De auto misforalkt.
HERINNERINGEN VAN EEN
AUTOMOBILIST.
De Kinderziekte.
Otosjo.
TOLBESTORMERS
De Schrik van hef land
Een herinnering aan de Parijsche auto-bandieten.
Jules Bonnot aan het stuur
Een oude wijsgeer heeft het al gezegd: „als
een uitvinding waarde krijgt voor de praktijk,
is de misdadiger er gauw bij om er profijt
van te trekken".
Zoo is het ook met den auto gegaan!
Het Ls nu ongeveer 20 jaar geleden, dat de
Parijsche auto-bandieten schrik en ontstel
tenis veroorzaakten.
De serie misdaden werd ingeleid door den
aanslag op den banklooper Caby. Een grijze
Dion-Bonton auto stond voor een filiaal van
het Crédit Poncier in de Rue Ordner, een der
drukste straten van Parijs te wachten. Toen
de banklooper met een portefeuille waarin
30.000 francs aan bankbi'jetten en 50.000
francs aan wissels naar buiten kwam, werd
hij door eenige mannen overvallen en omdat
hij zijn portefeuille niet vrijwillig afstond,
door revolverschoten ernstig gewond. Ook
toeschouwers werden met de revolvers op een
afstand gehouden en weldra verdwenen de
vier bandieten met het geld in den auto. De
bestuurder van een brouwerswagen had den
moed om voor den auto te gaan rijden, om
deze tot stoppen te dwingen, maar drie van
van een polUle-auto.
de autobandieten begonnen op hem te vuren
en nadat zijn hoed doorboord en een der
paarden geraakt was, moest hij zijn plan
laten varen.
Er is toen door de politie een uitgebreid
onderzoek Ingesteld naar de grijze limousine
No. 701 B 2. maar in geen enko'e garage werd
hij gevonden. Wel bleek, dat die auto gesto
len was. Bovendien wist de politie al heel
gauw vast te stellen, dat de auto bemand
was geweest met vier bekende anarchisten,
Bonnot, Gamier. Raymond la Science en
Dieudonné. Bonnot had aan het stuur ge
zeten. Hij was een bekwaam chauffeur, die
eenige dagen te voren door zijn werkgever,
de detective H. Ashton-Wolfe. die een be
langrijk aandeel gehad heeft in de vervol
ging der auto-bandieten, ontslagen was Bo
venstaande foto laat Bonnot zien aan het
stuur van den auto van den detective.
Al wist de politie welke misdadigers zij
moest hebben, het was heel moeilijk om de
bandieten te vangen. Verschuilen konden
zij zich toch niet. Een hunner, Gamier, was
zelfs zoo brutaal, dat hij aan het hoofd der
HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAC 24 JANUARI 1931
DERDE BLAD
Een macht, aan ons comfort gewijd.
Gehoorzaam onzen wil,
Een glorie van een grootën tijd,
Die straks, luid schallend, langs ons glijdt.
Maar nu nog even stil.
Een schoonheids-wedstrijd der techniek.
Ook voor den wandelaar,
Aanschouwd door 't drentelend publiek,
In vrede, zonder de critiek,
Ontleend aan lijfsgevaar.
LANGS DE STRAAT.
Een Weerzien.
Het was een desolate boel. De auto met
den bekenden naam was binnen de aan
trekkingskracht van een rasgenoot gekomen.
Ik wil geen merk noemen, want het is niet
de gewoonte om in de redactioneele kolom
men reclame te maken, maar ik zeg u toch
dat bedoelde auto's volgens de overlevering
vroeger niet als auto ,.au sérieux" genomen
werden. Een ezel kan er niet op bogen een
paard :e zijn, maar het merkwaardige ras
onder de auto's waarop ik hier doel, heeft
onlangs toch een reeks verrassende evoluties
ondergaan, die het volkomen volwaardig
hebben gemaakt en een ezel kan het toch
maar niet verder dan muilezel brengen.
Maar de ontredderde voertuigen die de
hoofdpersonen in dit drama zijn. waren nog
van de oude, primitieve soort, cn men kon
aan alles zien. dat zij sinds menschenheuge-
nis de attributen van hun vroege afkomst met
zich mee hadden gesleept. Er moeten ril
lingen door de ijzeren gebintes en de groen-
teblikken lendenen gevaren zijn. toen deze
vierwielers, de één beladen met melk. de an
der met verhuisgoed, elkander op den hoes
van den straat tegenkwamen
Toen de chauffeurs in de „Vergulde Kurk'
tot bezinning gebracht waren, verklaarden
zij dat zij ce macht over hun sturen ver
loren hadden, zij hielden rechts, maar de
oudjes waren obstinaat links gegaan en
recht op elkander ingestoven.
Nu lijdt het voor mij geen twijfel of dit
was een geval van herkenning. Deze vete
ranen hadden zich naast elkaar zien gebo
ren worden op de ketting-zonder-einde van
de groote fabriek in Detroit, <jie auto's af
leverde in hetzelfde tempo, waarin elders
toffees vervaardigd werden.
En daar stonden zij nu. Knusjes in elkan
der gedrongen, de raaiatortjes gezellig lek
en gezellig ingedeukt, vettige tranen van
ontroering vormden een plasje op het
asphalt. Met de groote. dom-sUrende oogen
hunner koplampen zagen zij elkander glazig
aan en onbewegelijk klemden zij elkaar vast
in de ijzeren omarming der verkreukelde
spatbordjes. Het was tragisch en grootsch.
Het was het wederzien par excellence, het
was het litteraire wederzien, zooals men dat
kent van de romantiek en van het tooneei
van veertig jaar geleden.
En alles was aanwezig om de stemming te
verhoogen. Het was druilerig weer. De sche
mering kwam aanzeulen, de lichten der straat
wierpen een gelig schijnsel op de ravage van
in elkander gedrongen voorstevens. De regen
siepelde tik-tak=tik-tak op het metaal van
spatborden en motorkap. Olie drupte zacht-
kens op het plaveisel en een straaltje melk
kleurde de nattigheid wit. Er was geween
allerwege.
De menschen die bij dergelijke ongevallen
de straat plegen te bevolken, stonden er druk
gesticuleerend bij. Het waren allemaal
experts. Men gaf zijn meening ten beste, men
analyseerde de symptomen van het ziekte
beeld zooals het zich aan de waterige oog
jes voordeed, en men toonde niet de minste
piëteit voor het wederzien. Begreep men dan
de wijding van dit oogenblik niet? Begreep
men niet dat de veteranen elkaar gevonden
hadden, dat dit oogenblik met mathematische
zekerheid .in de sterren beschreven stond,
toen twee gloednieuwe, jonge, frivole karretjes
in Detroit van de ketting-zonder-eind liepen,
achter elkaar?
Ja er was er een die dat begreep. Hij
stond als ik, afzijdig. Hij kwam naar mij
toe en zei in een echt Hollandsche bui van
plotselinge mededeelzaamheid: „Se hebbe
mekaor so lief!"
L. A.
lasting van den weg betaald was. Maar dan
stak de heer Boom zijn hand In den binnen
zak van zijn jas en hij schoof den beduus-
den tolgaarder een lidmaatschapskaart van
een of andere vereeniging onder den neus.
een lidmaatschapskaart voorzien van een
portret en hij riep: „Maak voort, politie, wij
Automobielfeesten te Scheveningën, 1907. Concours voor minimum benzinegebruik. De
deelnemers voor hetel „Den Hout" alhier, CDe Auto).
Massale paardenkracht, getemd
En samen in een kooi.
Zelfs Nurks komt er eens heen getramd,
Hoe norsch op dit punt ook gestemd.
Zoo vindt hij au tos mooi.
P. CASUS.
De Daimler (1896) van notaris J. P. Baeksc,
een der eerste of de eerste automobilist van
Nederland cn medeoprichter van de K.N.A.C.
(Uit het Gedenkboek der K-NA.C.)
In 1896 deed de automobiel haar Intrede
in Nederland. In het Gedenkboek van het
125-jarig bestaan van de K.NA.C. schreef
men:
„Vraagwaardig ls nog steeds wie de eerste
automobilist was in ons land, de heer Zim
merman. fotograaf te Den Haag. of notaris
Backx te Wieringerwaard. Als derde kwam
m ieder geval de heer M. W. Aertnys, die in
1897 een Benz in Mannheim kocht, en door
zijn energieke propaganda, als importeur
der Benz-automobielen. werd zijn woonplaats
Nijmegen ln korten tijd de motorstad van
Nederland. In zijn bijdrage voor het Gedenk
boek schreef de heer Backx Jr. het volgen
de: „Einde September werd de Victoria in
Amsterdam afgeleverd. Het was een Daimler
en een Duitsch monteur was meegekomen
om de wagen hier te lande af te stellen
en den koetsier van den heer Backx het
chauffeeren te leeren. Van den trein uit had
onze Duitscher evenwel met schrik de smalle
wegen bekeken, welke dikwijls aan beide
zijden door sloten begrensd waren zoodat toen
hij in Amsterdam voor het feit gesteld werd
de auto te moeten besturen, hij ronduit ver
klaarde dit niet te durven! Het was hem te
gevaarlijk. Gelukkig toonde de koetsier van
den heer Backx meer moed".
..Van Amsterdam ging het over Purmerend,
Alkmaar, Schagen naar Wieringerwaard.
Overal groote oploopen, verbazing en ge
joel. dat zich af en toe ln niet vriendelijk©
vltlatingen openbaarde.Vreeselijke scènes met
de paarden bleven natuurlijk niet uit, zelfs
menschen sloegen verschrikt op de vlucht en
dikwerf liet een boer paard en wagen in den
steek, onder den uitroep van „Daar hel Je
den duuvell"
Cyriel Buysse schreef over dezelfde periode
der kinderziekten: „Het ding had zenuw-
schuddingen als van een hevlgcn koortslijder"
en (tijdens een reis met mijn vriend Maeter
linck) „Van het schrikbeeld dat een band
zou springen of anders lek worden, kreeg
je hartkloppingen. Je hing steeds min of meer
uit den wagen, om te speuren hoe de banden
zich gedroegen. Met de carburatle ging het
nog al zoo en zoo; je gaf maar overvloed
van benzine, zoodat je als een walmende
en stinkende lamp over de wegen vloog. Maar
de ontsteking. O, die ontsteking! Om de
zooveel tijd ontstak de ontsteking niet: en
daar stond jel Pet af, druipend voorhoofd,
handen zwart als roet, met nagels die in
geen weken meer waren schoon te krijgen!
Ook iets van beteekenis was de gangwissel,
het veranderen van versnelling. Telkens zag
ik Maeterlinck's gezicht vertrekken of het
zijn eigen tanden waren, die in de raderen
beten. Het was lederen keer er op of er
onder, een echte worsteling, een tweegevecht
met het schuddende en spuwende monster".
Benz type 1S9S. vermoedelijk de eerste be
drijfsauto in Nederland.
(Uit het Gedenkboek der K-NA.C.)
zoeken Rosier!" De tolboom vloog open en
de auto sprong vooruit en de tolbaas vergat
geld te vragen
Zoo ziet men dat er zelfs vóór 1910 per
automobiel al tollen bestormd werden.
Als passagier heeft de heer Boom met een
stoomauto meegereden. „Dat was heel mal.
De eerste automobilisten stopten af en toe
bij den dorpsdrogist, onder het beeld van den
Gaper, om benzine in te nemen. Maar de
stoom-automobilist zette zijn karretje aan
den slootkant, wierp een lange slang uit... en
slorpte water in zijn ketel op, die zich als een
werkende vulkaan onder de zitplaatsen be
vond!
De evolutie heeft zich door menigen vin-
nigen strijd onderschelden. Zoomin als de
bioscoopexploitanten aan den electrischen
motor wilden „omdat het regelmatige
draaien met de hand, niet door een motor te
vervangen was", zoomin voelde een deel van
de automobilisten en importeurs iets voor 4
wielremmen, duozittingen, motoren met
schuiven en ballonbanden. Dergelijke nieu
wigheden veroorzaakten in de vakpers ware
polemieken en de tegen- en de voorstanders
stonden als kemphanen tegenover elkander.
Zij die het verst konden vooruitzien werden
het hevigst bestreden, In dit opzicht maakte
de ontwikkeling van de automobiel en het
motorrijwiel waarlijk geen uitzondering op
de levensgeschiedenissen van andere belang
rijke uitvindingen.
Veel van wat was, is spoorloos verdwenen.
Aan den Heerenweg stond eens een fabriek
van motorrijwielen waar zestig man werk
vonden onder leiding van den constructeur
Altena. Indertijd werden de „Altena's" toch
vrij druk bereden. Maar fabriek en merk
zijn verdwenen. En wie herinnert zich nog
de aanhang- en voorspanwagens? De aan
hangwagen was een sierlijke mand op fiets
wielen een soort van rollende wieg, met een
langen steel, die achter aan de motorfiets
werd vastgehaakt. De heer Boom heeft het
zien gebeuren, dat een motorrijder, wiens
bewegingsvrijheid belemmerd werd door den
rollenden aanhangmand de bocht te snel en
te kort nam. Het gevalletje kantelde en de
sportieve dame die als een ruiker in een
vaas, in het mandje gestoken zat, rolde over
de Kruisstraat.
Men mag er nu om lachen. En toch móet
men respect hebben voor de hakkeploffers.
tuf-tuffers, stoomfietsers, buitelaars en
avonturiers die lange afstandsritten organi
seerden, betrouwbaarheidstochten, renproe-
ven tegen paard en wagen.... en hondenkar,
die in drie dagen van Maastricht naar Gro-
Carrosserie type 1907. (Schutter en Van Bakel,
AmsterdamDouble Conduite Intérieure op
Lorraine Dietrich.
(Uit het Gedenkboek der KNA.C.)
ningen reden en den wagen om de twee uur
een half uur rust moesten geven, opdat de
motor af zou koelen, die met rcode vlaggen
ln de hand de Hollandsche steden onveilig
maakten en van hun hooge zitplaatsen af.
boven hun hoofd het malle tentdakje, laag
neerkeken op de verstomde burgers, die hen
voor gekken uitscholden.
Puf-Puf-Puf-Puf... met één cylinder van
Mannheim naar Nederland, pufpufpuf
pufen toch was de zaak in een
jaar of twintig beklonken!
Daar staan ze weer in volle pracht.
Een wijdsche oogenlust
Een massabeeld van stoere macht.
Van menschelijk vernuft en kracht.
In tijdelijke rust.
Een sprookje van moderne lijn,
Van schitterende kleur.
Een droom van glanzend gladden schijn
En een mechanisch kunstfestijn,
Voorshands nog zonder geur.
Een gesprek met den heer J. A. Boom
door L. A.
Herinneringen! Het bijzondere van
herinneringen op het gebied der
automobielsport en der automobiel
techniek, is, dat zij besloten zijn
binnen den kring van betrekkelijk
weinig jaren, en binnen de grenzen van een
menschenleven. Wanneer een man als de
heer J. A- Boom gaat vertellen (in 1903 stichtte
hij met vooruitzienden b.ik het blad „De
Auto") dan ontrolt zich een wonderlijk tafe
reel voor het geestesoog, een tafereel dat men
overigens geïllustreerd moet zien met foto's
uit dien tijd. Men begrijpt „de malle gevallen"
van toen wel zoo goed, wanneer men de kie
ken ziet van de eerste automobilisten in hun
voor onze begrippen allerzonderlingste
vehikelen, die in hun dwaze gedaanten aan
de boerenkar, de sjees, de tilbury, de eerste
locomotief herinnerden. Want zooals de
bouwkunstenaren van lang vóór Christus ge
ïnspireerd waren op den vroegsten houtbouw
en op vlechtwerk, zoo waren de eerste caros-
serie bouwers ten aanzien van de inspiratie,
aangewezen op het voorbeeld dat het dichtst
bij was; het rijtuig, het rijtuig zonder paard.
En dat voorbeeld heeft wel bevruchtend ge
werkt! Men kijk er de afbeeldingen van de
eerste auto's maar op aan. £ij hebben wielen,
ja, en treeplanken (die geen vertrouwen in
boezemen) en hooge zitplaatsen onder 'n dak,
soms. dat zich heeft weten te handhaven
naar het schijnt tot op den huidigen dag
in het karretje van den ijsverkooper of de
overkapping van een scharesliep!
Maar men mag niet vergeten dat deze al
lermalste vehikels, wier „stroomlijnen" de
krullen van den rococostijl vertoonden, toch
maar de baanbrekers waren voor een groot-
sche idee en de wegbereiders van éen mecha
nisch tijdperk dat wonderlijk snel tot bloei
kwam.
Automobiel Gelria (Nederlandsen fabrikaat
1900). De proefrit ArnhemGooi. 60 KM.,
werd in 4 uur afgelegd, met 3 rusttijden van
een halj uur voor afkoeling.
(Uit het Gedenkboek der K-N.A.C
De heer Boom heeft heugenis aan tal van
alleraardigste incidenten uit de prille jeugd
van de automobielsport. Hij herinnert zich
tentoonstellingen en betrouwbaarheidsritten
in de jaren tusschen 1900 en 1931 en hij kan
u bijvoorbeeld vertel en dat hij in 1905 aan
een clubtocht naar Leeuwarden heeft mee
gedaan. 's Nachts om een uur of twee keerde
men huiswaarts maar op den weg naar Hee
renveen reed een groote. awaarbeladen kar.
De wegen waren nog niet breed toen en met
toeteren bereikte men'geenerlei resu.taat.Het
leed geen twijfel, of de man op den bok was
in een echt-gezonaen slaap gedompeld en
wie rekende er in die dagen op automobiel-
verkeer? Toen kregen de automobilisten een
bijzonder goed zij het een eenigszins ma
licieus idee. Zij liepen den wagen voorbij,
pakten het paard bij den kop en deden het
keerende boer op den bok sliep rustig
verder (het was nacht en de arbeid was
zwaar geweest en de weg was recht en lang
dus waarom zou hij niet rustig verder sla
penen rustig sjokte het paard voor
waarts maar nu den anderen kant, den terug
weg op. En de heeren automobilisten ver
volgden hun weg.
Toen was het zoo. dat je wel wist hoe laat
je weg ging, maar niet hoe laat je weer thuis
zou komen. Een band garandeerde men voor
drie duizend kilometer en als je naar Fries
land moest, dan moest je rekenen op een keer
of drie panne. Het slipgevaar met de twee
akelige bandremmetjes op de achterwielen,
was zeer groot en de rijder modderde altijd
met accu's, reserve-accu's, ontsteking en wat
dies meer zij." Ik ging er eens met den motor
op uit met mijn vrouw, zoo vertelt de heer
Boom, en ik had een prachtige witte motor-
jas aangetrokken en mooie witte handschoe
nen. In de Meer liep het al mis.
De accu vertikte het en ik moest de re
serve-accu te hulp roepen.
Na verloop van vijf minuten zag mij-n witte
jas er erbarmelijk uit. Maar we gingen wel
gemoed verder. Langs de Vecht reden wij ge
lijk op met wielrijders. Ons voertuig wilde niet
sneller dan 25 K.M. loopen. De fietsers riepen
,.Toe meneer kun je niet wat harder?" Waar
op mijn vrouw zei (om de eer te redden)„Rij
alsjeblieft niet zoo hard, want het is hier
zoo mooi!". Bij Arnhem liggen een paar
heuveltjes. Wij zwoegden er tegen op: En
weer zei mijn vtouw maar nu van harte
„wat is het hier mooi!", maar ik dacht er
het mijne van, want het zweet liep langs mijn
voorhoofd en ik trapte nog harder mee dan
de motor!
Dat zijn drama's uit de jaren vóór 1910.
Zij zijn niet zeldzaam. Is er nog niet het
De heer A. L. Wiessner te Bandjarnegara op
.zijn 2 cylinder stoomauto. (1902).
(Cliché „De Auto".
geval Aertnys? De heer Aertnys was één der
eerste importeurs van Nederland, en mede
oprichter van de Ned. Automobiel Club. Hij
had in Mannheim een Benz gekocht en zou
het ding zelf gaan halen. Hij kreeg de beste
mecanicien van de fabriek mee. De 1-cylinder
tufte, pufjpuf-puf-puf-puf in een welwillend
en braaf sukkelgangetje door de Duitsche
dreven. De mecanicien was een zwijger. Hij
stuurde en zweeg, zweeg als een mof. Men
kent dat. Het stille type dat zijn voorhoofd
fronst en zijn plicht doet en niets meer.
Aanvankelijk ging het puf-puf-puf-puf; maar
nog later puf..pufpuf..puf. Toen
verbrak de mecanicien het stilzwijgen en hij
die den kersverschen kooper, den avantgardist
de Nederlandsche baanbreker toch wel wat
had mogen animeeren, sprak somber: „Jetzt
fangt die Schweinerei schon an". Hij had de
knalpot verloren! Maar de heeren kwamen
het te boven. Het ging weer een tijdje goed.
De 1-cylinder hakkeplofte deugdzaam verder.
Tot er heuvelen aan den einder opdoemden.
De zwijgzame zweeg, voorhoofd gefronst,
spieren gespannen, somber gestemd. De heu
velen kropen dichter bij. De jonge Benz deed
zijn best en klom en klom en klom steeds
hooger, maar er waren grenzen. Het kittige
puf-puf-puf-puf werd weer pufpuf
pufpuf. Toen verbrak de Duitscher weder
om het stilzwijgen. Hij zeide „H-eraus! Schie-
ben!" En de heeren stegen uit en duwden
den jongen Benz over den heuvelkop heen
En in Nederland mochten de heer Aertnys
en zijn Benz zich alleenlijk vertoonen wam
neer de eerste zich wapende met een rooden
vlag, waarmee flink gezwaaid kon worden
Ruim twintig jaaT geleden werd Haarlem
in rep en roer gebracht door het geval Frans
Rosier, de roofmoordenaar, die telkens aan
de handen van de politie wist te ontsnap-
oen en overal in den omtrek gezocht, werd
Wijlen onze directeur, de heer J. C. Peere
boom. maakte in dien tijd ook al gebruik
van een automobiel, wanneer het op spoed
aankwam. Op zekeren middag belde hij den
heer Boom op en hij vroeg hem cf hij met
hem een autotocht wou maken naar Alkmaar,
waar hij eenige menschen moest spreken. Men
ging langs den tollenrijken weg, die naar
het Noorden leidde. Alle tolboomen waren
gesloten en bij ieder tolhuisje stond een
kordate gaarder klaar, die er niet aan dacht
den boom open te draaien alvorens de be-