenzettersfederatie E. M. O. S. (Eendracht maakt ons sterk), die beschul digd worden van openlijke geweldpleging tegen leden van den Roomsch-Kath. Steen- zettersbond E. M. M. (Eendracht maakt macht) Tegen de vier verdachten werd geëischt vernietiging van het vonnis der Rechtbank en hun veroordeeling tot een maand gevange nisstraf. De eerste verdediger Mr. M. Men dels vroeg vrijspraak voor drie der verdachten en ont slag van rechtsvervolging voor den vierde. De tweede verdediger. Mr. Dr. Benno J. Stokvis sloot zich daarbij voor der verdach ten aan. DOOR EEN HEIPAAL GETROFFEN. Zaterdagmorgen is de 40-jarige opper man J. A. v. d. Waart, wonende aan de Lelie straat te Schiedam op een heiwerk ge troffen door een heipaal doordat de ketting brak de man kreeg den heipaal op het hoofd en het linker gedeelte van het lichaam en was onmiddellijk dood. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. TAB LETTEN Zet Aspirin in Uw huisapotheek; E Aspirin laat U nooit in den steek. E EbayerI LET OP ORANJE BAND Weiger namaak en lef er op dat op elk® tablet het woord „BAYER" staat. Prijs 75 cts. FEUILLETON. Uit het Engclsch van J. S. FLETCHER. (Nadruk Verboden). 16) HOOFDSTUK XVI. De vrouw keerde zich om en verdween ijlings in de richting waaruit zij gekomen was. Rawlingson veegde het zweet van zijn voorhoofd. „Dat mensch maakte me knapjes aan het schrikken", zei hij, als om zich te veront schuldigen. „Zeker krankzinnig hè? Wie is ze eigenlijk?" „Ze woont daar ginder op de hei", ant woordde Oliver ontwijkend. „Maar kom, la ten we naar huis gaan; 't loopt tegen zessen". „Ik heb altijd géhoord", hernam Rawlin- son, „dat de menschen hier nogal bijgeloovig zijn. En eerlijk gezegd, ik persoonlijk zou me niet erg op mijn gemak voelen, als mij iemand zoo iet.s zou zeggen". „Ik denk anders over die d'ingen", ver klaarde Oliver onverschillig'. „Maar de men schen hier zijn bijgeloovig, dat is zoo. Ik heb zakenlui gekend hier in Halfirbh die geen overeenkomst wilden sluiten, wanneer ze toevallig denzelfden morgen het eerste den linkervoet over den drempel gezet hadden". Rawlinson vond Oliver's huisgezin met drie personen uitgebreid: Lionel Arthur's vrouw met haar kind en Miss Markham, de gouver nante van Oliver's kleinzoon. Aan tafel was Oliver bijzender opgewekt en toen de maaltijd was geëindigd wenkte hij Rawlinson om met hein mede to gaan. Ze liepen de trap op en hielden stil voor een gesloten deur. „Dit is het domein, van mijn kleinzoon", vertelde Oliver lachend. „lederen avond ga ik een praatje met hem maken, voor hij naar bed .gaat!" „Dat huis is zeker voor hem, hè, later?" vroeg Rawlinson, toen het bezoek aan den kleinzoon was afgeloopen en ze weer bene den waren. „Ja", was 't antwoord. „Hij wordt mijn op volger". ,,Èn je zoon, hoe gaat het daarmee?" in formeerde Rawlinson verder. Oliver lachte. „Die wordt nog stukken rijker dan zijn vader. Ik heb je indertijd toch verteld van die machine van hem, niet waar?" „Ja. Is 't een succes geworden?" „Een succes? De machine is pas achttien maanden Isn den handel èn 't geld stroomt binnen, van alle kanten van de wereld. Ik weet al niet wat ze hem geboden hebben, als hij 't patent wilde verkoopen. Een firma hier in Haifirth bijv. bood hem een half mil- lioen pond. Maar hij laat in het buitenland fabriceeren, onder voorwaarde, dat hij van iedere machine tien pond ontvangt. In Duitschland en Amerika kunnen ze bij lan ge na niet aan de aanvraag voldoen, laat staan in ons land". „Dan zal hij ook wel in een huls als een paleis wonen, hè?"vroeg Rawlinson. „Neen. hij woont heel eenvoudig, even buiten Haifirth". „Hij is getrouwd hè, met de dochter van Bickerdike?" „Ja. Direct nadat Bickerdike en ik oneenig heid hadden gekregen. Moderne opvattin gen I" „Ik had eigenlijk gedacht", hernam Raw linson, die deze laatste opmerking negeer de. „dat er door het huwelijk van je zoon wel toenadering tusschen Bickerdike en jou zou zijn gekomen". „Dan heb je toch verkeerd gedacht", klonk het laconiek. „Toenadering tusschen Bicker dike en mij? Geen denken aan!" „Vervelend voor je zoon", constateerde Raw linson. „Heelemaal niet", antwoordde Oliver opge wekt. „Louis John en ik zijn aan elkaar ge waagd. Hij komt nooit bij mij in huis en ik nooit bij hem. Zoo nu en dan spreek ik hem op straat!" ,,'n Eigenaardige verhouding", lachte Rawlinson. „Op hetzelfde oogenblik kwam een dienst meisje binnen en kondigde Oliver Louis John's bezoek aan. Oliver keek een moment stom-verbaasd. „Laat meneer hier komen", zei hij na een korte stilte. „Er is iets niet in den haak", vervolgde hij tot Rawlinson, „anders was de jongen niet zoo maar hier heen gekomen". Louis John kwam de kamer binnen. „Wel jongen", begon Oliver. „Wat is er aan de hand? Iets Louis John begroette Rawlinson vluchtig en wendde zich daarop haastig tot zijn vader. „Ik merk wel, dat u niets gehoord hebt", begon hij. „Gehoord? Waarvan?" viel Oliver hem in de rede. „Het reservoir Oliver werd bleek. „Het reservoir?" herhaaMe hij. „Er is iets met het reservoir niet in orde", ging Louis John voort. „Wat weet ik niet precies. Ben vertelde het mij juist". „Hoe wist die het?" was Oliver's verwon derde vraag. „Van een van de werklieden van de water leiding.... 't. Scheen geheim gehouden te .moeten worden. Maar hij is zoo verstandig geweest om zijn mond open te doen". Oliver keek zijn zoon strak aan en stond langzaam op. „Een breuk in den dam?" vroeg hij lang zaam op het ergste voorbereid. „Weten jul lie. wat dat wel eens zou kunnen beteeke- nen?" „Ik dacht er juist aan, wat je mè een paar jaar geleden verteld hebt", antwoordde Raw linson. „Je zei me toen, meen ik, dat een groot gedeelte van de stad finaal verwoest zou worden, als die dam daar doorbrak". „Juist", bevestigde O'iver zacht. „En niet alleen een groot gedeelte van Haifirth. maar ook dat nieuwe huis van mijMaar kom aan" riep hij op zijn gewonen, energieken toon, terwijl hij opstond, „hier te blijven zitten geeft niets. Ik ga onmiddellijk naar Crabfcree en vandaar naar den dam!" Louis John en Rawlinson stonden eveneens op. „Ik ga. met u mee" zei Louis John. „U ook, meneer Rawlinson?" „Oliver trok een lange jas aan en zette een pet. op. Hij stond tot de anderen klaar waren voortdurend in zichzelf te mompelen. Toen deed hij de voordeur open. „Pikdonker", zei hij. „God., als het toch eems gebeurde. Blijf vlak achter mij", ver volgde hij tot de anderen. Ik ken den weg precies". Vóór hen strekte het moerasland zich uit als een reusachtig onbewogen meer. De lucht was donker met jagende wolken. Hier en daar fonkelde even een ster en nu en dan regende het. Zwijgend liep het drietal voort. „Er komt storm", zei Oliver plotseling ze nuwachtig. „En wanneer er werkelijk een breuk in den dam is en het begint te stor men, dangenadige hemel! Dan zul je wat beleven!" „Waarom zoudt u zich al ongerust maken en direct het s'imste denken", merkte Louis John op geruststellenden toon op. ,,'t Is heel goed mogelijk dat het niets te beduiden heeft. Ik vond het alleen wenschelijk u even Le waarschuwen! Men kan nooit weten!" „Maar Crabtree", hernam Oliver, „waarom heeft die me geen bericht gestuurd. Hij weet drommels goed, dat alles wat de waterlei ding betreft, mij nog na aan het hart ligt, al ben ik dan geen lid meer van de commis sie van Bijstand". Rawlinson, die moeite had om Oliver bij te houden, vroeg zich af, hoe zijn vriend op zulk een stikdonkeren avond als dezen den. weg kon vinden. Ze liepen op een smal weg getje, dat zich dwars door het moerland kronkelde. Maar Oliever liep recht op den dam af, zonder een oogenblik te aai-zelen. Na eenigen tijd kwamen ze aan een terreinver heffing: Oliver bleef een oogenlblik staan en wees naar een licht, dat zich telkens ver plaatste. „Er is iemand op den dam, met een lan taarn", zei hij. „Vooruit, onmiddellijk er naar toe". Ze liepen zoo snel het in de duisternis ging. Rechts van hem, heel m de verte, za gen ze een flauw licht in een of andere wo ning branden. Ze staken haastig een broeden weg over, die eveneens het moerland door sneed, en sloegen een pad in, dat op den dam uitkwam. Het licht, dat zij van den heuvel af gezien hadden, scheen langzaam dichter bij te komen. Oliver stond stil. ,Dat is Crabtree zeker", zei hij. „We zullen even wachten tot hij hier is". In de verte klonk het geruisch van water. „Wat is dat geruisch, daar in de verte?" vroeg Rawlinson. ,De sluizen", antwoordde Oliver. „Die die nen om het te veel aan water af te voeren. Het reservoir schijnt dus heelemaal vol te zijn. Enfin, het zal niet lang meer duren of we weten precies hoe het met de zaak staat". „Jij daar, Crabtree?" riep hij na eenigen tijd, toen het licht vlak bij hem was. „Hier heen!" Een man dook op uit de duisternis en kwam haastig op hen toeloopen en hief zijn lantaarn omhoog. „U, mijnheer Carsdale?" vroeg hij verwon derd. (Wordt vervolgd),.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 6