Het Wereld HOEST ANDRÉA" BOEKENSTEUNEN BINNENLAND De wraak der Verdrevenen HAARLEM'S DAGBLAD WOENfSDAC 21 MNUARI 1931 Berlijnsch Bock-bier intermezzo. Berlijn, Januari. Weet u wat voor de drie heeren, die in ver schillende deelen dezer wereldstad bezig zijn het wereldrecord dansen-op-den-langen-af- stand te verbeteren wel het allerbedroevend ste ls? Dat wij er hier nog niet zóóveel sport- verd waasden op nahouden, dat het Ge schaft floreert, dat zich thans al eenige dagen en nachtenlang bezig is af te wikkelen. Men moet werkelijk medelijden met deze drie knapen hebben, want het moet een vrij desillusioneerende bezigheid zijn voor anderhalf-man-en-een-paardekop tot gek wordens toe rond te draaien zonder er voor alsnog amechtig bij neer te vallen. Is dan alle waardeering deze zonderlinge wereld uit? Bestaat er dan geen bewonde ring voor moed, geen adoratie voor uit houdingsvermogen, geen vereering voor schrikt u niet idealisme meer? Het is werkelijk jammer, maar de bladen hebben deze experimenten zoo ongeveer dood gezwegen en niettegenstaande deze vergui zing dansen die drie stumperds nog als-maar door. Wij hadden hier indertijd den heer Fer nando. Hij was een zéér kundig man want hij sprong honderd zestig uren aöhter elkaar rond, bracht ettelijke tientallen meisjes tot wanhoop en razernij en is reeds lang in het vergeetboek geraakt. Hij heeft reeds gerulmen tijd een opvolger anaar ook deze nog betere dwaas heeft de wispelturige volksgunst niet weten te be waren. Ook hij werd vergeten. De baan was derhalve vrij en nieuwe kunstenaars waren gereed om in letterlijken zin in de voetsporen hunner voordansers te treden. Twee dezer knapen hebben afgesproken eerst gezamelij'k en in roerende harmonie en lof waardige eensgezindheid die honderd zestig uren te evenaren en eerst, wanneer die grens is bereikt is het met de vriendschap afgeloopen en gaan zij elkander hijgend en ■blazend te lijf. Danst A honderd zeventig uur dan gooit B er nog een schepje op en springt een paar minuten langer rond. Wie het laatst er bij neervalt heeft het spel gewon nen. Men moet deze kunst vooral niet te laag aanslaan. Wanneer de Duitscher iets doet dan doet hij het goed. Beter dan u of ik het zouden doen; beter dan eenlg ander levend wezen het ooit zou kunnen doen. En dus wordt van deze geschiedenis in zijn gansche ontwikkelingsfase een protocol gemaakt. Dat is geen gekheid. Ik heb het protocol gezien: zooveel Blues, zooveel Steps, zooveel Tango's zoo vaak lichte massage, zoo vaak zware massage, zooveel meisjes tot razernij gebracht en tenslotte zooveel maal last van (par don!) gehad! Is het niet om ze alle drie in de kraag te pakken en op slag in een gekkenhuis op te sluiten? Toen ik dit spel met den waanzin aan dachtig gadesloeg trof mij een zeer opmer kelijk verschil, een verschil dat zijn oor sprong vond in het feit, dat de eerste twee heeren in een volksbuurt, de derde daaren tegen in een „betere" buurt optreden. Want voor den meneer die voor de „betere stan den" zijn vermaledijde kunsten vertoont, had men danseressen geëngageerd, terwijl in het van rook doortrokken zaaltje in het Oosten der stad allerhande meisjes het zich tot een eer rekenden in de armen van die twee idioten te mogen hangen, die door allerlei kunstgrepen op de been worden gehouden en die mij deden denken aan het versje uit mijn kindertijd toen Ik nog met een zweepje tegen een tol sloeg en dat als volgt luid de: „Nooit loopt mijn draaitol zonder slagen want sla ik niet dan staat zij stil!" En spreekt het geen boekdoelen voor de allermalste en allerbedroevendste tijden, die wij tegenwoordig beleven dat onverschillig wanneer ge komt, 's morgens, 's middags of 's nachts, altijd weer tientallen meisjes zich verdringen om in de armen van deze lieden te vallen die als afgebeulde karrepaarden het toppunt van waanzin trachten te bereiken? De jury brult door het zaaltje yaar de rook te snijden ls: „Dames en heeren! Hon derdveertig uur zijn af gedanst. Een weinig applaus alstubllef. Komt, handen op elkaar en dan allemaal samen: een-twee-drie Maar de toeschouwers schamen zich en niet dan héél schuchter gaan de handen op elkaar. Dat ls geen sport. En volslagen gek zijn we toch nog niet. Het applaus klinkt zoo mat dat het wel lijkt alsof de heeren en dames zélf die honderd veertig uur achter den rug hebben. En ik hoor hoe twee meisjes elkander influisteren: ,JDat is nou toch wer kelijk wel wat al te mal. Dan nog maar liever in Amerika kampioen in het boom zitten". Wat mij maar ik beoefen de sport dan ook maar enkel uit liefhebberij eerlijk gezegd óók een vrij ontzinde aardigheid lijkt. Het Bockbier-seizoen was weer de be schrijving waard. De verschil'ende restau rants speculeerden weer op het feit dat kin deren kinderen zijn en kinderachtige d'n- gen doen en guirlandes en slingers van groen trachten ons diets te maken dat wij niet in een smoorheet en kwalijk riekend 'o''aal vertoeven maar in een lieflijk geurenden zomertuin. En harten van chocola, den dorst gestaag opwekkende ramenassen, allerzonderlingst toegetakelde kereltjes met allerzonderlingste dranken, dragen er het hunne toe bij om ons in een stemming te brengen van ver geten en vergeven. Het was een nobele tijd Ik begeef mij met een goeden dorst naar een dergelijk feestelijk aangekleed lokaal en maak een heerlijk intermezizo mee. Want 'wanneer ik naar binnen wil gaan houdt er een taxi stil en een abnormaal dik heer wringt zich met moeite uit het binnenste van den wagen. Hij graait uit den broekzak de benoodigde gelden en neemt dan den chauffeur terzijde en zegt: Neen wacht eens even! Hoor eens. „Dus mijn adres weet je. Schrijf het nou maar liever op. Nééwacht nou toch eens even. Hier heb je mijn sleutels. Deze is die van de voordeur. Bind er een touwtje om, anders komen wij nooit weer thuis. Twee maal omdraaien, hè tweemaal. Juist. Dan rechtuit en de trap links op. Vijf en zeventig treden. Schrijf dat ook op. Dan dezen sleute'. nemen. Twee touwtjes ombinden, anders krijgen we de grootste ellende. Dan éénmaal omdraaien. Vergeet dat nou niet. vader. Eer ste sleutel tweemaal, tweede sleutel eenmaal. Opgeschreven? Goed, dan gaan we door. Dan deze sleutel. Drie touwtjes ombinden. Dat is een veiligheidssleutel. Ook tweemaal om draaien. Goed begrepen?" De chauffeur grijnst. „Jawel", zegt hij. „Komt in orde!" „En nu verder: Om drie uur sta je hier voor de deur. Je blijft hier staan. Haal mij hier uit het café. Als ik onhebbelijk wordt (en daar is groote kans op) doet er niks toe. Volhouden: Ik moet meeAls ik niet wil. geneer je niet: „brauchen Sie ruhig ein wenig Gewalt". En noU: asjeblieft". De dikkerd betaalt, geeft een stevige fooi en schommelt het dorado der natte geneug ten binnen. Komt even later weer naar buiten en roept den op weggaan staanden chauffeur toe: „He daar: Je zult me toch wel her kennen?" Waarop de chauffeur: „Wollens hoffen Herr!" Even later zie ik den Bockbier-liefhebber aan zijn eerste literkruik 'bezig. En' na een half uurtje volgt de tweede. Waarom ook niet? De terugweg is immers verzekerd? Een uur van onbedachtzaamheid Carl woonde in een zoogenaamde Lauben- kolonie en verdiende het niet al te hooge be drag van zeggen en schrijve dertig heele Hollandsche centen per dag. Dat is niet veel. Te weinig om van te leven en teveel om van te sterven, maar in elk geval totaal on voldoende om ervan naar een danslokaal te gaan. En toch: dit laatste was weinig anders dan een levenswensch van Carl. Hij zegt het den rechter zelf in dat heerlijk Berlijnsch dialect: „lek wollte in die jrosze Welt, welche für mlch oin Verjnujungslokal im Oosten darstellte". Dat is zoo begrijpelijk. Het leven van allen dag is zoo grauw en een beetje afwisseling in het proza komt ieder mensch toe. De rechter begrijpt het dan ook volkomen en zegt: „Kan ik mij zoo voorstellen, maar u bent in dat danslokaal in een keurig pak verschenen. Hoe zit dat eigenlijk?". Carl krabt zich bedachtzaam (het hoofd INGEZONDEN MEDETïEFLÏNGEN a 60 Cts. per regel. ST/LLEMD S/ijmop/ossenc/ In Doozen van 20 en 30 cenl. Bij Apoth. en Drogisten en zegt: „Even nadenken. Het is al zoo lang geleden", en vertelt dan: „Kijk eens meneer de rechter: Ik weet niet of u wel eens in een Verjnujungsloka. im Osten .geweest bent maarIk zag er niet al te best uit. Mijn pak was versleten, daar moet je er netjes uitzien, anders kijken de meisjes je niet aan. Ik was niet geknipt en niet geschoren, en wat deed ik dus? „U liet u vermoedelijk scheren", raadde de rechter. „Juist" zegt Carl. „Ik liet mij scheren, ik ilet mij knippen en ik liet mijn haar was- schén. Doch wat gebeurde? Toen alles kant en klaar was merkte ik opeens dat ik verge ten had geld bij me te steken. U kunt be grijpen hoe ik geschrokken ben? Maar lk ben een eerlijk man en geef dus den kapper een oude „Arbeitsbescheinigung" en mijn eerewoord dat ik hem „wel eens" zal beta len. Carl dwaalde intusschen verder en ontdek te plotseling een wonderschoon gestreepte broek. Een „pracht" van een gestreepte broek, meneer de rechter. Wat doe ik? Rits, ik grijp de broek van den haak, schiet in een portaai en trek de broek aan. Hij zat mij geschilderd. Dan wandel ik verder en ontdek opeens daar buiten aan een tweeden haak een pracht van een roode trui. Wat doe ik? Rits, ik grijp die roode trui. Ik schiet wéér een portaal bin nen en ik zie er uit als een edelman. Dan ga ik wéér verder en waarachtig, alsof hei ding er om smeekt: „Mensch, neem mij toch mee!", zie ik opeens een stijven zwarten hoed. Net zoo'n hoed als u hebt meneer de rech ter. Zoo'n tikkie scheef op m'n hoofd. Ik voel me echt lekker, meneer de rechter: U zou u óók kiplekkei voelen. Ik ga naar een bierlokaal. Ik tref er een vreemdeling, een keurigen vreemdeling. Hoe of die meneei heet? Ja, dat kan ik u natuurlijk niet zeggen want daar was het nu juist een vreemde ling voor. Die betaalt mij alles. Wij gaan aan den zwaai. Die vreemdeling kan er niet al te best tegen en ik neem hem onder den arm. De stumperd heeft het zoo benauwd. Wat doe ik dus? Ik doe hem zijn boord en das af en bewaar die zoolang. Waar? Nou. lk doe veiligheidshalve die boord en die das zelf om en wandel dan naar mijn ballokaal. En daar is nou de ellende begonnen. Deer lk daar wéér een vreemdeling kennen die met twee dames aan een tafeltje zit. Dames meneer de rechterEn wat een honger hadden «die dames! Ongelooflijk me neer de rechter. Moet u eens even opletten; In één uurtje negen tien paar Bock Wurst. Eindelijk werd ik wakker en wat zie ik? Alle maal weg en ik ben alleen". De reenter is een vriendelijk en een be grijpend man. Hij kent het leven in de Laubenkolonie, hij kent óók dien onweer- staanbaren drang naar een beetje afwisseling en hoopt te kunnen helpen. En de rechter zegt: „Het zou wel sens niet heeiemaal onmogeliik kunnen zijn, dat de dames u van uw geld hebben be roofd". En Carl, die de ster der hope zwakjes ziet fonkelen, valt schielijk in: „Ik werd bestolen, terwijl ik de jas, den hoed en de broek al leen maar geleend had!" Het slot van de geschiedenis: Het is de allereerste keer dat de heer Carl voor, de groene tafel staat en het leven ls hard. Hij heeft al die kledingstukken geleend. Hij is misschien wel door die vraatzuchtige vrouwspersonen bestolen. En de kleeren zijn allemaal nog te achterhalen. Carl heeft trui en broek laten oppersen. Alleen de hoed is in den strijd gesneuveld. De rechter strijkt met de hand over het voorhoofd, trekt dan zijn gezicht in een zeer gestrenge plooi en houdt een toespraak waar door Carl tenzeerste is geroerd. Hij belooft beterschap en wanneer het be grip „voorwaardelijke gevangenisstraf" hem duidelijk is geworden, buigt hij zich over de groene tafel, steekt een stevige vereelde werkmanshand uit en zegt: ,Dat noem ik nou nog eens recht spreken. Weibedankt. U bent een rechter zooals d'r meer moesten wezen. Ik ben best tevreden". VAN SWINDEKEN. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. 6R.HOUT5TR 163 HAARLEM.TEL12393 PER STEL BRONZEN 8*5 BRUG VOOR GEWOON VERKEER OVER DEN MOERDIJK? EN EEN NIEUWE SPOORBRUG? Naar de Prov. Geldersche en Nijmeegsche Crt. uit bevoegde bron verneemt, staat thans het plan van de regeering nadrukkelijk vast. om voor het gewone verkeer een vaste brug over den Moerdijk te slaan. Op het eerste plan staat dit werk niet. De bruggen over de Waal bij Zaltbommel en Nijmegen, en over den Riin bij Arnhem, gaan vóór. Door de afdeeling Bruggenbouw van het departément van waterstaat wordt het plan uitgewerkt, om de brug over den Moerdijk voor het gewone verkeer bestemd, met zeer wijde overspanningen te bouwen. De Waal brug bij Nijmegen zal met haar mïddenover- spaning van 200 meter, aldus werd verzekerd, wel aan de spits blijven, maar veel minder zullen de overspanningen van deze verkeers- brug over den Moerdijk niet worden. Het water ter plaatse bereikt n-1. een diepte van 10 tot 15 meter. De overweging, dat bij groote overspanningen een veel geringer aantal pij lers gebouwd moet worden, heeft uit econo misch oogpunt tot deze methode van uitvoe ring doen beslüiten. En dienovereenkomstig worden de plannen nu nader uitgewerkt. Intusschen vernam het blad nog verder, dat het niet uitgesloten is, dat de Nederlandsche Spoorwegen ook een geheel nieuwe brug voor het spoorwegverkeer over den Moerdijk zul len slaan. Men weet. dat deze brug onlangs versterkt is om zwaarderen last te kunnen dragen. Echter staat zij met haar enkel spoor de eischen van het drukke verkeer op dft gewichtige traject van ons spoorwegnet fn den weg. Noodig is verbouwing van de bestaande spoorbrug tot dubbel spoor of een geheel nieuwe spoorbrug over den Moerdijk, die vol ledig aan de moderne verkeerseischen voldoen kan. Die nieuwe bouw zal thans te bevoegder plaatse overwogen worden. EEN GEREFORMEERDE VEREENIGING VOOR VREDESACTIE Op initiatief van den heer H. L. van Brug gen, schrijver van een circulaire aan de Ge reformeerde Kerken en de Jongelingsvereeni- gingen in zake de ontwapening en mede van de brochure „Christus Kerktegen den oorlog!", is dezer dagen opgericht de „Gere formeerde Vereeniging voor Daadwerkelijke Vredesactie". Het bestuur der vereeniging be staat uit de heeren L. Augustijn, Rotterdam. F. J. R. van Bruggen, Amsterdam, H. L. van Bruggen. De Bilt, A. Eygenraam, Vlaardingen, W .de Groot, Baarn, Adr. Plomp Jr., Utrecht, J. van Tuyl. 's-Hertogenbosch. Er is een com missie benoemd, die een beginselverklaring zal concipieeren op prlncipieel-gereformeer- den grondslag. NIEUW SANATORIUM VOOR TYPOGRAFEN De vereeniging tot Bevordering der Ge zondheid in de Grfische Vakken zal een nieuw sanatorium stichten te Zeist. Het zal bestaan uit een hoofdgebouw met twee vleugels. In beide vleugels is plaats voor 20 patiënten (mannen en vrouweni; er is gezorgd voor een ruime conversatiezaal met een terras, uitzicht biedend op een prachtige omgeving. Verder een groote eetzaal, rook kamer. een keuken, dokterskamer, enz. enz. Op de eerste verdieping van het hoofdge bouw zijn vier slaapkamers elk met 3 bedden voor patiënten, een badkamer, personeel- kamers en een dito zitkamer, terwijl een linnenkamer de zaak completeert. In het hoofdgebouw is dus p'aats voor 32 patiënten, terwijl, mocht het in de toekomst noodig blijken, dit aantal gemakkelijk is op te voeren door uitbreiding van de beide vleu gels. Geheel afzonderlijk van het hoofdgebouw staat het, aan de achterzijde van het terrein te bouwen Kinderhuis met een paar ruime speelzalen. VERBORGEN SCHAT. Zaterdag is te Zwaagwesteinde (Friesl.) boelgoed gehouden ten sterf huize van den heer Van der P. aldaar. Toen de oproeper een bed zou verkoopen en dit van het ledi kant trok, bleek daar een stapeltje bankpapier tot een waarde van f 800 onder te liggen. EEN HOLLANDSCHE ROMAN IN HET HONGAARSCH. Bij de gebroeders Légrady is een Hongaar- sche vertaling verschenen van Het raadsel van den 13den December van Ben van Eys- selsteyn. in de vertaling van Mevrouw dr. Jószef Horvath, een bekende figuur in de Hongaarsche litteraire wereld. (N.R.C.) DE V. A. R. A. CONTRA DEN STAAT. HET AFBREKEN VAN DE REDE VAN G. J. ZWERTBROEK. Voor de Haagsche rechtbank heeft Dins dag ln de naar aanleiding van het afbreken der Leidsche radio-rede van den heer Zwert- broek, secretaris van de V.A.R.A., tegen den Staat wegens onrechtmatige daad ingestelde procedure, mr, Mobaoh als procureur voor de V.A.RA. overeenkomstig de dagvaarding door mr. Van der Goes van Naters uitge bracht, geconcludeerd tot schadevergoeding. Voor den Staat stelde zich jhr. mr. Van der Does. De zaak is voor antwoord zes weken aangehouden. TUMULT IN COEVORDEN'S RAAD. GEEN ONPARTIJDIGHEID BIJ BENOEMINGEN? In den Raad van Coevorden deed zich een incident voor, toen een socialistisch raads lid en de socialistische wethouder Zilverberg critlek oefenden op de wijze, waarop den laatsten tijd benoemingen bij het onderwijs geschied zijn. Men zou n.l. weigeren socialis ten en Israëlieten te benoemen. Het debat werd zoo hevig, dat de voorzitter tenslotte weigerde de vergadering te blijven presi- deeren, waarop hij deze schorste en aanstal ten maakte om zich te verwijderen. De leden van den raad liepen in groepjes te hoop en de voorzitter deed de deuren dicht. Gerui- men tijd ging men heftig te keer en eerst een half uur na de schorsing gingen, naar het Hbld. meldt, de raadsleden huiswaarts. EEN POSTZAK VERMIST. De politie te Zaltbommel stelt een ernstig onderzoek in naar de vermissing van een postzak, die Woensdagavond 14 Januari moet hebben plaats gehad bij aankomst aldaar, zoo mledt Het Volk. De post arriveerde met den trein, die omstreeks kwart voor negen aan komt uit de richting Utrecht en wordt ge laden in den personenauto, waarmede ook reizigers naar de stad worden vervoerd. Hoewel het onderzoek in alle stilte ge schiedt. is het toch ruchtbaar geworden- In den vermisten postzak moet zich een aanzienlijk bedrag aan geld bevonden hebben. BRANDSTICHTING IN EEN ZEILJACHT. Het Gerechtshof te Amsterdam vernietig de het vonnis tegen den 29-jarigen koop man B. G. N„ die verdacht wordt op 1 Juli 1928 nabij of in het Keteldiep brand te heb ben gesticht in zijn zeiljacht „El Beg", ten gevolge waarvan het jacht, de zich aan boord bevindende schilderijen en andere goederen Calles was verzekerd) verloren gingen. Op 16 April werd verdachte wegens brand stichting door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar en 3 maan den. Het Hof, opnieuw rechtdoende, achtte ver dachte schuldig aan opzettelijke brandstich ting en veroordeelde hem conform den eisch tot een gevangenisstraf van 1 jaar en 3 maanden. Het Hof wees het verzoek van den procu reur-generaal tot onmiddellijke in hechte nisneming af. FRAUDE BIJ DE VOLKS TELLING? NOG EEN VERANDERING TE ROTTERDAM. In „Het Volk" deelt een bewoner van de Hyacinthstraat te Rotterdam mede, dat door hem op 2 Januari een klacht was ingediend bij den chef afdeeling Volkstelling aldaar, naar aanleiding van het vermoedelijk eigen machtig invullen van een godsdienst van zijn gezin door den teller. Deze klacht is hem ge bleken juist te zijn ten opzichte van het ge loof zijner echtgenoote. Door 'hem was in gevuld „geen", door den teller is hiervan ge maakt „Roomsch-Katholiek". Thans is een verzoek aan den burgemeester verzonden, om een onderzoek naar de gedra gingen van dezen teller te willen doen in stellen. FEUILLETON. Uit het Engelseh van J. S. FLETCHER. (Nadruk Verboden). 18) „Er bestaat dus kans", vroeg Oliver die lijk wit geworden was", dat de dam het onver wacht opgeeft?" „Als er een storm uit het Zuiden komt op zetten, ja", antwoordde Louis John. „Het heeft geen zin om de waarheid te verbloe men". „Dan ga ik niet naar huls. voor ik den dam gezien heb", verklaarde Oliver beslist. „Haal een paar lantaarns, Crabtree". „We kunnen niets doen, voordat de inge nieurs den dam onderzocht hebben," merkte Washington op, „Er is aan den buitenkant niet veel te zien". „U kunt doen wat u wilt", hernam Oliver. „Ik ga er heen. Ik wil weten wat er precies gebeurd is. En als.u den dam niet onmid dellijk laat bewaken, dan blijf lk er den hee- len nacht zelf bij". „Als u er beslist heen wilt"gaf Wash ington toe". „Haal een paar lantaarns, Crab tree". Ondertussclien was het steeds donkerder geworden en de gevreesde storm scheen te zullen opsteken. De krachtige wind deed het water in het- reservoir hoog te^en den dam opzwiepen. Nu en dan barstte een hevige re genbui los, Naarmate de mannen dichterbij iiet reservoir kwamen, weiden de piassen groot-er en dieper. L «Dat is water uit het reservoir", fluisterde Louis John tegen Rawlinson. die naast hem liep, „deze plassen kan de regen niet veroor zaakt hebben. Als Crabtree het bij het rechte eind heeft en daar ziet het wel naar uit, dan zul je eens wat beleven!" „Zou je werkelijk denken, dat de dam het niet lang meer volhoudt?" antwoordde Raw linson eveneens fluisterend. „Als er met dynamiet gewerkt ls, vrees lk het ergste,*, zei Louis John. „En" voegde hij er aan toe, „als Je het mij vraagt, dan zou ik zeggen dat dat reservoir nooit op deze plaats gemaakt had mogen worden .De ligging ten opzichte van de stad en de vallei is veel te riskant". Bij den dam gekomen bleven ze staan. Crabtree liet Oliver het gat zien en Rawlin son keek met verwondering naar de groote brokken steen, die overal in het rond ver spreid lagen. Crabtree liet schijnsel van zijn lan taarn over de stukken steen spelen en zei: „Zoo oppervlakkig beschouwd lijkt het dat de schade niet veel te beduiden heeft, maar als de zaak is, zooals mijnheer Louis John meent dan Oliver sloeg geen acht op wat de hoofdop zichter zei en viel hem in de rede: „De dam mag geen oogenbllk onbewaakt gelaten worden!" „Als u er persé op gesteld bent", verklaar de Crabtree, „zal ik onmiddellijk een paar man op wacht zetten, maar ik voor mij geloof niet, dat er groot of direct gevaar bestaat". ..Groot gevaar? Onmiddellijk gevaar?" riep Oliver verontwaardigd. „Er mag in 't geheel geen gevaar bestaan". Hij maakte aanstalten om terug te gaan. „Ik zou u en mijnheer Washington graag nog een oogenblikje spreken", verzocht Crabtree. „U bent allebei gemeenteraadslid en Misschien wilt u zoo vriendelijk zijn om even met mij mee naar huis terug te gaan?." HOOFDSTUK XVIII. „Ik durf eigenlijk niet goed zeggen, wat ik op het hart heb", begon Crabtree. zoodra hij met de anderen in zijn huis gekomen was, „omdat ik niet graag iemand wil beschuldigen die misschien onschuldig is. Maar meneer Washington, wat denkt u van die kwestie met Barstow?" Washington fronste nadenkend het voor hoofd. „Daar had ik in 't geheel niet aan ge- dachtl" riep hij. „Ik ook niet", bekende Crabtree. „maar.... „Wat is dat nu weer?" viel Oliver hem on geduldig in de rede. „Wie is Barstow, en wat is er met hem aan de hand?" „Barstow was een van de werklui hier", vertelde Crabtree, „die eenige jaren bij ons in dienst was. Maar den laatsten tijd was hij aan den drank verslaafd geraakt, zoodat hij nadat ik hem eenige malen gewaarschuwd had, ontslagen moest worden. De man was niet te handhaven. En toen ik hem zijn ont slag aanzei, zwoer hij, dat hij zich vroeg of laat zou wreken". „En verdervroeg Oliver met gespan nen belangstelling nu. „Gisteren hoorde ik", vervolgde Crabtree, „dat hij een baantje gekregen had bij Dvbb in de steengroeve. Zooals u weet worden daar geregeld ont-p'offingsstoffen gebruikt Crabtree zweeg even veelbeteekenend en ging toen voort: .Natuurlijk heb ik geen enkel bewijs, maar Louis John die op Washington's verzoek met het oog op zijn technische kennis bij het onderwerp tegenwoordig was, tikte zijn vader op den schouder, ,,'t Is al laat", zei hij. „Die kwestie kan morgen ook besproken wor den. Maar ik zou nog niets aan de politie meedeelen van dit vermoeden voordat de dam grondig onderzocht is". Toen ze thuis waren, zei Louis John tegen zijn vader, dat hij hem nog even wilde spre ken over dat verhaal over dien Barstow. Dat was klinkklare onzin, verklaarde de jonge man op stelligen toon. „Meen je dat heusch?" vroeg zijn vader ge schrokken. „Mij leek het juist heel aanneme lijk". „Eenvoudig onzin", herhaalde Louis John. „De soort dynamiet, waarmee de dam ver nield is, wordt in geen enkele steengroeve gebruikt. Voor zoover ik heb kunnen vast stellen bij mijn vluchtig onderzoek, is het een soort dat alleen gebruikt kan zijn door iemand met begrip van technische dingen. En dan komt een man als Barstow niet als dader in aanmerking". Even was er een stilte en toen riep Louis John opeens opgewonden uit: „Ik ben er! Ik weet wie het gedaan moet hebben! Niemand anders dan Abe Hoyland! Dat is een kerel met technisch begrip. Het is een wraakneming van hem!" Oliver verb'eekte. „Denkt u maar aan' wat er gebeurd is, na dat Abe Hoyland verhuisd is", ging Louis John voort'. „Zijn vader was van schrik en verdriet gestorven en Hoyland zwoer, dat hij zich op u zou wreken. En toen nog dat geval met zfjn moeder". Oliver bracht de hand aan het voorhoofd. Hij herinnerde zich maar al te goed wat er met Hoyland's moeder gebeurd was. Zij had absoluut niet kunnen wennen aan haar nieu we woning. Wanneer haar zoon in de stad was, ging zij dikwijls naar het huisje waar zij een groot deel van haar leven gesleten had, totdat Hoyland op zekeren dag thuis kwam en zijn moeder niet vond. Hij ging onmiddellijk naar de vroegere woning in het bosch en vond haar in het water...dood. Sommigen beweerden natuurlijk dat zij zich verdronken had. Maar bij de gerechtelijke lijkschouwing bleek dat zij in het water ge vallen was, „Alles goed en wel", antwoordde Oliver na een lang stilzwijgen, „maar ben ik tenslotte verantwoordelijk voor den dood van twee stokoude menschen?" „Dat zegt ook niemand", hernam Louis John. „Ik heb 't alleen maar over de gemoed stemming van Abe Hoy and. Toen dat met zijn moeder gebeurd was, moet hij gezegd hebben, dat hij zich nu dubbel zou wreken. Hoor wat ik u zeg.... 't is Abe Hoyland's werk". „Dan weet ik wat mij te doen staat", ver klaarde Oliver opgewonden. „En „Kalm aan", viel Louis John zijn vader in de rede. „U hebt geen enkel bewijs, dat Abe Hoyland de dader is. Maar ik voor mij twij fel er geen oogenblik aan. Hij heeft ook technische ontwikkelingen om deze soort dy namiet te gebruiken. Ditmaal is zijn aanslag mislukt, tenminste, dat zul'en we hopen, maar ik ben er zeker van dat hij het niet bij dezen eenen keer zal laten. En weet u, waarom hij juist nu dien aanslag heeft ge pleegd? Omdat uw nieuwe huis zoo goed als klaar is. Hij weet, zooals ieder hier in den. omtrek, wat het beteekent wanneer de dam bezwijkt!" Voor het eerst in zijn lever misschien voel de Oliver zich hulpeloos verslagen. „Hij behoort onmiddel ijk gearresteerd te worden", zei hij na een pauze. Maar Louis John schudde het hoofd. „Gemakkelijker gezegd .dan gedaan", ver klaarde hij. „Waar hangt. Abe Hoyland op het oogenblik uit? In geen maanden heeft hij zich in Halfirth laten zien. Na den dood van zijn moeder heeft hij zijn huis verkocht en is weggegaan, niemand heeft er eenig idee van waarheen; dat weet u immers net zoo goed als ik". „Zeker", gaf Oliver toe. „maar als dat ge knoei aan den dam zijn werk is, moet hij toch hier geweest zijn". (Wordt vervolgd*»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1931 | | pagina 10